HOOFDSTUK TIEN

De kop van het artikel was alarmerend genoeg om een gewoon mens volkomen van zijn stuk te brengen: 'Monsterlijk bouwplan leidt tot Goudse moorden'...

Maar burgemeester Gerard Verborgh was geen gewoon mens - en daarover waren vriend en vijand het roerend eens. Het kostte hem dan ook vrijwel geen moeite om Den Ouden's journalistieke 'boodschap aan de wereld' terzijde te leggen, en met een ontspannen glimlach de bijna over de drempel vallende politiecommissaris te verwelkomen. Met zijn rug naar het raam, om niet te worden afgeleid. Een handige plaatsbepaling, want bezoekers keken altijd tegen het licht in, hetgeen Verborgh een psychologisch voordeeltje opleverde.

'Laat u maar eens horen', sprak Gouda's eerste burger gedragen, met welgevallen naar z'n eigen stemgeluid luisterend. Een zekere rethoriek, daar genoot Verborgh intens van. Vooral als hij merkte dat z'n zorgvuldig gemoduleerd stemgeluid een welkome klankbodem vond.

Daar stond Bas Bergsma, de van oorsprong eenvoudige diender, die door consequente carrière-planning toch nog zo'n leuke eindrang had weten te bereiken. En dan nu wellicht de grote finale van de Goudse Einstein-zaak; het zag er waarachtig naar uit dat ze het 'm geflikt hadden.

'Nou kijk, burgemeester', begon Bergsma huiselijk, de stompe vingers tegen elkaar plaatsend, de beide voeten plat op het tapijt geplant en oprecht proberend voor te wenden dat hij niet op was van de zenuwen. 'Nou kijk, ik heb vannacht een verhoor van acht uur afgesloten. Acht uur...', en hij liet dit tijdsbestek nog even keurend over de tong gaan. 'Dat verhoor met de belangrijkste getuige heeft de ommekeer gebracht, waarop wij, u en ik, zo hartstochtelijk zaten te wachten. Ik mag wel zeggen dat ik niet pessimistisch ben'.

Bergsma groeide zichtbaar in zijn rol als ervaren politie-rot, die een betrekkelijk ondeskundig iemand als Verborgh tekst en uitleg gaf. 'Van gisteravond elf uur tot vanmorgen zeven uur heb ik Ria van Plaswijk onder handen genomen. (En de wat onthutste uitdrukking op het gezicht van de burgervader ontwarend); Nee, nee, hooguit met wat morele druk, maar uiteraard zonder ongeoorloofde middelen toe te passen. Wat dat verhoor heeft opgeleverd, daar zult u van opkijken'.

Verborgh schoof naar het puntje van zijn stoel - het met trijp beklede, laat-gothische, pronkstuk van zijn werkkamer. Verdraaid, die Bergsma scheen het 'm toch te hebben gelapt. Zou hij, Verborgh, dan nog in geuren en kleuren op de frontpagina's van de landelijke dagbladen terechtkomen als de burgemeester van een stad, waar een serie bloedstollende moorden op 'doeltreffende en intelligente wijze was opgelost'? Zou Jo, zijn vrouw, die niet afliet hem geringschattend te bejegenen, nu eindelijk anders over hem gaan denken en voortaan vol bewondering naar hem opzien? Want was er niet onder zijn leiding, als koelbloedig hoofd van de politie, een indrukwekkend complot opgerold?

'Vertelt u maar, Bergsma', bracht Verborgh sonoor, maar een tikkeltje aangeslagen uit. Slechts een lichte trilling in zijn stem verried de hevige spanning, waaraan hij ten prooi was.

En toen kwam Bergsma los. Met veel omhaal van woorden, in plechtstatige proces-verbaal stijl, over-gedetailleerd, traag maar gestaag naar een climax toewerkend. En geleidelijk aan ontrolde zich voor het geestesoog van Verborgh in volle klaarheid het sinistere web, dat in halfduistere onroerend-goedsferen van Gouda was gespannen en waarvan de vernuftige constructie nu leek te worden vernietigd.

