10

Met een bonkende koppijn stond ik de volgende ochtend verbaasd rond te kijken in mijn woonkamer. De dames hadden om vier uur ’s nachts het pand verlaten en een onbeschrijfelijke chaos achtergelaten.

De restanten van de wereldgerechten lagen nog op de eettafel na te stinken en overal stonden halfvolle glazen wijn. Als je niet beter wist zou je vermoeden dat er hier een enorm feest had plaatsgevonden, maar deze afscheidstornado was het werk van mijn twee vriendinnen. Wat zou ik ze missen!

Ik wierp een blik op mijn horloge en kon een kreet van schrik niet onderdrukken toen ik zag dat het al elf uur was. Over twee uur zouden mijn collega’s hier zijn. Ik moest me nog aankleden, opruimen en inpakken. Onder normale omstandigheden geen enkel probleem, maar mijn vreselijke kater stond elke vorm van beweging in de weg. Bukken ging sowieso niet.

Met angst en beven zag ik de middag tegemoet. Ik had geen idee wat me te wachten stond maar mijn vrienden van P&R kennende zou het een vreselijk wild middagje worden. Qua organisatie van uitjes waren ze niet echt te vertrouwen. Het zou alles kunnen worden, van een workshop snelschaken tot een bezoek aan een pretpark. Het beeld van ronddraaiende, op en neer deinende en heen en weer schuddende martelapparaten was voor mij voldoende om een sprintje naar de wc te trekken.

Onder de douche sprak ik mezelf ernstig toe. Geen drank het komende halfjaar. Al snel nuanceerde ik mijn eigen strenge eis en besloot het op matig drankgebruik te houden. Tenzij ik vreselijk gezellige mensen tegen zou komen, maar het leek me dat alle Friezen wel zo’n beetje om zes uur opstonden om de koeien te melken. Dus als het al partybeesten waren dan zou rond een uurtje of tien de stekker er wel uitgaan.

Voor de zekerheid trok ik een makkelijk zittende spijkerbroek aan en mijn stoere cowboylaarzen. Een mager zonnetje scheen naar binnen. Het was al juni, maar de zomer was nog steeds niet in zicht. Ik rilde van de kou en de vermoeidheid en besloot een lekker dikke trui aan te doen.

Vertwijfeld vroeg ik me af hoe ik al mijn kleren voor het komende halfjaar in Suus’ rugzak moest krijgen. Ik had niet alleen zomerkleren nodig, maar ook een winteroutfit. Een beetje wereldreiziger deed het met één trui en wat shirtjes, maar ik zou het liefst mijn complete inloopkast naar Friesland verplaatsen. Als ik niet te veel argwaan wilde wekken moest toch echt alles in die kleine, onhandige rugzak.

Al deze verwarrende gedachten schoten door mij heen terwijl ik voorzichtig een slokje nam van mijn thee en mijn donkere wallen probeerde weg te werken met een hoop foundation en poeder. Met een halve bus mousse probeerde ik mijn links en rechts uitslaande krullen in bedwang te houden. Het lukte niet.

Langzaam voelde ik de misselijkheid wat wegtrekken en na een paar keer diep ademhalen voelde ik mij in staat om de boel op te ruimen. Als een wervelwind vloog ik door de kamer en met veel geweld knalde ik de vieze vaat in de afwasmachine. Deze actie ruimde lekker op, ook omdat door mijn onhandigheid niet alles heel bleef.

Precies om één uur, net nadat ik de stofzuiger had opgeborgen, ging de bel en stonden mijn drie liefste collega’s van P&R voor de deur: Ellen, Maaike en Joris. De laatste twee waren eigenlijk inmiddels oud-collega’s. Na een knetterende ruzie met Jan waren ze begin dit jaar naar de concurrent vertrokken. Joris had een grote plastic zak bij zich waar hij, tot mijn stomme verbazing, een belachelijk wit kapje en bijpassende klederdracht uit haalde.

‘Zo dame, dit ga jij aantrekken.’

‘Dat dacht ik niet,’ zei ik spottend.

‘Dat dachten wij wel. Als jij denkt dat je Nederland straffeloos kunt verlaten, heb je het mis. Dit is originele klederdracht uit Hindeloopen en dat doe jij aan.’

‘Daar gaan we naartoe. Leuk hè?’ zei Maaike enthousiast.

‘Naar Friesland?’ riep ik verbaasd uit.

‘Volgens de laatste gegevens van de Bosatlas ligt dit lieflijke plaatsje inderdaad al geruime tijd in Friesland,’ zei Maaike droog.

