Paleis van het Einde

Michel draaide zich met een ruk om. Voor hem stonden twee zwaargebouwde mannen met pafferige, gladgeschoren gezichten op de gebruikelijke snor na. Ze droegen beiden dezelfde onverzorgde kleren: grijze broek, een jasje van grijze polyestervezel en zware schoenen.

Michels gezicht kreeg een verbeten uitdrukking. Hij zei: ‘Ja, ik ben Michel Moreels. Wat willen jullie?’

Zonder zich te identificeren zei één van hen beleefd, maar op een toon die geen tegenspraak duldde: ‘We moeten u verzoeken met ons mee te gaan.’

De autoritaire toon en hun uiterlijk lieten er bij Michel geen twijfel over bestaan dat hij met geheime politie te maken had, maar hij was te opgewonden om angst te voelen.

‘O ja? En waarom? Wie zijn jullie?’

De man knoopte zijn jasje los en toonde een geplastificeerde identiteitskaart. ‘Moekhabarat. Kolonel Qazzaz wenst u een paar vragen te stellen.’

‘Qazzaz? Die is erevoorzitter van de Handelskamer. Wat heeft die met de geheime dienst te maken?’

‘De kolonel is op één na de hoogste in rang bij de Moekhabarat.’

‘Fijn voor hem. Maar het zal een andere keer moeten zijn. Ik heb hier een probleem aan de hand dat niet kan wachten.’

De geheimagent kwam een pas dichterbij terwijl zijn partner zich achter Michel opstelde. Zijn stem kreeg een dreigende ondertoon. ‘Als ik u was, zou ik geen moeilijkheden maken.’

Ze hadden de hele tijd Arabisch gesproken en Anna keek ongerust van de een naar de ander. ‘Wat is er?’ vroeg ze in het Engels. ‘Wat willen jullie van ons?’

Haar stem klonk een tikkeltje te hard zodat de twee barkeepers het hoofd omwendden. Ze begrepen wat er aan de hand was en trokken zich een eindje terug.

Michel kwam vlug tussenbeide. ‘Niets ernstigs, Anna,’ stelde hij haar gerust. ‘Ik ben ontboden bij kolonel Qazzaz. Ga jij nu maar rustig naar je kamer en als je binnen een uur niets van me hebt gehoord waarschuw je de ambassadeur. De ambassade is maar een paar blokken hier vandaan. Naast het Saadun Park.’

‘Nee. Ik…’

‘Doe wat ik zeg, Anna. Als dit een verhoor is en ze nemen jou ook mee, zijn we er nog slechter aan toe.’ Hij drukte haar de sleutel in de hand en draaide haar zijn rug toe.

Geflankeerd door de twee agenten liep hij naar buiten. Voor de ingang stond de gebruikelijke zwarte Mercedes. Michel moest op de achterbank plaats nemen, achter een stevige afscheiding van dik matglas. De zijruiten waren afgedekt met gordijntjes zodat hij niet naar buiten kon kijken. Een van de agenten kwam naast hem zitten en de andere schoof achter het stuur en startte de motor.

Michel voelde zijn handen klam worden.

Na twintig minuten rijden stopte de wagen. Hij hoorde een ijzeren poort open- en dichtgaan en vijftig meter verder passeerden ze een tweede poort. Een militair in uniform rukte het portier open en greep hem ruw bij de elleboog: ‘Eruit!’

Op de binnenplaats stonden een tiental Mercedessen en een paar gepantserde voertuigen geparkeerd. Zonder dat iemand het zei, wist hij dat hij zich in het gevreesde hoofdkwartier van de Moekhabarat bevond.

Hij kreeg een duw in zijn rug. ‘Volgen!’

Ze liepen door lange gangen met hoge verveloze, genummerde deuren. Zijn bewakers droegen schoenen voorzien van ijzeren hakbeschermers en hun voetstappen weergalmden tegen de kale muren. Deuren sloegen kletsend open en dicht en de mannen die ze tegenkwamen, hadden allemaal het uiterlijk van in uniform gestoken grondwerkers. Kale TL-buizen verspreidden een flikkerend, onheilspellend licht. Overal waar ze kwamen hing een onfrisse geur zoals in een openbaar urinoir.

Aan het einde van één van de gangen kwamen ze bij een dubbele deur die uitkwam op een tweede binnenplaats. Het was een grote rechthoekige open ruimte en aan de lange muur rechts hing een reusachtig portret van Saddam Hoessein met de slogan: Ik zal je met mijn eigen handen martelen en in vier stukken snijden. Het was een vermaard geworden uitspraak van de president waarmee hij, op een congres van de Baath-partij, leden van de Republikeinse Raad die hij ervan beschuldigde hem tegen te werken, had laten wegvoeren.

