De service van Pan Am

Op het elektronisch flipperbord van het luchthavengebouw prijkte achter de aangekondigde vluchten naar het vasteland het voor luchtreizigers meest gevreesde woord: delayed. Michel begaf zich naar de informatiebalie van de maatschappij en vernam dat er op de koop toe iets fout was gelopen met de reservering voor zijn aansluitende vlucht naar België. Die was voor de volgende dag geboekt. Dat bracht hem tot het besluit in Londen te overnachten en Barzad Fazoft een bezoek te brengen.

Fazoft was een 31-jarige in Teheran geboren free-lance journalist met een Brits paspoort. Hij was enig kind uit het huwelijk van de dochter van een Engelse diplomaat met Ali Akbar Fazoft, een Assyrische christen, die directeur was van de Iraanse Staatsomroep. Toen in november 1978 een militaire regering de massale opstand tegen het regime van de sjah moest onderdrukken, werd Ali Fazoft aan de dijk gezet, zogenaamd wegens onvoldoende politieke vastberadenheid. Een paar dagen later werd hij door de geheime politie opgepakt en uit de weg geruimd. Zijn vrouw week met haar twintigjarige zoon uit naar Engeland. Fazoft beëindigde zijn studies in Cambridge en ging daarna werken als free-lance journalist. Dank zij zijn gemengde afkomst en vloeiende kennis van het Arabisch, had hij zich vrij spoedig opgewerkt tot specialist voor het Midden-Oosten. Hoewel Fazoft een felle tegenstander was van sommige repressieve regimes in de Levant, waren zijn artikelen meestal to the point en informatief, maar gematigd van toon. Op die manier beschermde hij zijn bronnen en voorkwam hij dat hem de toegang tot de betrokken landen werd ontzegd. Het aan de kaak stellen van concrete wreedheden deed hij via de UP. Het was Barzad geweest die Michel voor de UP had aangeworven.

Twee weken geleden had Fazoft hem opgebeld om een afspraak te maken, juist toen hij op het punt stond naar Johannesburg te vertrekken. Ze hadden afgesproken elkaar te ontmoeten zodra hij terug was en Michel besloot nu van de nood een deugd te maken.

In een telefooncel draaide hij het nummer van Barzad. Nadat de bel twee keer was overgegaan, hoorde hij de klik van een antwoordapparaat en de stem van Barzad, die met een overdreven Arabisch accent zei: ‘Salaam aleikoem. Ik ben melk voor de kat gaan kopen. Als ik op straat niet door een vreemdeling word aangevallen of door een prostituée op sleeptouw genomen, ben ik om tien uur thuis. Wie je ook bent: you're welcome. Ik heb whisky in de bar en ijs in de koelkast. Insha'Allah.’

Michel zei: ‘Hou op te doen alsof je een moeras-Arabier bent, Barzad. Ik ben op Heathrow gestrand en stel voor dat we morgenmiddag samen lunchen. Als je tegen die tijd nuchter bent, tenminste.’ Hij grinnikte en hing op. Fazoft had het uiterlijk van een Assyrier, maar voor de rest was hij meer Engels dan zijn moeder. Michel haalde zijn koffer ojp en verliet het luchthavengebouw.

Bij de taxistandplaats stonden tientallen reizigers op hun beurt te wachten, keurig in de rij, zoals dat in Engeland gebruikelijk is. Michel liep door tot aan het vertrekpunt van de minibusjes van de grote hotels. Hij stond aan de rand van het trottoir uit te kijken, toen een knalrode Alfa Romeo Convertibel met open kap voor hem stilhield. Anna lachte hem toe van achter het stuur.

‘Taxi, sir?’

Hij aarzelde even voor hij instapte.

Ze reed onmiddellijk door. ‘Ik neem aan dat je in Londen blijft overnachten?’

‘Ja. Ik stond op het busje van Hotel Grosvenor House te wachten.’

‘Grosvenor House aan Park Lane? Dat treft. Ik logeer in het Dorchester Hotel. Dat is tweehonderd meter voorbij het Grosvenor.’ Ze zweeg omdat haar aandacht door het drukke verkeer werd opgeëist. Ze trok een kam uit haar kapsel zodat het opgestoken haar omlaag viel. Zodra ze de M4 bereikten, drukte ze het gaspedaal dieper in en door de toenemende luchtstroming wapperden haar haren om haar hoofd. De wind floot ook Michel om de oren en dat maakte een gesprek haast onmogelijk. Anna draaide de radio luider en ze luisterden zwijgend naar de muziek. Toen ze Marylebone Road in Westminster City bereikten, werden ze opgenomen in de langzame, maar goed opschietende verkeersstroom.

Michel verbrak de stilte. ‘Behoort dit ritje bij de service van Pan Am of ben ik een uitzondering?’

Haar stem klonk terechtwijzend. ‘Nee. Geen uitzondering. Ik doe iedere dag één goede daad. Vandaag geef ik een lift aan een gestrande reiziger.’

‘Sorry. Dat was een flauwe opmerking van me.’

‘Geeft niet, hoor.’ Ze glimlachte en de spanning van het moment trok weg.

Hij zocht naar iets origineels om te zeggen, vond niets en zijn vraag klonk dan ook erg banaal. ‘Kan ik het goedmaken met een etentje in Mayfair?’

‘Graag, maar dan wel een andere keer. Ik ben al meer dan twintig uur op de been en zou geen prettig gezelschap zijn.’

‘O.’

Ze voelde dat hij teleurgesteld was en legde troostend haar hand op zijn knie. ‘Ik heb een ander voorstel. Waarom kom je morgenochtend niet bij mij ontbijten? Of heb je iets om handen?’

