Het kan me niet schelen wie er mee
naar wie zal schieten en met wat

Anna zei: ‘Je moet het niet in de foto's zoeken, Michel. Dat strookt niet met Fazofts karakter.’

Hij schoof het album naar haar toe. ‘Hier. Ik weet wel dat vrouwen beter iemands karakter kunnen doorgronden.’

Ze haalde een mesje uit de keuken en sneed de rug van het album open. ‘We zijn vooral beter in het oplossen van praktische problemen.’

Hij keek naar haar bewegende handen en opeens wist hij waarom hij zich van het begin af aan tot haar aangetrokken had gevoeld. Omdat ze vlot en losjes was in haar stijl, in de kleren die ze droeg, in de manier waarop ze liep en zat, en in de bewegingen van haar handen. Ze was niet lichtzinnig, maar tobde niet zoals hij over dingen van het verleden.

Anna maakte één voor één de foto's los. Ze inspecteerde de achterkant en sneed de plastic mapjes open. Daarna haalde ze omzichtig de vellen van elkaar en vond het opgevouwen stuk papier.

Michel streek het document glad. Een deel van de tekst was onleesbaar geworden door de lijm waarmee Fazoft de vellen aan elkaar had geplakt. Het stuk was geschreven in de stijl zoals die in militaire kringen gebruikelijk was.




TO : POUDRERIE (…)
ATTENTION OF : DOCTOR JONES PEEK, DIRECTOR
COPY TO : DOCTOR GERALD VINCENT BULL
FROM : CHEMICAL MATERIAL STATE COMPANY,
  JUMHURIYA STREET, KHULLANI SQUARE,
  BAGHDAD, IRAQ
DATE : 05.09.89
SUBJECT : PROPELLANT SPECIFICATION FOR 350-MM AND 1000-MM

(…) THE RESULTS OF TEST 350-H-2 SHOWED THAT THE BURNING RATE WAS 85 (…) BASED ON THE LAHIVB FIRINGS. EVEN WITHOUT CONTRIBUTION (…) TEMPERATURE OF – 55°C WOULD ACCOUNT FOR THIS. IF YOU WISH TO (…) LOT FOR 1000-MM THAT CAN BE USED (…) SPECIFY A SINGLE WEB SIZE GRAIN OF THE FOLLOWING DIMENSIONS: 143,7 MM (…)

(…) FIRST LOT OF 100 TONS GUN PROPELLANT CHARGES THROUGH AKABA, JORDAN (…) TRANSPORT (…) C-130 (…) FIRINGS STARTS MARCH 90 (…) PRESUMABLY AUGUST (…) ADNAN HANDANI


Anna las over zijn schouder mee. ‘Dit lijkt me verdacht veel op een orderbevestiging voor levering van munitie voor het reuzenkanon.’

Michel schudde het hoofd. Hij kon zich niet voorstellen dat Bull ergens munitie kon laten fabriceren zonder dat de CIA daarvan op de hoogte was. Nauwkeurig bestudeerde hij het document. De naam van de geadresseerde was onleesbaar, maar Poudrerie wees op een Franse of een Belgische munitiefabriek. Eén van de vier namen op het papiertje van Fazoft was de Britse kruitfabriek Arbroath geweest, maar die zou nooit met het Franse woord ‘poudrerie’ worden aangeduid. Uit de tekst begreep hij dat er bevredigende testen hadden plaatsgevonden met de voortstuwende lading. De technische specificaties zeiden hem weinig, maar in de laatste drie regels was er sprake van een eerste zending van honderd ton kardoezen via Akaba in Jordanië. Vooral de laatste woorden waren beangstigend: het vuren begint in maart 90, (…) vermoedelijk augustus.

Wat in augustus: oorlog?

Hij keek Anna aan. ‘Ik heb een vaag vermoeden wie de kruitfabrikant is naar wie Yusuf op zoek is. Maar voor ik alles overhoop haal, wil ik zekerheid. Heb jij soms een sleutel van het kantoor van Bull?’

‘Je hebt er geen idee van hoe slordig Bull is,’ zei ze. ‘Ik heb niet alleen een sleutel, ook de code om de alarminstallatie uit te zetten.’

