8
Aden-Bombay: 1678 mijl
'Lees me eens voor wat je dochters te vertellen hebben,' zei Yves
tegen Marion, die bezig was de stapel post te sorteren die ze poste
restante in Aden hadden ontvangen. 'Ik heb de moed niet om een
brief vast te houden!'
Er hing op de Moana een compacte hitte, waardoor de horizon vervaagde, de hemel niet meer van het water kon worden onderscheiden, geluiden werden gedempt, en bewegingen en gedachten werden vertraagd. Alleen het getinkel van de ijsblokjes in het glas van Yves gaf nog een idee van koelte.
'Pauline wil nu schrijfster zijn,' zei Marion, die de brief van haar dochter al een eerste keer vluchtig had doorgelezen.
'Ik vind dat ze prachtige uitdrukkingen gebruikt. Eerst wilde ze toneelspeelster zijn! Heb je dat gemerkt? Ze zegt nooit worden, dat zou een leerproces impliceren. Ze gaat zomaar van het niet-zijn over op het zijn...'
'Luister eens, ze heeft werk gevonden: hostess op de Verpakkingsbeurs. De tentoonstelling duurt een week.'
'O juist,' zei Yves, 'ik was al bang.'
'Poes Schoum heeft drie jongen gekregen, Eddie heeft de bevalling gefilmd. En wat de telefoonrekening betreft, je weet wel, die bewuste, die we niet wilden betalen voor we weggingen, daarover schrijft ze: "De ptt is ten slotte gekomen. Een tamelijk mooie jongen. Ik deed alsof ik een aantrekkelijke halvegare was in een poging hem ervan te overtuigen dat er een storing was in de gesprekken teller... maar ik kreeg geen korting voor elkaar, ook al bood ik mezelf aan. Stuur dus met spoed een cheque.'"
'Ik wist zeker dat er geen storing was,' zei Yves. 'Eddie zal wel naar San Francisco hebben gebeld, dat is de enige verklaring voor zo'n buitensporig bedrag.'
'Maar dan zouden we dat op de strookjes hebben gezien.'
'Dan is het Peking... of twee uur Saint-Tropez. Avant-gardecineasten hoeven nooit naar Corrèze te bellen.'
'Als je wilt, betalen we niet. Als de telefoon wordt afgesloten, maakt het ons toch eigenlijk niks uit...'
'Ja wel, omdat ze na een paar maanden de aansluiting opheffen.'
'Goed, dan zitten we voor het blok, zoals gewoonlijk: stuur een cheque.'
'Het is ook een oplossing om hem eruit te gooien.'
'Dat neemt niet weg dat je de cheque moet sturen. En voel jij je soms in staat de gebelgde vader te spelen? Jij zorgt in ieder geval voor de brief, ik ben te laf. Ik zou graag willen dat het gedaan wordt, maar ik wil het niet doen.'
'Als je eenmaal een tolerante houding hebt aangenomen,' zei Yves plechtstatig, 'ben je verloren. Voor een telefoonrekening kun je niet op je achterste poten gaan staan. We zullen een cheque sturen, zoals gewoonlijk. En wat is er nog meer voor goed nieuws?'
'"Eddie gaat morgen met een producer praten die erg geïnteresseerd is in zijn film en die...'"
'Waarom altijd morgen? Toen we weggingen, zou hij net de volgende dag iemand ontmoeten die bereid was een paar miljoen in zijn zaak te steken. Hij vertelt nooit wat er de vorige dag is gebeurd! Wat heeft hij trouwens tot nu toe gedaan?'
'Een korte film toch.'
'Al die jongens hebben één korte film gemaakt. Daar teert hij al vijfjaar op!'
'Het knaagt aan me dat ik Pauline thuis heb moeten achterlaten met die idioot van een Eddie,' zei Marion. 'Als ik eraan denk...'
'Ze is volwassen,' zei Yves. 'En die idioot ook. Maak je om hen maar geen zorgen, je zult zien dat ze het bij ons goed voor elkaar hebben als we hen over zes maanden weerzien.'
'Weet ik niet. Ze zal niet eeuwig verliefd blijven...'
'Jawel hoor... in ieder geval zo lang als ze comfortabel in ons huis zitten! Hoe zou ze moeten merken dat hij niet in staat is om de huur te betalen? Hij kan oreren over beschikbaarheid, een noodzakelijke voorwaarde voor zijn kunst, omdat wij zo slap zijn hem van burgerlijke flauwekul te voorzien, een gemeubileerd huis, telefoon, elektriciteit...'
Bij het sombere beeld van die idioot van een Eddie op haar kussen, met zijn borst vol zwarte haren, rokend in haar bed, en overal as rondstrooiend op het hemelsblauwe tapijt, in een slaapkamer waarvan hij de luiken nooit opendeed, waar lege yoghurtbekertjes, sinaasappelschillen, de fles whisky en al zijn smerige filmkrantjes rondslingerden, voelde ze een opwelling van woede. Zo'n imbeciel die zich Eddie liet noemen terwijl zijn arme moeder hem schreef onder de naam Robert!
'Je vraagt je af hoe mensen verliefd op elkaar kunnen zijn,' zei ze. 'Deze is de ergste die ze heeft gehad! Hij ziet kans nog zwarter te zijn dan al die andere donkere kerels. Hij maakt de badkuip nog smeriger... zijn baard groeit nog sneller... zijn sigaretten verspreiden meer as... Hij stinkt zelfs door de telefoon naar knoflook!'
'Ik begrijp nog steeds niet hoe jij kon toelaten dat hij in ons huis ging zitten,' merkte Yves op.
'Nou daarom. Omdat ik nog liever weet dat Pauline bij ons thuis is dan bij hem.'
'Waar bij hem, als ik vragen mag?'
'O, ze zouden wel een kamer hebben gevonden, die hij de eerste maand zou hebben betaald. Daarna zou Pauline ongedekte cheques hebben uitgeschreven, net als jouw nicht. Dat is ons tot nu toe bespaard gebleven. Of ze waren op kosten van vrienden gaan leven. Dat zou ik heel vervelend vinden, als Pauline bij mensen zou wonen als de concubine van Eddie.'
'En als zij het nou niet vervelend vindt?'
'Maar ik wel. Ik heb me nog niet gedistantieerd van wat ze doet. Bovendien heb ik het idee dat, zolang ze thuis is te midden van de meubels uit haar kindertijd, tegenover mijn portret, wij nog steeds een beetje invloed op haar hebben en het ergste kunnen voorkomen.'
'Het oog zat in het graf...'
'Precies. Ik weet zeker dat ze dat oog van mij ziet. Bovendien is ze in haar eigen huis: als ze op zekere dag genoeg heeft van Eddie, hoeft ze hem maar de deur te wijzen en dan zal hij wel moeten venrekken met zijn platenspeler, zijn manuscript dat nooit af is en zijn drie onderbroeken.'
'Intussen lijkt het alsof wij die situatie goedkeuren,' wierp Yves tegen.
'Helemaal niet. Ze weet best wat wij allebei van Eddie denken en dat heeft haar er al van weerhouden met hem te trouwen.'
'Schatje, daarover wil ik met jou niet discussiëren. Hoe dan ook, ik weet dat je precies doet waar je zin in hebt met Pauline. En daarbij weet ik niet zeker genoeg of ik wel gelijk heb.'
'Ik ook niet maar... laten we zeggen dat ik me zo geruster voel.'
Toch waren ze er met die truc om hen naar huis te halen in geslaagd er een paar weg te werken: de Peruaanse gitarist... en die oude man van zesenveertig, vader van drie 'meisjes' van wie de oudste bijna net zo oud was als Pauline, maar die dat helemaal niet doorhad want leeftijd is een variabel begrip naargelang je huisvader of consument bent. En verder de autocoureur voor wie Pauline zo'n hartstochtelijke liefde had opgevat dat ze zich voor een jaar had geabonneerd op L'Equipe, waarbij ze vergat dat die termijn de gemiddelde levensduur van haar gevoelens verre over trof. Ze hadden de krant zes maanden lang iedere ochtend moeten weggooien!
Maar Yves had nooit rechtstreeks kritiek op Pauline. Op niemand. Hij probeerde liever iedereen te ontzien... en ook zijn eigen populariteit. Zoveel begrip voor anderen hebben, staat gelijk aan het met hen eens zijn, zei Marion altijd. Dan antwoordde hij dat begrijpen betekent dat je geen oordeel geeft. Waarop zij dan weer antwoordde dat geen oordeel geven betekent dat je ervan afziet je mening te uiten en daarmee ervan afziet mensen te helpen. Hij beweerde dat je hoe dan ook niemand ooit helpt. Trouw aan deze doctrine vermeed hij het ook om tegen de zoon van Iris in te gaan, zodat hij doorging voor de enige fatsoenlijke volwassene aan boord, de enige tegen wie Ivan zich verwaardigde het woord te richten. Maar dat resultaat bereikte hij alleen ten koste van wat Marion als kleine staaltjes van verraad beschouwde, want ze kon zich niet voorstellen hoezeer Yves de volwassen man verafschuwde die hij wel moest worden. Als hij niet gebonden was geweest door gevoelens, die helaas oprecht en helaas intens waren, zou hij ook ver weg gevlucht zijn van mensen als Yang die zelfmoord plegen, en van mensen als Marion die voor niets wegkwijnen, van kinderen die je als piranha's tot op het bot opknabbelen waarbij ze het beste van je meenemen, en van een beroep waarvan je alleen kunt blijven houden als je iedere dag de vrijheid hebt om ervoor te kiezen. Een luxe die hij zich zelden kon permitteren. Ze zag hem niet graag in zijn nummertje van jongeman die bij zijn familie wegloopt; en trouwens ook niet in zijn nummertje voor jonge meisjes; en niet in dat van oud Academielid, barman of avant-gardeschrijver. Hij kon niet overal oprecht zijn! Ze zei altijd 'nummertje' om hem zwart te maken, omdat ze niet kon nalaten zijn probleemloze omgang met iedereen te interpreteren als een minder probleemloze omgang met haar, vanwege die kortzichtigheid die hartstocht kenmerkt en die geneigd is het voorwerp van liefde met handen en voeten te binden. Het voorwerp van liefde... wat een vreselijke woorden! Dan wist je meteen hoe de vork in de steel zat.
Neem nou Eddie... Marion had niet geaarzeld zichzelf bij hem impopulair te maken door hem alleen gedag te zeggen en hem nooit te vragen hoe het met zijn 'werk' ging. Ze deed geen pogingen hem op zijn gemak te stellen, want ze wilde juist dat hij ophoepelde. Yves kon wel met hem overweg: hij hield lange gesprekken met hem over de nieuwe stromingen in de filmkunst, zei: 'Nog een whisky, Eddie? On the rocks?' Ik zal je van de rocks afdonderen, dacht Marion stiekem, want ze vond het heerlijk om er in het geheim bekrompen ideeën op na te houden, juist omdat ze zich gedroeg als de tolerante moeder bij uitstek, als iemand die zich niet meer als moeder gedroeg, zeiden sommigen van haar vriendinnen. Hij geniet van mijn whisky, van mijn ijsblokjes, van mijn dochter... en dan moet ik nog op de koop toe nemen dat hij me als een vreselijk mens beschouwt. 'Je vader is echt een fantastische kerel,' zei Eddie vaak tegen Pauline, die het weer aan Yves vertelde op zo'n vriendelijke toon die kenmerkend is voor stiefdochters voor wie een vader altijd een beetje een man blijft.