Commissaris Bergsma onthulde hoe hij vastberaden de waarheid uit Ria van Plaswijk had geperst. Hij tracteerde Verborgh op de wetenschap waarom Linda van Dijke, de eerste in de rij van vermoorden, de geheime onroerend-goed-plannen uit de stalen kast had gestolen, die zich vlakbij de burgemeesterskamer bevond. Linda, die niet per ongeluk door een uitzendbureau bij hem was terechtgekomen, maar die zich welbewust had laten infiltreren in het stadhuis, omdat ze geen weerstand had kunnen bieden aan geld en avontuur.

Het was inderdaad allemaal begonnen op de met sex en drank gekruide feesten van notaris Appel, waarop zij en Ria furore hadden gemaakt als de verleidelijke intrigantes. Daar had ze ook Bert Vellinga leren kennen - de man, die al snel door de mand was gevallen als een schimmig persoon met Mafia-achtige trekjes. Zowel Linda als Ria hadden met verbazing en afgunst geconstateerd hoe Tine den Ouden iedere man in de Einstein-club om haar slanke vingertjes wond, inclusief notaris Appel en Vellinga. Het was voor de beide vriendinnen langzamerhand een van haat vervulde obsessie geworden om die vrouw, in wie zij in elk opzicht hun meerdere moesten erkennen, een hak te kunnen zetten.

Aanvankelijk hadden ze geprobeerd het verloren terrein terug te winnen door zich nog losbandiger - ja, haast nog liederlijker te gedragen. Niets was hen te dol geweest om weer het middelpunt te kunnen vormen van de woeste uitspattingen in villa 'het Klokhuis' aan de Reeuwijkse plassen. Maar antiquaire Tine den Ouden had hun pogingen afgedaan met een geringschattend, spottend lachje. En zoiets was afgrijselijk vernederend, als je je in je blootje stond uit te sloven op het hoogpolige tapijt. Linda had sissend van woede wraak gezworen. Dat mens, voor wie de mannen vielen als dominostenen, moest een lesje krijgen waarvan ze niet terug had.

Politiecommissaris Bergsma ging geheel op in zijn verhaal en schilderde in steeds gloedvollere bewoordingen de gevoelens, die zich van Linda en Ria hadden meester gemaakt. Verborgh liet af en toe door een knikje merken tot zover de ontwikkelingen aardig te kunnen volgen.

'Linda's daad moet in het licht worden gezien van de wraakoefening op mevrouw Den Ouden', verklaarde Bergsma met stemverheffing. 'Zij zou, door het stelen van de bouwplannen voor Gouda's binnenstad niet alleen de bewondering oogsten van de Einstein-club. Maar ze zou ook als volwaardig lid worden geaccepteerd. Het was een soort revanche, want wat kon Tine den Ouden daar tegenover zetten?'

Het was aan Verborgh's gelaatsuitdrukking te zien dat hij ook zo gauw geen antwoord wist op deze rethorische vraag.

'Bovendien zou zij voor eeuwig Vellinga aan zich hebben verplicht. Want hij was de man, die haar opdroeg de plannen te stelen. Volgens Ria had Linda daarin toegestemd, maar op voorwaarde dat hij openlijk voor één avond Tine den Ouden zou laten barsten om, ten aanschouwe van alle aanwezigen in 't Klokhuis, de voorkeur te geven aan haar...'.

'Hoe is het mogelijk', zei Verborgh, en vergat zijn mond weer te sluiten. Op dat moment passeerden op de Markt twee koetsen van stalhouderij Op den Duin; het vrolijke geratel verhinderde Bergsma even zijn verhaal voort te zetten. Geërgerd wierp hij een blik door de glas-in-lood-ruitjes van z'n werkkamer naar buiten: 'Die krengen moesten ze ook verbieden...'.

Dan was de rust teruggekeerd en had Verborgh zijn spraakvermogen hervonden.

