De Amn

Michel en Fazoft hadden nauwelijks hun plaatsen in het theater weer ingenomen, toen de vertoning eindigde in een apotheose van kleur en muziek. Anna rekte zich en stak haar arm door die van Michel.

‘Gelukkig ben je daar weer. Weet je, ik had me deze vakantie wel wat romantischer voorgesteld.’ Ze zei het lachend, maar niet zonder een ondertoon van verwijt.

Hij gaf haar een vaderlijke zoen op het voorhoofd. ‘Ik zal het de komende dagen goedmaken.’

‘Daar reken ik op,’ zei Anna.

Op weg naar de koffieshop zag Michel op het parkeerterrein een zwarte auto stilhouden naast hun Mercedes. Twee mannen in zwarte uniformen stapten uit en liepen om hun auto heen. Ze gluurden door de ruiten en voelden of de portieren op slot waren. Michel talmde wat en liet de anderen voorgaan. De twee agenten keerden na overleg terug naar hun eigen auto en wat later reden ze weg. Gerustgesteld volgde Michel zijn metgezellen naar binnen.

Op een paar Japanse toeristen na waren ze de enige klanten in de koffieshop. Ze bestelden thee – de enige drank die te krijgen was – en de vrouwen trokken, gewapend met hun handtas, naar de toiletten. Michel zag dat Fazoft een nieuwe film in zijn cameraatje legde en het belichte rolletje onder de kraag van zijn hemd verborg. Het deed hem beseffen wat voor een risico de journalist hen had doen lopen, alleen maar voor een paar foto's van vernielde gebouwen. Zelf had hij zich, zodra de helikopter geland was, uit de voeten gemaakt, liever dan eerst nog een praatje te maken met de piloot.

Zijn gedachtengang werd onderbroken door Daisy die van de toiletten terugkeerde. Zoals altijd was ze net iets te kwistig omgesprongen met haar oranje lipstick en haar oogschaduw.

‘Thee, Daisy?’

‘Ja, doe maar.’

Hij schonk in en schoof het kopje en de strooibus met suiker naar haar toe. ‘Ik had graag een gesprekje gehad met jouw piloot. Zie je geen kans een ontmoeting voor me te organiseren?’

Ze liet haar zwaar bewerkte wimpers neer als een blauwzwart gordijn, waar ze behoedzaam doorheen gluurde. ‘'k Weet 't niet.’

Fazoft gaf haar een por in de zij. ‘Je hoeft voor Michel niets te verbergen, meisje. Hij is betrouwbaar.’

Ze haalde haar vingers door haar warrig popster-kapsel. ‘Da's moeilijk. Hij staat op 't punt z'n biezen te pakken.’

‘Wat?’

Fazoft zei: ‘Daisy bedoelt dat haar kapitein-vlieger van plan is te drossen.’

‘Deserteren?’

‘Zoals je wilt. Een paar weken geleden heeft de Kleine Satan twee luchtmachtgeneraals laten executeren. Daisy's vriend wil niet wachten tot hij aan de beurt is.’

Michel knikte begrijpend. Dat verklaarde waarom de piloot de journalist een rondvlucht had aangeboden. Hij had geld nodig om ervandoor te gaan.

‘'k Zie 'm morgen,’ zei Daisy.

‘Dat klopt,’ zei Fazoft. ‘Hij komt het restant van de tweeduizend dollar bij haar ophalen. Ik had hem duizend dollar vooruit betaald.’

‘Waar?’ vroeg Michel. Hij zag de afwijzende blik in Daisy's bleekgroene ogen en drong aan. ‘Vijf minuutjes maar.’

‘Geen denken aan. Abdullah wil niet met 'n vreemdeling worden gezien. Behalve met mij, maar da's wat anders.’

‘Wat wil je weten?’ vroeg Fazoft. ‘Misschien kan Daisy het hem vragen.’

Michel zag Anna naderbij komen. Ze droeg een kort wit jurkje zonder mouwen en de zorgvuldigheid waarmee ze de eye-liner en de wimperkleurstof had aangebracht, stak schril af tegen de opzichtige make-up van Daisy. Anna kwam naast hem zitten en terwijl hij voortpraatte, schonk hij ook voor haar thee in.

‘Ik wilde graag meer weten over het raketprogramma.’

Daisy trok een gezicht. ‘Daar weet Abdullah niks van af. Hij is piloot, geen wetenschapper.’

‘Dat begrijp ik. Ik hoef ook geen wetenschappelijke gegevens. Mij interesseert alleen te weten wie de leiding heeft. Zijn de geleerden en de technici Irakezen of zijn het buitenlanders? Abdullah moet toch wel eens namen hebben opgevangen. Die informatie is me ook een paar duizend dollar waard.’

‘'k Zal 't vragen.’

‘Prachtig. Zal ik je bellen? Geef me je nummer.’

‘Telefoneren? Je kunt 't net zo goed in de krant zetten. Nee, hoor.’ Ze gaf Fazoft een vertrouwelijk kneepje. ‘'k Heb morgen nog een halve dag vrij. Als 'k wat weet, kom 'k even langs in je hotel. Elf uur. In Irak is 't bed nog 't veiligste communicatiemiddel.’

