Tafelmuziek van Telemann

Toen Michel jaren geleden het Duitse concern verliet en onder de firmanaam Metal Trading voor eigen rekening ging werken, had hij zich in België gevestigd. Daarvoor waren zakelijke argumenten: Brussel was uitgegroeid tot de hoofdstad van de EG en beschikte over betere luchtverbindingen naar andere hoofdsteden dan Duisburg, waar hij sinds zijn huwelijk met Lea had gewoond. Er was ook een minder pragmatische beweegreden. Michel was Belg, maar had nooit in zijn vaderland gewoond. Hij nam zijn intrek in één van de twee appartementen die zijn vader bezat in de Pullman Building aan de Desguinlei in Antwerpen. In het tweede appartement, een parterre, installeerde hij zijn kantoor.

Lea had zich met kracht tegen de verhuizing verzet en omdat Michel op zijn standpunt bleef, waren ze toen niet ver van een definitieve breuk verwijderd geweest. Tenslotte had Lea zich erbij neergelegd, maar het was een capitulatie die ze nooit helemaal had verwerkt.

Maar Michel dacht minder aan Lea dan aan Anna, toen hij die woensdagavond zijn appartement op de veertiende verdieping betrad en de overgordijnen dichttrok. Eerst belde hij de huishoudster om te zeggen dat hij was thuisgekomen en daarna douchte hij en trok hij andere kleren aan. In het restaurant van het Pullman Park Hotel gebruikte hij een licht avondmaal en een uurtje later was hij weer thuis. Hij zette de t.v. aan en keek naar het nieuws. Daarna volgde een programma op de BBC over Saddam Hoessein. Michel had hem tijdens zijn laatste jaren in Irak een paar keer ontmoet in de kliniek waar zijn vader werkte en hij herinnerde zich hem als een brutale onruststoker, die nooit grapjes maakte en in zijn strijd om de macht op een keer voor de radio had gedreigd, de hele bevolking van Bagdad in een poel van bloed te verdrinken.

De commentator deed een halfslachtige poging de persoon van de Iraakse dictator te ontleden en kwam tot de conclusie dat de president van een land dat eertijds beschouwd werd als één van de schitterendste haarden van beschaving, een paranoïde geweldenaar was, die de tactiek van brutale terreur hanteerde. Op een dag zou hij een gewelddadige dood sterven, maar voor het zover was, zouden veel van zijn landgenoten hem daarin vooraf zijn gegaan.

Michel zuchtte. Wat de commentator er niet bij vertelde, was dat er in Irak nog meer lieden van het kaliber van Saddam Hoessein rondliepen.

Het waren weinig opwekkende gedachten. Hij zette de t.v. uit en ging naar bed.

Hij sliep onrustig. Voortdurend werd hij geplaagd door vage beelden over Irak. Geen nachtmerrie, maar impressies van t.v.-reportages over vervolgingen, mishandelingen en met gifgas uitgemoorde dorpen. Hij dacht aan Fazoft die bereid was er iets aan te doen en hoewel hij zich een beetje schuldig voelde, bleef hij bij zijn beslissing niet naar Irak terug te keren.

Om zes uur stond hij op, blij dat de nacht voorbij was. Kort na zevenen zat hij al op kantoor, waar hij de post doornam. Metal Trading kocht of verkocht uiterst zelden zelf goederen, maar trad meestal op als tussenpersoon. Ze onderhandelden als inkoper of verkoper voor een opdrachtgever tegen een vooraf overeengekomen provisie. Strikt genomen verkochten ze hun parate kennis van de internationale markt in strategische grondstoffen en werktuigen. Het kantoor was goed uitgerust met computers en allerhande telecommunicatiemiddelen. Er werkte een tiental employés onder directie van Cyriel Schrauwen, zijn compagnon die een kwart van de aandelen van Metal Trading bezat. De samenwerking verliep voortreffelijk. Schrauwen was veertig, had een hekel aan reizen en zette zelden een stap buiten het kantoor, terwijl Michel niets liever deed dan erop uit trekken.