'Maar waarom moest dat arme kind worden vermoord?', bracht hij uit. Bergsma keek zijn superieur met iets slims in de ogen aan. 'Dat heeft Ria uitvoerig uit de doeken gedaan. En als u het mij, als ervaren mensenkenner, vraagt klinkt het geheel uiterst plausibel'.

Verborgh's wenkbrauwen schoten omhoog.

'Linda van Dijke was ondanks haar femme-fatale neigingen, in wezen een eenvoudige secretaresse met een hang naar avontuur gebleven. Zij was domweg de volgende dag bang geworden, had Vellinga gebeld en gedreigd alles aan de grote klok te hangen. Het was tenslotte niet niks, wat men van plan was met de plannen, die zij, Linda van Dijke, uit de burgemeesterskast moest ontvreemden. De Einstein-club zou precies weten waar, en wanneer, de stadsvernieuwingsprojecten op stapel zouden worden gezet. Bovendien was Linda in die vertrouwelijke gesprekken met Vellinga nog iets te weten gekomen. Dat was volgens Ria iets fantastisch, maar tegelijkertijd ook iets ongehoord misdadigs'. En, zo vervolgde Bergsma zijn betoog, 'Ik ben er wel tien keer op teruggekomen... Maar ik heb de vaste overtuiging, dat ook Ria van Plaswijk niet wist wat Linda onder geen beding mocht doorvertellen...'.

Hierbij keek Bergsma een tikkeltje beteuterd, als een kind dat toch niet helemaal zijn zin heeft gekregen.

'Ik wou dat ik wist wat dat was...'.

'Dus je hebt geen enkel vermoeden?', informeerde Ver-borgh nogal overbodig. 'Geen enkel', zuchtte de politieman, die nu eigenlijk naar huis en naar bed verlangde.'De triomf van het bijna geklaarde karwei viel toch wat tegen. Er ontbraken immers essentiële stukken in de puzzel.

'Als we die Vellinga eens als de gesmeerde bliksem lieten arresteren, en de duimschroeven aanlegden', opperde Ver-borgh verlekkerd.

'Nu?', trok Bergsma wit weg, visioenen krijgend van een derde-graads verhoor, waarbij niet de ondervraagde maar de ondervrager het loodje zou leggen.

'Nu', baste Verborgh kordaat.

Maar toen de getergde commissaris sloffend het vertrek wilde verlaten, maakte de burgemeester een kort gebaar om hem tegen te houden. 'Laten we eerst eens hiernaar kijken', zei hij, de getypte vellen van journalist Den Ouden uit een lade vissend. 'Wie weet heeft die knaap ontdekt waar wij met z'n allen niet toe in staat zijn'.

Bergsma had graag vernietigende blikken geworpen, maar zoiets gaat uiterst moeizaam als de oogleden vrijwel dichtvallen door het draaien van een overmaat aan diensturen.

'Pak een stoel en luister', zei Verborgh, zijn leesbril opzettend.

'Monsterlijk bouwplan leidt tot Goudse moorden'. Van onze speciale verslaggever. Exclusief voor onze bladen. 'Zelden is een kleine stad zó opgeschrikt door een reeks laaghartige, afgrijselijke moordpartijen als Gouda in de afgelopen tijd. Zelden heeft een zó misdadige bende de bevolking in een wurgende greep gehouden als de zogenaamde 'Einstein-club'. Zelden heeft een plaatselijk politie-apparaat zó gefaald als de Goudse koddebeiers. Zelden heeft een burgervader zó gezapig gereageerd op de duivelse plannen, die de toekomst van zijn stad belaagden als mr. Gerard Verborgh. Zelden hebben er binnen een betrekkelijk kleine gemeenschap zoveel corrupte lieden rondgelopen als thans op het Goudse (én Rotterdamse) grondgebied...'.

Verborgh zag wasbleek. Zijn nagels kerfden machteloos in het houten blad van zijn antieke schrijftafel.

Commissaris Bergsma kuchte, beledigd maar nieuwsgierig. 'Hoe gaat het verder?'

'Lees zelf maar...', piepte Verborgh. 'Voor mij hoeft het niet meer'.

