14
Barkhuizen, de dokter met de dikke bril en het lange haar, deze keer in een eigenwijze grijze vlecht, komt de volgende ochtend pas weer langs, nadat Bennie met tegenzin zijn ontbijt naar binnen heeft gewerkt.
‘Het is goed dat je eet,’ zegt hij. ‘Hoe voel je je?’
Hij maakt een handgebaar om aan te geven dat dat er niet echt toe doet.
‘Problemen gehad met eten?’
Hij knikt.
‘Misselijk?’
‘Een beetje.’
De dokter schijnt met een lampje in zijn ogen.
‘Hoofdpijn?’
‘Ja.’
Hij legt een stethoscoop op zijn borst en luistert, zijn vinger op Griessels pols.
‘Ik heb een huis voor je gevonden.’
Griessel zegt niets.
‘Je hebt het hart van een paard, vriend.’ Hij haalt de stethoscoop weg, laat hem onder zijn witte jas glijden en gaat zitten. ‘Het stelt niet veel voor. Een studio in Tuine, beneden een keuken en een kleine zitkamer, houten trap naar de slaapkamer boven. Douche, wasbak en een toilet. Twaalfhonderd rand per maand. Het gebouw is oud, maar netjes.’
Griessel wendt zijn hoofd af en staart naar de muur tegenover hem.
‘Zie je het zitten?’
‘Ik weet ’t niet.’
‘Wat dan, Bennie?’
‘Net had ik er nog de pest in, dokter. En nu heb ik het gevoel dat het allemaal geen moer uitmaakt.’
‘Waar had je de pest over in? Over wie?’
‘Iedereen. Mijn vrouw. Mezelf. U.’
‘Je moet niet vergeten dat je een rouwproces doormaakt, want je vriend de fles is dood. Je eerste reactie is dat je iemand daar de schuld van wil geven. Je hebt kerels die jarenlang in die woedefase blijven steken. Je hoort ze bij de aa, ze gaan tegen alles en iedereen tekeer, vloeken en schelden. Maar het helpt niets. En dan heb je de depressie. Die hoort bij de ontwenning. Depressie, lusteloosheid en moeheid. Daar moet je doorheen, je moet aan de andere kant uitkomen, voorbij de ontwenning en de woede, tot je bij berusting en aanvaarding komt. Je moet verder gaan met je leven.’
‘Wat voor leven, verdomme?’
‘Het leven dat je voor jezelf gaat maken. Je moet iets vinden wat de drank kan vervangen. Ontspanning, een hobby, beweging. Maar voorlopig bekijken we het dag voor dag, Bennie. En nu concentreren we ons alleen op morgen.’
‘Ik heb niks meer. Twee koffers met kleren, dat is alles.’
‘Je vrouw laat vandaag een bed bij dat appartement bezorgen, als je het wil hebben.’
‘Hebt u met haar gepraat?’
‘Ja. Ze wil helpen, Bennie.’
‘Waarom heb ik haar hier nog niet gezien?’
‘Ze zegt dat ze de vorige keer te goedgelovig is geweest. Ze zegt dat ze deze keer voet bij stuk moet houden. Ze wil je pas weer zien als je helemaal droog bent. En ik denk dat ze gelijk heeft.’
‘Jullie hebben het allemaal leuk bedacht, hè?’
‘Het Rode Complot, de grote samenzwering. Iedereen is tegen je. Tegen jou en de fles. Het is erg, ik weet het, maar jij bent een harde, Bennie. Jij kunt dat wel hebben.’
Griessel kijkt hem alleen maar aan.
‘Laten we het over je medicatie hebben,’ zegt Barkhuizen. ‘Wat ik wil voorschrijven...’
‘Waarom doet u dit, dokter?’
‘Omdat medicijnen je kunnen helpen.’
‘Nee dokter, waarom doet u zoveel moeite? Hoe oud bent u?’
‘Negenenzestig.’
‘Shit, dokter, is het niet allang tijd om met pensioen te gaan?’
Barkhuizen glimlacht en knijpt achter zijn brillenglazen even zijn ogen dicht. ‘Ik had een strandhuis bij Witsand. We waren drie maanden met pensioen, toen lag de tuin er mooi bij, het huis was op orde en we hadden de buren ontmoet. En daar begin ik naar de fles te verlangen. Toen begreep ik dat dit niet was wat ik moest doen.’
‘Toen kwam u terug.’
‘Om kerels zoals jij het leven zuur te maken.’