Toen Schrauwen om negen uur binnenkwam, namen ze samen de lopende zaken door. In de loop van de ochtend belde Fazoft Barzad. Schrauwen nam op en gaf de hoorn door aan Michel. ‘Het is Fazoft,’ zei hij en er was iets in zijn blik waaruit Michel afleidde dat hij het telefoontje had verwacht.

‘Salaam aleikoem,’ groette Fazoft opgewekt. ‘Heb je nog nagedacht over onze reis naar het Midden-Oosten? Men zegt dat het uitgaansleven in Bagdad te vergelijken is met dat van Parijs.’

‘Ja. Ik heb nagedacht, Barz. Maar nee. Ik ben niet van gedachten veranderd. Ik ga niet mee naar Bagdad. Sorry.’

Het bleef even stil aan de andere kant. Toen Fazoft sprak, klonk zijn stem ernstiger dan Michel van hem gewend was. ‘Hoor eens, Michel. Je hebt altijd een afkeer gehad van het regime van Saddam Hoessein. Vind je niet dat het tijd wordt er zelf eens iets aan te doen?’

Michel voelde verontwaardiging in zich opkomen. ‘Ik betwijfel of het aan jou is daarover te oordelen,’ zei hij bits.

Fazoft begreep dat hij te ver was gegaan. ‘Neem me niet kwalijk, beste kerel. Weet je wat? Praat er eens met Cyriel over.’ Hij uitte een kort, verontschuldigend lachje. ‘No hard feelings, Michel?’

Michel vergat zijn boosheid. ‘Nee, kerel, natuurlijk niet. Je hoort nog van me.’

Toen hij neergelegd had keek hij Cyriel onderzoekend aan. Die sloeg zijn ogen neer. ‘Fazoft heeft me er gisteravond over gebeld,’ bekende hij. ‘Ik had nog geen gelegenheid erover te beginnen.’

Michel knikte begrijpend. Voor Cyriel was big business belangrijker dan grote principes. ‘Het is niet om de Baghdad International Fair te bezoeken dat hij me mee wil hebben, Cyriel. Er zou in de omgeving van Babylon een of andere catastrofe hebben plaatsgevonden en hij wil van een door de Irakezen georganiseerd persbezoek gebruik maken om er iets meer over te weten te komen. Hij denkt dat ik hem van nut kan zijn.’

Cyriel knikte. Hij was op de hoogte van Michels bindingen met de UP, maar wilde er zelf niets mee te maken hebben. ‘Het zou niet je eerste keer zijn.’

‘Nee. Maar wel in een land als Irak. Wat ergens anders een reportage is, noemen ze daar spionage.’

Cyriel was het daar mee eens. ‘Je hebt gelijk. Je moet je daar niet mee bemoeien. Aan de andere kant…’ Hij rommelde wat tussen zijn papieren en haalde een op geschept papier in reliëf gedrukte uitnodiging te voorschijn. ‘De jaarlijkse invitatie,’ zei hij. Hij trok nadenkend zijn lippen samen. ‘Daar vallen vanzelfsprekend heel wat orders op te pikken.’

‘Ik dacht dat je me beter kende,’ zei Michel op lichtelijk scherpe toon. ‘Ik heb me nooit ingelaten met het bloedgeld van de wapenhandel.’

Cyriel liet zich niet van zijn stuk brengen. ‘Dat hoeft ook niet. Er staan daar nog andere zaken tentoongesteld dan geblindeerde tanks, radar- en computergestuurde afvuursysternen. Ook machines en werktuigen.’

‘Dat is zo. Vooral de specifieke werktuigen die nodig zijn om wapens te vervaardigen.’

‘Precies, ja. Dat maakt het dubbel interessant. Niet alleen om te weten wie er exposeren, maar ook wie er zaken komen doen.’

Michel ging abrupt staan en begon in zijn grote kantoor heen en weer te lopen. Het was waar dat er op die wapenshow heel wat informatie te vergaren viel, maar hij weigerde door zijn aanwezigheid daaraan een vorm van morele steun te verlenen.

