Hoofdstuk 4
Om ongeveer vier uur maakte iedereen, behalve Joyce, aanstalten om weg te gaan. Niemand had nog zin om langer te blijven. Nadat er een paar pogingen waren ondernomen om van onderwerp te veranderen, kwamen ze toch telkens terug op Diana. Ten slotte bleef er niets meer over om te zeggen. Diana lag in coma. Ze moesten afwachten wat er ging gebeuren.
Joyce wilde ook weggaan, maar veranderde toen van gedachten. Ze had nog niets te eten besteld, en thuis was er ook niet veel meer, dus besloot ze om een hamburger te nemen. Ze wilde echter wachten totdat iedereen was vertrokken. Ze voelde zich een beetje schuldig over het feit dat ze aan eten dacht, terwijl de anderen hun eten nauwelijks hadden aangeraakt.
David ging als eerste weg. De rest stond toen ook op en liep naar de deur.
Joyce begon zich net een beetje te ontspannen toen Dean terugkwam. Ze herinnerde zich zijn knipoog en ze was even bang dat hij had besloten ook te blijven.
Maar hij bekeek haar nauwelijks. “Ik geloof dat ik mijn sleutels heb vergeten,” zei hij. Hij bukte zich om onder de tafel te kijken. Toen hij weer rechtop stond, klopte hij op zijn zakken.
Joyce hoorde een rinkelend geluid. “Dat klinkt alsof het sleutels zijn,” zei ze.
Hij haalde een handvol munten uit zijn zak en stak zijn hand uit, zodat zij ze kon zien. “Dan heb je dat verkeerd gehoord.”
“Oké.” Joyce haalde haar schouders op en lachte even. “Ik snap het al.” “Wat snap je precies?”
“Dat ik het op de rotswand ook verkeerd heb gehoord.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op. “Wat probeer je te zeggen? Dat je het wel goed hebt gehoord?”
Joyce schudde haar hoofd en haalde opnieuw haar schouders op. “Ik wilde helemaal niets zeggen.”
“Nou, ik ook niet.” Dean stopte de munten weer in zijn zak. “Behalve dan dat een geluid soms rare dingen met je kan doen. Soms denk je dat je iets hebt gehoord wat je niet echt hebt gehoord.” Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde zijn sleutels tevoorschijn. Hij keek ernaar en glimlachte even. “Dan heb ik ze dus toch niet laten liggen.”
Joyce schudde haar hoofd toen hij wegliep. Wat een vreemde vogel. Nou ja, volgens Sally was hij een genie. Misschien was dat de verklaring.
Ze bestelde een hamburger en net op het moment dat ze een enorme hap nam, viel er een schaduw over haar tafeltje. Met een volle mond keek ze op, recht in Davids donkere ogen.
Ze slikte zo snel mogelijk haar hap door en veegde haar mond af. “Hoi,” zei ze. “Ik dacht dat je al weg was.”
“Ik ben teruggekomen,” zei hij, een beetje buiten adem. Hij trok een stoel naar zich toe en ging zitten. “Ik zag dat jij nog hier was, dus besloot ik om naar binnen te komen. Ik wilde even met je praten.”
Joyce knikte en wachtte tot hij zou beginnen. Maar hij zei niets, dus pakte ze haar hamburger weer op. “Ik kan er niets aan doen,” verontschuldigde ze zich. “Ik rammel van de honger.”
“Je hoeft niets uit te leggen,” zei hij. “Sommige mensen gaan eten als ze van streek zijn.”
“Dat weet ik, maar daar hoor ik niet bij. Ik eet gewoon als ik honger heb,” voegde ze eraan toe.
Hij steunde met zijn ellebogen op de tafel en legde zijn kin in zijn handen, terwijl hij haar aankeek.
“Eigenlijk voel ik me schuldig,” ging ze verder. “Ik bedoel, omdat wij daarboven waren toen Diana viel. Ik heb haar zelfs gehoord. Natuurlijk was ik bang, maar daarna… toen we elkaar weer hadden gevonden, dat zit me dwars.”