Onder bewaking van militairen stond onder het portret een tiental gevangenen, geboeid en met ontbloot bovenlijf, het gezicht naar de muur gekeerd. Hun ruggen vertoonden vuurrode, bloederige striemen.

Aan de schaduwkant blijvend, staken ze de binnenplaats over. Ze kwamen in een weelderig ingerichte vleugel van het paleis. Op de marmeren vloeren van de gangen lagen brede lopers van Perzisch tapijt en aan de plafonds hingen kristallen luchters. In een grote hal met in het midden een monumentale trap stond een reusachtig bronzen beeld van Saddam in de battledress van de Republikeinse Garde.

Op de eerste verdieping werd Michel naar een wachtkamer gebracht met stoelen met harde leren zittingen en aan de wanden grote olieverfschilderijen, die allemaal Saddam Hoessein als veldheer of als vader van zijn volk voorstelden. Na meer dan een uur wachten werd hij door één van de agenten in het kantoor van kolonel Qazzaz binnengebracht.

Michel moest plaats nemen op een houten stoel met hoge leuning, een tweetal meter vóór het bureau. De agent vatte post bij de deur.

Qazzaz zat achter zijn bureau te telefoneren en schonk geen aandacht aan zijn bezoeker. Op het bureaublad lag een dossier met daarop een foto van Anna. Flarden van het gesprek drongen tot hem door. Het ging over de geluidsisolatie van nieuwe verhoorkamers in de kelders van het paleis. Michel besefte dat het allemaal deel uitmaakte van een vooropgezet plan tot intimidatie: de publieke arrestatie, de rit door de stad, de geboeide gevangenen op de binnenplaats, het wachten en tot slot de toespeling op martelingen in de verhoorkamers.

Qazzaz legde de telefoon neer en schreef iets op een bloknoot. Daarna drukte hij op een knop onder de rand van het bureaublad. Bijna gelijktijdig ging de deur open en kwam zijn aide de camp binnen. Qazzaz scheurde het beschreven blaadje af en gaf dat samen met het dossier van Anna aan zijn aide de camp. Voor het eerst viel het Michel op dat de kolonel linkshandig was en zonder te weten waarom leek hem dat een belangrijke constatering.

‘Onmiddellijk uitvoeren,’ beval Qazzaz.

Pas nadat de officier het kantoor had verlaten, keek Qazzaz Michel aan. Zijn smalle gezicht verried geen enkele emotie, maar in zijn ogen smeulde de kille berekening en de wreedheid die Michel er al eerder in had opgemerkt. Zoals bij hun eerste ontmoeting maakte dat vage, onbestemde herinneringen wakker die Michel niet kon plaatsen, maar die zijn zelfverzekerdheid danig ondermijnden.

Qazzaz merkte zijn verwarring en grijnsde. ‘Welkom in het Qasi-al-Nihayyah.’

‘Niet bepaald een voor zakenlui en toeristen aan te bevelen bezienswaardigheid,’ antwoordde Michel, zich onverschilliger voorwendend dan hij zich voelde.

‘U vergist zich. Voor het Iraakse volk is dit voormalig koninklijk verblijf een symbool van onze vrijheidsstrijd. In 1958 werden hier koning Faisal en zijn familie geëxecuteerd. Daarom noemen we dit het Paleis van het Einde. Een passende benaming voor het hoofdkwartier van de Moekhabarat. Vindt u niet?’ Qazzaz was overgegaan op Engels, vermoedelijk vanwege de wacht bij de deur.

‘Tja,’ zei Michel, slecht op zijn gemak, ‘overigens verklaart dat niet de reden waarom ik hier ben.’

Qazzaz leunde achterover in zijn bureaustoel. ‘Ik zou zeggen dat u dat heel goed weet. Of is in België verzet plegen bij een arrestatie en blijvend letsel toebrengen aan een politieman geen strafbare daad?’

‘Hoor eens,’ zei Michel op zijn hoede. ‘Er was geen sprake van verzet. Het was pure zelfverdediging. De twee Amn-agenten stonden op het punt zich aan de vrouwen te vergrijpen. Wat ze niet wisten was dat ik Arabisch versta.’

Onverwacht kiepte Qazzaz zijn stoel voorover en liet zijn armen op zijn bureau neerkomen. ‘Dat is een ernstige beschuldiging, meneer Moreels. Als wat u zegt waar is, kost het de twee mannen hun hachje. Bent u bereid die verklaring onder ede te herhalen?’

Michel knipperde met de oogleden. ‘Als het moet. Ja.’

