Hoofdstuk 6
Gewoon Doen!
Het werd 7 juni, onze twaalfjarige trouwdag. Wat moest ik met die dag? Ik voelde me nog erg getrouwd. Het voelde veilig, als een warm bad dat inmiddels wat koud geworden was, maar toch. Ik wilde er nog niet uitstappen. Opnieuw een keuze. Punt. We stonden er met zijn drieën bij stil en bekeken de trouwfilm. Die hakte erin, bij mij in ieder geval. De kinderen waren vooral blij dat ze papa weer even levend zagen, al was het alleen maar op de televisie. Wishful thinking, daar moest ook ruimte voor zijn af en toe.
En dan de volgende berg, Vaderdag. Hoe cliché het ook klinkt, echt een klotedag, hoe vul je dat nou in? Mijn vader was er nog, maar werd altijd zwaar verwaarloosd door mij op dit soort dagen. Ik ben niet zo’n attente, en zeker niet als het moet. Dan blokkeer ik en kan ik niks verzinnen. Inmiddels een gegeven voor mijn omgeving. Ik ben erg lief en attent, maar alleen op de momenten dat ik het voel.
Mijn kinderen mochten, heel lief, zelf weten wat ze maakten op school voor Vaderdag en voor wie. Lucas had voor een van mijn halfbroertjes een cadeautje gemaakt en Robin voor mij.
Op Vaderdag gingen we met Tim, Noa en Annabelle (Yes, hij heeft een vriendin, een topwijf!) naar het graf van Marco. De derde keer dat ik ernaartoe ging. Ik vond er niet zoveel. De steen zoals Lucas die al de dag na de oerknal had uitgezocht, stond er al en was prachtig, mijn schoonouders gingen nog steeds elke week en verzorgden het graf tot in detail. Wij brachten er rozen, wierook, kaarsjes en tranen. Wat een achterlijk idee om op Vaderdag naar het graf van de vader van mijn kinderen te gaan. Aan dat stukje verdriet was ik nog niet toegekomen. Dat was waarschijnlijk ook de oorzaak van mijn knallende hoofdpijn die in de auto al begon. Ik kon en wilde er nog niet aan. Komt wel, ooit.
Het was een mooie dag, na ons grafbezoek zijn we allemaal op de loungebank in de tuin geploft. Een beetje emotioneel melig waren we. Tim en ik bedachten plannetjes om onze vader onze kant op te laten komen voor Vaderdag. We hadden nul zin om ons nog te verplaatsen. Geen energie en geen puf. Giechelend heb ik hem toen maar opgebeld en gezegd dat we zo’n groot cadeau hadden, dat echt niet in de auto paste. Of hij het even wilde komen halen. Gelukt. Hij kwam snel met Monique langs, om vervolgens een door ons uit de kast getrokken fles champagne in ontvangst te nemen. Mijn vader zag de humor er wel van in, hij begreep het wel. Monique vond het minder grappig, maar dat lag als altijd aan de oppervlakkige en ingewikkelde relatie die we hadden. Het gevolg van non-communicatie na de scheiding van mijn ouders stak steeds meer de kop op. Haar bagage, hun bagage, mijn bagage werd soms een teringzooi, vol jaloezie, onbegrip en verwachtingen. Ik claimde die dag mijn plek als ‘zijn dochter’. En dat vond ze lastig. Buiten dat hebben wij Beukeringen een cynische humor die niet altijd door iedereen begrepen wordt. Jammer dan.
Tijd voor vakantie. Spanje dus, wederom.
Marco was een ‘nachtrijder’. Hij vond het heerlijk om met André Hazes over de speakers over de snelwegen te scheuren, terwijl wij in dromenland waren. Ik ben best een goede chauffeur, maar ’s nachts redden mijn ogen het niet om open te blijven. En Redbull vind ik vies. Dus hij reed, dat was de deal.
Het enige wat dit jaar ‘normaal’ was, was dat we vier weken op vakantie gingen naar dezelfde plek en dat mijn schoonouders daar ook waren. Dat was een makkelijke beslissing. Maar dan de keuze: alleen of met anderen en met wie dan? En hoe? Met de auto? Best ver als verdrietige vrouw in de rouw. Uiteindelijk loste het zich vanzelf op, zoals dat meestal gebeurt als er een ‘probleem’ is. Meestal.
We gingen met het vliegtuig, de auto was nog een brug te ver.