“Hoe bedoel je?”
“Nou, als ik niet zo tegen je tekeer was gegaan…” zei Joyce. “Daar wilde ik me trouwens nog voor verontschuldigen,” voegde ze eraan toe. “Nou ja, als ik had volgehouden dat er wel iemand was daarboven, dat ik echt iemand had gehoord, dan was Diana misschien eerder gevonden. Ze zou sowieso nog steeds gewond zijn geweest, maar tenminste…” Joyce merkte dat ze de draad kwijtraakte en stopte. David hield zijn ogen nog steeds op haar gericht en ze begon zich ongemakkelijk te voelen. “Nou ja,” eindigde ze, “zo voel ik me dus.”
“Schuldig?”
Joyce knikte.
“Dus je denkt niet dat Dean gelijk heeft?” vroeg hij. “Jij gelooft niet dat je je die gil hebt verbeeld?”
Joyce wilde nee zeggen, maar veranderde toen van gedachten. Ze had geen zin om discussiëren over wat ze wel of niet gehoord had, zeker zo lang ze zich niet herinnerde wat de woorden waren. “Ik zal het wel nooit zeker weten,” zei ze.
“Misschien niet.” David leunde achterover, sloeg zijn armen over elkaar en glimlachte naar haar.
Joyce was blij dat hij was gekomen, maar ze kon niets bedenken om nu tegen hem te zeggen. Dit was niet het moment om over allerlei onbelangrijke zaken te praten. Trouwens, hij was degene geweest, die had gezegd dat hij wilde praten. Ze besloot een poosje haar mond te houden en hem een kans te geven.
David glimlachte weer even en zei toen: “Wat vond je van Diana?”
“Ik ken haar nauwelijks,” bracht Joyce naar voren. Ook zij lachte even. “Ik heb haar maar één keer gezien, vlak voor die speurtocht. Ze was niet erg vriendelijk tegen me, dus ik kan niet zeggen dat ik haar aardig vond. Maar je zei zelf dat haar iets dwarszat.”
“Ja, dat klopt,” gaf hij fronsend toe. Joyce wist niet of hij fronste vanwege Diana’s gedrag of vanwege haar mening over Diana. Hij had haar nooit verteld hoe hij over Diana dacht. “En je hebt daarna niet meer met haar gepraat, tijdens de speurtocht, bedoel ik?”
“Nee, natuurlijk niet, dat weet je toch?” antwoordde ze. Ze vroeg zich af wat hij precies van haar wilde. “Jij en ik waren de hele tijd samen.”
Deze keer glimlachte David niet, maar keek hij Joyce recht aan.
Ze kon niets opmaken uit zijn blik. Opeens wenste ze dat hij zou weggaan. Hij was gespannen en zijn gedachten waren er niet bij. Ze voelde zich niet op haar gemak.
Alsof hij haar gedachten kon lezen, schoof David zijn stoel naar achteren en stond op. “Ik ben op dit moment geen goed gezelschap,” zei hij. “Tot ziens, Joyce.” Hij haastte zich de snackbar uit, alsof hij al veel te laat was voor een belangrijke afspraak.
Joyce keek naar de rest van haar hamburger en zuchtte. Waarom had hij zich zo vreemd gedragen? Was het alleen omdat hij van streek was over wat er met Diana was gebeurd? Of dacht hij dat ze die gil toch echt had gehoord? Was hij het met haar eens dat ze kostbare tijd had verspild doordat ze bij die rotswand tegen hem had staan schreeuwen…? Tijd die ze hadden kunnen gebruiken om Diana te helpen? Hij had haar gevraagd wat ze van Diana dacht. Zou hij soms denken dat ze blij was dat Diana in coma lag? Als dat het geval was, kende hij haar helemaal niet. Maar ja, zij kende hem ook niet echt.