Ze liepen door een grote ruimte met een twintigtal tekentafels. Op de planken lagen detailtekeningen van het reuzenkanon in alle stadia van afwerking. Ze snuffelden in laden en dossiers, maar het was allemaal zo technisch dat ze er geen steek wijzer van werden. Waar ze naar zochten, waren namen en adressen van medewerkers of fabrikanten. In het kantoor van Bull waren de meeste laden op slot. Michel zag kans een paar sloten te forceren zonder schade aan te richten, maar ook dat zette geen zoden aan de dijk. In een van de laden vond Anna de sleutel die paste op de deur van het aangrenzende vertrek.

Ze opende de deur en knipte de plafondverlichting aan. De rechthoekige ruimte van tien bij twaalf meter was een expositie van Bulls niet geringe wetenschappelijke successen. In het eerste deel hingen door spots verlichte portretten van een nog jeugdige Bull, docerend aan de Toronto University en poserend bij de lancering van de Velvet Glove, zijn eerste raket. Van een enthousiaste Bull op opendeurdagen van het Canadian Defence Department, die aan het publiek zijn pas ontworpen lange-afstandsgranaten toonde. Een ernstige Bull op het eiland Barbados, die toezicht hield bij het monteren van het eerste mammoetkanon voor project Harp. Tekeningen en foto's van steeds grotere kanonnen en modellen van door hem ontworpen satellieten in de vorm van granaten om de ruimte in te worden geschoten.

Het tweede deel van het vertrek, diende uitsluitend om Bulls laatste verwezenlijking te exposeren.

Het was een schaalmodel van een gigantisch kanon met een loop van aan elkaar bevestigde segmenten. Tinnen figuurtjes van de bedienende manschappen benadrukten de enorme afmetingen. De loop reikte tot aan het plafond. In de met kruitpatronen volgestouwde open kulas van het geschut was een raket zichtbaar.

Een afzonderlijke maquette toonde opnieuw de kulas met de raket. De staartvinnen van het projektiel werden door een uit aluminium vervaardigde huls beschermd. Op de beschermhuls stond een kaartje met de vermelding: Sabot in carbon fiber offers improved performance. Naast de tafel stonden allerlei modellen van granaten als soldaten in het gelid.

Aan de wanden hingen grote blauwdrukken die het kanon toonden in schietpositie, de lange loop geschraagd door uitschuifbare stellingen. Andere plannen en tekeningen toonden het geschut niet-operationeel, ondergronds verborgen onder een dikke betonlaag, onbereikbaar voor luchtaanvallen.

Langzaam liepen Michel en Anna door het vertrek. Aan één van de wanden hing een luchtfoto van een geschutstelling, opgesteld in een schuilplaats, uitgehouwen in een bergwand. Bovenaan de foto was geschreven:

1000-mm prototype near Mossoel, Northern Iraq. Range to Israël: 695 km. Teheran: 550 km. Riaad: 730 km.

Succesfully tested september 1989.

Het kan me niet schelen wie er mee naar wie zal schieten en met wat, had Jerry Bull gezegd.

Michel huiverde. Hij had nu bewijzen dat er al een kanon operationeel was, maar nog niet waar de munitie werd vervaardigd. Met een meegebrachte camera maakte hij tientallen foto's, ook van de tekentafels en de plannen in afwerking. Telkens als de flitslamp oplichtte, dacht hij aan Fazoft die in Al Hillah het zelfde had gedaan en ervoor had betaald met zijn vrijheid.

Ze waren op het punt te vertrekken, toen Anna Michel tegenhield. ‘De fax,’ zei ze.

Michel sloeg zich op het voorhoofd. Het moderne toestel bezat een elektronisch geheugen, waarin de 200 belangrijkste correspondenten waren opgeslagen. Na een paar mislukte pogingen verstrekte het toestel een printout van de data die in het systeem waren opgeslagen.

De lijst bevatte de namen en adressen van ondernemingen over de gehele wereld die aan de totstandkoming van het reuzenkanon hun medewerking verleenden.

Anna was inkopen gaan doen en Michel belde Yusuf op, maar kreeg Brachfelt aan de telefoon. Yusuf bleek voor een paar dagen het land uit te zijn. Even overwoog hij Mike in vertrouwen te nemen, maar hij gaf er de voorkeur aan op Yusufs thuiskomst te wachten. Hij verbrak de verbinding.