‘Ik ben nog nooit in Hindeloopen geweest,’ zei Ellen, ‘en ik durf er een kilo Belgische bonbons om te verwedden dat jij er ook nooit geweest bent. Dus voordat je Nederland verlaat, ga je eerst nog een stukje Nederlandse cultuur snuiven. Typisch iets voor jou om huis en haard te verlaten zonder dat je goed in staat bent om ons mooie Nederland in den vreemde te vertegenwoordigen,’ ratelde Ellen. ‘Wat weten we nou eigenlijk van ons eigen landje? Hunebedden, hoerenbuurten, Haagse hopjes, H&M, en nog veel meer van al dat moois. Wat weten we nog van onze vaderlandse geschiedenis?’

‘H&M komt uit Zweden,’ viel ik haar in de rede.

‘Kun je nagaan,’ riep ze verontwaardigd uit. ‘Wie op wereldreis gaat, heeft de plicht om een pro-Nederlandse campagne te voeren. Onze hele economie gaat naar zijn flikker als wij alleen maar op wereldreis gaan en er niets voor terugkomt. De Vietnamees, de Chileen, de Australiër: die moeten allemaal de rugzak pakken en gaan reizen, bijvoorbeeld naar Hindeloopen.’

Ik keek haar stomverbaasd aan. De scheiding met Hans had haar behoorlijk strijdvaardig gemaakt, of was het ons gesprekje in Het Hijgend Hert dat tot deze metamorfose had geleid?

Gedwee liet ik mij in de klederdracht hijsen.

‘Kijk nou toch eens! Wat schattig!’ Joris keek me lachend aan. Zijn grijsgroene ogen twinkelden en ik moest opeens weer denken aan de urenlange gesprekken die ik na werktijd met Maaike had gevoerd. Volgens haar was er geen twijfel mogelijk: Joris was verliefd op mij. Elke keer als ze het onderwerp ter sprake bracht, ontkende ik heftig en in alle toonaarden.

Vanonder mijn belachelijke, witte gesteven kapje bekeek ik hem eens goed. Eigenlijk zag hij er niet eens zo beroerd uit. Strakke torso in een streepjesoverhemd. Lekkere kont, niet te dik. En, niet onbelangrijk, goede schoenen. Zijn neus stond een beetje scheef en één hoektand stond raar naar voren, maar dat maakte hem juist zo leuk. En hij had prachtige volle wimpers, zodat hij een donkere opslag had, en blonde haren. Eigenlijk was hij best aantrekkelijk.

Joris zag me kijken en ik kreeg een vuurrood hoofd, maar Maaike redde me onmiddellijk door te zeggen dat ik me absoluut niet hoefde te schamen om mijn fraaie kleding. ‘Kom, we moeten gaan, anders loopt ons programma in de soep.’

Ik zuchtte en voordat ik het in de gaten had, zat ik opgepropt naast Ellen op de achterbank. Niet dat we zo dik waren, maar mijn enorme jurk nam nogal wat ruimte in beslag en Joris reed uiteraard in een te snel en te klein sportautotje. Reclameman!

‘Dus we gaan naar Hindeloopen?’ vroeg ik en volgde aandachtig de weg die Joris reed. Morgen zou ik hier weer rijden. Opeens brak het klamme zweet mij uit: ik had nog geen vervoermiddel naar Pingjum! Als ik vanavond thuiskwam moest ik als de sodemieter de treinverbindingen gaan uitzoeken. Pingjum zou toch wel een station hebben?

‘Waar ga je allemaal naartoe?’ vroeg Joris belangstellend. Hij tuurde door de achteruitkijkspiegel en keek mij nieuwsgierig aan. In een sneltreinvaart liet ik het hele riedeltje aan landen voorbijgaan.

‘Ga jij werken op een ranch? In de keuken?’ vroeg Maaike verbaasd.

‘Dat is heel leuk. Er werken nog veel meer mensen uit allerlei landen. Gewoon heel gezellig,’ antwoordde ik, maar ik vroeg me ondertussen af of dit wel waar was. Zoals het nu klonk, leek het meer op een ouderwetse kibboets, waar de generatie van mijn ouders haar heil had gezocht om het huis te verlaten en de wereld te ontdekken. En om stickies te roken, begreep ik later.

‘Wat moet jij nou in IJsland?’ vroeg Maaike. ‘Daar is het toch veel te koud voor jou?’

Gelukkig had ik goed geoefend voor de spiegel, want mijn antwoord kwam er razendsnel en heel geloofwaardig uit.