Griessel kijkt hem lang aan. Dan zegt hij: ‘De medicijnen, dokter.’
‘Naltrexon. De handelsnaam is ReVia, vraag me niet waarom. Het werkt. Het maakt de ontwenning makkelijker en er zijn geen ernstige bijwerkingen, zolang je je aan het voorschrift houdt. Maar op één voorwaarde. Je komt de eerstkomende drie weken één keer per week bij me langs en je gaat geregeld naar de aa. Daarover valt niet te onderhandelen. Het is alles of niets.’
‘Afgesproken.’ Zonder aarzeling.
‘Weet je het zeker?’
‘Ik weet het zeker, dokter. Maar ik moet u eerst iets vertellen, zodat u weet waar u aan begint,’ zegt hij en hij tikt met zijn wijsvinger tegen zijn slaap.
‘Vertel op, Bennie.’
‘Het gaat om de schreeuw, dokter. Ik wil weten of die medicijnen ook helpen tegen de schreeuw.’
De kinderen van de dominee komen goedenacht wensen. Ze kloppen zacht op de deur en hij aarzelt even. ‘Pardon,’ zegt hij tegen haar en dan roept hij: ‘Binnen.’ Twee opgeschoten jongens die grote moeite hebben om hun nieuwsgierigheid te bedwingen, de oudste misschien zeventien jaar oud. Hij is lang, zoals zijn vader, en zijn jonge lichaam is sterk. Zijn blik schiet over haar borstmaat en haar benen. Hij ziet het zakdoekje in haar hand en er ligt een aandacht in zijn blik die ze herkent.
‘Trusten, pa,’ zeggen ze om de beurt en ze geven hem een zoen.
‘Trusten, mannen. Slaap lekker.’
‘Trusten, mevrouw,’ zegt de jongste.
‘Trusten,’ zegt de andere en als hij zijn vader zijn rug heeft toegekeerd, kijkt hij haar met openlijke belangstelling in de ogen. Ze weet dat hij haar kwetsbaarheid ziet, de mogelijkheden die dit biedt, onwillekeurig, als een hond die een bloedspoor ruikt.
Ze ergert zich. ‘Welterusten,’ zegt ze, haar ogen afgewend, onbeschikbaar.
Ze trekken de deur achter zich dicht.
‘Richard is volgend jaar hoofseun,’ zegt de predikant trots. Hij spreekt zijn naam uit als ‘Riegaart’.
‘Jullie hebben twee zonen?’ Een mechanische vraag.
‘Je hebt er je handen vol aan,’ zegt hij.
‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘Wil je nog iets hebben? Nog wat thee?’
‘Ik wil even mijn neus poederen.’
‘Natuurlijk. De gang door, tweede deur links.’
Ze staat op, strijkt haar rok glad, van voren en van achteren. ‘Neem me niet kwalijk,’ zegt ze, doet de deur open en loopt de gang door. Ze vindt het toilet, doet het licht aan, trekt de deur achter zich dicht en gaat zitten om te plassen.
Ze is nog steeds kwaad op de jongen. Ze is zich er altijd van bewust geweest dat ze een geur om zich heen heeft die mannen het signaal geeft: ‘nee heb je...’ Een combinatie van haar uiterlijk en haar persoonlijkheid, alsof ze wéten... Maar zelfs híer? Met een snotneus? Een domineeszoon?
Ze wordt zich bewust van het geklater van de straal urine in het stille huis.
Luisteren deze mensen dan niet naar muziek? Kijken ze geen televisie?
Het komt doordat ze er zo ziek van is. Het komt doordat ze niet meer zo wíl ruiken. Ze wil ruiken zoals de vrouw van dít huis, een trouwvrouw, een ik-wil-je-liefhebbenvrouw. Dat heeft ze altijd gewild.
Dan is ze klaar en ze veegt zich af, trekt door, opent de deur en doet het licht uit. Ze loopt terug naar de studeerkamer. De dominee is er niet. Ze gaat voor de boekenkast staan, kijkt naar de ruggen van de boeken die dik en dun naast elkaar staan, sommige oud en ingebonden, andere nieuw en fris, allemaal over God en de Bijbel.
Zoveel boeken. Waarom moeten ze zoveel boeken over God schrijven? Waarom is dat nodig? Waarom komt Hij niet gewoon naar beneden en zegt: ‘Hier ben Ik, maak je geen zorgen’?