Hij belde naar huis. Op het antwoordapparaat waren drie boodschappen van twee woorden geregistreerd: Harold Tailors. Het was Bagdad dat hem opdroeg zich dringend in verbinding te stellen met Sakhadyahn.

Het kantoor van de Libanese wapenhandelaar was maar tien minuten ver en Michel besloot ernaartoe te lopen. Hij legde een briefje voor Anna in de keuken en verliet het appartement.

Na een korte wandeling bereikte hij het kantoor van Sakhadyahn. De dikke Libanees zat te zweten in een draaistoel achter zijn bureau. Achter hem had hij zijn geloofsbrieven uitgestald. Aan de wand portretten met klanten met aanzien, elkaar glimlachend de hand schuddend: Hoessein, Assan, Rafsanjani en Kadahfi, maar ook Zuidamerikaanse presidenten en Chinese grijsaards. Op een tafel in de hoek van het vertrek stonden modellen uitgestald van de koopwaar die hij aanbood: Russische tanks, gevechtshelikopters, elektronische nachtkijkers en allerlei handvuurwapens.

De Libanees volgde Michels blik. ‘Jaja,’ zei hij, zijn borst uitzettend. ‘Bij Sakhes Sakhadyahn kun je alles krijgen. Van nietjes tot een atoomduikboot.’

Ze zwegen toen een vrouw koffie bracht. Sakhadyahn slurpte zijn kopje leeg en zette het neer. ‘Kolonel Qazzaz wordt ongeduldig, mister Moreels.’

‘Krytonen koop je nu eenmaal niet in het warenhuis om de hoek,’ zei Michel lichtelijk geïrriteerd.

De telefoon rinkelde. Sakhadyah nam de hoorn op, zei: ‘Later,’ en legde weer neer. Hij droeg een geruit wollen hemd met open kraag, dat vochtig was van het zweet.

‘Zijn er problemen die ik kan helpen oplossen?’

Michel deed of hij nadacht. ‘Ja en nee,’ zei hij weifelend.

‘Laat maar horen.’

‘Ik zie kans vijfenveertig krytonen te bemachtigen, maar de man die de zaak voor me regelt, wil een tegenprestatie.’

Sakhadyahn lachte. ‘Nogal wiedes. In deze branche telt alleen cash and carry.

‘Neenee. Het is geen kwestie van geld. De man is een Amerikaan van Ierse afkomst. Hij is op zoek naar wapens en erbij horende munitie.’

‘No problem.’ Sakhadyahn reikte zo ver als zijn buik het toeliet naar een ballpoint en een schrijfblok. ‘Wat heeft hij nodig? Hoeveel? Kaliber?’

‘Dat is het niet. Hij had een afspraak met de Poudrerie, maar er is een kink in de kabel gekomen. Hij wil nu dat ik de plooien gladstrijk. Ken jij iemand die Peek heet? Doctor Jones Peek?’

‘Peek van de PRB? Als m'n broekzak, mister Moreels. Zeg maar wat je wilt dat hij voor je doet.’

‘Een ontmoeting regelen. Als je dan toch zo'n invloed op hem hebt, zorg dan dat hij me helpt zonder vragen te stellen.’

‘Ogenblikje.’ De Libanees trok zijn telefoon naar zich toe en draaide met de achterkant van zijn ballpoint een nummer. ‘Jones? How are you? Zeg, ik heb hier de inkoopagent van operatie Babylon bij me. Hij heeft je hulp nodig. Het is héél dringend’. Hij luisterde en lachte zijn kinderlijke lach. ‘Hoeveel, moetje zelf weten, Jones, aangenomen dat je hem zijn zin geeft. Vraag maar flink door. Zijn opdrachtgevers hebben geld zat. Hahaha! Zijn naam is Michel Moreels. Hij zal je een ansicht van het Parthenon tonen.’ Hij luisterde. ‘Jaja, je kunt hem vertrouwen. Hij behoort tot de broederschap.’ Sakhadyahn gooide voldaan de hoorn op de haak. ‘Ziezo. Vanavond om acht uur in restaurant De Engel. Midden in het dorpscentrum. Ze hebben daar als specialiteit gemarineerde zalm met asperges à la ciboulette. Heerlijk.’ Sakhadyahns ogen glommen bij de gedachte aan eten. ‘Je zult Peek gemakkelijk herkennen. Hij draagt een bril en zijn ogen kijken twee verschillende kanten uit. Neem maar flink wat contanten mee. Peek is niet goedkoop.’ Hij schoof Michel een ansichtkaart van het Griekse Parthenon toe.