Ivan kwam dus vaak naar Yves toe voor wat begrip. Jammer genoeg liet Alex hem niet meer los, want hij kon maar niet accepteren dat zijn zoon het gezin voorgoed zou verlaten. Omdat hij zelf geen kinderen had, had hij zijn verantwoordelijkheden als stiefvader heel serieus genomen en het speet hem zeer dat hij gefaald had. Yves hield er niet van iedereen tegelijk om zich heen te hebben, want hij kon niet Ivan te verstaan geven dat hij aan zijn kant stond en Alex dat de situatie als ouder onhoudbaar was. In dat opzicht vormden de maaltijden een dagelijkse beproeving waaraan Ivan doorgaans snel een eind maakte door van tafel op te staan.
'Je bent gewoon een revolutionair in zebi-huid,' concludeerde Alex aan het einde van weer een discussie waardoor zijn nederlaag alleen nog schrijnender werd.(peau de zébi: geen zier, niets )
'Beter dan een revolutionair in koeienhuid,' merkte Tiberius verzoenend op.(peau de vache: schoft, gemene kerel )
'Een zebi, wat is dat trouwens precies? Een echt dier?' vroeg Iris, die hoopte het gesprek een andere wending te geven.
'Helemaal niet. Zebi betekent "helemaal niets" in het Arabisch,' verduidelijkte Alex. 'Je bent in de war met de zeboe, dat is een soort rund.'
'En met de zob, dat is ook een soort beest,' zei Tiberius. 'Maar we hebben ook de zebi van Iris: dat is een exemplaar met twee tamelijk lange poten, een gitaar en een zwarte vacht, en die is heel moeilijk te temmen.' (zob: mannelijk lid )
'Het lijkt wel de naam van een exotische vogel,' zei Iris.
'De zebivaniris leeft in het riet en stoot keelklanken uit...'
'"Nadat hij de zeelt had versmaad, vond hij grondeling,'" zei Alex.
'Het is in ieder geval een vogel met vleugels,' zei Ivan terwijl hij van tafel opstond, 'en hij gebruikt ze ook.'
Iris keek hem na met zo'n berustende blik van een moeder die bezig is de nederlaag te ontdekken die in iedere moederliefde ligt besloten.
'Luister eens,' zei ze tegen Alex toen haar zoon stilletjes op zijn blote voeten was verdwenen, 'wat heeft het voor zin om met hem te discussiëren? Je zet hem alleen nog maar meer tegen ons op.'
'Ik kan er niet tegen dat iemand geen andere oplossing weet dan hem te smeren om aan zijn geld te ontsnappen,' zei Alex. 'Dat is een belediging voor mensen die geen geld hebben. En wat een gebrek aan fantasie! Dat is nog het treurigst. Hoe zal hij erbij lopen in Bombay met zijn verschoten spijkerbroek van Ted Lapidus en zijn vieze voeten? Hij beseft niet wat India is!'
Bij die discussies durfde Marion geen partij meer te kiezen. Door het bestaan van Dominique, en vooral van Pauline, en de bijna lichamelijke verplichting die ze had om van hen te houden en hen te aanvaarden, wat ze ook te verduren kreeg, had ze geleerd dat ideeën niet lang standhouden tegenover gevoelens. Sinds Yang haar leven was binnengebroken, wist ze hoe lastig het was niet meer te durven zeggen wat ze dacht, niet eens meer te weten wat ze dacht. Van nature zou ze de kant van Alex hebben gekozen. Maar heb je gelijk tegenover angstgevoelens? Tegenover het zoeken, ook al is het dwaas, naar iets, ook al is het iets onduidelijks? Je hebt natuurlijk ook geen ongelijk. Je hebt niets. Je hebt dat je niet jong meer bent, dat de jeugd een einde heeft dat altijd uitloopt op de dood van iemand, en dat ze agressief is omdat ze zich verzet tegen het beeld van haar oude dag dat wij haar voorhouden. Alles aan de zebi ergerde Marion, maar ze weigerde zo'n vrouw te zijn die zegt: 'Jongetje, het leven krijgt jou wel klein...' of: 'Wacht maar tot je zo oud bent als wij, dan zul je zien...' En óf ze het zouden zien, en gauw genoeg ook. Die zinnetjes deden haar al te zeer denken aan haar vader, Vuurkruis in '36, met zijn Franse baret diep over zijn ogen getrokken en zijn vastgeroeste ideeën eronder, oud-strijder uit de Eerste Wereldoorlog, de echte, aanhanger van Pétain in '40, gaullist in '50, met zijn bekrompen vaderlandsliefde - hij had het altijd over 'de moffen' - zijn angst voor doorbetaalde vakanties waardoor zijn stranden lelijk zouden worden en vol zouden komen te liggen met steken van krantenpapier, waarbij hij vergat dat zijn eigen generatie de hele Normandische kust had verpest met haar afzichtelijke villa's waar het goede geweten en de burgerlijke pretenties van afstraalden.
'Het is gek,' zei ze tegen Alex, 'ik voel me een boerenkinkel met mijn hinderlijke voorliefde voor werken en je best doen. Dat is tegenwoordig bijna een gebrek! Waarom raken wij daarentegen door de dwaasheid van de wereld onze levenslust niet kwijt? Want zij hebben gelijk: het is een dwaze wereld.'
'Beste vriendin,' zei Alex, 'de dwaasheid van de wereld is niet meer dan een alibi voor Ivan. Op zijn vijftiende gaf hij al blijk van het totale gebrek aan roeping dat een gesublimeerde vorm van luiheid is... en zelden samengaat met een superieur verstand, dat moet gezegd worden.'
'Nu overdrijf je,' zei Iris. 'Je kunt het leven beu zijn en toch heel intelligent. Zwaarmoedigheid is een neurose.'
'Die uitloopt op een psychose omdat wij die serieus nemen,' zei Alex.
'Moeten ze soms een flink pak slaag hebben? Bedoel je dat?' antwoordde Iris sarcastisch.
'Wat is precies het verschil tussen psychose en neurose?' vroeg Marion.
'Nou, een neuroticus weet dat twee plus twee vier is maar hij vindt het tragisch. Iemand met een psychose is ervan overtuigd dat twee plus twee vijf is en hij vindt dat fantastisch. Zo ben ik een neurotische vader: ik zie Ivan zoals hij is en ik vind het tragisch. Hij en zijn vriendjes bouwen een toekomst van kneuzen voor zichzelf: ze doen alles verkeerd.'
'Misschien niet in de liefde,' zei Iris.
'Nou, dat wil ik dan nog weleens zien,' zei Alex. 'Ik weet zeker dat ze zich allerlei problemen op de hals halen...'
Iris trok een pruilend mondje waarmee ze duidelijk te kennen gaf dat seksuele problemen in alle generaties voorkwamen. Het gesprek kwam op seksuele vrijheid en anticonceptie, onderwerpen waarmee de Fransen zich nu bezighielden in plaats van met God en de doelmatigheid van de wereld. Over God werd niet meer gepraat. Marion bedacht dat ze al jaren niet meer aan God had gedacht, zij die op haar zestiende had overwogen het klooster in te gaan!
Tijdens de vijf dagen en zes nachten die het oversteken van de Indische Oceaan duurde, waaide de moesson vanuit het noordoosten, matig tot krachtig, zodat iedereen gedwongen werd zich te concentreren op evenwichts- en voedingsproblemen die met meer of minder succes werden opgelost. De zesde dag ten slotte, de dag voor kerst, liep de Moana een baai met modderig water binnen, waar in alle richtingen de Latijnse zeilen van ontelbare bruine scheepjes met verhoogde achterplecht voeren. Een enorme gele zon kwam op van achter de vierkante berg die boven Bombay uitsteekt, en hulde alles in een vreemd licht dat de passagiers exotisch leek omdat je thuis zelden de moeite neemt op te staan om naar de dageraad te kijken.
Zoals alle landen ter wereld trad India hun tegemoet in de gedaante van een paar ambtenaren met leren aktetassen. Ze stapten op waardige wijze uit een heel kleine prauw die werd geroeid door twee haveloze jongetjes, en wijdden zich uiterst serieus aan die verrichtingen van douane, politie en geneeskundige dienst waarvan de ingewikkeldheid altijd omgekeerd evenredig lijkt te zijn aan de ontwikkelingsgraad van het land.
Op de kade van Bombay waar de reizigers zes uur later van boord gingen, werden ze opgewacht door een jongen die op de grond zat. De lompen waarin hij was gekleed, konden niet verhullen dat hij er van nature gedistingeerd uitzag, en ondanks het stof van de weg leken zijn aristocratische voeten niet vuil. Hij droeg een hindoese jurk waaronder alleraardigste ribben waren te zien, en een heel dun gouden kettinkje om zijn engelennek. Met hem was de zebivaniris van plan door India te trekken. Ze zouden eerst naar de zoon van een maharadja gaan die Lesley in Oxford had leren kennen, en daarna te voet door het land trekken, waarbij ze zouden stoppen in Pondicherri in een ashram waar een neef van Alex, een arts uit Lyon en vader van vier kinderen, die daar met een groep yoga-aanhangers veertien dagen op bezoek was gekomen, vijf jaar later nog in gebed was verzonken.
Lesley leek op Leslie Howard. Hij kwam lopend vanuit Europa door Turkije, Iran en Afghanistan. Maar hij viel in de smaak bij Iris die, zoals veel moeders, originaliteit beter kon verdragen bij de kinderen van anderen. Voordat ze gingen lunchen bij de Taj Mahal, waar Ivan afscheid zou nemen van zijn familie, stelde Lesley voor dat hij de acht passagiers van de Moana de weg zou wijzen in het echte Bombay.
