15
Griessel had het bijna gemist. Wanneer de twee verpleegsters ’s ochtends vroeg met het etenskarretje langskomen, zit hij al aangekleed en wel klaar om ontslagen te worden. Hij luistert niet echt naar het gesprek. Terwijl ze over de gang buiten zijn ziekenhuiskamer dichterbij komen, is zijn hoofd ergens anders.
‘... Toen kwam ze erachter dat het een oude truc van hem was, hij heeft het zelf toegegeven,’ vertelt de ene in sappig Kaaps. ‘Ze zegt dat hij had ontdekt dat alle single middle aged girls op vrijdagavond bij de Pick ’n Pay comfort food inslaan omdat ze alweer de hele avond voor de tv zitten en dus cruiset hij op die avond met zijn karretje door de winkelpaden. Hij kiest de mooiste die erbij zit en begint haar te versieren. Zo heeft ’ie Emmerentia aan de haak geslagen. O, goeiemorgen, Sarge, al wakker? We hebben omelet met kaas vandaag, everybody’s favourite.’
‘Nee dank je,’ zegt hij, neemt zijn koffertje in zijn rechterhand en loopt naar de deur. Dan blijft hij abrupt staan en zegt: ‘Op vrijdagavond?’
‘Sarge?’
‘Vertel dat nog eens, van Emmerentia en de Pick ’n Pay?’
‘Maar Sarge, zo desperate hoeft u echt niet te zijn, u ziet er nog best leuk uit,’ zegt de ene.
‘U lijkt wel een beetje op zo’n Russische edelman,’ zegt de andere. ‘Zulke sexy Slavische trekken...’
‘Nee, ik bedoel...’
‘Af en toe misschien een bad hair day, maar daar valt wat aan te doen.’
‘En als ik me niet vergis is dat een trouwring, of niet?’
‘Wacht, wacht, wacht.’ Hij steekt zijn armen in de lucht. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in meisjes, ik...’
‘Sarge toch! We zouden zweren dat u hetero...’
Hij staat op het punt om boos te worden, maar als hij naar hun gezichten kijkt, ziet hij dat ze hem voor de gek houden. Dan lacht hij hulpeloos, van diep uit zijn maag, met hen mee. De deur gaat open en daar staat zijn dochter Carla, in haar schooluniform, haar tas met boeken over haar schouder. Even lijkt ze in de war gebracht door het tafereel – dan opgelucht. Ze omhelst haar vader.
‘Ik hoop maar dat het zijn kind is,’ zegt de ene verpleegster.
‘Onmogelijk, hij is zo queer als een kreeft.’
‘Misschien zijn boyfriend in drag?’
En dan lacht Carla ook, met haar hoofd nog tegen zijn borst, en zegt eindelijk: ‘Hallo, pap.’
‘Je komt nog te laat op school.’
‘Ik wilde alleen maar weten of alles oké is met je.’
‘Alles is oké, mijn kind.’
De verpleegsters zijn onderweg naar buiten en hij vraagt ze weer om uit te leggen hoe het zit met Emmerentia.
‘Waarom wilt u dat weten?’
‘Ik ben met een zaak bezig en we weten niet hoe de slachtoffers gekozen worden.’
‘Dus Sarge wil ons advies?’
‘Graag.’
Ze schetsen de situatie voor hem, elkaar afwisselend als in een duet. Als Jimmy Fortuin zin heeft in een avontuurtje, gaat hij op vrijdagmiddag naar de Pick ’n Pay, dan wemelt het er van de eenzame vrouwen.
‘Maar dan wel de al wat oudere, hè? De jongere hebben nog de guts om solo te fly in de disco’s, of ze gaan met een groep, strength in numbers.’
‘Dan kopen ze eten voor vrijdagavond en voor het weekend, iets lekkers, weet je wel, om zichzelf een beetje te verwennen. Comfortfood.’
‘Tussen vijf en zeven, dan is Jimmy’s hunting season geopend, want alles gebeurt onderweg van zijn werk naar huis. En hij heeft ze voor het kiezen, want Jimmy is een vleier, een slijmerd, een charmeur.’
