11

Toen Miss Marple de volgende ochtend beneden kwam, werd zij door Gina verwelkomd met een gejaagd: 'De politie is er alweer! Ze zitten in de bibliotheek. Wally is vol bewondering, hij begrijpt maar niet hoe ze zo kalm en onbewogen te werk kunnen gaan. Ik geloof, eerlijk gezegd, dat het eigenlijk een geweldige sensatie voor hem is, hij geniet er gewoon van! Maar ik vind het meer dan afschuwelijk. Waarom zou ik zo van streek zijn, denkt u? Omdat ik een halve Italiaanse ben?'
'Best mogelijk. Het verklaart in ieder geval waarom je het niet erg vindt je gevoelens te tonen.' Er krulde een glimlachje om Miss Marples lippen.
'Jolly is verschrikkelijk uit haar humeur,' babbelde Gina voort, terwijl ze aan Miss Marples arm hing en haar meetroonde naar de eetkamer. 'Ik denk omdat de politie hier nu de lakens uitdeelt en zij ze niet kan ringeloren zoals ze ons allemaal altijd doet.'
Ze liepen de eetkamer binnen, waar de gebroeders Restarick nog aan het ontbijt zaten. 'Alex en Steven,' verklaarde Gina berispend, 'trekken zich nergens iets van aan.'
'Maar lieve Gina, wat onaardig,' protesteerde Alex. 'Goedemorgen, Miss Marple. Het kan ons allemachtig veel schelen. Afgezien van het feit, dat ik oom Christiaan nauwelijks gekend heb, ben ik de hoofdverdachte, dat snap je hoop ik toch wel?'
'Hoe zo?'
'Ga maar na: ik kwam precies op het juiste moment aanrijden. Nu hebben ze uitgerekend dat ik te lang onderweg ben geweest tussen het hek en het huis, lang genoeg om uit mijn auto te springen, om het huis heen te hollen, de zijdeur in te gaan, Christiaan dood te schieten, terug te rennen en weer in mijn wagen te gaan zitten.'
'Maar wat heb je dan wel gedaan?'
'Ik dacht dat ze kleine meisjes al heel jong leerden om geen onbescheiden vragen te stellen. Ik ben gek genoeg geweest om een hele tijd te zitten kijken naar het effect van mijn koplampen in de mist en te bedenken hoe ik diezelfde mysterieuze indruk op het toneel zou kunnen krijgen -- voor mijn nieuwe ballet, weetje.'
'Maar dat zegje dan toch zeker gewoon tegen ze?'
'Ja, nogal gewoon. Moet je net politiemannen hebben. "Ik dank u," zeggen ze, en dan schrijven ze je verklaring
netjes op, maar intussen denken ze er het hunne van.'
'Ik zou jou best eens lekker in de penarie willen zien zitten, Alex,' verzekerde Steven met een sadistische grijns. 'Ik kom er mooi onderuit: ik heb de hele avond in de grote zaal gezeten!'
Gina riep: 'Maar ze zullen toch niemand van ons verdenken!' Haar donkere ogen stonden groot en ze keek diep verslagen.
Alex antwoordde, terwijl hij zich overvloedig van marmelade voorzag: 'Kom alsjeblieft niet aan met de kreet dat het een zwerver moet zijn geweest. Dat is me wat al te afgezaagd.'
Juffrouw Bellever stak haar hoofd om de deur en vroeg: 'Miss Marple, zou u na het ontbijt even in de bibliotheek willen komen?'
'U alweer!' riep Gina hogelijk verbaasd. 'Voor een van ons?' Ze voelde zich beslist gepasseerd.
'He -- wat is dat? Wat hoorde ik daar?' riep Alex.
'Een revolverschot,' constateerde Steven.
'Ze hebben al eerder geschoten vanmorgen, in de kamer waar oom Christiaan vermoord is,' wist Gina te vertellen. 'Waarom weet ik niet. En buiten in de tuin zijn ze ook al bezig geweest.'