Zonder enig wantrouwen, want ze meenden dat ze zich dankzij de films, de verhalen van hun vrienden en de uitstekende boeken die ze pas hadden gelezen een aardig beeld konden vormen van een Indiase stad, staken ze de Oostelijke Poort door die over de haven voerde en opeens gingen ze onder in een compacte, duizelingwekkende materie die voelbaar geconcentreerd was: de Indiase mensenmassa. Ze begrepen meteen dat niets, niets, hen op deze schok had kunnen voorbereiden. Een menigte in Parijs, Londen of Tokio bestaat uit losse mensjes die allemaal op weg zijn naar hun eigen doel. Hier gaat de menigte nergens heen, maar stroomt langzaam alle kanten uit, altijd maar door, blank en bruin, en vult de hele ruimte die nog is overgebleven tussen de laatste kapotte huurrijtuigen, de wagens met kleine gebochelde ossen, de rode dubbeldekkers, de paar Amerikaanse auto's, de schurftige honden die hier de paria's onder de dieren zijn, en de koeien natuurlijk, die witachtig zijn en even uitgemergeld als de mensen en die, zonder agressiviteit maar ook zonder enige vriendelijkheid, het door God gegeven recht hebben om de trottoirs en de rijweg bezet te houden. En die miljoenen bruine ogen kijken je strak aan met die onvergetelijke blik van India, een unieke blik, de blik van de te serieuze zuigelingen langs wier oogleden een zwarte potloodstreep is aangebracht, de blik van de oude mensen die vel over been zijn, van de kleine meisjes die een hele dag met uitgestoken hand achter je aan lopen, en ook van de koeien, overal dezelfde passieve, zachtaardige blik. Hier krijg je de mensheid per kubieke meter opgedist, in de winkels waar hele families op elkaar gepakt zitten, in elkaar gedoken op de schappen met hun koopwaar, of in de hoge Victoriaanse huizen die veranderd zijn in konijnenhokken waar je achter het traliewerk bij iedere opening verscheidene lagen op elkaar gestapelde lichamen ziet krioelen.
Alex keek of hij emotie op het gezicht van zijn zebi zag. 'Dat noem jij waarschijnlijk "terugkeren naar je bronnen"?' kon hij niet nalaten te vragen aan zijn zoon, die zijn schouders ophaalde.
In het grote airconditioned restaurant waar ze hun laatste gezamenlijke maaltijd gebruikten, werd noch bier noch wijn geschonken. Whisky evenmin ondanks de 'certificaten voor verslaafde buitenlanders' die Yves bij de medische dienst in de haven had gekregen. Het uur der scheiding naderde, wat bij Alex een toenemende woede opwekte ten aanzien van wat hij het ongeoorloofd verlaten van je post noemde, een uitdrukking die hij van zijn vader had en waar Ivan spottend om moest lachen.
'Ik keek vanochtend naar al die jonge Indiërs,' zei Alex op flemende toon, terwijl hij zonder vreugde zijn grapefruitsap opdronk. 'Ik vind dat je van je verblijf hier gebruik zou moeten maken om een uitwisselingsbureau voor jonge mensen op te zetten. Ik weet zeker dat veel jonge Indiërs dolgraag een jaar in Frankrijk zouden willen doorbrengen, bij jouw moeder bijvoorbeeld, en jouw kleren dragen, met name je schoenen, en jouw platenspeler gebruiken, je auto en je vriendinnetjes...'
'Ik vraag me wel af wat jullie hun zouden kunnen leren,' zei de zebi, die had besloten zich niet op te winden.
'Dat moeten zij maar beoordelen, ouwe jongen, als je het goedvindt. Jij laat precies datgene achter waar zij naar streven: de vrijheid die geld je schenkt, alle dagen eten en je eigen leven kiezen. Ik weet niet of je wel beseft hoe absurd jouw positie is!'
Ivan vond het afschuwelijk 'ouwe jongen' genoemd te worden. Hij vond zijn vaders stem afschuwelijk. Hij vond het verdriet dat in de ogen van zijn moeder stond te lezen afschuwelijk. Hij vond die treurige maaltijd bij het vertrek van de verloren zoon afschuwelijk. En ook vond hij het afschuwelijk aan Lesley te laten zien dat hij voor zijn ouders nog steeds een kind was.
'Trouwens, als jij Indiër was,' ging Alex verder, 'zou je normaal gesproken algauw dood zijn. De levensverwachting is hier vijfentwintig jaar!'
'Alex,' onderbrak Iris, 'besef je dat je onuitstaanbaar bent? Dat kind is toch geen misdadiger...'
'Luister eens, mama,' zei Ivan, 'waarom moet die ceremonie nog langer duren? De zebivaniris is een trekvogel, hij vliegt weg, dat is alles; nadat hij bij wijze van afscheid een paar keelklanken heeft uitgestoten,' voegde hij eraan toe terwijl hij zich tot het gezelschap wendde. 'Goede reis, allemaal. Loop je nog even met me mee, mama, ik ga mijn tas halen bij de garderobe.'
Tactvol zou Lesley voor het hotel op hen wachten.
'Ik heb geld voor je overgemaakt in Calcutta en New Delhi,' fluisterde ze haar zoon in zijn oor. 'Voor als je iets zou overkomen. Je hoeft het maar op te vragen bij de Barclays Bank... De consul weet er ook van.'
'Mama!' zei Ivan op verwijtende toon. Dit type moeder moest je echt eens doodmaken, met een snijbrander wegsnijden, uit je losrukken en de wond uitbranden opdat die sneller genas. Ze legde haar bruine hoofd tegen zijn schouder en hij voelde druppels op zijn blote arm. Ze tilde haar hoofd op om haar zoon met een intens smartelijke blik aan te kijken.
'Waarom doe je me dit aan?' zei ze. 'Moest dat nu echt?' En ze barstte in snikken uit. Hij hield haar nog steeds tegen zich aangedrukt terwijl ze als een klein meisje schokte van de tranen en voor de eerste keer voelde hij zich een man. Voor de eerste keer waren de rollen omgedraaid en hield hij haar in zijn armen. Omdat hij groter was dan zij, zag hij dat haar haarwortels grijs waren... hij had nooit gedacht dat zijn moeder zulke grijze haren onder haar wapenrusting kon hebben. Dus ook zij was een mens en zou een oude vrouw worden? Hij voelde even iets van wroeging; voor het eerst.
'Maak je geen zorgen, mama, ik kom weer terug,' zei hij, terwijl hij haar haren streelde.
Hij hield haar met uitgestrekte armen vast en zei nog eens vrolijk:
'Maak je geen zorgen. Ik zal je schrijven, dat beloof ik.'
Hij slingerde zijn linnen tas over zijn schouder en liep achteruit weg terwijl hij naar haar zwaaide. Hij zag dat zijn moeder een heel klein vrouwtje was, daar had hij ook nooit over nagedacht. Hij zag haar eindelijk vanaf een grotere afstand dan zijn kinderjaren: heel tenger en donker, angstig en nooit echt gelukkig. Een egoïstisch klein meisje dat een echte liefde had: hij. En hij was niet op de wereld om haar gelukkig te maken.
'Kom op,' zei hij tegen Lesley.
De twee jongens liepen weg over de Victoria-avenue, slank, met lichte tred, en ze voerden de jeugd van de wereld met zich mee.
'Wat doen we morgen met de kerst?' vroeg Alex 's avonds omdat iemand er wel iets over moest zeggen.
'Niets,' zei Iris. 'Ik heb geen zin om de geboorte van een kind te vieren.'
Trouwens in India, te midden van al die pasgeboren baby's die iedere dag doodgingen, leek Kerstmis bijna een heidens feest, uit een andere tijd of van een andere wereld. En van wat voor kerstfeest houd je nog als die uit je jeugd en die van je kinderen voorbij zijn? Je wilt er per se iets van verwachten wat je nooit zult kunnen terugvinden. Het is geen feest voor grote mensen en er waren alleen nog maar grote mensen aan boord.
Het was de tweede Kerstmis die Marion zonder kinderen zou doorbrengen, met een vriendelijke, afstandelijke Yves, in wiens nabijheid ze er niet in slaagde het ritme van een cruise te pakken te krijgen. Het vorige jaar was het nog erger. Omdat ze na de Affaire niet met z'n tweeën wilden blijven, hadden ze zich laten uitnodigen voor een kerstsouper bij een al te beroemde regisseur thuis: avondjurken, luxe cadeaus onder de servetten, kaviaar. De weinige mannen die met echtgenotes van hun leeftijd waren, zagen eruit als of ze met hun moeder op stap waren. De anderen hingen de kwajongen uit met beeldschone vrouwtjes uit tijdschriften, met een frisse huid. Voor die mensen was het opnieuw kerst.
Het jaar daarvoor hadden ze de kerst bij Yang doorgebracht. Vreselijk. Ze had de vorige dag haar voet verstuikt. Daarom natuurlijk. De twee meisjes waren op wintersport. Marion vond dat kinderen hun ouders in zulke omstandigheden niet alleen zouden moeten laten. Yves had voorgesteld het kerstmaal naar hun vriendin over te brengen en Marion had niet durven zeggen: daar kan ik niet tegen. Maar ze kon er wel tegen, zoals bleek. Je denkt altijd dat het je niet zal lukken en dan sta je versteld van wat je kunt slikken. Het was in die tijd dat ze dacht: als ik hem ervan weer houd Yang te zien, wat moet ik daar dan tegenover stellen? En omdat ze niet zeker wist of ze wel iets voor hem had wat net zo goed was, hield ze hem nooit tegen. Misschien omdat haar moeder vroeger tegen haar had gezegd: 'Jij bent nooit in staat een man te houden: jij kunt niet toneelspelen.' Als ze beter toneel had gespeeld, was de kleine Yang, die geboren was in Hué, misschien niet in Boucicaut gestorven. 'Ze is dood, maar je moet niet denken dat je daarmee gewonnen hebt, meisje!' zou haar moeder hebben gezegd.
Iris was die avond vroeg naar bed gegaan, of liever gezegd, naar haar schuilplaats gegaan. Ze was zojuist haar zoon kwijtgeraakt; ze kreeg haar man niet meer terug en Kerstmis was ook haar vijftigste verjaardag. Een trieste tijd! De laatste tien jaren waren afschuwelijk geweest. Later blijft je niets anders over dan te wennen, maar tussen je veertigste en je vijftigste gebeurt er van alles met je: de eerste ouderdomsverschijnselen, de zekerheid dat je eens zult sterven, wat tot dan toe nog geen uitgemaakte zaak was; het verdwijnen van je eigen ouders terwijl je net begon te begrijpen wie ze waren; de ontdekking dat de liefde iets betrekkelijks is; en ten slotte het definitieve uiteenvallen van het gezin, dat nu juist het wezenlijke van het leven leek, het meest eeuwigdurende dat je had geschapen, en waarvan de leden zich een voor een losmaakten en weggingen, onbewust verzadigd van jou, om ergens anders hun wortels te planten. Marion begreep nu de melancholieke stemming van de diners bij haar moeder als die één keer per maand 'de kinderen ontving'. Dan werd voor een paar uur rond haar en de vader, met dat enigszins geforceerde enthousiasme dat de afstand verhult, gereconstrueerd wat het beste deel van haar leven was geweest. En dan keken om twaalf uur de Heren Schoonzoons op hun horloge en namen hun drie echtgenotes mee met de woorden: 'Tot gauw, moeder' - gauw was op die leeftijd zo ver weg! - en dan zat ze, als een oude assepoester op sloffen, weer in het te grote huis waar de stilte van oude mensen terugkeerde.
Als je dochters hebt gekregen, is het maar al te vaak alsof je niets hebt gekregen behalve vage echtgenotes voor onvoorspelbare gebruikers die hen naar hun smaak zullen modelleren en je met onherkenbare wijfjes opschepen en afstammelingen die niet eens jouw naam dragen. Pauline en Dominique waren absoluut niet wat Marion had gedroomd. Ze waren eigenlijk helemaal niets vanwege die verrekte liefde die voor meisjes de plaats inneemt van heden, toekomst, beroep en hoogste doel, kortom van godsdienstige roeping.