‘Alleen bij Pick ’n Pay?’
‘Daar komt híj aan zijn trekken, maar ik neem aan dat het bij Checkers ook lukt.’
‘Wat is dat toch met supermarkten...’
‘Een zekere mate van uitzichtloosheid...’
‘Wanhoop...’
‘The Lonely Hearts Shopping Club.’
‘Last stand at the OK Bazaars.’
‘Sleepless in the Seven Eleven.’
‘Begrijpt u wel?’
Hij zegt lachend dat hij het begrijpt, bedankt ze en groet.
Hij brengt Carla naar school in de auto die de Jouberts voor hem hebben achtergelaten.
‘We missen je, pap,’ zegt ze als hij bij het schoolhek stilhoudt.
‘Niet zoveel als ik jullie.’
‘Mama vertelde het, van die flat.’
‘Dat is maar tijdelijk, mijn kind.’ Hij neemt haar hand en knijpt er even in. ‘Dit is de derde dag dat ik nuchter ben, vandaag,’ zegt hij.
‘Als je maar weet dat ik van je hou, pap.’
‘En ik van jou.’
‘Fritz ook.’
‘Heeft hij dat gezegd?’
‘Dat hoeft hij niet te zeggen.’ Ze maakt haastig haar tas open. ‘Ik heb dit voor je meegenomen.’ Ze haalt er een envelop uit, geeft die aan hem. ‘Misschien kun je ons af en toe bij school komen ophalen. We zullen het niet tegen mama vertellen.’ Ze slaat haar armen om zijn hals en drukt zich stijf tegen hem aan. Dan opent ze het portier.
‘Dag, pap,’ zegt ze, haar gezicht ernstig.
‘Dag, mijn kind.’
Hij kijkt haar na als ze haastig de trap op draaft. Zijn dochter, die haar donkere haar en haar eigenaardige ogen van hem geërfd heeft.
Hij maakt de envelop open. Er zit een foto in, de foto van hun gezin die twee jaar geleden op de schoolkermis is genomen. Anna’s glimlach is stijf. Die van hem scheef – hij was die avond niet helemaal nuchter. Maar dit zijn ze met hun vieren, bij elkaar.
Hij draait de foto om. Veel liefs, papa. In Carla’s mooie, krullende handschrift, het puntje op de ‘i’ in de vorm van een hart.
‘Ik werkte gewoon door, die decembermaand, zwanger of niet. Ik belde naar huis en zei dat ik zou blijven, dat ik niet naar Upington zou komen, niet mee zou gaan naar Hartenbos. Mijn vader was het er natuurlijk niet mee eens. Hij reed dat hele eind naar Bloemfontein om voor me te bidden. Ik was doodsbang dat hij zou zien dat ik zwanger was, maar nee, hij had het in zijn hoofd te druk met andere dingen. Ik zei tegen hem dat ik bij Kallie en Colin in een buitenkamer logeerde en dat ik ze zou helpen, omdat er aan het einde van het jaar altijd veel recepties waren, veel bruiloften en personeelsfeestjes, en er waren maar weinig studenten die hielpen. En dat ik flink wat geld wilde verdienen, omdat ik financieel minder afhankelijk wilde zijn.
Dat was de laatste keer dat ik hem zag. Hij zoende me op mijn wang voor hij wegreed en dat is het dichtst dat hij ooit bij zijn kleindochter is geweest.
Kallie betrapte me op een ochtend met morning sickness. Hij bracht me ontbijt in de buitenkamer en stond me op te nemen terwijl ik overgaf boven de toiletpot. Toen zei hij: “Ik zie dat je in gezegende omstandigheden verkeert, liefje,” en toen ik niets zei, vroeg hij: “Wat ga je eraan doen?”
En toen zei ik dat ik de baby zou laten komen. Dat was het eerste moment dat ik het voor mezelf echt wist. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar met Viljoen en mijn vader en alles... Tot dusver was ik de enige geweest die ervan wist. Het was nog totaal onwerkelijk. Het was als een droom en misschien dacht ik nog dat ik wakker zou worden, of dat de baby vanzelf zou verdwijnen, of zoiets. Ik wilde er niet over nadenken, ik wilde gewoon doorgaan.