‘Gek eigenlijk,’ peinsde Ellen. ‘Ik ken je al jaren en ik beschouw je als een heel goede vriendin, maar ik heb je nog nooit over paarden gehoord. En jij gaat paardrijden in Mexico! Kun jij je het uitje van P&R nog herinneren van twee jaar geleden, Maaike? Dat hebben we toch met zijn drietjes georganiseerd? Toen wilden we toch een buitenrit maken? Op het strand?’

Maaike knikte heftig.

‘Dat ging niet door omdat een van ons doodsbang was voor paarden. Gek, wie was er dan bang? Ik ben niet bang. Ben jij bang voor paarden, Maaike?’

Maaike schudde haar hoofd en verbaasd keken de dames mij aan. Het enige wat ik deed was strak voor me uit kijken en mijn schouders ophalen.

Gelukkig lieten ze daarna het onderwerp rusten en werd er geroddeld over P&R, de collega’s en de nieuwe man, en voordat we het wisten stonden we in Hindeloopen. Met veel duw- en trekwerk wurmde ik mij uit de snelle bolide en keek vertwijfeld om me heen. Ik zag er volstrekt belachelijk uit in mijn klederdracht en ik had nog geen stap gezet of ik werd al omringd door een groep Japanners die allemaal met mij op de foto wilden.

Toen ik mij eindelijk aan hen kon ontworstelen, kwam een oud vrouwtje tierend en scheldend op mij af. Ik kon absoluut niet verstaan wat ze allemaal tegen mij brulde maar plotseling rukte ze het kapje van mijn hoofd. Wat vreselijk pijn deed omdat het met speldjes vastzat.

Maaike en Ellen kwamen niet meer bij van het lachen, maar Joris probeerde mij te redden. Godzijdank kwam een boom van een Fries zich ermee bemoeien. Duidelijk een zeiler, want zijn kop was verweerd van de zon.

‘Je hebt het kapje van Urk op,’ bromde hij. ‘Wij Hindeloopers houden er niet zo van als we voor gek worden gezet. Misschien kunnen jullie beter ergens anders naartoe gaan. Ga maar ergens anders de boel verstieren.’ Hij keek ons bijzonder dreigend aan.

Ellen en Maaike renden gierend van de lach naar de auto, maar helaas was mijn jurk er niet voor gemaakt om je vlot te verplaatsen. Joris pakte mij bij de hand en samen probeerden we zo snel mogelijk Hindeloopen te verlaten, achtervolgd door nog een groep Japanners die er door hun busgenoten op geattendeerd was dat er een wandelend museumstuk rondliep.

‘Dan gaan we toch naar Stavoren,’ zei Joris strijdkrachtig en gooide de versnelling in zijn achteruit. Met gierende banden verliet hij de parkeerplaats.

‘Ja,’ gilde Maaike enthousiast. ‘Dan is Christel het vrouwtje van Stavoren. Ook leuk!’

‘Helemaal niet leuk, idioot. Ik werd zonet bijna gelyncht. Als die lui in Stavoren net zoveel dorpstrots hebben als die gastjes uit Hindeloopen overleef ik het echt niet. Ik ga daar toch niet rondlopen met een kapje van Urk en een Hindelooper jurk?’ Ik keek ze verontwaardigd aan.

‘Dan trek je toch je eigen kleren aan. Dat is toch ook goed,’ zei Joris sussend.

‘Ja, dat lijkt me een veel beter plan,’ zei ik opgelucht.

‘Dan zullen we toch echt terug moeten naar Amsterdam, tenzij een van jullie haar kleren heeft meegenomen.’ De lach van Ellen galmde door de auto.

‘Dit is echt niet leuk!’ zei ik pissig.

‘Ik heb een goed idee,’ zei Maaike. ‘We kopen nieuwe kleren voor je in Stavoren.’

‘Ik kom echt de auto niet uit. Ben je besodemieterd. De kans is groot dat ik niet levend een winkel haal.’

‘Jeetje, wat ben jij een angsthaas zeg. En dat moet op wereldreis,’ zei Maaike spottend.

Nadat ik op een parkeerplaats op Stavoren uitgebreid de details over mijn maten, van taille tot en met borstomvang, met de dames had doorgenomen, bleef ik alleen achter met Joris.

‘Het verbaast me eigenlijk wel dat je op wereldreis gaat. Ik vind het niks voor jou. Jij bent toch niet zo van het primitieve? En dan met een rugzak de wereld rond? Er is toch niks met je aan de hand?’ vroeg Joris.