Weer ging de deur open, ditmaal om Mildred binnen te laten. Ze was in het zwart en droeg een ketting van onyx. Ze mompelde iets in de geest van 'goedenmorgen' en ging zitten zonder iemand aan te kijken. Met gedempte stem vroeg ze: 'Geef mij een kopje thee, als je wilt, Gina. En verder alleen maar een sneetje geroosterd brood.' Voorzichtig drukte zij haar zakdoekje tegen neus en ogen. Vervolgens sloeg ze haar ogen op en staarde strak naar de beide broers, schijnbaar zonder ze te zien. Steven en Alexis begonnen zich er lichtelijk onbehaaglijk onder te voelen. Zachtjes begonnen ze te praten en het duurde niet lang of ze verdwenen van tafel.
Mildred sprak verwijtend, zonder dat Miss Marple precies zou kunnen zeggen tegen wie: 'Ze hebben niet eens een zwarte das aan gedaan.'
'Ze konden van tevoren toch moeilijk weten dat er een moord zou plaatsvinden,' verontschuldigde Miss Marple.
Gina smoorde een verdacht geluidje en Mildred keek haar bestraffend aan. 'Waar zit Walter vanochtend?' informeerde ze.
Gina bloosde. 'Dat zou ik echt niet weten. Ik heb hem nog niet gezien.' Ze zat erbij als een betrapt kind.
Miss Marple stond op. 'Dan zal ik nu maar naar de bibliotheek gaan,' kondigde ze aan.
In de bibliotheek stond Lewis Serrocold voor het raam. Verder was er niemand in het vertrek. Hij keerde zich om naar Miss Marple, toen hij haar hoorde binnenkomen, liep haar tegemoet en nam haar hand in de zijne. 'Ik hoop van harte dat de gebeurtenissen u niet al te zeer van streek hebben gemaakt,' sprak hij. 'Zo onmiddellijk in aanraking te komen met een moord vergt veel van de zenuwen, vooral als men zoiets nooit eerder bij de hand heeft gehad.'
'O, in een dorp beleef je ook heel wat akelige dingen, dat kan ik u wel verzekeren,' antwoordde zij. 'Je hebt daar de gelegenheid om in contact te komen met dingen waar ze in de stad nooit iets over horen.'
Lewis Serrocold had minzaam geluisterd, zij het met een half oor. Zijn antwoord luidde alleen maar: 'Wilt u mij helpen?'
'Maar dat spreekt toch vanzelf, meneer Serrocold!'
'Het gaat om mijn vrouw, om Caroline. Ik geloof, dat u echt van haar houdt, is het niet?'
'Jazeker, net als iedereen.'
'Dat dacht ik al. Nu ga ik u, met medeweten van inspecteur Curry, iets vertellen wat verder niemand nog weet.' In het kort vertelde hij haar wat hij de vorige avond aan de inspecteur had meegedeeld.
Miss Marple leek met afschuw vervuld. 'Dat kan ik haast niet geloven, meneer Serrocold. Dat lijkt me onbestaanbaar!'
'Ja, zo dacht ik er ook over, toen Christiaan Gulbrandsen het mij vertelde.'
'Ik zou nooit anders hebben verwacht dan dat die lieve Carrie Louise op de hele wereld geen vijand had.'
'Het lijkt ook uitermate ongeloofwaardig. Maar begrijpt u wat dit inhoudt? Kleine doses vergif kunnen alleen maar in de familiekring worden toegediend. Het moet dus iemand zijn uit onze directe omgeving.'
'Als dat vermoeden tenminste juist is! Weet u wel heel zeker dat meneer Gulbrandsen zich niet vergist kan hebben?'
'Christiaan heeft zich niet vergist! Hij was veel te voorzichtig van aard om zoiets te zeggen zonder heel gegronde redenen. Bovendien heeft de politie het medicijn flesje van Caroline meegenomen plus een afzonderlijk monster van de inhoud. In allebei zat arsenicum -- en op het recept kwam arsenicum niet voor! Het onderzoek naar de hoeveelheid vereist iets meer tijd, maar het feit dat er arsenicum in zat staat vast.'
'Dus haar reumatiek -- dat moeilijke lopen -- dat allemaal...'