Dan kan Hij haar ook uitleggen waarom Hij haar die geur heeft gegeven. Niet alleen die geur, maar ook de zwakheid en de problemen. En waarom Hij die tuthola hier in de keuken, met haar degelijke jurk en haar deugdzame handen, nooit zó op de proef gesteld heeft? Waarom is zíj gespaard? Waarom heeft zíj zo’n goeie sul van een man gekregen? Wat zou zij doen als alle ouderlingen van de gemeente aan haar kwamen snuffelen met zo’n wazige blik die zei: ‘Mijn verstand zit nu in mijn pik’?
Ze zou waarschijnlijk verontwaardigd naar adem snakken en vervolgens aan iedereen een traktatie uitdelen. Het tafereel laat haar hardop lachen, een kort, onvrouwelijk geluid en ze slaat haar hand voor haar mond. Maar het is te laat, want de dominee staat achter haar.
‘Gaat het?’ vraagt hij.
Ze knikt en blijft met haar rug naar hem toe staan tot alles onder controle is.
De hoeveelheid overweldigt Tobela bijna.
Het meisje met de oorringen geeft hem eerst een algemene inleiding over hoe internet werkt en dan laat ze hem met de muis op het scherm klikken. Hij sukkelt, het duurt even voor hij de coördinatie tussen het ding in zijn hand en de cursor op het scherm onder de knie heeft. Maar gaandeweg wordt hij er beter in. Ze wijst hem een paar links en pagina’s, hokjes waarin hij woorden kan intikken, de grote ‘backspace’-pijl voor als het misgaat.
En als ze zichzelf er eindelijk van heeft vergewist dat hij het verder alleen af kan en hij het afgesproken bedrag plechtig aan haar heeft overhandigd, begint hij zijn zoektocht.
‘Die Burger en iol hebben de beste online-archieven,’ heeft ze gezegd, terwijl ze de www-verwijzingen voor hem opschreef. Daar heeft hij zijn zoekwoorden ingetikt en ze systematisch verfijnd. En dan komt de stortvloed.
Minstens 40 procent van alle gevallen van kinderverkrachting kan worden geweten aan de mythe dat het aids geneest.
Voor veel landen geldt dat mensen die kinderen seksueel misbruiken vaker plaatsgenoten zijn die op zoek zijn naar een talisman of een medicijn tegen aids dan pedofielen of sekstoeristen, zo verklaarden mensenrechtenactivisten donderdag tijdens een vn-conferentie.
Dagelijks krijgen duizenden schoolmeisjes in Zuid-Afrika en de West-Kaap op en rondom school te maken met seksuele intimidatie of seksueel geweld.
Van april 1997 tot maart dit jaar zijn bij de TygerBeer-afdeling voor Maatschappelijk Werk voor Getraumatiseerde Kinderen in het Tygerberg-ziekenhuis 1.124 kinderen behandeld wegens seksuele en lichamelijke mishandeling. En dit betreft alleen de kinderen die in het ziekenhuis terechtkomen, het werkelijke aantal is veel groter.
In Valhalla Park, Bonteheuwel en Mitchells Plain hebben seksueel misbruik en mishandeling van kinderen epidemische afmetingen aangenomen. Volgens een woordvoerder zijn er dit jaar al 945 gevallen van seksueel misbruik en kindermishandeling gemeld.
Kinderen, niet ouder dan drie jaar, kijken de maatschappelijk werkers van de TygerBeer-eenheid met wantrouwende ogen aan. Hoewel ze de luiers nog maar nauwelijks zijn ontgroeid, hebben deze slachtoffers van seksueel misbruik al geleerd dat volwassenen niet te vertrouwen zijn.
De twee teams die zich op het Kaapse Schiereiland bezighouden met huiselijk geweld werken aan meer dan 3.200 zaken. De meeste daarvan betreffen klachten wegens ernstige seksuele en andere overtredingen tegen kinderen.
Van elke honderd gevallen van kindermishandeling in de West-Kaap worden er slechts vijftien bij de politie gemeld. In 83 procent van die gevallen is de schuldige een bekende van het kind.
Als een overtreder als een ‘gefixeerde pedofiel’ gediagnosticeerd wordt, blijft de kans dat hij opnieuw uiting zal geven aan zijn pedofiele neigingen altijd aanwezig, aldus professor David Ackerman, klinisch psycholoog aan de Universiteit van Kaapstad.