‘Er zijn andere middelen om daar achter te komen,’ zei hij. ‘Ik heb er nooit aan meegedaan en ga daar nu ook niet mee beginnen.’

De ochtend vloog om en pas toen hij van de lunch terugkeerde, schoot hem te binnen dat hij Lea nog niet had getelefoneerd sinds hij uit Johannesburg was vertrokken. Hij liet haar opbellen, maar het duurde een tijd voor de verbinding tot stand kwam.

Haar antwoord was kort en bits toen hij vroeg hoe het met haar ging. ‘Daarvan heb jij blijkbaar niet wakker gelegen. Vroeger belde je me op zodra je aangekomen was. Nu heb je daar twee dagen voor nodig gehad. Waar was je mee bezig? Een andere vrouw misschien?’

‘Nee. Ik heb in Londen overnacht. Er was iets fout gegaan met de…’ Hij hield op zich te verontschuldigen. ‘Hoor eens, Lea. Als je nu ook nog iedere keer dat ik op reis ga scènes gaat maken…’

Ze haakte daar dadelijk op in. ‘Wat bedoel je met ook nog? Als je vindt dat ik in mijn plichten te kort schiet moet je het maar zeggen.’

Hij veranderde van onderwerp. ‘Hoe is het met je zuster? Heeft ze het ziekenhuis al verlaten?’

Lea lachte schamper. ‘Doe niet zo huichelachtig. Ze heeft kanker. Net zoals ik. Trouwens, voor jou zijn we toch al afgeschreven.’ Het was Lea's manier om het spookbeeld van de ziekte waardoor ze zich bedreigd voelde, te bezweren.

‘Zo mag je niet praten, Lea. Je bent genezen en je zuster zal ook wel weer gezond worden. De medische wetenschap is er wat dat betreft behoorlijk op vooruitgegaan.’

‘Je hebt er geen flauw benul van wat mensen in zo'n toestand moeten doorstaan.’ Het was een welles-nietesspel, dat Lea urenlang kon volhouden. Ook door de telefoon. Michel luisterde gelaten naar haar zelfkwelling tot hij de gelegenheid kreeg haar te onderbreken. ‘Luister, Lea. Mag ik je vanavond terugbellen? Schrauwen staat hier aan m'n mouw te trekken.’

Ze zweeg even. Toen zei ze met een klein stemmetje: ‘Zie je wel. Zo is het altijd geweest. Bij jou kwam de zaak vóór alles. Maar er is iets veranderd.’

‘Wat dan?’ vroeg hij.

‘Bij mij was jij het die op de eerste plaats kwam. En ik weet niet of dat nog zo is.’ Ze verbrak de verbinding.

Hij legde neer. Vreemd dat ze een zinspeling had gemaakt op een andere vrouw. Dat had ze nooit eerder gedaan. Lea was bezig te veranderen. Maar zij niet alleen; hij ook.

En dat had niet zozeer te maken met zijn huwelijk, dat bezig was op de klippen te lopen.

Zelfs niet met Anna.

Het had te maken met een oude schuld die moest worden vereffend.

Toen hij meer dan vijfentwintig jaar geleden Irak verliet, was de nachtmerrie een met kettingen rammelend spook geweest, dat sinds zijn kinderjaren 's nachts geregeld door zijn dromen dwaalde. Naarmate de jaren voorbijgingen, was de angstdroom met steeds langere tussenpozen weggebleven, maar had tevens plaats gemaakt voor een onbestemd schuldbesef, het idee dat hij in het verleden op een of andere manier te kort geschoten was. Daaruit was het gevoel gegroeid dat hij aan het rechtzetten van een onrecht zijn bijdrage moest leveren. Eén keer in zijn leven zou hij voor de zaak van de vrijheid een grootse daad verrichten. Het was niet rationeel, dat wist hij, maar sinds zijn gesprek met Fazoft had hij het gevoel dat die dag niet ver meer was.

Zijn gedachtengang werd verstoord door zijn secretaresse en hij ging opnieuw aan het werk. De rest van de middag was hij druk in de weer met de samenstelling van het dossier voor een claim van drie miljoen dollar bij de Nationale Dienst voor Delcredere voor goederen die hun plaats van bestemming niet hadden bereikt.