Michel kwam overeind. ‘Mooi. Eh… het dorpscentrum. Waar?’

De Libanees was even in de war. ‘Balen, natuurlijk. Een uithoek van de provincie Antwerpen. Je weet toch zeker wel dat de Poudrerie Royal in Balen ligt?’

Anna was aan het koken. Hij zei haar dat hij weg moest en zonder verder commentaar draaide ze de gaskranen dicht. ‘Ik ga mee,’ zei ze op besliste toon. ‘Zoals de zaken er voorstaan, kun jij een beschermengel best gebruiken.’

Michel was daar niet zo bijster gelukkig mee; hij wilde liever niet samen gezien worden, maar voor haar was het een uitgemaakte zaak. Tenslotte kwamen ze tot een compromis. Anna zou hem vergezellen, maar in de auto blijven.

Restaurant De Engel was een gerestaureerd achttiende-eeuws koopmanshuis met een rustiek Vlaams interieur. Binnen keek hij zoekend om zich heen. De meeste tafels waren bezet, maar in een opkamer zat een man aan een tafeltje met zijn gezicht half verborgen achter de Financial Times, die met één oog in zijn richting keek. Michel liep het trapje op.

‘Mister Peek?’

Peek knikte en wees naar de stoel aan de andere kant van de tafel. Nu pas zag Michel dat Peek niet alleen was. Naast hem zat een oudere man met een korte, grijze baard en een bril met donker montuur. Het grove gezicht met de harde onverschillige ogen kwam Michel bekend voor. Hij keek verward van de een naar de ander.

‘Le Parrain is mijn stille vennoot,’ zei Peek met een grijns. ‘Doe maar net alsof hij er niet bij is.’

Michel ging zitten en legde de ansichtkaart naast het bord van Peek. De volgende tien minuten praatte Peek over Griekenland, de Akropolis, de Dow Jones, de olieprijzen en de spanning in het Midden-Oosten. Nadat Peek en Michel de tweede borrel achter de kiezen hadden – Le Parrain dronk de hele tijd bier – bracht de kelner het voorgerecht samen met gekoelde Parducci Chardonnay, een Californische witte wijn. Zodra de kelner weg was, schoof Michel een envelop tussen de opgevouwen Times.

Peek slurpte een oester leeg en vroeg: ‘Hoeveel?’

‘Een half miljoen frank,’ zei Michel. ‘En nog eens zoveel als dit gesprek naar mijn zin verloopt.’

Le Parrain haalde de envelop tussen de krant uit en controleerde de inhoud. Zonder een woord te zeggen stak hij het geld in zijn binnenzak. Hij knikte.

Peek vroeg: ‘Wat kan ik voor je doen?’

‘Bagdad wil dat de 1000-mm kardoezen volgende week worden geleverd,’ zei Michel.

De tweede oester bleef zweven ergens tussen Peeks bord en zijn mond. ‘De hele partij?’

‘Eh…ja.’

‘Hebben ze daar hun verstand verloren? Heeft Crisply hun niet gezegd dat we maar vijf ton per week kunnen produceren?’

‘Ja, maar niet waarom.’

Peek loensde achterdochtig in Michels richting. ‘Zeg nu niet dat je niet weet hoe moeilijk we hier zitten.’

‘Pas als je het hebt verteld, zal ik weten of ik het al wist.’

Peek maalde wat peper over de overblijvende oesters en wrikte ze los met een vorkje. ‘Het is een heel verhaal. Weet je zeker dat het je interesseert?’

