14
Het Gallia-schrift
We hebben vier maanden moeten varen om van Toulon naar Tahiti te komen en ik zal in zesendertig uur, de tussenlandingen niet meegerekend, de westkust van Amerika bereiken. Het is alsof ik uit mijn klooster ben weggegaan en alleen op de wereld ben achtergelaten. Bewolkt weer. Het watervliegtuig vliegt laag, maar het vliegt, een oude vermoeide hommel die allang op de schroothoop had moeten liggen, net als alle lekke schoeners waar de Tahitianen mee van het ene eiland naar het andere varen. De Tiki's houden waarschijnlijk de wacht. Door de luchtopeningen blaast een ijskoude noordoostenwind en ik pak me warm in, als een zieke kolibrie.
Om twaalf uur 's middags landen we op de enorme lagune van Aïtutaki, die bezaaid is met eilandjes. De warme regen valt in stromen neer maar omdat het mijn laatste Stille Oceaanbad is, laat ik van tevoren al met heimwee dat unieke water over me heen plenzen. Het strand van Aïtutaki wordt zo elke week een uur lang overstroomd door vierenzestig passagiers, voor het merendeel Amerikanen. Zodra wordt gemeld dat het toestel in aantocht is, komt een Maorivrouw in rokje over de pier aangelopen, maakt haar haren los en gaat met haar ukelele aan het water zitten. De toeristen drommen gewillig samen om haar op de foto te zetten. Gedrongen kokospalmen groeien zomaar in het spierwitte zand. Mijn kokospalmen, die ik niet meer zal zien! Het water van de lagune is, zoals bij alle lagunes, blauwer dan aquamarijn. Wat komen die vierenzestig als toeristen van de Stille Oceaan vermomde reizigers doen, die iedere week op dit zo zuivere eiland neerstrijken? Wat komt dat ijzeren ding op het doorzichtige water doen tussen de prauwen met uitleggers, dat ding met vleugels waarop een stuk of tien mannen, die hopelijk zijn gespecialiseerd, druk in de weer zijn?
Na een lichte maaltijd van Snack International worden we het ijzeren ding weer ingeduwd en het atol is voor een week verlost van het westerse gespuis.
We kwamen in de avond bij de Samoa-eilanden aan en meteen rook ik de Engelse Stille Oceaan: ronde, onberispelijk opgeruimde hutten die allemaal eender waren zoals in de Engelse dorpen, goed onderhouden akkers, een kerk per vierkante kilometer, die steeds weer bij een andere sekte hoorde, luxe, rust en weinig wellust. Weer regende het. Yves beweert dat ik het zelfs zou laten regenen in de Gobiwoestijn.
De nacht breng ik door in de White Horse Inn, in Apia, met tot halverwege wanden tussen de kamers, waar je alles van je buurman hoort. Aan de ene kant van mijn box heeft een Tahitiaanse familie de hele nacht gitaar gespeeld. Aan de andere kant huilt een meisje hevig snikkend: de adventisten sturen haar ver van haar eiland vandaan om in Australië Engels te gaan studeren. Ze moest eens weten...
's Avonds aan de stamtafel hebben de Amerikanen zitten smullen: broodboomvruchtensoep; donkergrijs gebraden rundvlees uit Nieuw-Zeeland; waterige puree; de zes onvermijdelijke Engelse doperwten; warme broodboomvruchten en broodpudding.
De hele weg van vijfenveertig kilometer lang die loopt van Apia naar het vliegveld, willen de Amerikanen van alles weten: 'Hoeveel inwoners per dorp...? Hoeveel dorpen op het hele eiland...? Hoeveel verdienen de inlanders...? Is het hoofd a nice man...? Ah, good,' antwoorden ze oprecht opgelucht als ze ten antwoord krijgen dat hij very nice is. Vriendelijk geïnteresseerd als ze zijn in het leven van hun naasten, vragen ze mij in het Frans het huilende Tahitiaanse meisje te ondervragen, te informeren waarom ze verdriet heeft en of ze haar kunnen helpen.