Het was vrijdag en er werd maar tot vier uur gewerkt. Hij bleef nog een tijdje alleen doorwerken aan een prijsberekening, maar na drie kwartier zette hij de computer uit en verliet het kantoor. De telefoon ging toen hij de hal van zijn appartement binnenstapte. Hij liet zich op een stoel neervallen en schopte zijn schoenen uit.

‘Ja?’

‘Met mister Moreels?’

‘Wie bent u?’

‘Ik had u graag gesproken. Mag ik even naar u toe komen?’

‘Ik vroeg wie u bent.’

‘Dat vertel ik u zo dadelijk. Het is erg dringend, begrijpt u?’ De man sprak vloeiend Engels, maar de manier waarop hij Moreels' naam uitsprak wees niet op een authentieke Britse tongval.

‘Waar gaat het over?’

‘Dat kan ik niet door de telefoon zeggen, mister Moreels. Maar het is erg belangrijk.’

‘Sorry, als het voor zaken is, kunt u mijn kantoor bellen voor een afspraak.’

Michel verbrak de verbinding. Vermoedelijk weer iemand die iets te verkopen had. Hij vroeg zich af hoe de man zijn geheim telefoonnummer te weten gekomen was.

Hij maakte zijn das los en liep naar de slaapkamer om trainingskleren aan te trekken. Hoewel hij nog maar sporadisch aan schermtoernooien deelnam, was hij er nooit mee gestopt zijn conditie op peil te houden met hometraining. Hij beschikte over een oefenkamer met spiegel, houwzak, muurdoelwit en andere hulpapparaten. Een uur lang putte hij zich uit met lenigheids-, coördinatie- en krachtoefeningen, gevolgd door gevechtsoefeningen op de houwzak en het muurdoelwit, vooral aandacht gevend aan de parades vijf en zes en de houw wang. Na een douche maakte hij wat voor zichzelf klaar in de keuken. De huishoudster had de koelkast en de provisiekast gelukkig wat aangevuld. Nadat hij wat gegeten had, installeerde hij zich in de woonkamer met een borrel en een sigaret om de kranten en tijdschriften van de voorbije weken door te nemen.

De lectuur verveelde hem vrij vlug en een gevoel van isolement maakte zich van hem meester. Hij probeerde het te verdrijven met de Noorse Melodieën van Grieg, maar de diepe weemoed van de Scandinavische muziek maakte zijn eenzaamheid nog intenser. Een kwartier later schakelde hij de CD-speler uit en belde het Dorchester Hotel in Londen op. De receptionist vertelde hem dat Anna Steiner dezelfde ochtend was uitgeboekt. Teleurgesteld legde hij neer.

De hoorn lag amper op de haak toen het toestel begon te zoemen. Hij nam op. Anna zei: ‘Goeie genade. Wat ben jij vlug.’

‘Alleen als jij me belt,’ antwoordde hij.

‘Je raadt nooit waar ik ben,’ zei ze vrolijk.

Hij raadde maar: ‘In Antwerpen?’

Ze lachte. ‘Bingo.’

‘Blij dat je er bent, Anna. Ik had je niet zo vlug verwacht.’

‘Ja, zie je. Eigenlijk moet ik me pas maandag bij Kuwait Airways melden, maar ik had geen zin meer om in Londen te blijven. Dus laadde ik m'n koffer in de auto en twee uur later zat ik op de veerboot richting Zeebrugge. Op de snelweg naar Brussel zag ik een bord richting Antwerpen en opeens had ik er behoefte aan om jou weer te zien. Nu ik eenmaal hier ben, lijkt het me eigenlijk niet eens meer zo'n goed idee.’

‘Ik ken dat gevoel.’ Opeens kreeg hij een ingeving. ‘Hou je van muziek?’

‘Je kunt me net zo goed vragen of ik zonder ademhalen kan.’

‘Waar ben je nu?’