Hij aarzelde en dacht aan zijn voornemen om Fazoft te gaan opzoeken. Hij nam een besluit. ‘Nee. Niets speciaals. Weet je wat? Als je dan toch vroeg naar bed gaat: ontbijt om acht uur in Grosvenor House. We gaan naar het British Museum. Daar zijn twee originelen te zien van de Magna Charta.’

‘O ja? Wat vind je daar zo bijzonder aan?’

‘Het zijn charters, uitgevaardigd door een Engelse koning in de 13de eeuw. Ze worden beschouwd als het fundament van vrijheid en democratie.’

Ze wierp een vlugge blik opzij. ‘Je zegt dat op een toon alsof vrijheid voor jou een bijzondere betekenis heeft.’

‘Dat klopt. Niets is zo belangrijk als vrijheid. Zowel individueel als collectief of geestelijk. Ik ben één van de weinigen die bereid is daarvoor iets te doen.’

Ze hadden Park Lane bereikt en Anna stopte voor het deftige Grosvenor House Hotel. ‘Iets aan doen? Wat bijvoorbeeld?’

Hij stapte uit en nam zijn koffer uit de bagageruimte achter de stoelen. ‘Ik schrijf protestbrieven naar regeringen die mensen opsluiten. Op verzoek van Amnesty International.’ Hij boog zich over het portier en gaf haar een vluchtige kus op de lippen.

Een oogwenk later was hij door een van de klapdeuren verdwenen.

In de spiegel kijkend, veegde ze nadenkend wat lipstick weg uit de hoek van haar mond.

Niet bruin, dacht ze. Grijs. Zijn ogen zijn grijs, met een tikkeltje blauw.

Een elektronische kalender in de lounge informeerde de gasten dat het zeven uur en vierenveertig minuten was op woensdag 21 augustus 1989 en dat de buitentemperatuur 21° Celsius of 69,8° Fahrenheit bedroeg. Toen Michel de ontbijtzaal binnenkwam, zat Anna al aan een tafeltje bij het raam en wuifde vrolijk. Ze droeg lichtblauwe zijdeachtige shorts onder een ruime tuniekblouse. Haar lange blonde haar was met een zijden sjaal van dezelfde stof als van haar blouse bijeengebonden. Hij ging tegenover haar zitten. ‘Je bent vroeg.’

‘Beroepsdeformatie,’ zei ze. ‘Als stewardess leer je vroeg opstaan. Koffie?’ Ze droeg lange oorbellen van gedreven zilver.

‘Graag.’

Ze keek door het raam. De ontbijtzaal was op de eerste verdieping en ze hadden een prachtig uitzicht op Hyde Park. ‘Wil je echt naar een museum? Het belooft een mooie dag te worden.’

‘Wou je liever wat anders doen?’

‘Ja,’ zei ze enthousiast. ‘In de zon lopen. Flaneren door de parken. Of een boottochtje op de Theems.’

‘Goed,’ zei hij met een glimlach. ‘Een wandeling dan. Maar niet langer dan tot halfeen. Ik heb een afspraak voor de lunch.’

Ze pakte haar bord en stond op. ‘Geeft niet, hoor. Op het juiste moment verdwijn ik wel uit je leven.’ Ze liep naar het buffet.

Hij liep haar achterna, het bord in de hand. ‘Wat bedoel je daarmee?’

Ze schepte bacon en eieren op haar bord. ‘Trek het je niet aan,’ antwoordde ze. ‘Als ik honger heb, zeg ik vaak dingen die kant noch wal raken.’

Om twaalf uur zaten ze op een terrasje in de buurt van de Tower Bridge. Ze hadden een bezoek gebracht aan HMS Belfast, een oorlogsschip dat ooit de grootste kruiser van de Royal Navy was geweest en dat nu dienst deed als drijvend museum. Michel sloeg Anna gade terwijl ze met smaak een glas Engels bier zonder schuim dronk. Lea had hij nooit bier zien drinken. Gedurende de wandeling had Anna hem over Zuid-Afrika verteld en over haar belevenissen als stewardess, maar toen ze hem vroeg of hij getrouwd was, had hij, nogal abrupt, hun gesprek van onderwerp doen veranderen. Hij keek op zijn horloge. ‘Tijd om op te stappen, Anna.’

Ze trok een lang gezicht. ‘Jammer.’

Hij glimlachte. ‘Fijn dat je het jammer vindt.’

Met een vlugge beweging kwam ze overeind. Ze tikte hem op de wang. ‘Vreemde man,’ zei ze en in haar ogen verscheen een peinzende blik. Hij wilde dieper ingaan op die opmerking, maar voor hij de kans kreeg, pakte ze haar tasje op en liep met korte, vlugge passen in de richting van de toiletten. Hij overwoog om haar te vragen mee naar Fazoft te gaan. Waarom niet, eigenlijk?

Hij keek haar na. Ze had een elegante manier van bewegen. Hij dronk de rest van zijn bier op. Meestal was hij immuun voor de aantrekkingskracht die stewardessen op alleenreizende mannen plegen uit te oefenen, maar Anna maakte een gevoel in hem wakker, waarmee hij niet direct raad wist.

Hij was zo in gedachten verzonken dat hij haar niet had horen terugkomen. Ze tikte hem op de schouder. ‘Klaar?’

‘Ja.’

Ze verlieten het café. In de buurt van de Tower wenkte hij een taxi. Vóór ze in het ouderwets uitziende voertuig stapten, zei hij: ‘Ik moet nu naar een vriend, Fazoft Barzad. Hij is free-lance journalist. Als je zin hebt, mag je gerust mee. Anders breng ik je eerst naar je hotel.’

Ze sloeg een verdedigende toon aan. ‘Ik wil me niet opdringen.’

Hij glimlachte begrijpend. ‘Zelfs dat zou niet noodzakelijk onaangenaam zijn.’