Het watervliegtuig van de te al heeft een voordeel: het vliegt heel laag en je ontdekt dat dit stukje van de Stille Oceaan op de Champs-Elysées lijkt. Na het prachtige eilandje Palmerston met zijn vierkante vormen, de Samoa-eilanden en de Exploring Islands vliegen we voortdurend over atols die niet meer zijn dan witte kringetjes in het blauw en bijna allemaal verlaten, en daarna komen de driehonderd Fijieilanden. Het lijkt wel alsof een hand in één gebaar deze sliert eilandjes heeft weggeworpen, die lijkt op een melkweg in zee. In Nandi overstappen in een ander vlieg tuig: we naderen de beschaafde landen en de qantas neemt het over van de teal.
Weer een tussenlanding om vijf uur 's ochtends op Canton Island, een van de Phoenix-eilanden deze keer! Ik heb Yves een kaart geschreven maar vreemd genoeg zit er een postzegel van de Gilbert-eilanden op, en omdat we in ieder geval zojuist de internationale datumlijn weer zijn gepasseerd en Oceanië uit ontelbare menigten eilandjes bestaat die bij alle landen van de wereld horen, heb ik het maar helemaal opgegeven om te willen begrijpen hoe de volkeren deze fantastische knikkers onderling hebben verdeeld. Canton Island is trouwens nauwelijks een eiland te noemen, eerder een abstractie, een ongelofelijke schepping, een dor atol waar nog geen kokospalm groeit maar waar de mensen er wel in zijn geslaagd een vliegveld aan te leggen. Hier is nog geen vingerhoedje grond, zegt de hostess trots tegen ons terwijl ze ons uitnodigt ter ontspanning even over het koraal te lopen. Geen inlander, geen huis te bekennen, alleen een vliegveld vlak aan de rand van het water.
Dit danteske beeld gaf aan waar het echte Oceanië ophield, omdat de laatste handvol Polynesische eilanden in het noorden was terechtgekomen, veel te dicht bij de Verenigde Staten om niet tot aan de laatste haai veramerikaanst te zijn. Op deze Hawaii-eilanden was een rustpauze van drie uur gepland in het Reef Hotel, aan Waikiki Beach: luxueuze kamers, terrassen met weids uitzicht over een methyleenblauwe zee, een strand van vijfentwintig kilometer waar duizenden veelkleurige parasols stonden. De lift scheidde tegelijk zachte muziek en een geur van desinfecteermiddel af. In de gigantische hal werden Hawaïaanse rokjes van synthetisch stro verkocht, kettingen van namaaktiarés met kunstmatige geur, geverfde schelpen, en bij honderdduizenden tegelijk Hawaiaanse gitaren zodat de ragoüt-pommes-de-terre je de neus uitkwam.
'Pretty, hey?' zei een grote robuuste kerel achter me, zichtbaar verrukt dat hij Amerikaan was. Ik draaide me om: hij had een paar grijze haren, heel lichte ogen, mooie tanden, een mooi kostuum van ongevoerde katoen, alles was mooi aan hem, met inbegrip van zijn tevreden uiterlijk; je kon niet anders dan terugglimlachen tegen die jongen, ook al was je Frans, van geboorte verlegen, en voelde je je niet meer zo zelfverzekerd als toen je twintig was.
'Handmade,' voegde hij er opgetogen aan toe, terwijl hij me op de kettingen van geverfde schelpen wees, alsof de menselijke hand een fantastisch instrument was geworden dat in onbruik was geraakt.
Hij zat vanaf de Fiji-eilanden in hetzelfde vliegtuig als ik, zei hij nog, en zijn naam was Bing. Hij ging via San Francisco naar Los Angeles en ik ook, dat had hij op de lijsten gezien want hij werkte bij luchtvaartmaatschappij qantas. Ging ik helemaal naar Parijs? Wonderful! Een Parisienne dus, zei hij gulzig, met gefascineerde blik. Al was ik honderd geweest. Omdat ik dat nog niet helemaal was, stemde ik erin toe een ijsje te gaan eten met Bing.
Het was een made-in-USA -televisiefiguur: de houding van een Ranger, een compact, sterk lichaam, enigszins dikke enkels en putjes van de acne in zijn bruine nek. Een prachtig dier, zou Iris hebben gezegd. Eigenlijk is Amerika een Tahiti voor vrouwen. Jammer genoeg blijven de Amerikaanse vrouwen hier niet in hun hutjes zitten. Hoe lang zou die reputatie van de Françaises standhouden? In elk geval wel zo lang als ik. Intussen droeg Bing mijn koffers en was hij met zijn maatschappij aan het onderhandelen om met mijn toeristenticket een plaats in de businessclass voor me te krijgen. De volgende nacht kon ik dankzij hem eindelijk mijn benen strekken, mijn stoel kantelen en slapen na vier dagen van waanzinnige meridianen en niet op elkaar aansluitende tijdzones.