‘Mag er een raampje open?’ Ik kreeg het helemaal benauwd, ook al zaten we nog maar met zijn tweetjes in de auto. Ik gaf de schuld aan de enorme jurk, die inmiddels ook nog begon te kriebelen, en probeerde vooral Joris niet aan te kijken.

Apathisch zoog ik de lucht op die door het geopende raam naar binnen kwam.

‘Zeg, het gaat toch wel goed met je?’ vroeg Joris, die mij naar zuurstof zag happen.

‘Prima, alleen een beetje last van mijn zenuwen. Zo’n dag voor vertrek vliegt er van alles en nog wat door je hoofd. Is mijn paspoort niet verlopen? Heb ik wel genoeg onderbroeken bij me?’ Ik trok een enorm grappig gezicht, in de hoop dat hij verder niets meer zou vragen.

‘Ach natuurlijk. Dat snap ik.’ Hij pakte mijn hand vast en dat was nu juist niet de bedoeling. Ik had het al warm genoeg.

‘Vandaag gaan we leuke dingen doen. Geniet ervan. Het wordt vanzelf morgen,’ sprak hij mij bemoedigend toe.

Ik knikte en vroeg me af hoe lang het zou duren voordat die twee terug waren. Maaike kennende zou ze vijf uur wegblijven en ik hoopte maar dat Ellen daadkrachtig iets uit de rekken zou trekken.

Plotseling voelde ik weer de hand van Joris. Nu rond mijn wang. Het zweet brak me uit en met grote angstogen keek ik hem vanonder mijn malle kapje aan.

‘Ik zal je ontzettend missen, Christel.’

Hij wilde nog wat zeggen, maar ik klom zo snel als ik kon uit de auto en riep dat ik vreselijk nodig moest plassen. Met gevaar voor eigen leven en hopend dat er geen Stavorenaar noch Japanner in de buurt was, rende ik zo goed en kwaad als het ging de bosjes in. Daar bleef ik hijgend staan.

Zeker tien minuten bleef ik tussen de struiken wachten en toen ik terugkwam zat iedereen al weer opgepropt in de auto. Joris keek mij bevreemd aan, hij wilde wat zeggen, maar werd onderbroken door Maaike, die helemaal verrukt was over de kledingkeuze en onmiddellijk van wal stak.

‘Een hippe spijkerbroek, een T-shirt met kekke print en een vestje. Nou, wat vind je ervan?’

Ik gaf haar een dikke kus en terwijl we Joost mocht weten waarheen reden, verkleedde ik me in de auto. Het moet er vreemd uitgezien hebben: Joris, die knalhard over de Friese wegen scheurde terwijl op de achterbank een vrouw zich in allerlei bochten wrong. Op één moment stak mijn voet zelfs uit het raam en het is een wonder dat er geen ongelukken gebeurden.

Uiteindelijk stopten we ergens bij een enorme loods in de buurt van Lemmer. En kreeg ik de schrik van mijn leven toen ik erachter kwam dat mijn vrienden voor mij een survivalcursus hadden geregeld.

‘Had dit gezegd, trut,’ schold ik tegen Maaike terwijl ik me inmiddels voor de derde keer die dag omkleedde, nu in een trainingspak.

‘Joh, je moet de dingen een beetje nemen zoals ze komen. Denk je dat zo’n wereldreis van een leien dakje gaat?’ mopperde Maaike, die inmiddels chagrijnig dreigde te worden omdat haar trainingspak net iets te strak zat waardoor er een aantal vetrolletjes zichtbaar waren.

Een strenge instructeur met een kaalgeschoren kop en heel veel tattoos ging ons begeleiden. Ik vermoedde dat hij liever het leger in was gegaan, maar dat een gevaarlijke psychische afwijking de toelating in de weg had gestaan. Schreeuwend riep hij naar ons dat we op een rijtje moesten gaan staan en ons moesten voorbereiden op een gevecht met een beer. Maaike begon keihard te lachen.

Met grote en dreigende stappen kwam een enorme donkerbruine beer naar mij toe gelopen en het eerste wat ik deed was mij verschuilen achter de brede rug van Joris, die tot mijn grote verbazing ook niet meer bijkwam van het lachen.

‘Joris, doe wat!’ riep ik paniekerig.

‘Daar zit een man in,’ antwoordde Joris en de tranen liepen over zijn wangen.

‘O, maar dan regel ik dat wel even,’ zei Ellen, en voordat we het in de gaten hadden beende Ellen met grote stappen op de beer af en gaf hem een enorme trap in zijn kruis.

Een afgrijselijk hoge gil volgde en de beer stortte ter aarde. We konden hem nog net horen roepen: ‘Klerewijf!’

