5
De volgende ochtend zag Miss Marple kans haar gastvrouw
voorzichtig te ontlopen en op eigen houtje de tuin in te gaan. Wat
zag die eruit! De oorspronkelijke aanleg moest veel zorg en geld
hebben gekost. Er stonden rododendronbosjes op flauw hellende
gazons; uitgestrekte borders zag ze en buxushagen om een klassieke
rozentuin. Maar nu lag alles er verwaarloosd bij. Alleen de met
rode baksteen ommuurde moestuin zag er verzorgd en florissant uit.
Natuurlijk, dat had een praktische reden. En om diezelfde reden was
er een stuk, dat vroeger gazon en bloementuin geweest moest zijn,
afgeschoten en herschapen in tennisbanen en een cricketveld.
Miss Marple keek verdrietig naar een bloemperk en trok wat onkruid
uit. Terwijl ze daar nog mee in de hand stond, zag ze Edgar Lawson
aankomen. Toen hij haar ontwaarde bleef hij aarzelend staan. Maar
Miss Marple was niet van plan hem te laten ontsnappen. Vrolijk riep
ze hem bij zich. Toen hij naderbij kwam vroeg ze of hij ook wist
waar het tuingereedschap werd opgeborgen. Edgar antwoordde vaag dat
er ergens een tuinman moest rondlopen die het wel zou weten.
'Het is zo zonde, dat deze mooie border zo verwaarloosd wordt,'
kirde Miss Marple opgewekt door. 'Ik ben dol op tuinieren.' Maar
aangezien het allerminst haar bedoeling was dat Edgar Lawson op
zoek naar tuingereedschap zou verdwijnen, voegde ze er haastig aan
toe: 'Dat is dan ook vrijwel het enige waar zo'n oude nietsnut als
ik nog toe in staat is. Ik denk niet dat u veel aan tuinieren zult
doen, meneer Lawson, u hebt zoveel belangrijker dingen aan uw
hoofd. Ik bedoel, in uw verantwoordelijke positie als assistent van
meneer Serrocold. Dat is zeker heel wat interessanter voor u.'
Snel, bijna gretig, kwam zijn antwoord: 'Ja, dat is inderdaad
bijzonder interessant.'
'U zult wel een grote steun zijn voor meneer Serrocold.'
Zijn gezicht betrok. 'Dat weet ik niet, daar ben ik niet zeker van,
ik ben er nog steeds niet achter...'
Plotseling zweeg hij. Miss Marple keek hem onderzoekend aan. Een
tragische jongeman, ietwat ondermaats, in een keurig donker pak.
Een jongeman met een zo weinig uitgesproken persoonlijkheid, dat
iemand die hem zag, hem direct weer vergat. Miss Marple nam plaats
op een bankje dat vlakbij het bloemperk stond. Edgar bleef met
diepe rimpels in zijn voorhoofd voor haar staan.
'Ik geloof vast,' hernam Miss Marple opgewekt, 'dat meneer
Serrocold groot vertrouwen in u stelt.'
'Dat weet ik niet, dat weet ik werkelijk niet,' antwoordde Edgar,
terwijl hij enigszins afwezig naast haar ging zitten. 'Ik verkeer
in een moeilijke positie.'
'O ja?' informeerde Miss Marple belangstellend.
Edgar bleef strak voor zich uit staren. 'Dit is
natuurlijk allemaal strikt vertrouwelijk,' begon hij
plotseling.
'Dat spreekt vanzelf,' stelde Miss Marple hem gerust.
'Als ik mezelf kon zijn...'
'Wat dan?'
'Och, u kan ik het wel zeggen - als u het beslist niet verder
vertelt.'
'Daar kunt u van op aan.' Het ontging haar niet dat hij haar
verzekering niet eens afwachtte.
'Mijn vader is in werkelijkheid een zeer prominent man.'
Hierop hoefde ze niet te reageren. Ze kon volstaan met te
luisteren.
'Dat weet niemand, behalve meneer Serrocold. Ziet u, het zou mijn
vaders positie kunnen schaden als dit algemeen bekend werd.' Hij
draaide zich naar haar om en glimlachte, een droevige, doch
waardige glimlach. 'Weet u, ik ben de zoon van Winston
Churchill!'