Pauline keek naar de hemel terwijl ze wachtte op een teken van de Heer.
Dominique was, als een vrouw uit Nieuw-Guinea, naar een vreemde stam afgevoerd. Toch had ze hun hoop gegeven door met glans aan haar studie geneeskunde te beginnen. Maar toen, bij de aanvang van haar derde jaar, had niets haar zo belangrijk geleken als het huwelijk met een jonge arts, die bovendien nog uit Toulouse kwam, liefhebber was van rugby, cassoulet en een vrouw die thuiszat, een onafscheidelijke drie-eenheid, en die zich net in het zuidwesten had gevestigd, dolblij dat hij zijn vrouw tegelijkertijd aan de Parijse sfeer en de invloed van haar familie had kunnen onttrekken.
In Parijs leek de aanstaande schoonzoon normaal. Net als die Tunesische of Marokkaanse studenten die in Frankrijk zo onbekrompen lijken, zo modern, zo doordrenkt van onze cultuur dat je je dochter zo aan hen zou toevertrouwen, en die, zodra ze weer thuis in Rabat of in Sfax zijn, niet kunnen nalaten hun echtgenotes een leven voor te schrijven zoals hun moeders en zussen hebben geleid. Een vrouw is in de eerste plaats een vrouw, nietwaar? Nou dan, Mektoub!
Dominique was wel van plan door te gaan met haar studie. De aanstaande had gezegd: 'Waarom niet?' De schoonzoon zei: 'Waarom eigenlijk?' Zij was verliefd en meegaand. Misschien kreeg ze vanuit de diepten van een primitief onderbewustzijn een gelukkig gevoel dat iemand de zorg voor haar op zich nam, dat ze haar man hoorde zeggen: 'Ik wil niet dat jij moet werken, ik zorg voor alles: Ze zorgde dus niet langer voor zichzelf. Hij had zich trouwens in december in Toulouse gevestigd, te laat voor haar om zich nog te kunnen laten inschrijven. De beslissing werd tot het volgende jaar uitgesteld. Marion zag haar dochter alleen nog tijdens haar ontvanguurtjes, in haar uniform van overgelukkige echtgenote. Tussen haar schoonzoon en haar was een stille - en vooralsnog stilzwijgende - strijd ontstaan waarvan de persoonlijkheid, zo niet de persoon van Dominique de inzet was. Een strijd die, in tegenstelling tot andere, begon met een wapenstilstand, waarvan Marion gezworen had die niet als eerste te zullen verbreken. Maar dat was intussen wel moeilijk. Net zo moeilijk en onbegrijpelijk als wanneer je een dochter in het karmelietessenklooster hebt terwijl je niet gelooft. Pauline was niets... ze was althans niet iemand anders. Nog niet.
Ouders zijn wel de grootste schlemielen van de moderne maatschappij. Er is geen lol aan. Allemaal teleurgesteld en vernederd; op z'n minst verdrietig. Vooral de moeders. Ze ontdekken dan opnieuw hun vrienden die ze jarenlang een beetje hebben verwaarloosd. De tweede periode van de vriendschap ligt dus aan het begin van de rijpere jaren, wanneer bepaalde illusies zijn vergaan en de onbeperkte liefde is bekoeld voor die kleine vreemden die je beter hebt behandeld dan jezelf, die vroeger met zoveel eisen en zo'n onverzadigbare behoefte aan jou in je armen zijn gevallen, om er twintig jaar later zo vanzelfsprekend weer uit te vallen, waarmee ze je alleen achterlaten op een leeftijd waarop je het met z'n tweeën niet altijd meer redt.
Patricia was nog niet toe aan die tijd van de waarheid. Ze maakte zich klaar om naar Frankrijk terug te keren, omdat ze, een week eerder dan verwacht, door een telegram werd teruggeroepen. Haar oudste zoon had zojuist op de eerste dag van zijn wintersportvakantie zijn meniscus gescheurd en was naar het ziekenhuis in Gap gebracht waar men sprak van opereren. Oma, die op de andere vier kinderen paste, kon niet naar hem toe gaan. Dus moest mama naar huis komen, die daar alles welbeschouwd op haar plaats was, meer dan in de tempel van Shiva. Kinderen hebben er een neus voor je op je plaats te zetten! Patricia kon trouwens slecht tegen het klimaat en het eten. De eerste curry had haar maag zo van streek gebracht dat ze niet met haar man het eiland Elephanta en de fabriek waar sari's werden gemaakt had kunnen bezichtigen. Jacques had gedaan alsof hij aarzelde aan het voeteneinde van het ziekbed, terwijl hij zich in stilte afvroeg of het wel zin had het bezoek aan de tempels op te geven om zijn vrouw naar het toilet te zien rennen; maar hij kende haar goed genoeg om in alle rust te doen alsof hij gewetensbezwaren had, want Patricia had nog nooit kuren gehad en dacht altijd in de eerste plaats aan het geluk van haar man.
'Ga maar, schat, wat heeft het voor zin om bij mij te blijven?' zei ze binnen de verwachte tijd, want ze kon zich evenmin voorstellen dat Jacques haar het plezier kon doen zomaar bij haar te blijven. 'Ik zal er trouwens wel niet erg aanlokkelijk uitzien,' voegde ze er als excuus voor hem aan toe.
Jacques zei maar wat, in de trant van 'zorg vooral goed voor jezelf' en ging er haastig vandoor, tien jaar jonger geworden. Zijn haar was in de zon veel blonder geworden. Patricia vond hem heel mooi. Hij droeg een overhemd met korte mouwen met een krokodil op de plaats van zijn hart, zoals toen ze hem, als jongeman, had leren kennen bij het tennissen in de rue Eblé. Ze voelde even iets van pijn: hij was minder veranderd dan zij.
Jacques, die zich vaag schuldig voelde dat hij de vrijheid waarvan hij vijf maanden zou genieten nog een paar uur eerder liet beginnen, kocht een sari voor zijn vrouw, waarbij hij vergat dat ze die nooit zou durven dragen. En om zijn geweten definitief te sussen, verstuurde hij er ook een naar zijn assistente; maar, gehoorzamend aan duistere scrupules, koos hij er een die minder duur was.
Wanneer de situatie er rijp voor is, kun je soms in een paar dagen ophouden te houden van degene van wie je lange tijd hebt gemeend te houden. Van buitenaf lijken de dingen normaal, alles blijft uit gewoonte in stand, maar er is maar een klein duwtje voor nodig of jaren van samenleven verdwijnen in het niets, zoals sommige wormstekige meubels plotseling tot stof uiteenvallen. Jacques zei nog steeds werktuiglijk 'schat', 'mijn vrouw' of 'als ik terugkom', maar daaronder ging geen greintje werkelijk gevoel meer schuil en zonder het te weten had Patricia met haar rustige huis vrouwentred geen grond meer onder haar voeten. Ze was van plan van de afwezigheid van Jacques te profiteren om alles in het huis in Saint-Cloud te repareren, haarzelf inbegrepen: ze zou zich laten opereren om haar bekkenbodem te laten restaureren die beschadigd was door de vijf bezoekers die daar na elkaar hadden verbleven.
'Het is niet alleen voor mij, maar het zal beter zijn voor Jacques,' zei ze tegen Marion en Iris die haar op de dag van haar vertrek in haar hut waren komen opzoeken, waarbij ze zonder het geringste spoortje stilzwijgende erotiek sprak over haar man als over een zesde kind dat rechten op haar kon doen gelden en dat je niet met goed fatsoen een ruimte in slechte staat kon aanbieden omdat het in het begin had getekend voor een nieuwe woning. De aanwezigheid van Jacques weerhield Patricia er geenszins van te bespreken hoe dit onderhoudswerk zou worden uitgevoerd, eraan te herinneren dat ze was ingescheurd bij 'de eerste', dat de tweede een stuitligging was, dat ze een tangverlossing had gehad bij de derde en dat de vijfde er vanzelf uitgevallen was... zeker... waarmee ze haar man in de positie bracht van een meneer die in een bouwval woont waar de wind dwars doorheen blaast. Hoe was ze vroeger? vroeg Jacques zich voortdurend af. Was ze zo veranderd of was hij allergisch geworden voor alles wat ze zei? Het is een grote verrassing als blijkt dat je zeventien jaar getrouwd bent met een vrouw met wie je het nog geen vijf minuten zou uit houden! Een verrassing die langzamerhand overging in afschuw, zoals mayonaise die gaat ontbinden zonder dat je ook maar een ingrediënt hebt toegevoegd.
Morgen zou hij haar naar het vliegveld brengen. Ze zou haar grijze mantelpakje 'voor alle gelegenheden' dragen, een hoofddoek om haar schuimige kapsel te beschermen, 'goede schoenen voor op reis' en ze zou een boek over India in haar tas hebben, die er nog steeds te nieuw uitzag. Ze zou hem op het laatste ogenblik haar lippen toesteken, dat kon niet missen, en ze zou met dappere pasjes weglopen waarbij ze zich vaak zou omdraaien. Hoe vaak zou hij voor de laatste keer naar haar moeten glimlachen en zwaaien? En daarna zou de loopbrug worden weggehaald, zou de deur achter haar worden verzegeld en dat zou de tenhemelopneming van de heilige vrouw betekenen, meegevoerd als ze werd in den hogen, verdwenen en dood.
Haar lavendelwater, dat ze bij hem zou hebben achtergelaten opdat hij aan haar dacht, zou hij die avond nog door de patrijspoort gooien. Arme onschuldige huismoeder die ze was, met listen als van een nonnetje, had ze zogenaamd een beha vergeten. Zogenaamd, dat wist hij zeker. Ze had waarschijnlijk ooit eens huiverend gelezen dat sommige mannen weleens een slipje stelen dat ze zorgvuldig bewaren. Maar een slipje had haar waarschijnlijk te gewaagd geleken ondanks zoveel jaren huwelijk.
En Alex verheugde zich erop een Jacques aan te treffen die zijn echtelijk kleed had afgelegd. Het vertrek van een partner is vaak voldoende om de ander het gezicht uit zijn jeugd terug te geven. Voor mannen is de mooiste periode voor een vriendschap ook niet de huwelijksperiode. Die vindt eerder of... later plaats. Met zijn goudblonde haar en zijn blauwe ogen leek Jacques trouwens steeds meer op een Noorman en wreed genoeg dachten ze allemaal terwijl ze Patricia naar het vliegveld brachten, dat alles eindelijk op zijn pootjes terechtkwam en dat sommige levens alleen maar een grote vergissing zijn geweest.
Om naar de Moana terug te keren namen ze een taxi met klapstoeltjes waarvan de Indiase chauffeur, net als alle chauffeurs die ze later nog zouden meemaken, er een eer in stelde de rem niet te gebruiken. Al claxonnerend en zonder ooit vaart te minderen baande hij zich een weg door de mensenbrij, waarbij de jurken van de voetgangers aan de krukken van zijn portieren bleven haken, hij rakelings langs blote lichamen scheerde en tussen kinderen door zigzagde die op de rijweg gehurkt zaten en onbeweeglijk de dood zagen naderen.