'Maar die journalist is toch dood?', kraaide Bergsma plotseling triomfantelijk.

'Wat bedoel je?'

'Ik bedoel dat dit verhaal al enige weken oud is. En het is nog steeds niet gepubliceerd. Dat houdt hoogstwaarschijnlijk in dat u de enige bent, die een kopie in zijn bezit heeft...'.

Burgemeester Verborgh veerde overeind; hij zag weer licht in de duisternis.

'Lees op, man. Wat schrijft die halve gare - excusez moi

- nog meer?'

'Enkele misdadige projectontwikkelaars hebben het Goudse stadshart uitgekozen om de gaten op te vullen met gebouwencomplexen, die uit een ondeugdelijke betonsoort zouden worden opgetrokken. Deze betonsoort wordt gevormd door een zogeheten zelf-verpulverende steen. Na ongeveer tien jaar zou de steen uiteenvallen, daarmee de projectontwikkelaars èn de aannemers vanzelfsprekend nieuwe bouwprojecten garanderend...'.

'Allemachtig', steunde Verborgh ontzet. 'In feite een absurd plan voor een soort zichzelf vernieuwende stad'.

'Dat denk ik ook', beaamde Bergsma wat onzeker, en verder lezend: 'Gouda moest als west-Europees proefproject dienen. Alle voorwaarden voor de misdadige initiatiefnemers waren juist in Gouda voorhanden: een aarzelend en ingeslapen stadsbestuur, een niet al te alert politiekorps, een stadsvernieuwingsproject van te overzien formaat, en een soepel samengaan van aannemers, architecten, grondeigenaars en zelfs een notaris. Allen verenigd in de geheime doch doeltreffende Einstein-club'. Als de aanpak met de zelfverpulverende betonsteen in Gouda zou slagen, zouden de louche en ongehoord schofterige bouwplannen ook elders in Europa - tot in Italië toe, worden uitgevoerd. Het geheel draagt alle kenmerken van een internationaal misdadig consortium dat het Goudse bouwplan heeft georchestreerd'.

'Afgezien van dat laatste moeilijke woord... Ik wil maar èên ding zeggen. Deze duivelse opzet gaat ónze Goudse competentie ver te boven', siste Verborgh, vol opgekropte woede. Hij verhief zich onverwacht snel uit zijn hoge zetel, boog zich voorover en griste de dichtbetikte vellen papier uit Bergsma's grote handen.

Nu was het de beurt aan commissaris Bergsma om met opengesperde mond toe te kijken hoe burgemeester Verborgh, rood aangelopen, de onthutsende nieuwstijdingen

van journalist Pim den Ouden in honderden kleine snippers verscheurde.

'Maar dat zijn, dat waren, belangrijke stukken...', stamelde de commissaris. 'Die behoren bij de procesgang. We weten nu wat Linda van Dijke onder geen beding mocht doorvertellen'.

'We weten niks', snauwde Verborgh. 'Journalistiek gewauwel. Kletskoek. Onzin'.

Bergsma vond juist op het punt iets te gaan zeggen dat zijn verdere loopbaan waarschijnlijk zeer ongunstig zou hebben beïnvloed. Maar er werd kort doch doordringend op de deur geklopt.

'Binnen', bulderde Verborgh, Bergsma strak aankijkend met een blik die je alleen maar als uiterst waarschuwend kon uitleggen. Bergsma besefte dat, voorzover hij al verdenkingen had tegen zijn superieur, dit het moment was waarop hij ze moest uitspreken. Maar het moment ging voorbij; zijn houding kreeg wat ingezakts.

'Ik moet u spreken', schetterde de binnengekomen politieman.

'Wat is er aan de hand, Loddermans?', vroeg Verborgh, weer helemaal onder controle, op vlakke toon. 'Nieuws in de moordzaken of kom je vertellen dat je je ontslag indient?'

Hij kon zowaar opbrengen iets te laten horen dat op een lach leek. Bergsma keek ongeïnteresseerd en dodelijk vermoeid naar zijn assistent, die even enthousiast leek als hijzelf, 'n half uurtje geleden.