‘In de Holiday Inn. Dat is…’

‘Vijf minuten hiervandaan. Luister, Anna. Er is vanavond een uitvoering door het Symfonieorkest van de Munt in het concertgebouw aan de overkant. Ik zorg voor kaarten. Maak je klaar en kom naar beneden. Tegen die tijd ben ik bij je.’

Hij belde het bespreekbureau voor kaarten. Daarna trok hij een licht zomerpak aan en tien minuten later was hij onderweg. Toen hij nog tweehonderd meter van de Holiday Inn was zag hij haar op de oprijlaan vóór het gebouw staan. Ze zag hem ook en kwam met versnelde pas naar hem toe. Hij stak zijn hand naar haar uit, maar ze negeerde die, sloeg een arm om zijn hals en kuste hem vol op de lippen.

‘Hé! Denk om m'n reputatie, wil je.’

Ze glimlachte schalks. ‘Je kunt altijd zeggen dat ik je dochter ben.’

‘Als je me m'n leeftijd wilde laten voelen ben je daar prima in geslaagd,’ zei hij quasi boos.

Ze haakte een arm in de zijne. ‘Maak je geen zorgen. Ik hou van oudere mannen.’

Ze kuierden rustig naar deSingel, het concertgebouw dat tegenover het appartement van Michel lag. Het concert had plaats in de Blauwe Zaal en ze luisterden geboeid naar Haydns laatste Londense symfonie. Tot besluit kregen ze Schönbergs Erwartung, een opera waarin het verhaal wordt verteld van een vrouw die in een nachtelijk bos op zoek gaat naar haar geliefde. Ze raakt verdwaald, maar vindt uiteindelijk de weg naar het huis waar hij woont, samen met een andere vrouw.

Toen de vrouw uit het monodrama in een onheilspellende sfeer het huis betrad en er slechts het lijk van haar geliefde vond, drukte Anna haar nagels diep in Michels handpalm.

Na de voorstelling stelde hij haar voor ergens iets te drinken.

‘Graag,’ zei ze, ‘maar niet in een rokerige, bloedhete dancing.’

Michel voelde er evenmin iets voor zich aan een megadosis flitslicht en decibels bloot te stellen. ‘Nee, niet dansen,’ zei hij, ‘alleen maar wat praten.’ Hij wees naar het gebouw aan de overkant. ‘Ik woon daar. Op de veertiende verdieping.’

Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Alleen?’

Hij knikte. ‘Momenteel wel.’

Ze legde een hand op zijn arm. ‘Ik wil je geen last bezorgen, Michel. In de Holiday Inn is een knusse pianobar.’

‘Nee!’ Lea was op dat ogenblik voor hem zowel lichamelijk als geestelijk op het andere halfrond. Het verkeerslicht sprong op groen en hij nam haar mee naar de overkant. De Pullman Building was met t.v.-monitoren beveiligd en toen ze naast elkaar op de lift stonden te wachten, kon het hem niet schelen dat de camera's inzoemden en ze op een tape werden vastgelegd.

Anna liep ongegeneerd van de ene kamer naar de andere. Het was een groot airconditioned appartement met vier slaapkamers en evenveel badkamers. Het was door Lea met veel zorg ingericht. Michel belde de room service van het Pullman Hotel en bestelde champagne met oesters. Daarna koos hij een CD uit met galante achtergrondmuziek.

Anna kwam terug en tuurde naar een impressionistisch bloemen-en-vlinder-tafereel van Ensor.

‘Jullie slapen niet samen,’ zei ze.

‘Is dat zo makkelijk te zien?’

‘Jouw slaapkamer is de enige plaats waar iets van jezelf te bespeuren valt.’

Hij wilde haar vragen wat dat dan wel was, maar werd onderbroken door de bel. Door de beeldtelefoon zag hij de kelner van room service in de hal staan. Hij liet de man binnen en zette de gangdeur op een kier. Een paar minuten later rolde de kelner een trolley door de deur en stalde een koelemmer met champagne en twee grote borden met oesters en toast op de tafel uit.

Anna bekeek het etiket op de fles. ‘Alleen maar praten?’ vroeg ze. ‘Met Veuve Cliquot, oesters en tafelmuziek van Telemann?’