Een paar minuten later betaalde Joyce haar hamburger en reed naar huis. Ze móest de rotswand wel zien op weg naar huis. Dat hielp haar niet echt om zich te ontspannen. Tegen de tijd dat ze haar huis bereikte, had ze er heel erg spijt van dat ze niet met haar ouders was meegegaan.
Zou het nou echt zoveel moeite zijn geweest om een kleine koffer te pakken? Wat gaf het als ze de schilders zouden missen? Ze konden nog wel iets langer overleven in een zalmroze woonkamer.
Joyce stapte uit de auto en schopte een paar steentjes weg. “Hou op met dat zelfmedelijden,” zei ze hardop tegen zichzelf. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Toen ze de treden naar de voordeur opklom, hingen haar schouders nog steeds. Haar hoofd hing ook, dus toen ze de laatste trede opstapte, merkte ze de mand met bloemen pas op, toen ze ertegen aan stootte.
De mand hing aan een van de krullen van het smeedijzer dat aan de pilaren was bevestigd. Die waren zeer geschikt om bloempotten aan te hangen. Joyce’s moeder had ook besloten om er een paar te gaan kopen. Dat was nu dus niet meer nodig.
Joyce keek naar de mand. Die was tot aan de rand gevuld met allerlei soorten bloemen. De meeste had ze al eens gezien, langs de weg of in een veld. Als ze voorbijreed in de auto zagen ze er niet erg indrukwekkend uit, maar zo samen in die mand was het een van de mooiste boeketten die ze ooit had gezien.
Ze pakte de mand en zocht naar een kaartje, denkend dat hij misschien afkomstig was van de makelaar die hun het huis had verkocht. De vorige makelaar had hun kortingcoupons gegeven voor plaatselijke winkels. Joyce vond bloemen veel aardiger.
Ze kon echter geen kaartje vinden. Ook merkte ze dat er geen pot in de mand zat. Dat was wel raar. De bloemen waren zo in de mand gedaan en sommige begonnen al te verwelken.
Wat vreemd, dacht Joyce, terwijl ze de voordeur opendeed. Als ik nog later thuis was gekomen, had ik een bos verwelkte bloemen gevonden.
“Hoi, Peaches!” Joyce boog zich voorover naar de hond, die haar kwispelend begroette. “Heb jij gezien wie die bloemen heeft gebracht? Heb je heel hard geblaft of ben je weggerend en heb je je verstopt?”
Al kwispelend liep Peaches voor Joyce uit naar de keuken. Joyce deed wat hondenbrokken in haar voerbak en ging daarna naar de woonkamer. Onderweg trok ze haar sandalen uit.
Het lichtje op het antwoordapparaat brandde weer.
Dat betekende dat er een boodschap op stond. Joyce zette het apparaat op afspelen en ging bij het raam staan. Fronsend keek ze naar de rotsen.
“Hoi, Joyce. Ik ben het weet:” Het was dezelfde zachte, verlegen, sexy stem. “Heb je de bloemen gevonden? Ik hoop dat je ze mooi vindt. Ze herinnerden me aan jou en ik kon de verleiding niet weerstaan ze mee te nemen.” Hij lachte even. “Ik dacht net… waarschijnlijk zou ik de verleiding om jou mee te nemen ook niet kunnen weerstaan.” Het bleef even stil. Toen, alsof hij verschrikkelijke haast had, zei de beller: “Ik moet gaan, Joyce. Dag.”
Ze was het bijna vergeten. Na de koele houding van David, het ontzettende nieuws over Diana en haar eigen schuldgevoel, was Joyce haar geheime aanbidder bijna helemaal vergeten.
Toen ze zijn stem hoorde, hield ze onmiddellijk op met fronsen. Met een weeïge glimlach om haar lippen liep ze naar de voordeur en haalde de mand met bloemen naar binnen. Ze zocht in de dozen, die nog steeds onuitgepakt langs de muur stonden, naar een vaas. Ze vond een hoge, glazen vaas, vulde die met water en zette daar alle bloemen in die nog niet helemaal waren verlept. Ze wist dat ze het niet lang zouden houden, maar met wat water hadden ze in ieder geval meer kans om de nacht door te komen.