'Ik was nog net op tijd', juichte hoofdinspecteur Loddermans.

Verborgh vroeg zich af hoe het mogelijk was zo'n halve gare in een leidende positie te plaatsen. Dat was toch geen manier om verslag uit te brengen. Stel je voor dat al zijn ambtenaren zo naar binnen zouden stormen, om hem vervolgens met onsamenhangende boodschappen te bespringen.

'Mijn God, Loddermans. Je bent toch geen klein kind meer. Vertel rustig, en liefst in logisch verband, wat de aanleiding is van deze interruptie. Ondertussen lijkt het me een geschikt ogenblik om ons een kopje koffie aan te bieden'.

'Koffie', schoot het door Bergsma heen. 'Maar dan niet hier, in dit vertrek vol twijfels en onuitgesproken vermoedens'.

Loddermans, hoofdinspecteur van de Goudse politie, rechtte zijn schouders, vastbesloten zich te beheersen.

'Vanmorgen-vroeg heeft mevrouw Ria van Plaswijk, één van de kroongetuigen in de Goudse moordenreeks, een bekentenis afgelegd ...'.

'Daarvan was ik reeds op de hoogte gebracht', onderbrak Verborgh hem abrupt, met 'n hoofdknik op Bergsma duidend.

'...en leek het me een goede zaak poolshoogte te gaan nemen in de woning van antiquaire Tine den Ouden aan de Haven, om daar vast te stellen of de gezochte Bertus Vellinga, op wie - zoals u inmiddels bekend is - sterke verdenkingen rusten dat hij degene is die in de moordzaken de hand heeft gehad, althans...'

'Hou op, hou op', gebood Verborgh vertwijfeld. 'Wat moet ik met die wartaal? Spreek gewoon Nederlands. En zeg op: heb je Vellinga daar aangetroffen?'

'Nee'.

'Waar dan wel?'

'Langs de Schielands Hoge Zeedijk, met zijn benen half in het water van de IJssel. En met een steen, u weet wel, in z'n bek. Sorry, in z'n mond. Hij was op 'n haar na gestikt. Een surveillerende agent op de fiets had hem daar aangetroffen. Kennelijk een poging tot moord...'.

'En wie had die steen in z'n mond gestopt?', bemoeide nu ook Bergsma zich met het gesprek. 'Tine den Ouden zeker...'.

'Inderdaad', reageerde hoofdinspecteur Loddermans verbluft door die conclusie.

'Ach kom', schamperde commissaris Bergsma, 'Tine den Ouden en Bert Vellinga hadden toch wat met elkaar?'

'Hadden', zei Loddermans gevat. 'Toen Vellinga weer wat bij z'n positieven was, heeft-ie een verklaring afgelegd. Het kwam hierop neer dat-ie gisteravond bij mevrouw Den Ouden in haar huis aan de Haven op bezoek is geweest en daar rond twaalf uur een whisky met 'n wonderlijke smaak heeft gedronken. Hij beweert daardoor verdoofd te zijn geraakt. Wel herinnert hij zich nog vaag hoe er een paar mannen de kamer binnen kwamen, die hem naar buiten droegen en op de achterbank van een auto legden. Z'n handen waren gebonden. Kennelijk is er toen geprobeerd hem te verdrinken, in de IJssel. Dat mislukte, omdat-ie op het allerlaatste moment kans zag half op de kant te kruipen'.

'Dat heeft dus dan maar een haartje gescheeld', concludeerde Bergsma verbijsterd. Deze ontwikkeling had hij in het geheel niet voorzien: een aanslag op de hoofdverdachte.

Eén ding was duidelijk: antiquaire Tine den Ouden, weduwe van de onfortuinlijk-omgekomen freelance-journalist Pim den Ouden, diende als de wiedeweerga in hechtenis te worden genomen.

Juist wilde hij een opdracht van die strekking aan Loddermans geven, toen deze zelf met een slimme grijns een stukje papier uit zijn zak haalde. Het was een soort dun luchtpostpapier, dat op telex-apparaten wordt gebruikt.

