Hoofdstuk 4
Alles is weer goed
Zoals afgesproken, ging ik in januari weer aan het werk. Wat was het fijn om thuis te komen in het warme bad dat Meda heet. Langzaamaan mijn hersens weer laten werken, eerlijk gezegd deed ik het met twee vingers in mijn neus. Voor Marco’s overlijden dacht ik al een tijdje na over iets anders, bij voorkeur voor mezelf beginnen. Een periode ben ik in de huidverzorgingsproducten gedoken en heb ik workshops bij mensen thuis gegeven, met als doel daar mijn werk van te maken. Maar het kosten-batenplaatje leverde een negatieve balans op, dus dat werd hem niet. Het prikkelde me wel om mijn eigen ding te doen, ik wist alleen nog niet hoe ik daarmee geld kon verdienen.
Andere functies binnen Meda waren wel een optie, maar dan zou ik me moeten specialiseren en daarvoor vond ik het werk niet interessant genoeg. Ik ben en blijf een vlinder die het liefst met heel veel dingen tegelijk bezig is, liefst oplossingsgericht en creatief. Het nadenken over een eigen weg werd abrupt onderbroken door de oerknal. Het heeft zo moeten zijn. Nu kon ik op routine aan de bak in een veilige omgeving. De uitdagingen zouden later wel weer komen, of niet. Voor nu prima.
Opnieuw moesten we door een zure appel heen bijten, Marco’s verjaardag op 14 januari. Met de kinderen ging ik naar het graf en daarna haalden we thuis allerlei papa-herinneringen op. Fotoboeken naar beneden en chocolademousse eten, zijn favoriete toetje. Het was bij vlagen nog zo onwerkelijk, was hij echt alleen maar een foto en een herinnering? Ja dus. Het ‘houden van’ bleef en de mooie herinneringen zetten we in een mooie glazen kast in ons hart. Die poetsten we alle bijzondere dagen even op. Soms vaker als de behoefte er was, dan maakten we hem open om er even in te duiken.
Daarna bevond ik mij duidelijk weer in Fase 3: doelen stellen en fake it ’till you make it. Ik zag er goed uit, zorgde goed voor mezelf en ook heel bewust, de verrotte en verdrietige binnenkant wilde ik niet in de spiegel zien! Ik besloot te stoppen met roken, ik voelde me toch kak, dus dat kon er ook nog wel bij. Eén keer in de week ging ik naar yoga, twee keer in de week naar de sportschool en één keer in de zes weken naar de schoonheidsspecialiste. Gewoon doen. Zou iedereen moeten doen, niet wachten op een oerknal.
Ook de kinderen deden het goed, thuis en op school, het woensdagoppasprobleem was opgelost sinds ik onder schooltijd werkte. Ik stond gewoon bij school om twaalf uur.
De drie R’en waren terug: Rust, Reinheid en Regelmaat, drie maanden na de oerknal. Onze levens waren een soort van heringericht, de emoties en de betrokkenheid van mensen om ons heen namen af. En het voelde leeg, oneindig leeg.
Naast de dagelijkse dingen zoals werk, boodschappen, zwem-, muziek-, en voetbalactiviteiten, was ik totaal niet in staat om iets anders te bedenken om te doen, mensen te bellen of uit te nodigen. Er was genoeg reuring, vrienden en vriendinnen kwamen aanwaaien en aten mee. Kim en haar dochter Noa kwamen vaak een weekendje over uit Zoetermeer om in Amstelveen bij ons te zijn. Heerlijk, dan gebeurde er in ieder geval iets en had ik toch een beetje grote-mensen-gesprekken. We deden niet veel bijzonders, gewoon lekker zijn, muziek luisteren, huilen en kletsen.
Maar daar hield het echt mee op, er waren nog maar weinig plekken waar ik graag heen ging en me veilig voelde. Verjaardagen sloeg ik liever over, ik kon de mensen niet aan, dacht dat ze van alles zouden denken en voelde me dan zo naar en vervelend. Ik wist nog steeds niet hoe ik me moest gedragen als weduwe. Ik wilde er ook nog niet aan, duidelijk gevalletje Fase 1.
Het werd februari en we gingen op wintersport. Het benauwde me dat ik geen eigen vervoer had, ik had geen nooduitgang. Tot overmaat van ramp had ik mijn gloednieuwe telefoon ook nog eens in het hotel onderweg laten liggen. Zelfs als ik wilde bellen, moest ik een beroep doen op mijn vrienden. Zij maakten er geen probleem van, maar jeetje wat voelde ik me daar ongemakkelijk bij. Vragen was en bleef moeilijk. Ik was soms zo moeilijk en hard voor mezelf. Regelmatig vocht ik tegen de immer strenge rechter in mijn hoofd: Wijffie, let it go! Kansloos, de drang naar onafhankelijkheid zat te diep geworteld in mijn genen.
De kinderen gingen op ski-les, en weer een nare hobbel, zij kregen les op een andere berg dan waar wij konden skiën. Loslaten heet dat. Laat ik dat nu juist zo moeilijk vinden. Helemaal omdat ik niet persoonlijk bereikbaar was. De kinderen hadden er totaal geen last van. Ze hebben lekker geskied en na een paar dagen kwamen zij ook naar ‘onze berg’ en kwamen we elkaar af en toe tegen.