‘Ja’

‘Nou dan. Je zult wel weten dat PRB via via eigendom was van een Brusselse bank. Sinds het einde van de koude oorlog hebben we nogal wat verliezen geboekt en de bank had niet veel zin het tekort voor haar rekening te nemen. Dus hebben ze uitgedokterd hoe ze ons konden afstoten en er tegelijk nog een flinke stuiver aan verdienen. Je weet hoe dat werkt?’

‘Nee, maar…’

‘Heel simpel. De aandelen van PRB werden, alweer via buitenlandse tussenpersonen, met een aanzienlijke meerwaarde verkocht aan een Britse vennootschap die tot het concern behoort. Die meerwaarde is in België onder bepaalde voorwaarden belastingvrij. De volgende stap is dat PRB zijn betalingen staakt.’

Michel wist niet hoe hij het had. ‘Wil je daarmee zeggen dat PRB over de kop gaat?’

‘Dat klopt,’ zei Peek onbewogen. ‘Daardoor worden de aandelen waardeloos en dus lijdt de vennootschap in Engeland een papieren verlies dat ze fiscaal in mindering brengt van de miljarden winst die ze aan de Golfoorlog heeft verdiend. Dat noemt men fiscale spitstechnologie. Het concern wordt rijker, de bank redt haar gezicht en PRB gaat ter ziele.’ Peek lachte met één oog en het andere keek kritisch naar zijn bijna lege bord. ‘Alléén de fiscus legt er op toe. Je vraagt je af waarom iemand nog belasting betaalt, vind je niet?’

‘Fascinerend,’ zei Michel, ‘maar je vergeet dat als PRB failliet gaat, er een curator wordt aangesteld.’

‘Juist. Het vervelende is dat een curator soms zijn neus in de boeken komt steken en we riskeren liever niet dat het contract met Irak openbaar wordt gemaakt. Ergo…’

‘Ja?’

‘Er komt niets van in de boeken. De 1000-mm kardoezen worden 's nachts gefabriceerd. De arbeiders worden dubbel betaald en zwart. Op die manier kunnen we zelfs na het faillissement verder blijven produceren.’

‘Een ogenblik, meneer Peek. Ik begrijp niet waar PRB de specificaties haalt om munitie voor het reuzenkanon te fabriceren. Volgens Bull…’

‘Bull, hè? Wie dacht je dat ons de formule bezorgde? En je mag drie keer raden wie hem daarbij de hand heeft geleend.’

‘Cornelius Crisply?’

Peek liet de laatste oester in zijn keelgat glijden en grijnsde min of meer in Michels richting. ‘Je ziet het: iedereen vaart wel bij het reuzenkanon.’

‘Ja,’ zei Michel geschokt, ‘behalve diegenen die de granaten op hun kop zullen krijgen.’

Hoewel Peeks ogen een verschillende kant uitkeken, vertoonden ze allebei een oprechte verontwaardiging. ‘Maar meneer Moreels. Kogels worden gemaakt om mensen mee dood te schieten. Niet om soep van te koken. Dat begrijpt zelfs de regering van dit kleine landje. Nietwaar, Parrain.’

Le Parrain keek de twee mannen minachtend aan en zei geen woord.

‘Afschuwelijk,’ zei Michel.

‘Precies,’ beaamde Peek. ‘Snap je nu waarom we maar vijf ton per week kunnen maken? Om de produktie op te voeren zouden we overdag moeten werken en dat kan niet, want dan ben ik op het bedrijf en ik word verondersteld er niets van af te weten.’

‘O ja? Waarom niet?’

De kelner bracht het hoofdgerecht en nam het onaangeroerde bord met oesters van Michel mee terug. ‘Waarom niet?’ herhaalde Michel.

‘Ik ben de directeur van het moederbedrijf,’ zei Peek met veel aplomb.

Hoewel hij al wel begrepen had wat dat moederbedrijf was, stelde Michel toch de vraag.

‘Arbroath Holdings,’ zei Peek. ‘Wat anders?’

Michel zei maar niets. Het verklaarde in ieder geval de naam op het briefje dat hij van Fazoft had gekregen. Was het mogelijk dat PRB de munitie fabriceerde buiten medeweten van Arbroath?

Peek begon zijn vlees te snijden en at met smaak.