'En wat heb ik hier?', kraaide hoofdinspecteur Loddermans, als een goochelaar die het publiek op dé grote truc voorbereidt.

'Ik zou het niet weten', mompelde Verborgh, wat onderuit gezakt. Het ging allemaal plotseling zo razend snél, na al die dagen van moeizame onzekerheid. En tenslotte was hij ook de jongste niet meer. Politiemensen dienden daar wat rekening mee te houden.

Het bewijs', zei Loddermans eenvoudig. 'Het bewijs dat Vellinga de waarheid spreekt en dat we op het punt staan het net te sluiten rond een ongekend misdadige groep van professionele criminelen'.

Hierbij keek hij een tikkeltje vals in de richting van Bergsma, wetend hoe graag zijn chef die in politiekringen gebruikelijke term placht te hanteren. 'Nadat we Vellinga hadden verhoord, zijn we spoorslags naar de antiekzaak van Den Ouden gereden', vervolgde Loddermans. 'Omdat er niemand thuis was, hebben we de winkeldeur geforceerd...'.

'Ho ho ho', viel Verborgh hem in de rede. 'Ben je gek geworden, man? Sinds wanneer worden dergelijke initiatieven genomen zonder voorkennis? Was je voorzien van een bijzondere last om die woning binnen te gaan? Besef je dan niet dat we daar gedonder mee kunnen krijgen?' Ook Bergsma wilde zijn ondergeschikte tot de orde roepen, maar deze liet zich niet op het 'moment suprème' van zijn stuk brengen.

'En wat vonden we achter de winkel, verstopt achter een onschuldig-ogend rek met wijnflessen?'

'Prins Claus...', opperde Verborgh verbolgen. Dit was toch werkelijk te gek om los te lopen.

Een telex. In een diepe kast, zorgvuldig gecapitonneerd ter  wille van het dempen van het geratel, stond in een tussenkamer van antiquaire Tine den Ouden een telexapparaat opgesteld’, aldus Loddermans triomfantelijk, tot wie de opmerking van burgemeester Verborgh niet eens doordrong, zo ging hij helemaal op in zijn misdaad-story die hij, en niemand anders, had geschreven.

Bergsma was niet onder de indruk en nam een laatste slok koud-geworden koffie. Misschien kon hij de touwtjes zo weer in handen nemen; even het geschikte moment afwachten om dan Loddermans terug naar 'af te sturen.

En welke boodschap was er net op die kunstig-ingebouw-

de en voor de buitenwereld afgeschermde telex doorgegeven naar Gouda?', ging Loddermans verder. En met enige pathos vouwde hij het flinterdunne papiertje open: 'Kill mr. V. as soon as possible'.

'Een opdracht tot móórd - op een telex bij mevrouw Den Ouden?', vroeg Bergsma toonloos. Loddermans knikte. Hij was nu niet meer te houden en raffelde snel zijn visie op het gebeuren af. Een visie die waarschijnlijk, en dat moesten zowel Verborgh als Bergsma beamen - de juiste was.

Aan het eind van de ochtend probeerde een nu werkelijk tot op het bot vermoeide commissaris van politie te Gouda, Sebastianus Bergsma, voor de zoveelste maal de zaak op een rijtje te zetten.

'Dus die dubieuze Rotterdammer Bert Vellinga heeft eigenlijk drie moorden op zijn geweten?'

'Klopt', antwoordde Loddermans klaarwakker. 'Die op Linda ofwel Louise van Dijke, die op architect Karel Appel en die op freelancejournalist Pim den Ouden, die allemaal teveel wisten.'

'En zit die Tine den Ouden daar nu werkelijk achter?'

'Wat ik je brom - cherchez la femme...', snoof de hoofdinspecteur, die ooit een herhalingscursus Frans had vol-gemaakt. 'Trouwens, wedden dat de Italiaanse mafia hier de touwtjes in handen heeft?' Volgens mij is die Tine den Ouden in dienst van die organisatie. Dat telexbericht was niet voor niets afkomstig uit Rome'...