De eerste week met mijn schoonouders was lastig. Zonder hun aanwezigheid was dat waarschijnlijk niet anders geweest. Ik had behoefte om mijn eigen dingen te doen, op mijn tijd en om te ontdekken hoe ik vakantie vier als alleenstaande moeder. Maar zij voelden zich geroepen om zich om mij te bekommeren. De caravan stond al voor me klaar en de koelkast was gevuld. De voortent erop krijgen zoals het hoort. Dat deed ik liever niet, nog steeds niet trouwens. De ontvangst was heerlijk, echt waar.
Maar de ‘verplichte’ koffie om negen uur ’s ochtends, iedere dag, om vervolgens al te moeten afspreken wat of waar we ’s avonds zouden eten. Verschrikkelijk.
‘We moeten boodschappen doen, en niet op de camping want dat is veul te duur! Wanneer zullen we?’
Ik vond dat zo moeilijk: ik wilde ze niet voor het hoofd stoten, want ze deden alles uit liefde vanuit een bodem van verdriet. Maar Jezus, ik zat daar zwaar ongelukkig te zijn, terwijl ik deed alsof het allemaal goed was, want we zaten toch in Spanje? Waar ik vorig jaar nog tegen de ramen aan geplakt sliep, omdat Marco niet languit kon liggen in ons caravanbedje, was mijn bed nu ineens veel te groot. Pfff. Ik kon toch niet tegen die lieve, overbezorgde mensen zeggen dat ik zo verschrikkelijk verdrietig was en dat ik geen zin had in hun bemoeienis? Vrij snel vond ik een modus om onder de koffie uit te komen: ’Sorry, de kinderen willen op tijd ontbijten en meteen naar het strand.’ En het avondetendilemma? ‘Ik vind het allemaal prima: kiest u maar. En als u toch boodschappen gaat doen: hier is mijn lijstje.’
Toen kwam het noodweer. Letterlijk. Hagelstenen zo groot als pingpongballen en bomen die omvielen door de wind. Ik zette de kinderen in de caravan, ramen en luiken dicht en hing met mijn schoonvader aan de voortent om die aan de grond te houden. Vraag me niet waarom, maar dat doet iedereen op een camping als het waait. Mijn schoonmoeder bungelde aan de overkant aan haar eigen voortent. Op een gegeven moment voelden we een klap, maar we hadden niet door wat er gebeurde. Later toen de ergste storm voorbij was konden we de schade opnemen. Robin kwam uit de caravan en vroeg waarom het trappetje verplaatst was. Wat bleek? Het trappetje was niet verplaatst, maar de hele caravan, door het gewicht van… een boom! Noem het een wonder of noem het Marco (volgens Robin en Lucas) die ons beschermd heeft, maar de caravan was onbeschadigd. De boom was precies op de rand van de voortent gevallen zonder enige schade aan te richten.
Daarna liep iedereen, nog zo’n campinggebruik, een rondje ramptoerisme. Wij waren dat jaar attractie nummer één, een dubieuze eer.
Ik stond erbij, keek ernaar en voelde er weinig bij.
Een van de ramptoeristen complimenteerde me dat ik zo rustig en kalm bleef.
‘Ach,’ zei ik, ‘ik heb ergere dingen meegemaakt, dus het kan me niet zo boeien.’ Waarna spontaan de tranen over mijn wangen stroomden. De ramptoerist heb ik daarna niet meer gezien of gesproken.
Na deze eerste heftige en confronterende week, kwam mijn moeder met haar man Peter. Dat voelde beter. Ze zorgde zo lief voor ons in de hoop weer sterretjes in mijn ogen te zien. Als ik haar zo bezig zag, kreeg ik een intens geluksgevoel. Ik kon even leunen en er waren anderen die zich met de kinderen bezighielden. De zoon van Marco’s broer was er ook met zijn vriendin, zij logeerden bij mijn schoonouders en waren veel bij ons, gezellig. De kinderen waren gek op elkaar. Ik was even verlost van leuk doen in het zwembad. Ook Lisa en haar familie hadden hun vakantie aangepast en kwamen een week naar onze camping. Voor Lucas zo fijn en vertrouwd en voor mij een prachtig gebaar van vriendschap en betrokkenheid.