Qazzaz greep de telefoon, schakelde het meeluisterapparaat in en draaide een nummer. Even later identificeerde iemand zich als de commandant van de gevangenis.

Met een uitdagende blik op Michel zei Qazzaz: ‘Met kolonel Qazzaz. De twee Amn-agenten dienen te worden geëxecuteerd.’

De commandant zei: ‘Zeker, kolonel. Ik laat de verraders onmiddellijk doodschieten.’

Qazzaz zei: ‘Wacht even.’ Hij keek Michel aan en zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken vroeg hij: ‘Wenst u de terechtstelling bij te wonen?’

Niet in staat een woord uit te brengen, schudde Michel van nee. Hij twijfelde er niet aan dat het om een griezelig spelletje blufpoker ging en dat Qazzaz zonder het minste bezwaar twee van zijn landgenoten zou laten doodschieten, als hij hem vroeg zijn kaarten op tafel te leggen. Het was Qazzaz er duidelijk om te doen Michel te bewijzen dat hij over leven en dood kon beschikken.

‘Ga je gang,’ zei Qazzaz onverschillig en legde neer.

De volgende dertig seconden hield Qazzaz zich bezig met het opsteken van een grote havanna. Toen die naar zijn tevredenheid brandde blies hij een geurige wolk in Michels richting. Van zijn gezicht viel niets af te lezen. ‘Zo. Dat is van de baan. Nu weet u meteen hoe we dwarsliggers aanpakken.’

‘Nogal drastisch,’ meende Michel.

Qazzaz knikte. ‘We zijn onverbiddelijk voor wie niet met ons meewerkt.’

Michel was niet van plan zich te laten intimideren. ‘Ik weet niet of ik…’

‘Genoeg!’

De kolonel trok een lade open en haalde een vel papier te voorschijn. Tussen duim en wijsvinger hield hij het in de hoogte. Het was een kopie van de fax die Michel uit België had ontvangen.

‘U staat op het punt geruïneerd te worden,’ zei Qazzaz.

Michel schoof ongemakkelijk op zijn stoel. ‘Ik was van plan er met u over te praten. Ik begrijp niet hoe…’

Qazzaz viel hem opnieuw in de rede. ‘U hoeft zich niet zo deugdzaam voor te doen. U kwam om dezelfde reden naar Bagdad als alle andere buitenlanders. Voor geld!’

Michel trok een verongelijkt gezicht. ‘Dat klopt, maar niet voor mijzelf, kolonel, maar voor mijn klant, Ferrosteel. De State Organisation in Bagdad waaraan de goederen geleverd werden, zal die ook moeten betalen. Zo nodig zal ik hen daartoe dwingen.’

Kolonel Qazzaz' ogen fonkelden boos. ‘Dwingen zegt u. Ik moet u wel verzoeken op uw woorden te letten.’

Michel staarde hem met wijd open ogen aan.

Qazzaz' tanden blikkerden toen zijn gezicht zich vertrok tot iets wat op een glimlach moest lijken. ‘Ik begrijp dat u wat over uw toeren bent, maar prent goed in uw hoofd wat ik nu zeg: het enige middel om aan uw geld te komen is dat u voor ons gaat werken.’

‘Ik zal erover nadenken,’ zei Michel.

‘Er vált niet over na te denken,’ antwoordde Qazzaz grimmig. ‘Het is ja of nee. Nú!’

Michel sloeg zijn ogen neer. ‘Ja, dan maar. Er zal niets anders opzitten.’

Qazzaz blies voldaan een rookwolk uit. In zijn ogen gloeide een triomfantelijke blik. ‘Mooi,’ zei hij, ‘maar ik verwacht wel wat meer enthousiasme.’

Er werd op de deur geklopt en Qazzaz riep: ‘Ja.’ Een ongesluierde vrouw in een lang zwart gewaad met pofmouwen rolde een serveertafeltje naar binnen en ze keken zwijgend toe hoe ze koffie schonk in hoge porseleinen kopjes. Toen ze daarmee klaar was, legde ze een envelop op het bureaublad en verliet het kantoor. De kolonel pakte de envelop op en woog haar nadenkend op zijn hand. Zonder haar te openen legde hij haar weer neer. Hij legde zijn sigaar op de asbak en besteedde zijn aandacht aan de koffie.

Ze mompelden de gebruikelijke wensen en proefden van het sterke brouwsel.

Michel zette zijn kopje op de kleine bijzettafel die de vrouw naast zijn stoel had neergezet. ‘Nu we het eens zijn, kunt u me misschien zeggen wat u precies nodig hebt. U moet niet denken dat ik alles kan leveren.’