Toen ze door Bombay reden, werd het al donker na de korte schemering van de tropen. Twee miljoen mensen maakten zich, zoals iedere avond, klaar om buiten te gaan slapen: in de goten, langs de trottoirs, op de stalletjes voor de winkels, op de rotondes die een onderbreking vormden in de statige avenues die de Engelsen hadden aangelegd. Alleen beschermd door hun dunne sluiers die, als ze roerloos zaten, algauw op doodskleden leken, krioelden twee miljoen mannen, vrouwen en kinderen op het asfalt, etend, snurkend, zogend, babbelend of barend alsof ze thuis waren. Lag Ivan daar ergens tussen, vroeg Iris zich met ontzetting af. Ook de dokken zagen wit van de mensen. Op de spoorbaan die langs de haven liep, lagen tussen de rails, als broodjes naast elkaar, honderden onbeweeglijke lichamen op een rij, met een slip van hun kleding over hun gezicht geslagen, en het leek wel alsof ze dood waren, als er niet hier en daar krampachtig werd bewogen onder de doodskleden.
'Wat doen ze toch?' vroeg Marion.
'Ze trekken zich af, kijk nou eens,' zei Iris, gefascineerd door het schouwspel. 'Ze moeten ook wat verstrooiing heb ben.'
'Dat is een heel gewone bezigheid in India,' zei Alex, 'is dat jullie niet opgevallen? Ik zag hoe de kappers in de openlucht vanmiddag aan de rand van de trottoirs hun klanten schoren en op het laatst even aftrokken, zomaar, waar iedereen bij was. Dat is bij de prijs inbegrepen.'
'En daardoor komen er miljoenen Indiase kindertjes minder,' zei Yves.
Ze lieten zich niet ver van de haven afzetten om een luchtje te scheppen. Een skelet in de gedaante van een klein meisje stond op tussen de doden en kwam aanrennen om het portier voor hen open te maken. Ze liep tot aan de boot achter hen aan met beentjes die niet dikker waren dan armen, terwijl ze steeds maar herhaalde: 'Mani... Mani... Mani!' want ze dacht dat ze Engelsen waren. Maar je leert heel snel nee te zeggen tegen de skeletten in India. De Indiase gids had hen meteen bij aankomst gewaarschuwd:
'Als u eenmaal begint een snoepje of zelfs een stuiver te geven, bent u verloren. Er zijn hier vijfhonderdduizend bedelaars: ze zouden u in stukken scheuren.'
Maar omdat het donker was en ze geen andere kinderen in de omgeving zagen, stopte Alex het meisje vijf roepia toe, waarvan ze zich als een ekster meester maakte, en die ze onder haar kleren liet verdwijnen waarna ze op de grond ging zitten kijken hoe ze de loopplank opgingen. De Moana schitterde vanuit al haar verlichte patrijspoorten, een bijna ontoelaatbaar toonbeeld van luxe. Daar deelde het Westen zijn banale weldaden uit, aan de andere kant van die loopplank die twee werelden scheidde: veertig bij twaalf meter luxe, met een airconditioned salon, een ober die wachtte met nog een laatste lichte maaltijd, en een zacht bed dat voor ieder lichaam klaarstond. Alcoholische drankjes boden hun wat afleiding; pillen zorgden voor een goede nachtrust. De aanblik van de armoede had hen gevloerd.
Yves, Tiberius en Betty vertrokken drie dagen later naar Benares, waar ze een crematie wilden filmen. Ze zouden zo'n veertien dagen later weer aan boord gaan in Ceylon.
De Moana zou uit Bombay vertrekken zodra de kapitein in het bezit was van de nodige vergunningen. De havenarts had laten weten dat hij erop stond de pols te voelen van ieder lid van de bemanning voordat hij een gunstig advies zou geven. Hij zou om vijf uur in de middag komen. Hij kwam twee dagen later om twaalf uur 's middags zonder zich ook maar te kunnen voorstellen dat men daar verbaasd over was. Met zo'n glimlach zonder vrolijkheid die schijnt te horen bij het uniform van de Indiase ambtenaren legde hij zijn stopwatch op een tafel en begon met een zorgelijk gezicht zijn bespottelijke onderzoek te verrichten, terwijl intussen een stuk of twintig patiënten met een voortschrijdende vorm van lepra en chronische hongerlijders, die op slechts een paar meter afstand op de kade gehurkt zaten, het schouwspel aandachtig gadesloegen zonder van andere gevoelens dan een vage nieuwsgierigheid blijk te geven. Hoe dan ook, geneeskunde en dokters, dat was hun zaak niet. Net zomin als de aperitiefjes die zojuist aan dek waren geserveerd, vergezeld van de verplichte hapjes: zwarte en groene olijven, sandwiches van wit brood met een dikke laag boter, zoute amandelen, ansjovis, worst en chips. Genoeg calorieën om al die mensen op de kade een week in leven te houden. Maar ze keken rustig naar dit festijn met hun hindoeblik waarin geen enkele begerigheid was te lezen, omdat er geen enkele overeenkomst bestond tussen de handvol rijst die een voorbijganger voor hen op de grond gooide, of de smerige bal die ze bij de rondtrekkende kooplui kochten, en deze ontelbare, verrukkelijke lekkernijtjes die voor hun ogen waren uitgestald. Een bedelares in lompen op het trottoir in Londen kan dromen van een oude overjas, maar niet van de hermelijnen mantel van de Engelse koningin. Ze bleven gehurkt zitten, met hun puntige knieën in een scherpe hoek omhoog, en ze konden hun ogen niet van de passagiers afhouden.
'Ik kan hier niet blijven,' zei Marion, 'neem me niet kwalijk maar ik ga beneden in de salon eten.'
'Ah, het slechte geweten van de linkse intellectueel!' zei Tiberius lachend. 'Wat stel je voor? Dat we net als in de dierentuin sandwiches naar hen toe gooien op de kade?'
'Dan zou je ze moeten zien vechten,' zei Jacques. 'Gisteren gaf ik per ongeluk kinderen wat koekjes... er ontstond een bloedige vechtpartij en niemand kreeg een hap.'
'Er is maar één houding mogelijk en die is vreselijk,' zei Yves. 'Niets doen. Als je soms denkt dat onze Indiase dokter geen gebakjes eet omdat er hongerige mensen naar hem kijken...'
'Het zal wel lafheid zijn,' zei Marion, 'maar ik ga weg.'
'Ik zie dat je je bord meeneemt,' zei Tiberius. 'Het beneemt je toch niet je eetlust!'
'Ik schaam me,' zei Marion, 'maar wat moet ik doen? Die dokter en die Indiase ambtenaren moeten maar in opstand komen, de maharadja's en hun kolossale vrouwen. Alle rijken zijn hier dik, het is afschuwelijk.'
De diverse formaliteiten duurden verscheidene uren. Er moest worden gecontroleerd of de Moana net zoveel flessen wijn en sterkedrank op de terugweg meenam als op de heenweg, minus de leeggedronken flessen. De ambtenaren maakten zorgvuldige schattingen en inspecteerden de kelders en de kasten. Toen ze vertrokken, zaten de leprozen nog steeds te kijken. Ze hadden immers geen andere woonplaats dan de kade.
Tegen de avond bleek de boot klaar te zijn voor vertrek, en Yves, Tiberius en Betty gingen van boord, beladen met materieel. Marion dacht aan het Engelse liedje 'Ten Little Niggers'. Eerst was Ivan van boord gegaan... and then they were eight. Daarna was Patrida naar Frankrijk teruggekeerd, and then they were seven. Nu gingen er weer drie weg en waren ze nog maar four. Zij vond het niet fijn bij Yves weg te gaan, terwijl hij er altijd een pervers en kinderlijk genoegen in had geschept afscheid te nemen. Hij stond te kijken hoe de zware massa van de Moana wegvoer: de vrouw van zijn leven stond op het achterdek te zwaaien, de vrouw van de dood van die ander. Wat zijn trouwe harten toch vreselijk! Wat zijn vrouwen die van je houden toch verschrikkelijk! Als ze doodgaan en als ze blijven leven. Sinds Yang had ge kozen voor de dood, boezemde ze hem een soort afschuw in. Afschuw jegens de liefde als die tot zoiets moet leiden. Deze sinistere afloop tastte alle gevoelens aan die hij voor haar had gehad en die hij voor anderen zou kunnen hebben. Hij was zijn onschuld kwijtgeraakt.
Yves wachtte tot de Moana verdween in de richting van een bewolkte horizon waar het gele water van de baai en de kleurloze hemel zich met elkaar vermengden in de weeïge, zoete geur van India. Hij voelde geen enkele voldoening: van vertrekken was ook de aardigheid af. Oud worden betekent je vermogen om egoïstisch te zijn kwijtraken en dat is heel jammer, dacht hij.
Tijdens de dertig uur die de trein erover deed om de twaalfhonderd kilometer van Bombay naar Benares af te leggen, dacht Yves veel aan zijn vrouw. Hij dacht pas echt aan haar als hij ver van haar vandaan was. In het ruime slaaprijtuig, een vervallen aandenken aan de Britse luxe, was er niets meer wat functioneerde, noch de douches, noch de airconditioning, noch het water in de toiletten waar bovendien geen zeep, papier of handdoek was. Het enige portier van de wagon was vergrendeld en werd door een beambte bewaakt, en alleen door de ramen van de coupés kon je op de stations borden rijst met saus, lappen stof of geborduurde kleden kopen. Twee ijzeren deuren aan beide uiteinden van de luxewagon maakten alle communicatie onmogelijk met de rest van de trein, die was overgeleverd aan de Indiërs en de dieren. In de General Compartments de Indiase mannen; in de Ladies Compartments de vrouwen en dieren. De stations leken wel dorpen: hele families kampeerden er in afwachting van het moment waarop ze in een trein konden stappen, met hun geiten, hun kale honden die altijd op een afstand bleven zodat ze niet geslagen konden worden, hun pakjes en hun ontelbare kinderen, en intussen wasten ze zich bij een fonteintje, aten ze van de grond, gaven ze hun pasgeboren baby's de borst en keken ze hoe andere treinen passeerden die stampvol zaten met andere opeengepakte families, die uit de ramen puilden of in trossen aan de portieren hingen.
Op het grijze vlakke land in het noorden waar niets groeit, leek het alsof de hele bevolking zat: op de drempel van de aarden krotten, op de akkers, langs de wegen waar soms een paar wegwerkers in een mand drie of vier stenen vervoerden, en in de kleine, door ijzerdraad omgeven scholen in de openlucht die je hier en daar zag. Het was mooi weer en koud: de Indiërs zaten te bibberen onder hun vodden. Vlak bij ieder dorp zat onbeweeglijk, onder in de bomen die wel dood leken, de onvermijdelijke troep gieren, onheilspellende kaalgeplukte gedaantes met een valse blik, een kromme snavel, een kale nek en vuile veren, zo afzichtelijk dat je je niet kon voorstellen hoe ze een nest konden bouwen, elkaar met hun snavel liefkozen en het leven schenken aan kleine donzen bolletjes die ze met liefde zou den verzorgen. Een eigenaardige vloek rust er op de dieren die kadavers eten: hyena's, jakhalzen en gieren! Het wordt een leeuw minder kwalijk genomen dat hij een antilope verslindt die nog beweegt.