San Francisco was voor mij altijd Jeannette Mac Donald met haar huig die je zag wanneer ze zong, vóór de aardbeving. Maar dat zei ik niet tegen Bing opdat hij zich geen beeld zou kunnen vormen van mijn leeftijd. Ik voelde me in vorm en mijn rimpels waren niet al te diep geworden tijdens die zes maanden van nietsdoen... Hij huurde een enorme lichtpaarse Chevrolet met vleugeltjes die nog langer waren dan die van het watervliegtuig van Tahiti en we bekeken San Francisco. Daarna nam hij me mee naar Bob's Inn, een restaurant waar ik vast en zeker van zou houden, zei die man die nergens aan scheen te twijfelen, vanwege de 'Parijse sfeer'. Het was er midden op de dag zo donker dat je het menu nauwelijks kon ontcijferen. Dat was trouwens maar beter ook en ik zei tegen Bing dat hij karakteristieke dingen voor me moest uitkiezen die vooral niet Parijs' waren.
'That's a good girl!' zei hij met een vriendelijke glimlach.
Ik voelde me minstens alsof ik zijn grootmoeder was met die tien eeuwen geschiedenis die ik met me mee torste en die tien jaar die ik ouder was en hij noemde me good girl. Dat was grappig.
Toen we buiten kwamen, stortregende het. Dat zal ik niet aan Yves durven schrijven. Ik zal toch de Gobi-woestijn eens moeten proberen. Ik wilde naar het hotel terug om te slapen. Uitstekend. Terwijl we door de stad reden, kwamen we langs een nachtasiel waar bij de deur een enorm bord hing: When have you last written to mother? Wie zou in Frankrijk die vraag durven te stellen aan een zwerver van het Leger des Heils, zonder bang te zijn een homerisch gelach te ontketenen?
Mijn kamer keek voor de zoveelste keer uit op het mooiste landschap ter wereld, maar dat was drijfnat van de regen. Ik had er de beschikking over een radio en een televisie. Ook over een man als ik dat wilde, ik hoefde, zei hij, maar op een knopje op mijn nachtkastje te drukken. Omdat ik tienduizend kilometer van Parijs was, voor mij de juiste afstand, en een afstand die ik voorlopig niet weer zou afleggen, drukte ik, en Bing kwam uit een luikje tevoorschijn, glimlachend en wel. Hij zei niet: That's a good girl!, maar hij dacht het zo te zien wel. Yves? In jouw taalgebruik betekent een good girl zijn toch: Je bent een beschaafd mens? Ik ga de liefde bedrijven als een Tahitiaanse, zie je, het werkt aanstekelijk; of liever gezegd, als een man. Ik heb vorderingen gemaakt, vind je niet? Ik begin door te krijgen hoe je je hoort te gedragen.
Maar ik zal het je niet vertellen. Je komt pas over twee maanden terug, dan ben ik het vergeten. Bovendien gaat er soms iets mis, zelfs met door en door beschaafde mensen, zoals jij. En ik wil niet dat er met jou iets misgaat. We hebben genoeg risico's genomen.
Een van de veertien televisiekanalen zond een western uit... zoals een western hoort te zijn! Het was de beste die ik ooit gezien had! Ik hield in mijn armen zo'n namaakavonturier waarvan het wemelt in hun films, met een wiegelende gang, enigszins wijdbeens doordat ze altijd op een paard zitten, ogen zo licht als de grote open ruimtes die ze geacht worden te weerspiegelen, met in hun buik een onverbloemd verlangen van korte duur naar zo'n griet die nooit iets zal begrijpen van het voorrecht een man te zijn. Een verrukkelijk misverstand!
We bleven tot de volgende morgen bij elkaar... Zoals het in San Francisco hoort toe te gaan.
Als ze nu met me praten over die stad, zal ik niet meer in de eerste plaats aan Jeannette Mac Donald denken, maar dan zal ik mijn aandacht er even niet bij hebben om mijn vrienden vervolgens te antwoorden:
'O ja, San Francisco ken ik goed. Een prachtig dier!'