'Ja, kramp in de benen is een typisch symptoom, is mij verteld. Voordat u kwam heeft Caroline ook al twee keer ernstig last van haar maag gehad. Maar voor Christiaans komst was er geen haar op mijn hoofd...'
Zachtjes prevelde Miss Marple: 'Dan had Ruth dus toch gelijk!'
'Wat zegt u? Ruth?' vroeg Lewis Serrocold stomverwonderd.
Miss Marple keek berouwvol. 'Ik moet u ook iets opbiechten. Mijn komst hier is niet louter toevallig. Als ik het even mag uitleggen -- ik kan me nooit zo kort en krachtig uitdrukken, hebt u alstublieft een beetje geduld met me.'
Lewis Serrocold luisterde naar het verhaal van Ruths angstige voorgevoelens. 'Merkwaardig! luidde zijn commentaar. 'Daar heb ik geen idee van gehad.'
'Het was ook allemaal zo vaag,' verzekerde Miss Marple. 'Ruth kwam er zelf ook niet uit. Er was iets niet in de haak, dat was eigenlijk het enige waarvan ze duidelijk doordrongen was.'
Op barse toon sprak Serrocold: 'Maar ze heeft dan toch maar gelijk gehad! Nu sta ik voor de beslissing: moet ik het aan Caroline vertellen of moet ik dat niet doen?'
Prompt antwoordde Miss Marple ontzet: 'O nee, dat nooit!' en zweeg toen blozend, met een verlegen blik op Lewis. Deze knikte.
'U denkt er dus net zo over als ik. Zoals Christiaan trouwens ook. Maar zouden we dat ook doen als Caroline een gewone vrouw was?'
'Carrie Louise is beslist geen gewone vrouw. Ze leeft uit een geloof, een vertrouwen in de mens, oh, hoe moet ik dat nou zeggen, maar ik voel dat we. zo lang we nog niet weten wie...'
'Juist, dat is de moeilijkheid. Maar u begrijpt, Miss Marple, dat er gevaren aan verbonden zijn als we onze mond houden.'
'En daarom wilde u mij vragen om - wat zal ik zeggen -- een oogje op haar te houden?'
'Ja. Ziet u, u bent de enige die ik vertrouwen kan,' luidde het simpele antwoord. 'Iedereen hier lijkt wel vol toewijding en liefde, maar is dat wel zo? U bent al zo lang met haar bevriend.'
'En ik ben hier pas een paar dagen,' vulde Miss Marple zakelijk aan.
Lewis Serrocold glimlachte. 'Precies.'
'Het is misschien een heel materialistische vraag van me,' vervolgde Miss Marple verontschuldigend, 'maar wie zou er voordeel van hebben als Carrie Louise kwam te overlijden?'
'O, dat afschuwelijke geld!' zuchtte Lewis bitter. 'Altijd
en eeuwig draait alles om het geld, niet waar?'
'In dit geval geloof ik dat zeker. Want Carrie Louise zelf is zo'n schat, dat je je niet kunt voorstellen dat iemand een hekel aan haar zou hebben. Dus draait het om dat afschuwelijke geld, zoals u het noemt. Want -- en dat hoef ik u niet te vertellen, meneer Serrocold - voor geld zijn de mensen tot alles in staat!'
'Dat is zeker waar,' beaamde hij. 'Natuurlijk heeft inspecteur Curry die kant van de zaak ook al bekeken. De heer Gilroy komt vandaag al uit Londen over, om daarover alle inlichtingen te verstrekken. Gilroy, Jaimes en Gilroy, een uitstekend notariskantoor. De vader van de huidige Gilroy heeft meegewerkt bij de oprichting van de Trust en zij hebben zowel Carolines testament als dat van Eric Gulbrandsen opgesteld. In gewone taal komt het hierop neer...'
'O ja, alstublieft,' viel Miss Marple hem dankbaar in de rede. 'Die juridische termen vind ik altijd zo verwarrend.'
'Eric Gulbrandsen heeft uit zijn vermogen eerst de Trust en andere liefdadige instellingen gesticht, vervolgens een gelijk bedrag vermaakt aan zijn eigen dochter Mildred en zijn aangenomen dochter Pippa (Gina's moeder) en het vruchtgebruik van de rest van dit aanzienlijke fortuin aan Caroline toegewezen.'