Toen vroeg hij of ik de baby zou laten adopteren, en ik zei dat ik het nog niet wist en dat ik naar de Kaap zou gaan, aan het einde van de maand zou ik de bus nemen naar Kaapstad, dus moesten ze me zoveel mogelijk uren laten werken. Toen vroeg hij me of ik wist wat ik deed en ik zei nee, geen idee, voor mij is het ook allemaal nogal nieuw.
Ze kwamen me uitzwaaien bij Hoffmanplein, met een cadeautje voor de baby, een blauw kruippakje, sokjes, schoentjes en slabbetjes en een envelop voor mij, een kerstbonus, zeiden ze. En een paar namen van homovrienden van ze in de Kaap, voor als ik hulp nodig had.
Die dag kon ik alleen maar huilen, de hele weg tot aan Colesberg. Toen voelde ik Sonia voor het eerst schoppen, alsof ze wilde zeggen dat het nu genoeg was, we moesten ons vermannen, we zouden het wel redden. En toen wist ik dat ik haar niet zou laten adopteren.’
In de drie laboratoriumverslagen vindt Griessel wat hij zoekt. Hij loopt naar het kantoor van Mat Joubert en wacht tot de hoofdinspecteur klaar is met telefoneren.
‘Het forensische rapport sluit een assegaai niet uit,’ zegt Joubert in het toestel. ‘Maar er worden verdere tests gedaan, en de uitslag laat nog even op zich wachten. U moet over een dag of twee nog maar eens bellen. Precies. Graag gedaan. Bedankt. Tot ziens.’
Hij kijkt naar Griessel. ‘Fijn om je terug te hebben, Bennie. Hoe voel je je?’
‘Ik voel me schrikwekkend nuchter. Wat was dat over een assegaai?’
‘Die Enver Davids-zaak. De Argus heeft opeens allerlei vragen. Je kunt er donder op zeggen dat hier problemen van komen.’
Griessel legt de laboratoriumverslagen voor Joubert neer en zegt: ‘Die smeerlap pikt ze op bij Woolworths. Op vrijdagmiddag. Kijk hier, ik had het over het hoofd gezien, want ik wist niet wat ik zocht, maar Forensische Opsporing heeft bij alle drie de slachtoffers de vuilnisemmers doorzocht en in twee daarvan zaten tasjes en bonnetjes van Woollies, in de derde alleen een bonnetje, maar ze zijn er alle drie geweest, bij die in The Waterfront, op de vrijdag van de moord, tussen... eh... halfvijf en zeven uur.’
Joubert kijkt naar de verslagen. ‘Dat is een beetje mager, Bennie.’
‘Weet ik, maar ik heb vanochtend een stel getuige-deskundigen aangehoord, Mat. Blijkbaar zijn wij getrouwde mensen de enigen die denken dat een supermarkt een plek is waar je boodschappen doet.’
‘Vertel op,’ zegt Joubert en hij vraagt zich even af hoelang dát licht in Bennie’s ogen zal blijven branden.
Tobela vindt in de wandelpassage in de Kerkstraat een openbare telefoon die op munten werkt. In de versleten telefoongids zoekt hij het nummer van het departement Psychologie van de Universiteit van Kaapstad. Hij belt en vraagt naar professor David Ackerman.
‘Ze zijn op zaalronde. Waar gaat het over?’
‘Ik schrijf een artikel over misdaad tegen kinderen. Ik wil hem kort een paar vragen stellen.’
‘Van welk tijdschrift bent u?’
‘Ik ben freelance.’
‘Professor Ackerman heeft het erg druk...’
‘Het zal hooguit een paar minuten duren.’
‘Ik zal u moeten terugbellen, meneer.’
‘Ik ben voortdurend onderweg – kan ik vanmiddag weer bellen?’
‘Met wie spreek ik?’
‘Pakamile,’ zegt hij. ‘Pakamile Nzululwazi.’