In de woonkamer zette ze de vaas op de stenen schoorsteenmantel van de open haard. Ze deed een stap naar achteren en bestudeerde het resultaat. Het was prachtig.
Wat een fijne manier om een waardeloze dag mee te eindigen. Nu had hij haar al twee keer gebeld op een moment dat ze best een paar vriendelijke woorden kon gebruiken. Was hij soms helderziend of had hij alleen een goede timing? Joyce draaide zich om en liet zich op de bank zakken, nog steeds met die glimlach op haar gezicht.
Ze sprong vrijwel direct weer op en speelde de boodschap opnieuw af, hopend een aanwijzing te vinden omtrent de identiteit van haar aanbidder. David en Dean konden het niet zijn. Brad ook niet, dacht ze. David had zich zo afstandelijk gedragen en Dean was duidelijk niet de verlegen computergek voor wie ze hem had aangezien. Iemand die een knipoog zo suggestief kon maken, zou zeker zijn toevlucht niet zoeken tot het plegen van anonieme telefoontjes. En Brad was in de snackbar zo boos op haar geweest dat hij op het punt had gestaan haar te slaan. Als hij haar dan even later vergeleek met een bos mooie, wilde bloemen, dan moest er echt wel een steekje aan hem loszitten en die indruk had ze niet. Trouwens, ze had het eerste telefoontje ontvangen voordat ze iets wisten van Diana’s ongeluk. Dus, als het Brad was, zou hij het niet hebben volgehouden… tenzij het een ziekelijk spelletje was. En dat was, goed beschouwd, niet erg waarschijnlijk.
Nee, het moest iemand anders zijn. Ze kon zich de namen van de mensen die ze had ontmoet, niet meer allemaal herinneren. Die zou ze aan Sally moeten vragen. Misschien kreeg ze wel de kans om zelf met haar geheime aanbidder te praten. De volgende dag moest ze toch thuisblijven voor de schilders. Als hij haar dan belde, zou ze net zo lang vragen blijven stellen tot ze wist wie hij was.
Ze rekte zich uit en ging weer zitten. Voor het eerst sinds ze over Diana’s ongeluk had gehoord, voelde ze zich vredig en ontspannen. Een geheime aanbidder deed wonderen voor gespannen zenuwen.
Datzelfde gold voor een douche. Joyce controleerde of de deuren op slot waren en liep naar boven. Ze kleedde zich uit en even later stond ze neuriënd onder de warme stralen. Tegen de tijd dat ze uit de douche stapte, begon het buiten donker te worden. Ze deed de lichten in haar kamer niet aan, terwijl ze zich afdroogde. Ze was er nog steeds niet aan gewend dat er geen gordijnen voor de ramen hingen. Toch was het niet zo waarschijnlijk dat een gluurder, tenminste, als hij een beetje gezond verstand had, hun huis zou uitkiezen voor zijn activiteiten.
Joyce trok een korte, witte badjas aan en liep naar beneden om te kijken of er iets op de televisie was. De ontvangst was niet erg goed omdat de antenne nog moest worden vernieuwd. Maar misschien had ze geluk en kon ze een zender vinden die geen beeld gaf dat eruitzag als een sneeuwstorm.
Ze probeerde nog steeds een zender te vinden toen de telefoon overging. Twee keer op een dag? Misschien… dacht ze hoopvol.
“Hoi, Joyce.” Het was Sally en ze klonk moe.
“Hoi.” Joyce was niet echt teleurgesteld. Voor een sneeuwende televisie zitten was niet bepaald een opwindende manier om de avond door te brengen. Het was waarschijnlijk ook niet zinvol om te hopen dat haar aanbidder nog een keer zou bellen.
Er klonk een zucht over de telefoon. “Ik ben net terug uit het ziekenhuis,” vertelde Sally. “We zijn er niet een stel heen gegaan, maar we mochten Diana niet zien.”