Op een gegeven moment besloot Mark zijn kinderen van les te halen en zelf met ze te gaan skiën, want hij was helemaal niet tevreden over de lessen die ze kregen.
‘Hé gast, maar mijn kinderen dan? Die zitten in hetzelfde klasje en willen nu ook niet mee. Maar ik kan ze niet weghalen daar, ik ski niet goed genoeg en durf ze niet mee te nemen.’ Jankend en boos ben ik weg geskied, met een verwarde Mark op mijn hielen. Machteloos voelde ik me en gekwetst door het gebrek aan rekening houden met mij en mijn kinderen. Weer een aanslag op mijn behoefte aan onafhankelijkheid. Het maakte me bijna hysterisch. Een pijnlijk moment voor Mark en mij. Hij had er niet bij nagedacht. Huilend maakten we het weer goed, alhoewel ik het gevoel had dat hij meer voor mijn tranen bezweek dan dat hij het echt begreep. Daarna hebben we alle kinderen van les gehaald en heeft Mark ze de rest van de vakantie op ski-touw genomen. Pff, we hebben het gedaan en echt ook wel genoten. Maar wat was het een confrontatie met mezelf. Ik wist niet of ik dit nog een keer zo wilde.
Ik rookte nog steeds niet, dat ging eigenlijk vanzelf. Ik moet er wel eerlijk bij zeggen dat, buiten een enkele zenuwinzinking hier en daar, heel weinig dingen me wat deden. Redelijk gevoelloos en gelaten. Robotje.
Na de wintersportvakantie zat ik nog steeds in Fase 3: doelen stellen. Zonder plannen en doelen werd ik onrustig. Dus op naar het volgende project: Spanje, de sleurhut, vier weken van de zomer. Keuze. Punt.
Sinds de geboorte van de kinderen gingen we op vakantie naar Spanje. Mijn schoonouders kwamen er al honderd jaar, op een onwijs mooi plekje aan het strand. Toen Lucas één jaar was, hebben we zelf een caravan aangeschaft en die stond in Spanje in de stalling. Ieder jaar kampeerden we vier weken, meestal met mijn schoonouders in de buurt, niet te dichtbij, maar voor de kinderen op een veilige loopafstand. Heerlijke tijden hebben we daar gehad.
Voor de geboorte van de kinderen werkte ik bij Martinair. Daardoor waren we in de gelegenheid om veel mooie en verre reizen te maken. Dat hebben we ook gedaan. Duikbrevetten gehaald op Barbados, ons daar samen gek geleerd en onwijs veel lol gehad met het duiken op zich. Boven water deden we het beduidend beter dan eronder. Als buddy’s onder water begrepen we elkaar nooit echt goed. Samen onder water een wrak opmeten en een bijbehorende tekening maken, resulteerde in een tekening van een soort kakkerlak met een kajuit. Ook gaf ik hem een keer aan dat er gevaar dreigde in de vorm van enorme morene die half verscholen lag onder een rots. Marco begreep totaal niet wat ik bedoelde en scheerde rakelings over de vis, die boos uithaalde en een poging deed zijn edele delen te raken. Blijf dan maar eens rustig, de slappe lach onder water kost erg veel lucht. Het werd een hele korte duik. Onze huwelijksreis ging naar Australië. We begonnen met een camper aan een rondrit tussen Sydney en Cairns. Hartje winter, dus mega koud, sliepen we ruim een week met alle kleren aan die we mee hadden. Om vervolgens de nacht door te brengen in een stapelbed op een boot, tijdens een driedaagse duiktrip in het Great Barrier Reef. Romantische nachten waren ver te zoeken in deze huwelijksreis, maar genoten hebben we wel. De nachten hebben we later meer dan genoeg ingehaald.
Marco was op zijn best tijdens vakanties. Ver weg van alle verantwoordelijkheden en dagelijkse bezigheden was hij in staat optimaal te genieten van de omgeving en elkaar. Altijd kwamen we verliefder dan ooit terug.
Daarna zijn we gestrand in Spanje, ons eigen plekje. En dat ging ik nu zonder hem doen. Geen idee hoe. Na de wintersportvakantie wilde ik hoe dan ook het heft in eigen handen houden, ik zou mijn telefoon nergens meer laten liggen. En ik zou altijd een nooduitgang paraat houden. Het idee alleen al gaf me rust, al zou ik hem zeer waarschijnlijk nooit gebruiken.
Nog meer actie: ik wilde serieus gaan verbouwen, ik zou een tweede hypotheek regelen en alles laten doen. De eerste verdieping en de zolder waren toe aan een remake.
Maar dat was voor na de vakantie, niet overdrijven. Mijn zorgzame omgeving en met name mijn vader, probeerde mijn enthousiasme te temperen. Ik genoot van zijn aandacht die voelde als beschermende liefde. Heerlijk om een klankbord te hebben, om vervolgens ietsepietsie aan te nemen van de goedbedoelde adviezen en mijn eigen plan te trekken. ‘Eigenwijze trut,’ noemde hij me dan.
Ja koekoek, van wie zou ik dat nou hebben?
>