Yang leek niet op een antilope hoewel ze dezelfde nervositeit en angstige reflexen had en van nature de neiging om te vluchten als er gevaar dreigde. Ze leek op een kolibrie: donkere, heel glanzende ogen die je moeilijk kon doorgronden, levendige, onverwachte gebaren, plotselinge vrolijkheid en het mysterieuze van een vogel. Maar wat had het voor zin aan Yang te denken? Hij wilde met Marion leven, een Marion van wie hij nu wist dat je niet altijd moest geloven wat ze zei, ook al geloofde ze het zelf. Een Marion die eigenlijk medeverantwoordelijk was geweest in de Affaire. Heel in het begin, toen hij in Val-d'Isère na de kerstvakantie tegen haar had gezegd: 'Lieverd, ik zou graag nog vijf of zes dagen met Yang hier willen blijven... Maar daarmee verandert er natuurlijk niets tussen ons tweeën,' had ze geantwoord: 'Ik vertrouw je.' En Yang had later gezegd: 'Dat verbaast me niet van Marion, het is een bijzondere vrouw.' Dus hadden ze er niet meer over gepraat en de situatie was twee jaar lang schijnbaar bevredigend geweest dankzij een grote mate van discretie aan weerskanten en dankzij de cynische humor waar ze allebei heel goed in waren en die als toevlucht en steun fungeerde.
Marion was iemand die geen zin had om te zeggen: Ik heb verdriet. Yves was haar daar dankbaar voor, hij hield niet van mensen die hun binnenste aan de buitenwereld tonen en de buitenkant verbergen.
Waarom had hij Marion nooit meer herinnerd aan wat er gezegd was tijdens dat gesprek in Val-d'Isère, dat zijn onschuld enigszins zou hebben aangetoond? In feite wist hij wel waarom: hij wilde graag vasthouden aan de onduidelijke zekerheid dat hij zijn vrouw ronduit de waarheid had verteld. Hij had geen zin na te gaan wat hij in werkelijkheid had gezegd: 'Lieverd, ik heb zin om nog een paar dagen in Val-d'Isère te blijven want ik heb geen werk voor de tiende. Ik geloof trouwens dat Yang ook blijft...' Toch wist hij dat Marion nooit aan een half woord genoeg had. Als je haar een uitweg bood, rende ze erop af, wat dat aangaat was ze idioot. Hij had op een weerzinwekkende manier tegen haar moeten praten: 'Ik ben van plan vanavond nog met onze vriendin naar bed te gaan, dat vind je toch niet al te erg?' Dan nog zou ze in lachen zijn uitgebarsten om het maar niet te hoeven geloven. Hij had dat mes niet recht in haar gezicht willen steken, want uiteindelijk zou ze er toch mee door zijn blijven lopen. En daar had hij niet tegen gekund. Dus toen ze had geantwoord: 'Schat, ik vertrouw je,' had hij haar haastig dicht tegen zich aangedrukt en haar woorden geïnterpreteerd als: 'Je mag doen wat je wilt want je zegt immers dat daarmee tussen ons niets verandert.' Dat strookte precies met wat hij voelde; dus met de waarheid.
Al met al had ieder die dag alleen maar gehoord wat hij wilde horen. Toch was Marion in zijn armen gaan huilen, het bewijs dat ze het eigenlijk wel had begrepen. Het was natuurlijk geen goed nieuws voor haar, maar hij had zich die avond voorgenomen dat hij haar nooit 's avonds alleen zou laten en dat ze er nauwelijks iets van zou merken. Een grote golf van tederheid had hem overspoeld nu alle problemen uit de weg waren geruimd: hij had daar, te midden van de koffers, met haar de liefde bedreven, vlak voor de trein kwam, zo gelukkig was hij dat hij straks meteen al van Yang kon houden, zonder haar, zijn vrouw, daarmee te bedriegen of kwijt te raken.
Maar Marion had anders geredeneerd, dat had hij later begrepen. Ze had bij zichzelf gedacht dat je niet met je vrouw naar bed gaat wanneer je van plan bent diezelfde avond een minnares te nemen. Terwijl juist... maar er waren weinig vrouwen die zoiets begrepen. In de twintig jaar dat ze samen waren, was hij er niet in geslaagd haar ervan te overtuigen dat twee liefdes gelijktijdig kunnen bestaan zonder elkaar te schaden.
'Het kan niet anders of je neemt van de een wat je geeft aan de ander,' hield ze koppig vol. 'Dan blijft er nog wel wat over, oké, maar dat zijn nu juist restanten.''
Altijd die kruideniersmentaliteit.
Met Yang waren er geen kruideniersproblemen geweest, tot die brief van Marion die ze hem niet had willen laten zien, zo schaamde ze zich.
'Waarom heb je me niet de waarheid verteld wat je vrouw betreft?' vroeg ze hem steeds, want ze weigerde te aanvaarden dat hij in zekere mate, en volgens hem in hoge mate, te goeder trouw was geweest.
'Goede trouw is niet hetzelfde als openhartigheid,' zei Yang op die harde toon waarop ze de laatste tijd sprak. Marion zou hem wel geloofd hebben en daarom zou het hem vergeven worden. Degenen die geloven, hebben uiteindelijk gelijk.
Maar waarom zou hij dat allemaal aan Marion uitleggen?
Wat had het voor zin? Je kunt een ander nooit iets duidelijk maken. Voor hem was de liefde niet de obsessie van het vlees, hartstocht, zin in de een en niet in de ander, maar dat fabelachtige behaaglijke gevoel met iemand in harmonie te leven. Met twee als het er toevallig twee zijn. Hij had ze graag samen, dan voelde hij zich het gelukkigst. Marion was gechoqueerd toen hij het haar had bekend. Maar waarom zou je het dan ook bekennen? Dat is een aanvechting die je moet kunnen weerstaan. In feite blijft gedeeld genot voor ieder onaangetast, Yves vond dat het zelfs verdubbeld werd. Hij herinnerde zich een bepaalde reis naar Italië met z'n drieën... die was volmaakt geweest. Maar hij paste er wel voor op dat tegen Marion te zeggen. Hij had haar ook niet verteld dat hij vroeger tweemaal heel kort verliefd was geweest op Yang. Misschien had hij op zijn hoede moeten zijn? Dan ging hij nog liever dood. Na twee of drie akelige nachten had hij die betreurenswaardige impulsen kunnen onderdrukken. Hij wilde het zichzelf niet te moeilijk maken en tot zijn veertigste was hij nog nooit ten prooi gevallen aan een oncontroleerbaar gevoel. Dus onderdrukte hij die aandriften, zonder zich er rekenschap van te geven dat ze ergens diep in hem werden opgeslagen en wachtten tot hun tijd gekomen was. Bovendien hield hij niet van de gedachte dat Marion de rol zou vervullen van de vrouw die vol droefenis accepteert. Gelukkig had ze blijk gegeven van een heel draaglijk soort verdriet. Of eigenlijk hoorde hij te zeggen: ze had haar verdriet op een voor hem heel draaglijke manier laten blijken. Omdat hij zich vrij voelde, hij had immers de goedkeuring van zijn vrouw gekregen, had hij zich onbezorgd aan die andere liefde overgegeven. Niet gestraft worden geeft zelfvertrouwen, en van zelfvertrouwen naar onschuld is maar één stap.
Marion zou ongetwijfeld langzaam maar zeker genezen, want dat vreemde lichaam dat haar verdriet veroorzaakte, was er niet meer. Bovendien hadden de gebeurtenissen haar in dit geval in het gelijk gesteld... nou ja, de uitkomst van de gebeurtenissen dan. Dat helpt bij dit soort mensen. Ze had geen enkele chantage op hem uitgeoefend, behalve door zichzelf te zijn, tegen wie ze trouwens zoveel had gestreden. De ergste vorm van chantage omdat die onopzettelijk is.
Yves vroeg nog maar om één ding: onverschilligheid. Hij had behoefte aan kameraden die geen vrienden waren, aan landen die niet zijn land waren, aan oude dames die niet zijn moeder waren, aan dorpen die niet op Kerviniec leken, aan problemen die niet op hem betrekking hadden. Hij voelde zich niet in staat tot wat voor gevoel dan ook en de gedachte aan de liefde vond hij nog afschrikwekkender dan cholera.
Bombay had hem behoorlijk van zijn stuk gebracht. Benares, die opperste uiting van het hindoeïsme, zou hem opslokken. Hij voelde zich onbestendig en bereid op te gaan in iedere filosofie die hem wilde opnemen.
De taxi zette het filmmateriaal en de bagage bij het Clark's Hotel
af en bracht zoals gewoonlijk de reizigers rechtstreeks naar de
Ghats. Er waren in dit seizoen weinig toeristen. Al leen twee of
drie Amerikaanse stellen zaten als voyeurs op stoelen die in rijen
op een schuit stonden opgesteld, met op hun buik hun fototoestel
dat gericht was op de fraaie linkeroever van de rivier waar het
spektakel zich zou afspelen. Yves ging bij hen zitten. India had
tot dusver een zittend land geleken. In Benares lagen de mensen. De
mensen: de zieken, de bedelaars en de lijken, dat wil zeggen het
grootste deel van de bevolking. Benares was Lourdes in een land
waar het geloof absoluut is, de armoede onmetelijk, de kwalen
ontelbaar en de bevolking overstelpend.
De cameraman, de ontdekkingsreiziger en het meisje Betty gingen in hun mooie linnen kostuums op hun stoelen zitten, met hun mooie camera's, hun mooie westerse ideeën over hulp aan onderontwikkelde landen, en hun zeer westerse geest op hun lippen, en de schuit begon de enorme rivierbocht af te zakken langs de stenen treden die zich kilometers lang uitstrekken en waar de hele stad komt communiceren met de Ganges, te midden van de ingestorte paleizen, die net zo krachteloos en verminkt zijn als de mensen en zelf ook langzaam maar zeker in het heilige water zakken. Langs de vervallen tempels waarvan de pilaren in de modder van de oever wegzinken, op de treden van de enorme trap die de stad bij hoogwater beschermt, stort Benares zich de ganse dag uit in die rivier waar de levenden en de doden met dezelfde devotie worden ondergedompeld.
Niemand repareert iets, niemand peinst erover de ene steen op de andere terug te leggen, dat wegzakkende dak tegen te houden dat, net als de bewoners, wordt aangetrokken en teruggewonnen door de Ganges; alles stort in, de luiken hangen aan hun hengsels, de muren verzakken in de algehele onverschilligheid, zo is het nu eenmaal en zo liggen ze ook te sterven op de treden, met hun voeten of hun hoofd in het water, zonder dat iemand zich eraan stoort of zich er druk over maakt, want daarvoor zijn ze op aarde en op sterven liggen is ook nog leven - of sterven, dat is hetzelfde.