Anna zette haar kopje luidruchtig neer.

‘Laten we opstappen,’ zei ze schalks. ‘Daisy brengt me op een idee.’

Ze verlieten als laatsten de koffieshop. Hun auto was de enige op het uitgestrekte, door hoge booglampen verlichte parkeerterrein. De natriumlampen hulden het kleine groepje in een griezelig licht en toen Michel de anderen zag instappen, vond hij dat ze op levende lijken leken, met een doodsbleke huid en holle oogkassen. Maar toen hij achter het stuur schoof en een blik op zijn eigen handen wierp, was de kleur ervan al even naargeestig. Anna, die naast hem op de voorbank zat, huiverde en drukte zich tegen hem aan.

Michel startte en liet de Mercedes optrekken. De spaarzaam verlichte privé-weg die het archeologisch gebied met de hoofdverkeersweg verbond, lag er verlaten bij. Hij slingerde met scherpe bochten zonder bermbeveiliging of vangrails door een rotsachtig terrein met aan de rechterkant afwisselend steile hellingen en ondiepe ravijnen, zodat Michel voortdurend gas moest terugnemen en schakelen.

Na een tweetal kilometer zag hij in zijn spiegel de koplampen van een auto die snel naderbij kwam. Twee bochten verder was de achterligger tot op een paar meter genaderd zonder zijn lichten te dimmen en de felle stralenbundels verspreidden een hinderlijke gloed in hun auto.

Op het volgende korte rechte stuk minderde Michel vaart en week zoveel mogelijk uit naar de rand van de weg. De volgauto schoot hen met fel optrekkende motor voorbij.

Het was een zwarte Mercedes van de veiligheidsdienst.

‘De Amn,’ mompelde Fazoft. ‘Laat die maar gaan.’

Ze reden zwijgend verder, ieder met zijn eigen gedachten bezig.

Achter de volgende bocht onder het gele licht van een booglamp, stond de Mercedes dwars over de rijweg.

Aan weerskanten van de auto stond een in het zwart geklede agent met een VZ61-Schorpioen pistoolmitrailleur met ingeklapte kolf aan de draagriem voor de borst.

Michel stopte en liet de elektrisch bediende zijruit zakken. ‘Good evening, sir,’ zei hij beleefd.

De agent aan zijn kant was een grote man met bloemkooloren en een blauwgeaderde neus met daaronder de gebruikelijke Saddamsnor.

‘Jawaaz safarak, jelle!’

Michel antwoordde. ‘Ik versta u niet.’ In gebrekkig Arabisch voegde hij er de woorden aan toe die alle toeristen in Irak het eerst leren: ‘Hal tatalkallamy 'ingleezy? Spreekt u Engels?’

De agent bracht de loop van zijn machinepistool tot op een paar centimeter van Michels gezicht.

‘No tatalkallamy 'ingleezy! 'Inglitarrah 'Amirikiyyah are devils! Passport!’

Michel overhandigde hem zijn paspoort. ‘No 'ingleezy. Belgian.’

De agent bestudeerde grondig het document voor hij het met onmiskenbare tegenzin aan Michel teruggaf. Hij gebaarde met zijn wapen naar Fazoft en de twee vrouwen. Die haalden haastig hun papieren te voorschijn. Toen de agent zag dat het geen Belgische, maar Britse paspoorten waren, werd zijn gezicht donker van wantrouwen.

‘No Belgian! 'Ingleezy! Out of car! Quickie! Quickie!’

Ze stapten uit.

De tweede agent, een verkleinde uitgave van de eerste, was om de wagen heen gelopen en hield hen onder schot terwijl de ander de mannen vrij hardhandig fouilleerde. Toen hij het cameraatje uit de borstzak van Fazofts safarihemd te voorschijn haalde zei hij triomfantelijk: ‘Haha, zie je wel dat er iets fout zat.’ Hij sprak Arabisch in de overtuiging dat ze hem niet verstonden. ‘Dit zijn spionnen. Die gebruiken allemaal zo'n miniatuurcamera.’

De kleine agent beaamde: ‘Alle 'ingleezy zijn spionnen.’ Hij gaf Fazoft een venijnige por met de loop van zijn wapen. ‘Down! Liggen!’ Vervolgens schopte hij Michel tegen zijn schenen. ‘Jij ook! Handen in de nek!’

Michel liet zich op de grond zakken.

De twee mannen lagen nu op hun buik op de grond, het gezicht omlaag en de handen in de nek.

De grote agent zei: ‘Ik ga het hoofdkwartier oproepen. Als een van hen beweegt, schiet je hem een kogel door zijn kop. Dat zal uiteindelijk toch moeten gebeuren.’

Dit kan niet, dacht Michel. Ik ben niet naar dit land teruggekeerd om op deze manier aan mijn eind te komen.

Hij negeerde het risico en draaide zijn hoofd om. Zijn ogen zochten die van Anna. Die las in zijn blik een mengeling van verdriet en machteloze woede. Geen angst.