Joyce ging naast Peaches op de bank zitten. “Ik neem aan dat haar toestand niet is veranderd?”
“Nee, helemaal niet.” Sally zuchtte weer. “Ik dacht dat Brad een gat in de muur zou slaan.” Ze lachte even. “Beter in de muur dan in jouw hoofd. Heeft hij nog gebeld om zich te verontschuldigen voor de manier waarop hij zich heeft gedragen in de snackbar?”
“Eh, nee. Hoezo? Was hij dat van plan?”
“Niet precies. Wij hebben hem verteld dat hij dat eigenlijk hoorde te doen,” zei Sally. “Hij gedroeg zich als een Neanderthaler. Je dacht zeker dat hij gek was.”
“Die gedachte is inderdaad even bij me opgekomen,” gaf Joyce toe. “Maar ik neem aan dat hij gewoon heel erg van streek was.”
“Ik durf te wedden dat hij zich schuldig voelde,” voegde Sally daaraan toe. “Diana zet hem aan de kant en hij wenst haar natuurlijk allerlei verschrikkelijke dingen toe. Dan gebeurt er opeens iets ergs met haar…”
“Dat had ik zelf ook al bedacht,” zei Joyce. “Ik ben blij dat het Dean lukte om hem te kalmeren.”
“In het ziekenhuis heeft hij hem weer gekalmeerd,” vertelde Sally haar.
“Oh, was Dean daar ook?”
“Ja, en Karen ook. Nou,” ging Sally verder, “ik wilde je vragen of je nog meer van die anonieme, sexy telefoontjes hebt gehad.” Ze lachte. “Mijn stemmenspel was niet zo’n succes.”
Joyce rolde met haar ogen. Het was ook niet zo subtiel geweest. Toen dat ze over het tweede telefoontje wilde gaan vertellen, merkte ze dat Peaches haar kop ophief en snuffelde. De hond sprong van de bank en liep in de richting van de voordeur. “Luister eens.” zei Joyce tegen Sally. “Ik ben alleen thuis. En ik ben dol op mijn hond, maar ze zegt niet zoveel terug. Waarom kom je vanavond niet hier naartoe? Dan kunnen we… Ik weet niet… popcorn maken, praten, of televisie kijken, als ik tenminste een zender kan vinden.” Sally kon af en toe op haar zenuwen werken, maar Joyce had gezelschap nodig en er was niemand anders die ze kon vragen.
“Ik kan niet,” antwoordde Sally. “Een van onze paarden is verkouden en de dierenarts komt vanavond om haar een injectie te geven. Ik moet hier blijven tot hij komt en ik heb er geen idee van wanneer dat is.”
“Komt jullie dierenarts aan huis?”
“Ja, dokter Jacobsen is echt geweldig,” zei Sally. “Het is zo’n dierenarts die zwerfdieren opneemt en probeert om een tehuis voor ze te vinden. Je zult hem waarschijnlijk wel ontmoeten als Peaches haar inentingen moet hebben. Oh, ik moet ophangen,” zei ze snel. “Mijn moeder heeft de telefoon nodig. Dag! En maak je maar geen zorgen over het feit dat je vanavond alleen thuis bent… die enge schilder komt morgen pas.”
Bedankt dat je me daaraan herinnert, dacht Joyce, terwijl ze ophing. Misschien was het toch beter dat ze vanavond geen gezelschap had. Ze liep naar de keuken om wat popcorn te maken, maar zag Peaches nog steeds onrustig bij de voordeur staan.
Hoge nood, dacht Joyce. Ze pakte de riem en gespte die vast aan Peaches’ halsband. Als Peaches de omgeving eenmaal kende, zou Joyce haar niet meer hoeven uit te laten. Maar nu had Joyce visioenen van een hond die wegliep en de weg niet meer kon vinden of die met een wasbeer in gevecht zou raken en het onderspit zou delven, dus liet ze haar niet alleen naar buiten.
Joyce deed de deur open en hapte verrast naar adem. Brad Billings stond vlak voor haar. Zijn groene ogen waren nog steeds bloeddoorlopen en ze rook bier.