Zodra de eerste ontsteltenis voorbij is, en die gaat snel voorbij in die wereld die noch binnen hun bereik noch naar hun maatstaven is, volstaan de toeristen ermee hun voeten op te tillen om niet op de stervende te trappen die daar op de weg ligt te sputteren, kijken ze geïnteresseerd naar de jonge lepralijdster die met haar misvormde handen een baby in een grauwe luier vastklemt die aan haar borst de lepra drinkt, of werpen ze een nauwelijks verbaasde blik op het bedelende kleine meisje, wier handen en voeten keurig zijn afgehakt door ouders met een vooruitziende blik, opdat dit overtollige kind tenminste helpt de andere kinderen te voeden, van wie er al te veel zijn. De tolken leggen zonder verontwaardiging uit dat dit noodzakelijk is en de toeristen geven inderdaad een geldstuk meer aan dat kind, als premie voor haar gruwelijkheid.
Midden op het plein waar de passagiers uit de bussen stapten, lag een oude vrouw dood te gaan, met haar gezicht naar de hemel gekeerd, languit, met open ogen op de rijweg, zodat de schaarse auto's wel gedwongen waren om haar heen te rijden, om haar rustig te laten sterven. Ze had echt het hoofd van een grootmoeder met mooi grijs haar, alleen haar gezicht was wat bruiner dan dat van onze groot moeders. Naast haar lag een berg, een soort oude sprei waaruit aan één stuk door een eentonig gezang klonk: een welluidende vrouwenstem hield een eindeloos betoog, van tijd tot tijd onderbroken door gelach en gevloek.
'Is dat nou een grammofoon?' zei Tiberius. 'Je wilt me toch niet vertellen dat er een mens onder die lap ligt?'
'Het is een dwerg of iemand zonder benen, of allebei tegelijk,' zei Betty. 'Iedereen hier heeft wel een paar misvormingen.'
De brandstapels van de Ghat van de crematies waren bijna geruststellend voor hen. Bij de Manikarnika Ghat werden alleen dode doden verbrand, die niet meer het woord tot je richtten. Vastgebonden op een brancard voor hun laatste bad, gewikkeld in een mousselinen doek die als hij nat was hun lichaamsvormen akelig nauw omsloot, wachtten ze zij aan zij op hun beurt, met hun voeten in de rivier, terwijl de vorige brandstapels bijna uitgebrand waren.
'Dat moet je tijdens een epidemie eens zien,' zei de gids. 'In de zomer.'
De familieleden zaten eromheen te babbelen of schonken een beetje heilig water, dat ze met beide handen hadden geschept, in de wijd openstaande mond van de doden die door een onaanraakbare uit de doeken werden bevrijd. Het grijze water stroomde over de rand van de afschuwelijke opening heen, de kin stak belachelijk ver vooruit; een gele hond snuffelde aan een stuk voet dat niet goed verbrand was en schudde zijn kop omdat hij zich had gebrand. Op een van de brandstapels kwam een gedaante die begon te branden plotseling onder invloed van de vlammen overeind, als een man die rechtop in bed gaat zitten; hij werd met een stok neergeslagen. Terwijl ze rustig op hun stoelen voorbijtrokken, kwam er een man aan die op de treden neerhurkte en een pakje openmaakte dat hij bij zich had. Hij haalde er een kind uit dat één jaar oud leek; maar in India moest je de criteria herzien die golden voor landen waar gegeten wordt: je ziet kinderen rechtop staan die je nog geen zes maanden zou geven en bij moeders op de arm zie je pratende foetussen. De borstkas van het dode kind leek op het karkas van een afgekloven kip, maar het had een enorme buik. De man, naar wie niemand keek, maakte een steen aan de nek van zijn zoon vast en bond het pakje toen weer dicht, stapte in een bootje en ging het lichaampje midden in de rivier gooien, waar tussen bloemkransen en dode takken ondefinieerbare kadavers statig langs dreven. Lijkjes van nog geen twee jaar hebben niet het recht om verbrand te worden.
En de eerste avond viel over deze angstaanjagende stad die toch verrassend mooi was, over de Hindoes die doorgingen met hun bezigheden op de grens van leven en dood, te midden van de paleizen die half in het ondoorzichtige, groenige water van de Ganges stonden, onder het licht dat als goud glansde door de woestijn op de andere oever, en langzaam maar zeker versmolten ze in de duisternis met hun rivier die zo met heiligheid beladen was dat zelfs de vreemdelingen zich gegrepen voelden door een religieuze eerbied.
Meteen de volgende dag ging Yves op zoek naar een dode. Dat vond hij al heel gewoon. Hij had er een nodig van wie de familie het goedvond dat hij op zijn brandstapel werd gefilmd. De tolk beweerde dat het mogelijk was. Na wat onderhandelingen werd hij inderdaad geïntroduceerd bij ouders die niet genoeg geld hadden om hout voor de brandstapel van hun zoon te kopen.
'Het gaat vijfduizend franc kosten,' zei de tolk. 'De prijs van het hout.'
Ze werden het eens. De dankbare vader drukte hem langdurig de hand.
'Wilt u hem zien?' zei de moeder, die zwanger was en een pasgeboren baby op de arm had.
Yves dacht dat hij moeilijk kon weigeren. Ze lieten hem een heel klein schuurtje zonder ramen binnengaan waar op een strozak een jongeman lag die met enorme ogen in een geel uitgemergeld gezicht naar hem opkeek.
'Wanneer wilt u hem hebben?' vroeg de tolk.
'Ik ben van plan vanaf morgen te gaan filmen,' zei Yves. 'Maar waar is de dode?'
'Dat is hij,' zei de tolk. 'Hoe het ook zij, voor deze jonge man is het een kwestie van dagen. Dus zegt u maar wanneer u hem wilt hebben.'
De jongeman staarde hem aan met de blik van India. Hij had het lichaam van India, mager en smal, en door de koorts plakten zijn blauwachtige gladde haren aan zijn slapen vast.
De vader scheen ongerust te zijn over dat geaarzel, hij ondervroeg de tolk in een hoek van het vertrek.
'De vader is bang,' zei de tolk, 'dat zijn zoon niet is wat u zoekt... Begrijpt u, als u het lichaam niet koopt, hebben zij geen geld om het te verbranden. En dan loopt hun zoon het gevaar een slechte reïncarnatie te ondergaan.'
Yves kon zijn blik niet afwenden van de angstige ogen van de jongeman, die niet begreep waarom die vreemdeling aan zijn ziekbed stond. Nogmaals, wat had logica hier voor zin? En zelfs medeleven?
'Hoe het ook zij, hij heeft tuberculose,' voegde de tolk eraan toe om hem tot een besluit te brengen.
'Zegt u dat ze vooral niets moeten doen. Ik... ik kom later terug, ik moet eerst nog andere opnames maken,' stamelde Yves, die zich niet in staat voelde in koelen bloede te onderhandelen over deze transactie waarvan evenwel de gemoedsrust van een familie en wie weet het geluk van de stervende afhing. De tolk keek afkeurend en excuseerde zich tegenover de vader. Yves groette de jongeman die hij zojuist had gekocht en maakte dat hij wegkwam.
Benares by night was bijna net zo druk als overdag. Dezelfde mensen wachtten al babbelend op een gelukkig einde. De oude vrouw had haar ogen niet gesloten; de sprei lag nog steeds te krijsen. Iemand had er wat eten in een stuk krant naast gezet. Achter op het plein stonden mensen in de rij voor een van de talloze bioscopen, terwijl er nog een paar brandstapels lagen te roken op de Ghat van de crematies. Onder parasols of armzalige kraampjes waar 's nachts de droge, koude nachtwind en 's zomers de moesson door heen waaide, zaten sadhoes gehurkt, al tien of twintig jaar, in dezelfde houding waarin Yves hen 's ochtends had gezien, bedekt met as, met gesloten ogen. Soms werden ze aan één kant verwarmd door een heel klein vuurpotje dat door een of andere gelovige brandend werd gehouden. Voorbijgangers legden geschenken aan hun grijze voeten, een beetje voedsel, om hun brein te voeden of anders hun lichaam dat al niets meer verlangde.
Het meisje met de arm- en beenstompjes wachtte samen met de andere haveloze types op de laatste bus van American Express, en met haar gladde bruine pols duwde ze tegen een balletje, lachend en schreeuwend met de anderen, terwijl ze intussen met een haviksblik uitkeek naar de volgende lading toeristen. Zodra de bus het plein opreed, kreeg ze een andere uitdrukking op haar gezicht en kwam ze snel op haar knieën aangelopen om weer in de houding te gaan zitten, met haar verminkingen duidelijk zichtbaar.
Als de ellende zich op al te grote schaal voordoet, krijgt deze algauw iets abstracts en word je er niet meer door geraakt. Yves en Betty durfden niet meer te praten, zoals je weleens hebt als je een theater uitkomt waar je net een aangrijpende tekst hebt gehoord. Er kon geen sprake zijn van opstandigheid of verontwaardiging of tegenwerpingen; India viel buiten alle maatstaven en alles werd op losse schroeven gezet.
In een paar dagen een paar beelden van die stad filmen leek belachelijk, en zelfs heiligschennend.
In het Clark's Hotel, dat door enorme weelderige tuinen vol vogels was afgescheiden van de stank van de stad, legden kelners met roze tulband en witte linnen handschoenen met gaatjes, onder de naam van kip met kerriesaus een beetje modder uit de Ganges op hun bord, waarin stukjes vezelig vlees dreven die op kinderdijtjes leken.
'Indiërsaus a la Nantua,' verkondigde Tiberius.
In de glazen was het Indiase bier troebel en had de kleur van de Ganges, en de rijst op de borden, die kleverig en grijsachtig was, deed Yves denken aan de cholera in die vreselijke roman van Giono, met al die doden onderweg, die zwartachtig waren en een soort rijst in hun mond hadden. Hij had wekenlang geen rijst kunnen eten!
Toch moesten ze, voordat ze zouden terugkeren naar de enorme slaapkamers van dat vroegere paleis, een plan voor het draaiboek maken. Ze werkten alle drie lang door. In het halfduister van de bar naast hen lagen de kelners met hun roze tulband op de grond te slapen, aangekleed en wel op het tapijt uitgestrekt. Om zich beter op hun gemak te voelen hadden ze hun communiehandschoenen uitgetrokken. Hoog in de banaanbomen van het park zaten apen of papegaaien, of misschien wel monsters, die schelle, angstwekkende kreten slaakten die Yves onder zijn muskietennet lange tijd uit zijn slaap hielden.
In de kamer waar Tiberius haar was komen opzoeken had Betty geen zin om te vrijen.
'Neem me niet kwalijk. Door dat alles heb ik geen trek meer,' zei ze.
'Je hebt ongelijk,' zei Tiberius. 'Je moet je vastklampen aan zekerheden.'
'Jij houdt niet van mij, ik houd niet van jou, dat is toch ook zeker?'