'En als zij sterft?'
'Dan wordt dit restant gelijkelijk tussen Mildred en Pippa verdeeld -- of hun kinderen, als zij voor Caroline overleden mochten zijn.'
'Dan zouden mevrouw Strete en Gina er dus profijt van trekken.'
'Ja. Bovendien beschikt Caroline nog over een eigen kapitaal, dat niet van Gulbrandsen afkomstig is. De helft daarvan heeft ze vier jaar geleden op mij vastgezet. Van de andere helft heeft ze tienduizend pond vermaakt aan Juliet Bellever en de rest gaat in twee gelijke delen naar haar stiefzoons Alexis en Steven Restarick.'
'Hemel,' riep Miss Marple uit, 'wat is dat erg, wat is dat vreselijk erg!'
'Hoe bedoelt u?'
'Het komt er dus op neer dat iedereen hier in huis een financieel motief heeft!'
'Ja, dat is zo. Maar toch, gelooft u mij, ik kan me niet voorstellen dat een van deze mensen tot een moord in staat zou zijn, onmogelijk! Mildred is haar eigen dochter -- en zit er warmpjes bij. Gina is dol op haar grootmoeder. Ze is royaal, verkwistend zelfs, maar alles behalve hebberig. Jolly Bellever dweept eenvoudig met Caroline. En de twee jongens Restarick beschouwen haar als hun eigen moeder. Van zichzelf zijn ze niet rijk, maar Caroline heeft uit haar eigen kapitaal al heel wat van hun ondernemingen gefinancierd -- vooral voor Alex. Ik kan me niet indenken dat een van hen in staat zou zijn haar te vergiftigen alleen om na haar dood aan geld te komen, daar geloof ik niets van, Miss Marple!'
'Maar dan blijft Gina's man nog over, niet waar?'
'Precies,' verklaarde Lewis ernstig, 'dan blijft Gina's man nog over.'
'En eigenlijk weet u maar weinig van hem af. En het is maar al te duidelijk, dat het jongmens zich hier alles behalve gelukkig voelt.'
Lewis verzuchtte: 'Nee, hij voelt zich hier bepaald niet thuis en heeft ook niet de minste belangstelling voor wat we hier proberen te bereiken. Hoe zou hij ook? Hij is jong, een beetje ruw en afkomstig uit een land waar iemands waarde wordt afgemeten aan het succes dat hij in het leven heeft.'
'Terwijl wij hier juist hoog opgeven van onze mislukkingen,' vulde Miss Marple aan.
Lewis Serrocold keek haar doordringend en enigszins achterdochtig aan.
Ze kreeg een kleur en stamelde tamelijk onsamenhangend: 'Soms denk ik weieens, weet u, datje de dingen ook naar de andere kant kunt overdrijven. Ik bedoel, jongelui die uit een goed nest komen en een goede opvoeding hebben gekregen, met pit en durf om in het leven iets te bereiken - ja, dat is toch, als je het goed nagaat, het soort mensen dat ons land nodig heeft.'
Lewis fronste zijn voorhoofd. Miss Marples blos werd dieper en dieper terwijl ze doorratelde: 'Niet dat ik geen waardering koester voor wat u en Carrie Louise hier doen - werkelijk een heel nobel doel - echt meegevoel - en op de naastenliefde komt het toch maar aan -- want het komt er toch uiteindelijk op neer wat je als mens betekent -- in goede en in kwade dagen - maar soms raken de verhoudingen weieens zoek -- niet dat ik u nou direct bedoel, meneer Serrocold, maar - hoe zal ik het zeggen - wij Engelsen zijn op dat gebied toch wel een beetje zonderling. Zelfs in de oorlog zijn we dikwijls nog trotser op onze nederlagen dan op onze overwinningen. Buitenlanders begrijpen er bijvoorbeeld niets van dat wij zo prat gaan op Duinkerken. En eigenlijk generen wij ons voor onze overwinning -- we lopen er in elk geval liever niet mee te koop. Kijkt u ook maar eens naar onze dichters: De charge van de lichte brigade, en hoe de Revenge verging aan de Spaanse kust. Toch wel heel typisch, als je er goed over nadenkt.'