De instructeur keek ons woest aan, schudde met zijn hoofd en riep dat we ons moesten klaarmaken voor de beklimming van de rotswand. Hier nam hij nog even wraak op Joris door het tuigje, dat als een soort van babybroekje rond zijn kont zat, extra strak aan te trekken.

‘Shit, man,’ riep Joris.

‘We willen toch geen ongelukken? Veiligheid voor alles.’ Met een ruk haakte hij de gesp aan mijn tuigje vast. ‘Jij mag eerst.’

De bedoeling was dat ik mij als een aap in trainingspak van het ene gekleurde blokje naar het andere begaf. Mijn vingers klemden zich aan de hoekjes en ik was nog maar amper bezig of mijn voet gleed weg, wat ik probeerde te compenseren door mijn vingers nog steviger om het roze blokje te klemmen, maar voor ik het in de gaten had bungelde ik in mijn tuigje aan een touw.

‘Zo moet het dus niet,’ zei de instructeur en liet me weer van voren af aan beginnen.

Drie pogingen later gaf ik het op. Ik had een meter geklommen, een absoluut dieptepunt. Ik had inmiddels een nagel gescheurd en het tuigje striemde akelig langs mijn kruis. Ik vroeg me af hoe Joris dit ging doen.

‘Wie van jullie ging er ook alweer op wereldreis?’ vroeg de instructeur, nadat hij mij zuchtend van het touw had bevrijd.

Het enige wat mijn vrienden deden was stilzwijgend naar mij wijzen. Nu was het de beurt aan de anderen en vol bewondering keek ik toe hoe zij probleemloos en met veel plezier de rotswand beklommen. Maaike kwam het verst en dankzij haar klimmerstalent verscheen er eindelijk een glimlach op het gezicht van de instructeur.

‘Oké, we gaan door naar onderdeel drie. Het eten van insecten.’

Ik vermoed dat het de bubbels waren of de bietenkaviaar. Hoe dan ook, ik kon er niks aan doen, maar ik ging over mijn nek. Daar midden in de survivalloods omringd door mijn vrienden en de mij vijandig gezinde instructeur, kotste ik als een klein kind de hele boel onder.

‘Sorry,’ mompelde ik.

‘We gaan door naar onderdeel vier.’ Dat was het enige wat de instructeur zei.

Joris, Maaike en Ellen keken mij bezorgd aan en ik zag ze denken: wat moet zij op wereldreis?

Ik was vastbesloten om van onderdeel vier een daverend succes te maken. En dat was het ook geworden als die rotzak van een instructeur niet stiekem mijn touw met vaseline had ingesmeerd. Het touw waarmee wij een denkbeeldige rivier, een enorm zwembad met opblaasrand, moesten oversteken.

‘You Tarzan, me Jane,’ riep ik nog lachend naar hem, terwijl ik met een reuzensprong het touw vastgreep en enkele seconden later totaal ontredderd naar beneden gleed. Zo het water in!

‘Zo moeilijk kan dat toch niet zijn,’ riep Maaike uit en met een grote zwaai kwam zij met haar touw moeiteloos bij de overkant aan. Datzelfde gold voor Ellen en Joris en ik zag aan hun gezichten dat ze inmiddels helemaal geen vertrouwen meer hadden in mijn wereldreis. Gelukkig was er nog maar één opdracht te gaan.

Met een harpoen moesten we echte vissen vangen in het zwembad alias kolkende rivier. Ik moest natuurlijk weer als eerste en of het nou aan het te krappe badpak lag of aan de glinsterende ogen van de vis die ik te grazen wilde nemen, ik weet het niet, maar ik raakte totaal in paniek, zwom als een gek naar de kant en met een wilde zwaaibeweging ramde ik zo de harpoen in de opblaasrand.

De instructeur keek mij met wild rollende ogen aan. Het schuim stond op zijn mond. ‘Nu was het de bedoeling dat jij je zelfgevangen vis ging roosteren op een vuurtje en dat we gezellig met z’n allen gingen eten, maar ik wil dat je onmiddellijk mijn survivalloods verlaat. Ik heb van mijn leven nog nooit zo’n sukkel gezien en ik hoop dat je verdwaalt in de rimboe!’

‘Nou…’ probeerde Joris de woorden van de man te nuanceren, maar Ellen was gelukkig slim genoeg om ons met zachte hand richting kleedkamer te dirigeren. Zo snel als we konden, trokken we onze kleren aan en voor we het wisten reden we voor de zoveelste keer ergens met gierende banden een parkeerplaats af.

‘Ik had toch geen zin in vis,’ merkte Maaike droog op.