Vijf minuten later legde hij mes en vork neer en leunde achterover. ‘Ik weet een oplossing,’ zei hij, ‘maar dat zal Bagdad een bom duiten kosten.’

‘Geld is geen probleem.’

Peek hield zijn glas tegen het licht en tuurde naar de wijn. ‘De afspraak was honderd ton te leveren omstreeks eind februari volgend jaar. Die zouden met een C-130 toestel van de Belgische luchtmacht naar Akaba in Jordanië worden gevlogen. Met een flinke bonus voor de arbeiders én het bedrijf, kunnen we de produktie verdubbelen. Wekelijks tien ton. Die kunnen we iedere week naar Akaba vliegen, maar dan moet Bagdad de kosten voor die extra vluchten voor zijn rekening nemen. O ja. De kolonel die voor de C-130 zorgt, krijgt per vlucht een premie van 25000 dollar.’ Hij wendde zich tot zijn tafelbuurman. ‘Ben je het daar mee eens?’

Le Parrain haalde zijn schouders op en zei: ‘Faites comme tu veux.’ Hij dronk zijn glas leeg en kwam overeind. Een toeschietende kelner bracht hem zijn regenjas en hielp hem die aantrekken. Le Parrain zette een Duitse zeemanspet op zijn hoofd en met een nauwelijks merkbare hoofdknik liep hij het trapje af.

Michel keek hem na. Vakbond, dacht hij. Hij had Le Parrains foto in verband met een algemene staking in de krant gezien. ‘Is je partner altijd zo spraakzaam?’ vroeg hij.

Peek grinnikte maar ging niet in op zijn vraag. ‘Wel, wat zeg je er van?’

‘Het lijkt me een goed voorstel,’ zei Michel. ‘Ik zal het volgende week met Crisply bespreken.’

‘Akkoord. Als hij het ermee eens is, bezorg me dan een schriftelijke bevestiging van eh… Hoe heet hij ook weer?’

‘Adnan Handani,’ zei Michel.

‘Precies,’ zei Peek en keek tevreden twee kanten uit.

‘Een laatste vraag. Zijn ze bij PRB op dit ogenblik aan het werk?’

‘Natuurlijk. Al sinds het donker is.’

‘Kun je me even rondleiden? Bagdad vond dat ik moest controleren of alles naar wens verloopt.’

‘Nee, meneer. Dat kan ik niet.’ Peek dacht na. ‘Weet je wat. Ik zal de nachtwaker opbellen en vragen of hij de poort naast het hoofdgebouw op een kier laat staan. Als je wilt gaan rondneuzen, moet je het zelf weten, maar zorg dat je niet te veel in de kijker loopt. Ze zijn daar nogal gauw aangebrand. Voor de granaten van Saddam moet je in gebouw 4B zijn.’

‘Afgesproken.’ Michel stond op en stak zijn hand uit. ‘Tot kijk dan maar.’

Peek maakte geen aanstalten zijn hand te schudden. ‘Ben je niets vergeten?’

Michel schoof de tweede envelop tussen de Financial Times. Tenslotte was het Saddams geld.

Het twee verdiepingen tellende hoofdgebouw van PRB met zijn 120 meter brede gevel was op de hoofdingang na volledig in het donker gehuld. De ingang naar het fabrieksterrein, een elektrisch openschuivende traliepoort, lag links naast het hoofdgebouw. Anna reed vijftig meter verder en stopte. Ze doofde de lichten.

Michel gaf haar een kneepje in haar middel. ‘Wacht hier op mij.’

Ze zei: ‘Ja,’ maar het was niet van harte.

Met zijn polaroïd-camera over zijn schouder slenterde hij langs het hek naar de ingang. De poort was gesloten, maar toen hij dichterbij kwam rolde ze zo goed als geluidloos open. Achter de ramen van het wachthuisje flikkerde het blauwachtige licht van een t.v. of van bewakingsmonitoren. Voor de rest was er nergens een teken van leven te bespeuren. Voorbij de poort bevond zich een groot geel bord waarop in zwarte sjablone-letters was vermeld: Aanmelden bij de portier. Een rood verbodsteken met doorgestreepte sigaret herinnerde aan het gevaar voor explosie.