'Aha!' verklaarde Miss Marple. 'Ja, nu begrijp ik het...' Ze
begreep het inderdaad. Ze herinnerde zich namelijk een nogal
tragische geschiedenis in St. Mary Mead. Maar Edgar Lawson
onderbrak haar gedachten door luid te zeggen, alsof hij op het
toneel stond: 'Er waren afdoende redenen. Mijn moeder was niet vrij
-- haar eigen man zat in een krankzinnigengesticht. Echtscheiding
was onmogelijk, een huwelijk dus ook. Ik neem het hem ook niet
kwalijk, dat geloof ik tenminste niet. Hij heeft altijd gedaan wat
hij kon, uiterst discreet natuurlijk. Maar nu komt de grote
moeilijkheid: Hij heeft vijanden, en die loeren op mij. Overal
volgen ze mijn gangen en dwarsbomen mij.'
Miss Marple schudde haar hoofd. 'Wat afschuwelijk, verschrikkelijk
gewoon,' prevelde ze.
'Ik studeerde medicijnen in Londen. Ze hebben geknoeid met mijn
examens, mijn antwoorden vervalst. Ik moest en zou zakken! Op
straat liepen ze me achterna. Ze vertelden allerlei rare praatjes
aan mijn hospita. Overal achtervolgden ze me.'
'O, maar weet u dat nu wel zeker,' probeerde Miss Marple hem
voorzichtig te kalmeren.
'Ik weet wat ik zeg! O, ze zijn zo uitgerekend! Nooit krijg ik de
kans erachter te komen wie het zijn, maar ik zal het te weten
komen! Meneer Serrocold heeft me uit Londen weggehaald en me
meegenomen hierheen. Erg aardig van hem, werkelijk bijzonder
aardig. Maar zelfs hier ben ik niet veilig. Ook hier werken ze me
tegen, zorgen ervoor dat anderen een hekel aan me krijgen. Meneer
Serrocold beweert dat het niet waar is, maar hij weet het ook niet.
Soms vraag ik me af -- ik heb weieens gedacht...'
Hij onderbrak zichzelf en stond op. 'Dit is natuurlijk allemaal
strikt vertrouwelijk, dat begrijpt u wel. Maar mocht u ooit iemand
erop betrappen dat hij achter me aanzit en me bespiedt, zoudt u me
dan willen laten weten wie het is?'
Hij liep weg, keurig, tragisch, onbenullig. Miss Marple keek hem
na, niet wetend wat ze ervan denken moest.
Opeens klonk er een stem naast haar: 'Kolder! Je reinste
kolder!'
Het was Walter Hudd die naast haar stond. Zijn handen staken diep
in zijn zakken. Met gefronste wenkbrauwen keek hij Edgar na. 'Een
mooi stelletje hier,' schamperde hij. 'Er loopt geen normale
tussen!'
Toen Miss Marple geen antwoord gaf, liet hij erop volgen: 'Neem nou
die Edgar, waar ziet u die voor aan? Hij beweert in volle ernst dat
Montgomery zijn vader is. Alleronwaarschijnlijkst. Monty, stel je
voor! Dat klopt helemaal niet met alles wat ik ooit over hem heb
gehoord.'
'Nee,' beaamde Miss Marple, 'het lijkt mij ook niet erg
aannemelijk.'
'Gina heeft hij weer wat anders op de mouw, gespeld, een heel
verhaal over zijn aanspraken op de Russische troon maar liefst. Hij
zou de zoon zijn van een of andere grootvorst. Zou die knul dan
voor de duivel werkelijk helemaal niet weten wie zijn vader
is?'
'Dat zou best eens de oorzaak van zijn hele kwaal kunnen
zijn,' opperde Miss Marple.
Walter kwam naast haar zitten. Met een trage beweging liet hij zijn
lange lichaam naast haar neerzakken en herhaalde: 'Je ziet hier
geen enkel normaal mens.'
'Het bevalt u dus niet zo erg op Stonygates?'
De jongeman kreeg er nog een paar rimpels in zijn voorhoofd bij.
'Ik snap het niet, ik snap het niet! Neem nou dat hele huis, die
hele inrichting. Schatrijk zijn ze, die mensen. Geld hebben ze dus
niet nodig, dat is er al. Maar kijk nou eens hoe die mensen leven:
gehavend aardewerk en kostbaar porselein door elkaar, zonder
behoorlijke huishoudelijke hulp. Gordijnen, stoffering en bekleding
allemaal van satijn en brokaat, maar de lappen hangen erbij. Zware
zilveren theeserviezen en zo, maar zwart uitgeslagen door gebrek
aan onderhoud. Mevrouw Serrocold kan het allemaal niets schelen.
Hebt u gezien hoe ze eruitzag, gisteravond? Stoppen onder haar
armen, tot op de draad versleten, terwijl ze zo de stad in kan gaan
om te kopen waar ze maar zin in heeft! Geld? Ze barsten gewoon van
het geld!'
