HOOFDSTUK 1


Met enig welgevallen liet burgemeester Gerard Verborgh zijn blik peinzend rusten op de in roze satijn gehulde heuppartij van zijn secretaresse. Hoewel de officiële werkdag al lang was afgesloten, en de Friese staartklok in zijn antiek-in-gerichte werkkamer ver na elven aanwees, was ze nog steeds bezig.

'Als u deze concept-brieven even doorleest en parafeert, tik ik ze vanavond nog uit en kunnen ze morgenochtend-vroeg op de post', zei ze, zich naar hem vooroverbuigend -waardoor haar parfum, dat op een verwarrende manier naar herfstlover geurde, zijn aandacht trok.

'Zou ze 'n vaste vriend hebben?', dacht Gouda's eerste burger mijmerend. Hij wist weinig van haar af. Eén van de talloze uitzendburo's had haar gestuurd, nadat Personeelszaken had bemiddeld.

'Ik heet Louise van Dijke, maar u mag me best Linda noemen, hoor. Louise is zo plechtig - vindt u ook niet?' had ze hem voorgesteld, met een mengsel van onschuld en kinderlijk raffinement.

'Linda mag er best wezen', peinsde hij verder, Maar haar privé-achtergronden kende hij nauwelijks. Haar steno, typen en moderne talen waren prima - dat was in die week tijd wel gebleken. Ze zag er ook onberispelijk uit. En Godzijdank had ze in haar kantoortje, dat via een gang rechtstreeks in verbinding stond met de werkkamer van de burgemeester, geen draagbare radio aan staan - zoals de vorige uitzendkracht, die het na een maand al had bekeken.

Overwerken was voor Linda geen bezwaar - al had hij haar wel, toen hij onverwacht door de gemeenschappelijke corridoor liep, aandachtig zien speuren in de mappen die waren opgeborgen in de lade met het opschrift 'onroerend goed-transacties'. Op zijn vraag 'welk dossier ze precies

zocht', had Linda een kleur gekregen, die haar overigens best stond. Maar een logisch-klinkend antwoord was er niet gekomen. Hooguit iets in de trant van 'ik heb me zeker vergist'.

Gelukkig waren de lakzegels op de envelop met papieren, die betrekking hadden op het Nieuwe Markt-plan, niet verbroken - dat had hij wel gecontroleerd. Want in die envelop zaten niet alleen de taxatie-rapporten van al de nog te onteigenen opstallen in Gouda's centrum, maar ook de gedetailleerde exploitatie-opzet voor het toekomstig grootwinkelcentrum, waarmee vele tientallen miljoenen guldens waren gemoeid. In handen van onbevoegden, een projectontwikkelaar of een institutionele belegger bijvoorbeeld, konden die papieren van onschatbare waarde zijn. En dus kon die lade maar beter gesloten blijven.

Inmiddels was Linda naar haar kantoortje teruggelopen en bespeelde met rappe vingers de toetsen van de IBM-machine. 'Ik ben hard aan vakantie toe', realiseerde burgemeester Verborgh zich, al wees de kalender nog slechts februari aan. Al die slopende raads- en commissievergaderingen waren hem niet in de koude kleren gaan zitten. 'Maar waar zou ik heen willen, het zal wel weer de verplichte gang naar het vaste pensionnetje in Oostenrijk worden waar Jo het telkens zo naar haar zin had'.

'Met Linda er op uit, naar Monaco of naar de Bahama's', sloeg zijn fantasie op hol. 'Flaneren langs de azuren zee. Zij in die roze satijnen broek, en ik in het witte zomerpak dat ik bij Wulfsen & Wulfsen aan de Kleiweg in de etalage zag. Of zou dat 'n man van ruim zestig niet staan?'

Gerammel aan de gecapitonneerde deur van zijn werkkamer deed hem opschrikken uit dat prettige hazeslaapje. 'Is alles in orde met u? vroeg een gehaaste agent, die nog met de natte sneeuw van buiten op z'n uniformjas de hand aan de pet sloeg. 'Ik kreeg via het alarmnummer op het politiebureau een nogal vreemd telefoontje binnen.

'Of ik met spoed naar het stadhuis wilde komen, er was iets mis...'. Maar nog voordat ik naar een naam kon vragen, werd er al opgehangen'.

'Natuurlijk is hier alles in orde. Juffrouw Van Dijke en ik werken over. Dat gebeurde al eerder deze week. En voor de rest is het stadhuis leeg en verlaten', mompelde burgemeester Verborgh geërgerd. 'Maar voor alle veiligheid kijk ik even bij m'n secretaresse om de hoek - misschien heeft zij wat gehoord'.

Alsof er afwisselend sissend ijs en withete olie langs zijn rug gleed - zo voelde het aan, toen hij Linda languit in haar kantoortje voor haar typetafel zag liggen. Haar wit-kanten bloes was tot aan het middenrif opengescheurd en hing in flarden over haar satijnen broek. Twee vuurrode striemen rond haar keel waren tot dof-paarse vlekken verkleurd. De blik in haar gebroken ogen was op haar IBM-machine gericht - alsof ze tot op het laatste moment had willen weten of de conceptbrieven wel correct waren afgehandeld.

'Mijn God, dit kan niet, ze is dóód', bracht burgemeester Verborgh verbijsterd uit. 'Wie kan dat in hemelsnaam hebben gedaan, en waarom?'

De agent was intussen op het toestel in de bodekamer al druk aan het bellen. 'Die juffrouw vertoont geen enkel teken van leven meer, en commissaris Bergsma is met de meeste spoed op weg', hoorde hij de diender in een wolk van watten zeggen; de mededelingen leken hem nauwelijks te bereiken.

'De stadhuisdeur was vanavond niet op slot - dus was het mogelijk om ongezien binnen te komen. En weer weg te gaan, ook', bonkte het in z'n hoofd. 'Maar ik heb niets gehoord. Kennelijk heb ik even geslapen. Of niet?' Zijn blik viel op zijn kleding - die op de agent vrijwel zeker een slordige indruk zou maken. 'Ik heb m'n stropdas los gedaan om ontspannen te kunnen werken', zei hij wat onhandig - maar terwijl hij die woorden uitsprak, hoorde hij al hoe onwaarachtig ze klonken.

'Er is toch niets gebeurd, dat ik niet meer weet, en dat ik zelfs in m'n droom niet zou toestaan?', flitste het plotseling door z'n hoofd.

De komst van commissaris Bert Bergsma onderbrak z'n warrig zelfonderzoek. 'Wilt u beiden alles in dit vertrek zó laten, zoals het aanvankelijk was bij uw komst, en niets aanraken? Burgemeester, heeft u iets ongewoons opgemerkt, gehoord of gezien? En wat kunt u over uw secretaresse vertellen - morgen vraag ik bij personeelszaken aanvullende informatie. Intussen ben ik nu wel verplicht de gemeentelijke arts te bellen voor het verrichten van een lijkschouwing en het opmaken van een officieel autopsie-rapport'.

'Ze werkte hier pas een week', bracht Verborgh met moeite uit. 'Ze deed haar werk voortreffelijk. Ze heet Louise van Dijke, maar ik mocht haar Linda noemen. En ik heb geen idee hoe...'.

Op dat moment bleef z'n stem achterin z'n keel steken. Vanuit de kamer van zijn secretaresse had hij uitzicht op de corridoor naar zijn eigen werkvertrek. Zijn oog bleef rusten op de drie naast elkaar opgestelde stalen kantoor kasten. Waarom stond in die gang de 'onroerend goed'-lade open, en hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat die bewuste la leeg was - maar dan ook helemaal leeg?

Theo de Jong