Qazzaz pakte zijn sigaar van de asbak en toen die niet meer bleek te branden, volbracht hij eerst het ritueel van het aansteken. Door een wolk van rook keek hij Michel vorsend aan. Toen hij tenslotte het woord nam liet hij alle vormelijkheid varen. ‘Oké, Moreels, luister goed. Vanavond, tijdens een receptie, aangeboden door een exposant, zal iemand van een ingenieursbedrijf uit het UK contact met je opnemen. Ze hebben dringend bepaalde materialen nodig om een opdracht voor ons te kunnen voltooien. Daarna zul je nog één of twee andere leveringen tot stand moeten brengen. Als je dat alles tot een goed einde gebracht hebt, zal niet alleen de schuld van drie miljoen dollar aan Ferrosteel worden geregeld, maar krijg je het zelfde bedrag erbovenop.’

Michel floot. ‘Een hoop geld.’

Qazzaz haalde zijn schouders op. Hij keek Michel doordringend aan en de blik in zijn ogen werd koud en onverschillig.

‘O, ja,’ zei hij als terloops. ‘Wat mevrouw Steiner betreft. Ik zie me verplicht haar het land uit te wijzen. Vandaag nog.’

‘Waarom?’ vroeg Michel gebelgd. Dat was dus wat Qazzaz op dat briefje had geschreven. Hij stond op het punt boos uit te vallen, maar bedacht zich. Anna's uitwijzing was in de gegeven omstandigheden het beste wat haar kon overkomen. ‘Waar is dat voor nodig?’ herhaalde hij wat minder verbolgen.

‘Omdat ik haar persoonlijke veiligheid niet kan waarborgen,’ zei Qazzaz resoluut. ‘Bij de Amn is men niet te spreken over haar gedrag. Stel je voor, een buitenlandse vrouw die een getrainde agent bijna doodtrapt. Bovendien zijn er in haar dossier nogal wat onbeantwoorde vragen in verband met haar verleden.’

‘Waarom ook niet. Anna heeft recht op privacy. Net als iedereen.’

‘Ik ben bang dat men daar in het Midden-Oosten toch anders over denkt.’ Qazzaz voelde zich zichtbaar meester van de situatie. Hij keek op zijn horloge. ‘Je bent al meer dan twee uur weg. Je kunt haar beter eerst opbellen en zeggen dat je op de terugweg bent.’ Hij schoof de telefoon naar de andere kant van zijn bureau en luisterde met een onbewogen gezicht hoe Michel met zachte stem Anna probeerde gerust te stellen.

Hij wachtte tot Michel neergelegd had en weer op zijn stoel zat. ‘Mevrouw Steiner vertrekt met de vlucht van vijftien uur veertig,’ zei hij kort.

Michel protesteerde: ‘Kan dat niet met de volgende vlucht? Of morgen? We kunnen niet eens behoorlijk afscheid nemen.’

Qazzaz stond abrupt op en schoof zijn stoel achteruit. ‘Als ik jou was zou ik blij zijn dat ze naar huis mag gaan. Als je je haast, kun je haar nog naar het vliegveld brengen. Zorg er wel voor op tijd terug te zijn voor de openingsplechtigheid vanavond.’

Hij gaf de agent bij de deur een teken en die verscheen als bij toverslag naast Michel om hem uitgeleide te doen. Michel stond op.

Qazzaz liep om zijn bureau heen en schudde hem de hand. ‘Tot straks.’

Michel was bijna de deur uit toen hij door de stem van Qazzaz werd tegengehouden. ‘Een ogenblik.’ Hij raapte de envelop van zijn bureau en gebaarde naar de agent dat hij die aan Michel moest geven. ‘Bekijk de inhoud maar eens goed en probeer er een les uit te trekken.’ Zowel in zijn stem als in zijn blik lag een messcherpe dreiging.

Michel stak de envelop in zijn zak en liep met grote passen naar buiten. Zijn enige verlangen was zo spoedig mogelijk aan de ondraaglijke sfeer in het Paleis van het Einde te ontsnappen. De twee agenten moesten zich reppen om hem bij te houden.

Op de achterbank van de Mercedes op weg naar het hotel, scheurde hij de envelop open en schudde de inhoud uit op zijn schoot.

Het waren vier kleurenfoto's op briefkaartformaat.

De eerste toonde de twee Amn-agenten op het moment dat ze aan de executiepaal werden gebonden. De fotograaf had de doodsangst in de gezichten heel professioneel weten te vangen.

De tweede was een momentopname, waarop de kogelinslagen duidelijk te zien waren.

De twee andere foto's waren close-ups van de door vele kogels verminkte lichamen.