“Joyce,” zei hij zacht, “ik ben gekomen om… ik weet het niet… om me te verontschuldigen. Het was niet mijn bedoeling je zo aan te vallen.”
Joyce slikte en stapte naar buiten, de hond met zich meetrekkend. Ze wilde Brad niet binnen hebben.
Hij kneep zijn ogen samen en keek haar aan. “Weet je zeker dat je je niet kunt herinneren wat je die avond hebt gehoord?”
Joyce besloot dat ze liever een leugen vertelde, dan dat ze hem de hele zaak opnieuw moest uitleggen. “Ik heb er nog eens over nagedacht en ik besef nu dat Dean gelijk had. Het was waarschijnlijk toch de wind.”
Brad bleef haar aankijken. Ze kon niet zien wat hij dacht.
“Luister,” zei ze tegen hem. “Je hoeft je niet te verontschuldigen. En het was helemaal niet nodig om daarvoor helemaal hier naartoe te komen.”
Hij zwaaide met zijn hand alsof hij haar woorden wegwuifde. “Ik reed toch rond… om na te denken.”
“Nou…” Joyce schraapte haar keel. “Bedankt, dat je bent gekomen.” Maar ga nu alsjeblieft weg, dacht ze.
Brad bleef staan. Zijn gespierde lichaam trilde een beetje. “Ik dacht aan Diana. Ze was… is…” Hij lachte even. “Soms is ze een verschrikking, weet je. Ik bedoel, een echte verschrikking, koud en gemeen.”
Joyce zei niets. Als ze niets zei, zou hij misschien sneller vertrekken.
“Weet je wat ze me heeft aangedaan?” vroeg Brad. Hij wachtte niet op een antwoord. “Ze wekte eerst de indruk dat ze gek op me was en liet me toen vallen als een baksteen. Ze zei dat ze zich had vergist.” Hij legde zijn hand tegen de muur en leunde voorover, naar Joyce. “Dat was gemeen!” riep hij. “Zo hoor je de mensen niet te behandelen.”
Joyce kromp in elkaar en schoof van hem weg.
“Daarna haatte ik haar,” ging hij verder, “maar ik heb nooit gewild dat er zoiets als dit zou gebeuren! Ik wilde… oh, ik weet het niet meer.” Hij haalde zijn hand weg en deed een stap naar achteren.
Joyce wachtte, niet zeker over wat hij van plan was, bang dat hij opnieuw zou beginnen als ze iets zei.
Brad keek naar beneden en haalde een paar keer diep adem. Toen hij Joyce weer aankeek, knipperde hij met zijn ogen, alsof hij verbaasd was haar daar te zien staan. Hij veegde met zijn hand over zijn gezicht en mompelde: “Sorry, Joyce.” Daarna draaide hij zich om, liep de treden af en wandelde naar de oprit.
Toen ze een auto hoorde starten, besefte Joyce pas dat hij waarschijnlijk veel te erg van streek was om te rijden. Maar hij was ook zo abrupt vertrokken.
Brads bezoek had haar ook van streek gemaakt. Het liefst wilde ze meteen weer naar binnen gaan, maar Peaches jankte zacht.
“Kom maar mee.” Samen liepen ze naar beneden. Het was al bijna helemaal donker, maar het maanlicht was helder en de koele wind voelde prettig aan.
Peaches vond het kennelijk ook fijn. Halverwege de oprit bleef ze staan en stak haar neus in de lucht.
Het briesje speelde met de vacht van de hond en met Joyce’s vochtige haar. Er schoven een paar wolken voor de maan en het werd donkerder. Joyce hoorde een vreemd geluid. Even dacht ze dat het een vrachtwagen was, die ergens ver weg reed. Maar opeens besefte ze dat het Peaches was. De hond gromde.
Joyce luisterde ingespannen. Ze kon de wind door de toppen van de bomen horen en ze dacht dat ze het onkruid langs de weg ook hoorde bewegen. Een wasbeer of een hert… of Brad? Ze had zijn auto horen starten, maar misschien was hij helemaal niet weggegaan. Misschien was hij terug komen lopen.