De laatste twee weken kwamen Tim, Kim en Noa. Best apart, want Kim is Tim’s ex. Maar zo kan het dus ook, een voorbeeld voor velen. Het was heerlijk vertrouwd en warm. Mijn broertje was knetterverliefd. Hij belde iedere avond uitgebreid met zijn vriendin Annabelle, die vierhonderd kilometer verderop zat, want de vakantie met haar ouders was al geboekt. Nadat we dit een paar dagen aankeken, vroegen Kim en ik: ‘Waarom komt ze niet hierheen dan?’
Dat hoefden we geen twee keer te zeggen. Hij sprong in de auto en haalde haar op: dezelfde avond kwamen ze samen weer terug. Heerlijk om mijn broer zo happy te zien. Ook een klein beetje pijnlijk, eerlijk is eerlijk. Verliefde mensen zien was nog niet heel leuk.
Chaos en gezelligheid al over the place. Mijn schoonouders vonden het moeilijk om te zien. Hun zoon was dood en alles ging gewoon door zonder hem en zijn vrouw was af en toe best gelukkig. Ik had er alle begrip voor, vond het zelf ook best moeilijk.
Op het strand, in de zon zat er een vlinder op mijn arm, mijn kinderen waren aan het tennissen (meer ballen rapen). Ik keek naar ze en voelde me heel even intens gelukkig. Maar mijn schuldgevoel kwam direct om de hoek: Mag ik dit nu wel voelen? Je man, de vader van je kinderen is dood hoor!
Mijn schoonmoeder gaf het goed aan als ze iets lastig vond, maar mijn schoonvader werd steeds geïrriteerder. Hij deed alsof mijn caravan zijn caravan was. Ik moest dit wel doen en dat vooral niet doen. Echt heel vermoeiend. Tijdens het afbreken ging het dan ook bijna mis. Huilend van boosheid en irritatie vroeg ik mijn schoonmoeder of ze pa wilde weghalen. Gelukkig begreep ze dat.
We hebben het er nooit meer over gehad, maar ik besloot: dit doe ik nooit meer met hen erbij. Keuze. Punt. Hoeveel ik ook van ze hou.
Het jaar erop gaven ze zelf aan dat ze niet meer in het hoogseizoen wilden gaan vanwege de warmte en de prijs van de camping. Sommige dingen lossen zich vanzelf op.
Thuisgekomen en opgelucht en trots dat de vakantie ‘gelukt’ was, stortte ik me op het volgende project.
~ Dagboek ~
15 juni 2008
Het gaat slecht, verleden week onze trouwdag, vandaag Vaderdag. Tja, en dan? Vier ik het of niet? Wat valt er te vieren? O trouwens, niet geheel onbelangrijk: EK voetbal, we doen het goed! 3-0 Italië en 4-1 tegen Frankrijk. Genieten. Maar zonder jou. ’t Is meteen een stuk minder. Je had het nu echt met Lucas kunnen delen. Onze kleine voetballer. Weet je, we vieren op het moment zoveel feestjes, iedereen lijkt wel jarig. Voel me alleen niet zo feestelijk. Alles is weer zwart. Ben in de war, verdrietig en dood en doodmoe!
4 juli 2008
Vier weken net als anders. Alleen is niets hetzelfde. Elke ademhaling, voetstap, ervaring, beslissing voelt alsof het de eerste is. Vliegen in plaats van met de auto, kinderen helemaal uitgelaten. Godver wat mis ik je! Hoe deden we het ook alweer en hoe wil ik het nu doen? Ik ben in de war en onrustig. Ik zie je bij elke oogopslag nog je ding doen. Dat maakt het zo onwerkelijk. Je zou zo weer kunnen instappen.
Eerste week alleen met de kindjes en natuurlijk pa en ma in de buurt. Werkt niet zo goed. Ons verdriet is anders en we kunnen elkaar daarin niet helpen. Ze willen me beschermen en van alles regelen, maar ik doe het liever zelf, herken je dat?
Er zijn ongelofelijk veel vlinders, zoals voorspeld door het medium, daar put ik veel kracht uit. Ook klinkt er steeds een stem in mijn hoofd; ‘Het is goed zo.’ Bizar, ergens weet ik dat ook. En trouwens: al was het niet ‘goed zo’, dan is het zo als het is.
Als mijn tante een pikkie had, was het mijn oom! De slogan van deze vakantie. Lucas heeft er allerlei grappige variaties op gemaakt.
>