Michel stapte voort. Hij had een donkerblauwe broek en anorak van dezelfde kleur aangetrokken, maar de witte tennisschoenen waren een vergissing. Het leek wel of zijn voeten een fluorescerend licht uitstraalden. De fabrieksgebouwen en opslagplaatsen lagen, vermoedelijk uit veiligheidsoverwegingen, ver uit elkaar en waren gescheiden door brede, slecht verlichte betonstroken, die barsten vertoonden waartussen gras en onkruid welig tierde. De meeste gebouwen dateerden van vóór de Eerste Wereldoorlog. Ze waren oud en vervallen en met elkaar verbonden door roestige buizen en bovengrondse leidingen voor elektriciteit of perslucht of voor het transport van chemische produkten. 4B was meer dan een kilometer lopen.

Hij bleef staan aan de andere kant van de betonnen tussenstrook en nam het gebouw in ogenschouw. Het was een sombere bakstenen constructie met een schuinaflopend dak van plaatijzer. Op de begane grond waren de ramen afgesloten met ijzeren rolluiken, maar op de bovenverdieping scheen licht door vuile kleine ruitjes. Er waren twee ingangen beneden en een nooduitgang op de bovenverdieping. Voor de nooduitgang was een platform als een bordes tegen de buitengevel aangebouwd, met aan beide zijden ijzeren trappen die naar de begane grond liepen.

Michel stak de betonstrook over en liep één van de trappen op. De treden waren roestig en glibberig van de avondnevel. Op het platform kon hij door één van de ramen een blik naar binnen werpen. Onder hem zag hij een door een muur van drie meter hoog afgescheiden ruimte, waarin tientallen mannen en vrouwen gekleed in donkerblauwe overalls aan het werk waren aan een automatische vulinstallatie van kardoezen van buitengewone afmetingen. Michel schuifelde naar het volgende raam om een beter zicht te hebben op de andere kant van de muur.

Daar was de produktie van granaten in volle gang.

Een kanonskogel van een formaat dat meer tot het rijk der verbeelding behoorde dan tot de werkelijkheid, hing onder een loopbrug en werd naar de andere kant van de ruimte gemanoeuvreerd.

Het duurde even voor het tot Michel doordrong dat bij PRB niet alleen kardoezen met voortstuwende lading voor het reuzenkanon, maar ook de granaten zelf werden gemaakt. Naar de omvang te oordelen, moest één projektiel wel een lading van duizend kilo hoogexplosieven kunnen bevatten.

De ruit was te vuil om erdoor te fotograferen. Voorzichtig opende hij de deur en stapte naar binnen. Hij bevond zich op een ijzeren platform van twee meter breed dat over de hele lengte van de fabriekshal tegen de muur was aangebouwd en vanwaar men de loopbruggen, weegen heftoestellen en transportbanden kon bereiken.

Hij liep tot aan de buisvormige railing en maakte een serie polaroïd-foto's. De camera was voorzien van een elektronische flitsinrichting die hij niet kon uitschakelen, maar er was weinig gevaar ontdekt te worden. Hij bevond zich op gelijke hoogte met een batterij verlichtingsapparatuur met TL-buizen, zodat de flitsen van beneden af niet te zien zouden zijn. Na tien opnamen moest hij een nieuwe cassette inleggen.

Daarna liep hij een eindje verder en hurkte neer. De 1000-mm granaat hing nu niet meer dan vijf meter van hem vandaan. Hij keek door de zoeker en drukte op de sluiter, maar er gebeurde niets. Het toestel was niet doorgedraaid tot aan de eerste opname. Hij maakte zijn verzuim vlug goed en drukte opnieuw op de sluiterknop.

Nog half verblind door de lichtflits wist hij niet wat er gebeurde toen het toestel met een onverwachtse, krachtige ruk uit zijn handen werd gegrist en in een boog over de ijzeren balustrade zeilde. Hij keek op vanuit zijn gehurkte houding en zag zich ingesloten door drie mannen in donkere overalls.

Michel stond op. Zonder iets te zeggen schoten de twee buitenste mannen toe en grepen zijn armen vast. De derde man, een kerel met een bazig uiterlijk, trok de rits van Michels anorak naar beneden om zijn zakken te doorzoeken waardoor de polaroïd-foto's op de grond vielen.