Joyce trok Peaches snel mee en rende naar binnen. Met bevende vingers deed ze de deur achter zich op slot.
Toen haar riem af was, ging Peaches voor de dichte deur zitten en ze keek ernaar.
Joyce haalde diep adem, vastbesloten niet weer zenuwachtig te worden. Brad was zichzelf niet geweest, meende ze. Hij was van streek. Hij had het niet zo bedoeld toen hij zei dat hij Diana haatte en hij was niet naar haar toe gekomen om haar angst aan te jagen. Hij zou zich wel schamen als hij weer tot zichzelf kwam… àls hij tot zichzelf kwam.
Ze liep de keuken in, haalde de mais tevoorschijn en deed het in de pan. Ze zou gewoon doen wat ze van plan was geweest: popcorn maken en proberen een televisiezender te vinden, of een beetje te lezen. Ze zou Brad uit haar hoofd zetten.
Terwijl Joyce gesmolten suiker over de popcorn goot, zag ze vanuit haar ooghoeken iets bewegen. De keukenramen waren aan de voorkant van het huis en ook daar hingen nog geen gordijnen. Ze had iets zien bewegen!
Joyce voelde zich verschrikkelijk te kijk staan. Ze zette de suiker neer, liep naar de deur en deed het licht uit. Ze zei tegen zichzelf dat het een of ander dier moest zijn geweest en niet Brad, die rondsloop. Ze liep naar een van de ramen en keek naar buiten. Maar het was aardedonker en alles wat ze zag, was de weerspiegeling van haar witte badjas.
Haar weerspiegeling! Dat was waarschijnlijk wat ze had gezien. Ze deed het licht weer aan en ging verder de gesmolten suiker over de popcorn te gieten. Toen ze haar hand boven de schaal bewoog, ving ze inderdaad de reflectie van die beweging op.
Ze was klaar met de suiker en besefte opeens dat er iets vreemds aan de hand was. Peaches was er niet. De hond was dol op popcorn, maar in plaats van naar de keuken te komen en erom te bedelen, bleef ze op haar post bij de deur. Joyce probeerde de hond weg te lokken met een paar stukjes, maar de hond verroerde zich niet.
Met haar armen om de schaal met popcorn, deed Joyce haar ogen dicht en luisterde ze ingespannen. Behalve het geluid van de wind was alles stil. Maar waarom deed haar hond dan zo raar?
Zet het uit je hoofd, zei Joyce tegen zichzelf. Als je zo doorgaat, ga je straks nog barricades bouwen voor de deuren.
Jaren geleden had ze dat ook gedaan. Nadat ze de een of andere griezelfilm had gezien, had ze in haar kamer een piramide van blikken soep gebouwd en daarop had ze bestek gelegd. Als de moordenaar zou komen, zou ze in ieder geval wakker worden. Toen de piramide inderdaad omviel, bleek het haar moeder te zijn, die haar de volgende ochtend kwam wekken.
Nou, er staat vanavond geen griezelfilm op mijn programma, dacht ze. En als Brad terug zou komen, kon hij niet naar binnen.
Joyce deed het licht uit en liep naar de trap. Peaches keek even naar haar, maar bleef waar ze was.
Boven, op de gang, zocht Joyce naar een boek. Uit een van de dozen trok ze ‘Rebecca’ tevoorschijn. Dat had ze nog nooit gelezen. Ze stapelde haar kussens tegen de muur, zette de popcorn op het tafeltje naast haar bed, kroop onder haar dekbed en sloeg het boek open. Ze kon Peaches beneden horen. De hond bleef maar aan de deur snuffelen en janken. Ze hoorde de wind door de bomen.
Tegen de tijd dat ze de eerste pagina had gelezen, was ze volkomen verdiept in het verhaal. Al snel was het kloppen van haar hart het enige geluid dat ze hoorde.