'En notaris Appel, wiens lichaam aan de vlaggemast van z'n buitenhuis in Reeuwijk ontzield werd aangetroffen?'

'Dat was zelfmoord', wist Loddermans ook op deze vraag het antwoord. 'Die man was gewoon een willig werktuig in de handen van Tine den Ouden. Op een gegeven moment groeide het allemaal boven z'n hoofd. Hij zag er geen gat meer in, en om óns op het spoor te zetten wie we eigenlijk mocitlen hebben, propte hij z'n zakken vol met "Einsteinen", alvorens hij zich ophing...'

'Klinkt aannemelijk', geeuwde Bergsma.

'Burgemeester Verborgh nam niet meer actief deel aan het gesprek; duidelijk diep in gedachten verzonken staarde hij naar buiten. 'Je hebt natuurlijk ook al om opsporing van Tine den Ouden gevraagd?'

'Uiteraard', antwoordde Loddermans, zo fit als een hoentje. Mijn God, wat genoot hij van deze situatie. Eigenlijk was nu het ogenblik aangebroken waarop Verborgh een fles had moeten opentrekken... Zoiets als aan het eind van een Krimi op de t.v., als er ontspannen werd nagepraat over de zoveelste gecompliceerde zaak die tot klaarheid was gebracht. Maar in plaats daarvan zat hij hier opgescheept met een half slapende commissaris en een - voor hem onbegrijpelijk -sombere burgervader.

'Ik ga verslag uitbrengen in Rotterdam. 'Ik ga jonkheer mr. Clooth van Ameronghen, hoofdofficier van justitie van het arrondissement, op de hoogte stellen', deelde Verborgh onaangedaan mee.

'En zal ik vanmiddag een persconferentie houden?', bood hoofdinspecteur opvallend bereidwillig aan. 'Jij houdt niks', kon Bergsma nog net opbrengen. 'Ik heb een andere klus voor jou...'.

Nadat de burgemeester de kamer had verlaten, wees Bergsma zwijgend in de richting van de prullebak, naast Verborgh's solide eiken werktafel. 'Terwijl ik even een uurtje slaap pak, probeer jij een paar honderd snippers papier aan elkaar te lijmen, zodat we kunnen lezen wat er gestaan heeft. Dat lijkt me héél interessant. Heeft die journalist Pim den Ouden toch niet helemaal voor niets gewerkt'.

Het was de eerste keer dat de bode van het Goudse stadhuis een hooggeplaatst politieman met een prullebak onder zijn arm zag lopen. Maar hij verwonderde zich al lang nergens meer over. Werden ze in Gouda niet allemaal tureluurs van al die moordzaken?

'Rotterdam zeker?', opperde de chauffeur van burgemeester Verborgh, nadat de Goudse magistraat uitgeblust op de achterbank van de gemeentelijke Mercedes was neergeploft. Verborgh knikte zwijgend, en begon, tegen zijn gewoonte in, op zijn nagels te bijten.

De zwarte limousine bevond zich nog net binnen de stadsgrenzen, toen de chauffeur het dashboardkastje opende, zich half omdraaide en zei: 'Toen ik daarnet instapte, lag er dit zakje op uw plaats. Ik heb het maar dichtgelaten; 't zal wel voor u zijn...'.

Hij overhandigde de burgemeester een klein dichtgebonden stoffen zakje, waarin zich een hard rond voorwerp bevond.

In de spiegel constateerde de chauffeur hoe de burgemeester niet eens de moeite nam het zakje te openen, maar volstond met trillende vingers het harde ei-vormige voorwerp te betasten.

'Mijn hemel', stamelde Verborgh nauwelijks hoorbaar. 'Einstein...'.

De chauffeur glimlachte steels. Als je het hem vroeg, was Gouda's eerste burger nu echt aan het einde van zijn Latijn. Maar tenslotte was Verborgh de eerst-verantwoordelijke in de Goudse moordenreeks - een serie moorden, die de Goudse bevolking nog steeds in zijn ban had.

Dick Jonker 

Theo de Jong