De grote Amn-agent stond bij het open raam van de patrouille-auto. Hij had zijn pistoolmitrailleur op de voorbank gelegd en praatte in de handmicrofoon. Michel hoorde hem verslag uitbrengen en hun namen uit de paspoorten voorlezen. Dat nam nogal wat tijd in beslag omdat de namen letter voor letter werden gespeld. Daarna stond de agent, een broedende blik op de vrouwen gericht, met de microfoon in de hand te wachten op orders. Michel herinnerde zich dat Fazoft de film in de camera had vervangen, maar hij maakte zich zorgen dat bij grondiger fouilleren de belichte film zou worden gevonden. Anna en Daisy stonden een paar passen verder, de handen ter hoogte van de schouders en de uitdrukking op hun gezicht was eerder een van ongeloof dan van angst.

De Amn-agent legde zijn hand over de microfoon. ‘Hoor eens, Ammad. Straks sturen ze versterking om die honden op te halen, maar ik weet wat beters.’ Hij sprak een moeilijk te verstaan dialect uit het zuiden van Irak. ‘Jaag die twee mannen weg en leg ze neer als ze twintig pas ver zijn.’

Ammad grijnsde onzeker: ‘En dan?’

‘Dan nemen we die twee hoeren onder handen. Het duurt op zijn minst een uur voor de versterking arriveert.’

‘Krijgen we daarmee geen moeilijkheden?’

‘Omdat we vluchtende spionnen tot staan wilden brengen? Ben je getikt? Dat zou de eerste keer zijn.’

Ammad schopte de liggende mannen in de zij. ‘Get up! Quickie!’

Aarzelend kwamen de twee mannen overeind. Michel zag dat Ammad zijn VZ61 op volautomatisch vuren instelde.

Hij zag een kleine, donkere vlek op haar rug verschijnen. Ze wankelde, aarzelde even. Drie stappen verder zakte ze in elkaar.

Op een vreemde, afstandelijke manier zag Michel de dood onder ogen. Maar niet al vluchtend, dacht hij, niet zonder een laatste poging. Hij spande zijn spieren en zonder zijn hoofd om te wenden, wist hij dat ook Fazoft zich klaarmaakte.

Ammad liet met één hand zijn wapen los en wees gebiedend de weg op.

‘Roeh! Imsjie minná!’ snauwde hij. ‘Ga weg! Verdwijn!’

In plaats van weg te lopen, deden ze allebei een pas naar voren. Michel greep de loop van de pistoolmitrailleur vast en duwde die opzij, terwijl Fazoft met genoeg kracht uithaalde om de agent met één klap buiten westen te kunnen slaan.

Maar de beweging van Michel hinderde Fazoft en de vuiststoot schampte af op de schouder van de agent. Die deed een stap achteruit en rukte nu met beide handen aan zijn mitrailleur om zijn wapen vrij te krijgen.

Toen dat niet lukte, haalde hij de trekker over.

De kogels floten ijzingwekkend dicht langs hun hoofd.

Voor Michel, die het wapen bij de korte loop omklemde, was het of de projectielen dwars door zijn hand boorden. Het staal werd in een fractie van een seconde gloeiend heet.

Voor hij het wist, had hij losgelaten.

De Amn-agent stopte met schieten. Hij deed opnieuw een stap achteruit en richtte zijn wapen.

Voor de tweede keer zagen Michel en Fazoft de dood voor ogen.

Op de bal van een hooggewelfde voet draaide Anna sierlijk om de eigen as. Met de kracht en de snelheid van een geoefend vechter kwam haar andere voet met gestrekte tenen omhoog en raakte met een dodelijke precisie Ammads ballen.

‘Ohh!’

De kleine Amn-agent liet zijn wapen los en sloeg dubbel, z'n handen aan zijn kruis.

Michel kwam een pas naderbij en gaf een harde ruk aan de draagriem waardoor Ammad half bewusteloos achterwaarts tegen hem aan viel. Hij greep de schietklare pistoolmitrailleur vast en met Ammad als een levend schild voor zich richtte hij het wapen op de andere agent.

Die had zijn microfoon laten vallen en graaide vloekend door het open raam naar zijn eigen wapen.

‘Afblijven,’ beval Michel, maar hij had de ander net zo goed kunnen bevelen op te houden met ademen. De Amn-agent had zijn machinepistool al vast en rukte aan de vergrendeling. Niets zou hem tegenhouden in het wilde weg te gaan schieten, tenzij Michel hem vóór was.

Op het zelfde moment klonk door de radio de boze stem van kolonel Qazzaz.

De woordenstroom bereikte niet direct het door razernij benevelde brein van de Amn-agent. Zijn wapen bewoog in de richting van Anna en Daisy.

Michel verlegde de pal van het afvuurmechanisme en loste één enkel schot laag over het hoofd van de Irakees. Die leek dat niet eens te horen en Michels vinger kromde zich al om de trekker voor een schot tussen de ogen.

De stem in de radio werd hard en dreigend als een gepantserde vuist.

De Irakees liet zijn wapen zakken.

‘Moreels en zijn reisgenoten onmiddellijk vrijlaten!’ brulde kolonel Qazzaz. ‘Jullie beiden melden je vandaag nog in het Paleis van het Einde!’