Het ene bericht na het andere, een oneindige stroom van misdaad tegen kinderen. Moord, verkrachting, misbruik, intimidatie, aanranding, mishandeling. Na een uur heeft hij al genoeg gehad, maar hij dwingt zichzelf om verder te lezen.
Een driejarig meisje werd opgesloten in een kooi terwijl haar grootouders haar naar men zei seksueel aanrandden en nalieten om in haar meest elementaire behoeften te voorzien, zo verklaarde de politie van Mpumalanga woensdag. Sergeant Anelda Fischer zei dat de politie onlangs een tip had gekregen van een rondreizende predikant dat er een kind gevangen werd gehouden in een kampong buiten Witrivier.
Fischer zei dat toen de politie poolshoogte ging nemen, het kind al uit de kooi verwijderd was. Ze zei dat er echter bewijs was dat het kind met stokken of andere wapens geslagen was en dat het seksueel was misbruikt. Het schijnt ook dat het kind geen eigen kleren had en naakt om eten moest bedelen. Ze sliep op stukken plastic in de kooi.
Colin Pretorius, eigenaar en directeur van een kinderopvang in Parow, wordt ervan beschuldigd dat hij over een tijdperk van vier jaar elf jongens in de leeftijd van zes tot negen jaar seksueel zou hebben gemolesteerd. Hij is op een borgtocht van tienduizend rand vrijgelaten.
En dan, uiteindelijk, staat hij op en loopt hij wankelend naar de toonbank om voor het gebruik van internet te betalen.
Drie maanden hadden zij en Viljoen voor hij zichzelf een kogel door zijn kop schoot.
‘In het begin was ik kwaad op hem. Niet verdrietig, dat kwam pas later, want ik hield echt van hem. En ik was bang. Hij liet mij zitten met die zwangerschap en ik wist niet wat ik moest doen, waar ik heen kon gaan. Maar ik was verschrikkelijk kwaad omdat hij zo’n lafaard was. Het was een week nadat ik hem, op een maandagavond, had verteld dat ik zwanger was. Ik nam hem mee naar de Spur en zei tegen hem dat er iets was wat hij moest weten en toen vertelde ik het hem en hij zat daar maar en zei niets. Toen zei ik tegen hem dat hij niet met me hoefde te trouwen, dat hij me alleen moest helpen, want ik wist niet wat te doen.
Toen zei hij: “Shit Christine, een lekkere vader zou ik zijn – ik ben een mislukkeling, een zuipende golfer met de yips.”
Ik zei tegen hem dat hij geen vader hoefde te worden, ik wilde ook nog geen moeder worden, ik wist alleen niet hoe ik het aan moest pakken. Ik studeerde nog. Ik had een gekke vader. Als hij het te weten zou komen, van die baby, zou hij totaal door het lint gaan. Hij zou me laten opsluiten of zoiets.
Toen zei hij dat hij erover na zou denken, hij zou een plan maken. De hele week belde hij me niet terug en die vrijdagavond, net voor ik moest gaan werken, besloot ik dat ik hem nog één keer zou bellen en als hij me dan nog steeds ontweek, dan, nou, oprotten, sorry hoor, maar het was een erg moeilijke tijd. En toen zeiden ze tegen me dat er een ongeluk was gebeurd, hij was dood, maar het was geen ongeluk. Hij had de deur van de pro shop op slot gedaan, was aan zijn bureautje gaan zitten en hij had de revolver tegen zijn oor gehouden.
Het heeft me twee jaar gekost om mijn kwaadheid te boven te komen en me weer te kunnen herinneren hoe goed die drie maanden samen met Viljoen waren geweest. Dat was toen ik me begon af te vragen wat ik mijn kind over haar vader zou vertellen. Want ze zal het ooit willen weten en...’
‘Je hebt een kind?’ vraagt de dominee, voor het eerst duidelijk verbluft.
‘... en ik moet besluiten wat ik haar ga vertellen. Hij heeft niet eens een brief achtergelaten. Hij heeft niet eens iets voor haar geschreven. Hij heeft niet eens gezegd dat het hem speet, dat het door de depressie kwam of dat hij het lef niet had of wat dan ook. Toen besloot ik dat ik haar maar zou vertellen over die drie maanden, want dat waren de beste van mijn leven.’
Dan zwijgt ze en ze zucht diep. Na een poosje vraagt de dominee: ‘Hoe heet ze?’
‘Sonia.’
‘Waar is ze?’
‘Daar gaat mijn verhaal nu juist over,’ zegt ze.