'Goed dan, zoals je wilt,' zei Tiberius toegeeflijk. 'Maar intussen is het een goede oefening...'
'Ik houd wel van sport, maar niet van gymnastiek,' zei Betty-
'India maakt je venijnig, liefje. Ik noemde dat kunst, zie je. Maar als het voor jou van je ene-twee, ene-twee is, zou ik het mezelf kwalijk nemen als ik nog aandrong.'
En Tiberius boog zich voorover om haar hand te kussen.
Ze hield hem bij zijn nek vast.
'Blijf toch maar bij me slapen, goed? Deze dag heeft me helemaal gevloerd. Bovendien ben ik doodop.'
Tiberius ging naast haar liggen en schikte zorgvuldig de banen van het muskietennet.
'Ik ga morgen gewoon naar de kapper,' zei hij gelaten.
Betty barstte in lachen uit en ging dicht tegen de jongen aan liggen, met haar rug naar hem toe.
'Leg je benen maar tegen de mijne aan,' zei ze. 'Doe je arm over me heen. Zo. Ik denk dat ik zo wel zal kunnen slapen.'
'Nu we toch bezig zijn, doe ik je been om mijn nek, jij steekt bevallig een hand in de lucht, je legt de andere op een zekere plaats en dan stellen we een zeer hindoeïstische godsdienstige figuur voor!'
'Ik voel me vanavond juist zo atheïstisch! Maar jou mag ik wel,' mompelde Betty, terwijl ze zich tegen hem aan drukte. Zo zou je met je vrienden moeten kunnen slapen, uit genegenheid. Dat is lekker.
Veilig tegen Tiberius aan sloot ze haar ogen en slaagde ze erin Benares te vergeten.
Door de bemiddeling van een brahmaan die wel geïnteresseerd was in whisky, kregen Yves en Tiberius het ten slotte voor elkaar een crematie te mogen filmen, verborgen in een dekschuit waarin een piepkleine opening was aangebracht. Daar brachten ze benauwde dagen door, terwijl ze urenlang, gehurkt in een minuscule ruimte en bang om ontdekt te worden, zaten te wachten tot er een dode binnen hun gezichtsveld wilde verschijnen. Op lunchtijd stopte de brahmaan hun ondefinieerbare beignets toe. Ze konden niet nalaten even te kijken naar de brandstapels waar niet alles tot as was vergaan of naar die lepralijders aan wie altijd een stukje ontbrak... 's Nachts kwamen ze uit hun schuilplaats tevoorschijn onder de hoede van de brahmaan die door overvloedig whiskygebruik van dag tot dag meer ontheiligd werd. Ze schaamden zich; maar voor een foto zou je een heilige nog verdoemen.
Ze dronken zelf ook te veel whisky want de alcohol, die altijd hetzelfde smaakte, vormde 's avonds hun houvast. De aangename zekerheden van hun Europa, die samen met de geur van verbrande mensen die ze de hele dag hadden ingeademd waren vervlogen, vonden ze alleen in de alcohol terug. Daarna lieten ze zich in hun kamers door een Indiër masseren en namen ze een bad in de oude Britse badkuipen waarvan de leidingen allang de geest hadden gegeven en waaruit het vuile water rechtstreeks op de betegelde vloer liep naar een afvoerrooster waaruit een rioolstank opsteeg. Ten slotte vielen ze in een slaap die bevolkt werd door monsters, nadat ze het bed en het muskietennet hadden geïnspecteerd en vijf of zes van die afschuwelijke insecten hadden doodgeslagen die in geen enkel fatsoenlijk handboek voorkomen en waarvan India het geheim schijnt te bezitten.
Het nieuwe jaar brak aan zonder dat dit iets veranderde aan het leven en de dood in Benares. De oude vrouw lag nog steeds te zieltogen, alleen was ze wat perkamentachtiger geworden. De dwerg die onder de sprei woonde, was nog volop aan het woord. De sadhoes onder hun kraampjes werden elke dag bezadigder en ontdeden zich steeds meer van hun stoffelijk omhulsel. De Indiërs poetsten hun tanden in de Ganges of spraken er, tot aan hun buik in het water staand, hun gebeden uit, of gingen er dood. Alleen een paar groepen leeftijdloze en manloze Engelse dames stonden erop het Happy New Year in het Clark's te vieren, waar bij ze crackers uit Engeland lieten knallen, Youpee riepen, 'God save the Queen' zongen, de heilige pudding aten en klonken op het geluk dat zij hadden gehad dat ze hun echtgenoten niet op de brandstapel achterna waren gegaan.
Yves en Betty werkten hard, aten weinig en hadden geen enkel contact meer met hun beschaving, zodat ze zich, zonder dat ze het zelf goed doorhadden, lieten meesleuren in een roes waarin het leven zo vanzelfsprekend met de dood samensmolt dat hun dagelijkse bezigheden, hun zorgen over de lengte van de film, het licht, de lenzen en het aantal opnamen dat ze iedere dag moesten maken lachwekkend en onbelangrijk werden, 's Avonds tijdens het whisky drinken leverden ze commentaar op Shankara of de Upanishads, en probeerden ze Tiberius duidelijk te maken dat de wereld slechts zinsbedrog is en dat de kennis van het ware pas dan verschijnt als het individu weloverwogen wordt uitgeschakeld. Met India en de flessen drank als achtergrond was Parijs in hun ogen piepklein, belachelijk en pretentieus; ze vroegen zich af hoe ze zoveel belang hadden kunnen hechten aan succes, voortdurend hadden kunnen rennen, ruziemaken, warmlopen voor literaire stromingen en politieke systemen, terwijl je het opperste geluk van zelfsprekend in de rust van het ongedifferentieerde bereikt. Tiberius had geen last van dezelfde kwaal. Omdat hij als cameraman bij het journaal zo'n beetje overal was geweest, had hij net genoeg van de hele wereld gezien om er een definitieve' globale conclusie uit te trekken die voor hem als filosofie fungeerde.
'Oké, jongens, we zijn hier niet in het land van de Vache qui-rit, maar je moet niet denken dat je zojuist de waarheid hebt ontdekt. Die is overal, de waarheid, dat kan ik je wel vertellen. Ik heb dezelfde wonderen, dezelfde bedevaarten, dezelfde tovenaars gefilmd, of ze nu heiligen of fakirs of goeroes heten, bij de boeddhisten, in de Afrikaanse rimboe, in Sevilla, Londen of Tibet. Dus je moet je niet laten oplichten. Shiva, Mohammed, Jezus, dat is dezelfde man! En uit eindelijk, op enkele details na, is het dezelfde filosofie. Maar zal ik jullie eens zeggen wat het verschil hier is? (Nee, Yves en Betty wilden vooral niet dat Tiberius met de grove bijl op hun fijngevoelige overpeinzingen inhakte; maar hij ging tot vervelens toe door, zoals een Fransman dat kan.) Afgezien van die kartuizermonniken onder hun paraplu, met hun lichaam bedekt met as - tussen twee haakjes, je ziet dat in de christelijke godsdienst de heremieten zich ook met as bedekten; en Aswoensdag, hè? Het is allemaal hetzelfde, dat zeg ik je! - afgezien van die kerels, zouden de Indiërs gewoon een tijdlang elke dag een biefstuk tartaar moeten hebben: dan zouden ze misschien zin krijgen om hun zogenaamde heilige koeien te doden in plaats van hun kinderen van honger te laten omkomen.'
Betty kreeg plotseling een hekel aan het gezonde verstand van Tiberius, aan zijn cynisme, zijn weigering zich te interesseren voor ideeën, maar Yves was hem er bijna dankbaar voor. Zonder de whisky en de simplistische visie van Tiberius zou hij misschien in Benares zijn gebleven of ergens anders in India, zoals de neef van Alex, om het land te leren kennen, te begrijpen. Een maand? Een jaar? Wie kon het zeggen? Hier had ook de tijd niet meer dezelfde betekenis. India was zijn bestaan binnengekomen in een periode waarin hij zich niet gebonden voelde, op een keerpunt. Maar natuurlijk was Marion er nog. Hij dacht aan haar als aan een vaderland dat wel wat ver weg was maar in hem leefde. Hij kon niet zeggen in hoeverre hij van haar hield. In ieder geval niet als een bezetene. Het was beter dan dat. Hij had er een hekel aan dingen als een bezetene te doen. Hij had in het begin een beetje te veel van Yang gehouden, dat had hem ongelukkig gemaakt. Van een vaderland moet je je niet afvragen of je ervan houdt, je weet gewoon dat het ergens op je wacht en dat je elders minder prettig leeft.
Toen Yves een week later uit Benares vertrok om per vliegtuig naar Colombo te reizen, had hij het gevoel dat hij aan drijfzand ontsnapte. Op weg naar het vliegveld, in de taxi die zich al claxonnerend een weg baande tussen driehonderd miljoen Indiërs door, was hij voor de eerste keer bang dat hij een ongeluk zou krijgen. Waren er eigenlijk wel dokters in die stad waar iedereen naartoe kwam om te sterven? Als hij nog even in Benares bleef, zou hij verzwolgen worden. Met een zekere voldoening stelde hij zich voor hoe hij zijn leven zou eindigen op een of ander trottoir, enigszins verminkt zoals iedereen, totaal vervreemd van zijn vroegere wereld, sterk vermagerd, zonder geldzorgen, verzonken in aangename bespiegelingen en voortdurend vluchtend op weg naar het Absolute.
Tiberius en Betty zaten naast hem vreselijke ruzie te maken. Om India. Om de erotische beeldhouwwerken in de tempels, die hij anders interpreteerde dan zij. Om Boeddha, Vishnoe, Kali, Jezus en consorten. Om hen wilde Betty met hem breken.
'Ik voel me niet in staat werkelijk te houden van iemand die niet dezelfde ideeën heeft als ik over essentiële problemen.'
'Houd jij dan van een man vanwege zijn politieke ideeën?' vroeg Tiberius op ironische toon.
'Waarom zou ik dan van hem moeten houden? Om zijn billen? Ik vind dat alles samenhangt: als je India niet op dezelfde manier bekijkt, zul je het ook niet eens zijn over vrijheid, over het leven, of over iets anders. Je bedrijft de liefde met ideeën, niet alleen met organen.'
Tiberius moest lachen. Het was zijn beroep niet om te denken. Liefde was ook niet denken. Het was weer op adem komen in een al te zwaar leven, het was de remedie tegen het absurde, een aanlegplaats, rust, schoonheid. Als je er een discussiegroep van moest maken... De ene vrouw of de andere, dat was voor hem misschien altijd dezelfde, dacht Betty, net als de ene god of de andere.
Door naar die typisch Franse discussies te luisteren, en naarmate de dc4, een product van de beschaving, hem verder van India wegvoerde, voelde Yves zich langzaam maar zeker herboren worden. Naarmate hij door de nauwe ruimte van de cabine verder werd teruggevoerd tot zichzelf en tot meer persoonlijke problemen, werd het onmetelijke, onoplosbare werelddeel onder hem steeds kleiner en vervaagde algauw in een heilzame nevel.