De twee mannen lieten Michel los en stapten achteruit. De grootste van de twee, een reus van een kerel, raapte de foto's op.

‘Godverdomme, Leo,’ zei hij. ‘'t Is een spion.’

Leo pakte de foto's aan en bekeek ze. Zijn gezicht kreeg een gevaarlijke uitdrukking. ‘Wie ben je? Voor wie werk je?’

‘'t Zal wel een jood zijn,’ zei de kleinere. ‘Die zoeken altijd moeilijkheden.’

‘Daarvoor is 'm op 't juist adres,’ zei de reus. ‘Weet je wat? We kieperen hem over de balustrade.’ Hij kwam een stap dichterbij.

Michel probeerde tussen de twee vandaan te komen, maar Leo reageerde ogenblikkelijk door een vuist in zijn gezicht te planten. Zijn toch al zo gevoelige neus begon prompt te bloeden.

‘Hou 'm vast, Eric,’ zei Leo tegen de reus. ‘We gaan 'm een lesje geven.’

Ze kwamen gedrieën naar voren.

Michel maakte een kruispas achterwaarts, onmiddellijk gevolgd van een pas voorwaarts met kophouw. De onverwachte schermbewegingen bracht hen in verwarring. Ze bleven staan, en met een voorwaartse uitvalsprong glipte hij tussen hen door en de deur uit. Ze reageerden behoorlijk snel, maar toch was Michel al op het buitenplatform voor Leo hem bij de mouw kon vastgrijpen en hem zijn jack bijna van het lijf trok. Michel gleed uit op het natte rooster en greep zich vast aan de bovenste stang van de balustrade. In een oogwenk was de grote man naast hem en voor Michel zijn evenwicht had kunnen herstellen, werd hij bij de keel gegrepen en achterwaarts over het hekwerk gedrukt. Leo wrikte aan de vingers van de hand waarmee hij zich vast hield.

Met zijn vrije hand sloeg Michel blindelings van zich af in een poging zich te bevrijden. De grote man liet los en Michel haalde uit met het doel hem in zijn gezicht te raken, maar de ander hoefde slechts zijn gewicht te verplaatsen om de slag te ontwijken. Michel, die op weerstand had gerekend, maar niets raakte, gleed onderuit en viel met zijn rug tegen de balustrade. Voor hij weer in balans was, had zijn aanvaller hem opnieuw in een wurggreep.

Vaag hoorde Michel het schuren van autobanden. Hij hoorde vlugge voetstappen en plotseling dook Anna achter hen op. De twee andere mannen ruimden onbewust plaats.

‘Loslaten,’ snauwde Anna. ‘Nú!’

De grote man keek om en zag dat het maar een vrouw was die tussenbeide kwam. ‘Pak haar, Leo,’ grijnsde hij.

Anna deed vliegensvlug een stapje opzij, zodat ze helemaal achter de grote man stond en sloeg hem hard met de palm van beide handen op de oren. Michels aanvaller greep met een gesmoorde kreet naar zijn hoofd, deed verschrikt een stap achteruit, verloor zijn evenwicht en sloeg struikelend de trap af. Hij schoof ruggelings naar beneden en kwam met een klap op het beton terecht. Daar bleef hij kermend liggen.

De twee andere mannen stonden een ogenblik wezenloos toe te kijken. ‘Godverdomme, godverdomme,’ zei Leo en greep Anna vast in een berenomhelzing. Anna tilde haar been op en stampte hard met de hak van haar schoen op zijn wreef. Hij slaakte een kreet en sprong opzij, waarbij hij de kleinere op de beperkte ruimte van het platform onder de voet liep.

Anna greep Michel bij de hand en ze stormden de ijzeren trap af.

Onder aan de trap stond Michels auto met open portieren en draaiende motor. ‘Ik stuur,’ schreeuwde Anna en ze reed weg nog voor hij helemaal in de auto was.

De mannen deden geen poging hen te achtervolgen. Ze bekommerden zich alleen maar om hun gevallen kameraad. Als een volleerde coureur reed Anna de auto naar de uitgang.

De poort stond nog open.

Zodra ze erdoor waren gereden, schoof die geluidloos achter hen dicht.