Ze moest even op adem komen. 'Wat ik maar zeggen wou is, dat die Walter Hudd toch ook wel een eigenaardige indruk van ons gekregen moet hebben,' besloot ze.
'Dat zal wel,' antwoordde Lewis. 'Ik begrijp wel wat u bedoelt. Walter is met een schitterende staat van dienst uit de oorlog gekomen. Het is een moedige kerel, dat staat als een paal boven water.'
'Alleen schiet je daar in het gewone leven niet zo erg veel mee op,' gaf Miss Marple openhartig te kennen. 'Het dagelijks leven stelt zulke heel andere eisen dan een oorlog. Maar ja, voor een moord is stellig moed nodig, of misschien nog vaker alleen maar lef, ja, overmoed.'
'Maar het is toch moeilijk vol te houden dat Walter Hudd een motief had.'
'Dacht u?' vroeg Miss Marple. 'Dit leven hier hangt hem mijlen de keel uit. Hij wil zo gauw mogelijk weg, met Gina. En als hij werkelijk geld nodig mocht hebben, dan is het wel zaak om te zorgen dat Gina haar deel krijgt voordat ze - eh -- haar genegenheid verplaatst.'
'Haar genegenheid verplaatst?' herhaalde Lewis in opperste verbijstering.
Miss Marple stond versteld over de blindheid waarmee geestdriftige wereldhervormers geslagen kunnen zijn. 'Net wat ik zeg. Allebei de Restaricks zijn verliefd op haar, weet u.'
'Daar geloof ik niets van,' antwoordde Lewis afwezig. 'Steven,' vervolgde hij iets levendiger, 'verricht hier onbetaalbaar werk. Zoals hij die jongens weet te pakken, kans ziet hun belangstelling te wekken! Vorige maand hebben ze een schitterende uitvoering gegeven -- decors, kostuums, alles piekfijn in orde. Dat bewijst, heb ik nog tegen Maverick gezegd, dat die jongens door een gebrek aan romantiek in hun leven tot de misdaad zijn vervallen. Ieder kind heeft van nature de neiging zichzelf te dramatiseren. Maar Maverick, ja...' Lewis brak zijn betoog af. 'Ik moet Maverick nog met de inspecteur laten praten over Edgar. Die zaak wordt anders belachelijk scheef getrokken.'
'Hoe goed kent u die Edgar Lawson eigenlijk?' wilde Miss Marple weten.
'Door en door,' luidde het gedecideerde antwoord. 'Zijn milieu, zijn opvoeding, zijn diep geworteld gebrek aan zelfvertrouwen...'
Miss Marple onderbrak hem met de vraag: 'Zou die Edgar, mevrouw Serrocold niet hebben kunnen vergiftigen?'
'Uitermate onwaarschijnlijk. Hij is pas een week of wat bij ons. Het is een bespottelijk idee -- waarom zou Edgar mijn vrouw willen vergiftigen? Wat zou hem dat voor voordeel opleveren?'
'Geen enkel materieel voordeel, dat weet ik wel. Maar hij kan er toch wel een of andere zonderlinge reden voor hebben gevonden - hij doet toch helemaal nogal zonderling, vindt u niet?'
'Labiel, bedoelt u.'
'Wat zal ik u zeggen -- dat nu niet direct -- ik bedoel eigenlijk, hij zit er altijd net even naast.'
Wat ze daarmee bedoelde was niet overduidelijk. Lewis ging er niet op in. Hij zuchtte en zei: 'Hij is helemaal nog niet in orde, de arme kerel. En hij ging eerst toch zo goed vooruit. Ik begrijp werkelijk niet waaraan die plotselinge terugval te wijten is!'
Hevig geinteresseerd boog Miss Marple zich voorover. 'Dat heb ik mezelf ook al afgevraagd! Zou hij soms...' Maar hier zweeg ze, want juist op dat moment kwam inspecteur Curry binnen.