Even zweeg hij, in gedachten verzonken. 'Ik weet wat armoede is.
Daar hoef je waarachtig niet bang voor te zijn als je jong en sterk
bent en niet te beroerd om te werken. Ik heb er nooit veel geld op
nagehouden, maar ik wist wat ik worden wou. Ik wou een
garagebedrijf beginnen. Ik had een paar spaarcenten en sprak erover
met Gina. Ze leek het er helemaal mee eens te zijn - toen kende ik
haar nog niet zo erg goed. Ach, al die meisjes in uniform lijken
precies op elkaar. Ik bedoel, je kunt aan de buitenkant niet zien
of ze geld hebben of niet. Ik dacht dat ze misschien wel iets boven
mijn stand kon zijn, door haar opvoeding en zo, maar dat leek me
geen bezwaar. We raakten verliefd en zijn toen getrouwd. Ik had wat
opzij kunnen leggen en zij ook, zei ze. We zouden in mijn
woonplaats een pompstation beginnen. We waren zo geestdriftig als
kinderen. Toen heeft die bemoeial van een tante van Gina roet in
het eten gegooid - en Gina wou eerst naar Engeland terug om haar
grootmoeder op te zoeken. Nou, dat leek allemaal heel redelijk.
Daar kwam ze tenslotte vandaan, en ikzelf wilde Engeland ook
weieens zien. Alleen maar een bezoekje, dacht ik.'
Er kwam een dreigende blik in zijn ogen. 'Maar dit is ervan
gekomen! We zitten hier gevangen in een gekkenhuis. Ze vragen ons
waarom we hier niet voorgoed willen blijven, dan kunnen we hier
wonen. Ik zou hier van alles te doen krijgen. Stel je voor:
snoepjes voeren aan die gangsterjochies zeker, en kinderspelletjes
met ze doen -- wat voor zin heeft dat? Dit landgoed zou er piekfijn
uit kunnen zien. Beseffen die mensen met geld dan niet hoe gelukkig
ze zijn? Beseffen ze dan niet, dat er maar weinig mensen zijn die
zo'n kasteel hun eigendom kunnen noemen? Ik heb geen enkel bezwaar
tegen hard werken, maar ik zal zelf het vak kiezen dat me bevalt,
en daarin zal ik me opwerken. Hier voel ik me als een vlieg in een
spinnenweb! En Gina? Van Gina kan ik hier helemaal geen hoogte
krijgen. Ze is hier een heel ander kind dan in de Verenigde Staten,
toen ik haar leerde kennen! Ik krijg hier niet eens de kans een
zinnig woord met haar te praten! Verdorie!'
Sussend gaf Miss Marple hem te verstaan: 'Ik begrijp uw standpunt
volkomen.'
Wally keek haar even vluchtig aan. 'U bent de eerste bij wie ik
eens wat stoom afblaas. Gewoonlijk zit ik zo dicht als een pot. Ik
weet niet wat dat is met u -- u bent toch ook een Engelse, een
typische Engelse zelfs, maar op een of andere manier doet u me aan
mijn tante Betsy denken.'
'Nou, dat vind ik prettig.'
'Pienter vrouwtje was dat,' vervolgde Wally, in zijn herinneringen
opgaand. 'Ze zag er zo breekbaar uit, maar sterk dat ze was --
tjonge, wat was die sterk!' Hij was opgestaan. 'Neemt u me niet
kwalijk dat ik zo door heb gedraafd.' Voor het eerst verscheen er
een lachje op zijn gezicht. Miss Marple vond het een bijzonder
innemend lachje, dat Wally Hudd ineens van een onaangename, nurkse
lummel omtoverde in een knappe, charmante jongen.
'Helemaal niet, beste jongen,' stelde ze hem gerust. 'Zelf heb ik
ook een neef, al is die stukken ouder dan jij.' Even toefden haar
gedachten bij de hyperbeschaafde schrijver Raymond West. Een
grotere tegenstelling met Walter Hudd was haast niet denkbaar.
'U krijgt ander gezelschap,' waarschuwde Walter Hudd. 'Haaredele
mag mij niet en derhalve smeer ik 'm maar liever. Tot ziens,
mevrouw, en ik ben blij met u te hebben gepraat.'
Met grote stappen beende hij weg en Miss Marple zag nu Mildred
Strete over het grasveld op haar af komen stevenen.
'Ik zag dat dat vreselijke jongmens u had aangeklampt,' begon
mevrouw Strete terwijl ze zich haast buiten adem naast Miss Marple
neerliet. 'Wat een drama!'
'Drama?'
'Ja, dat huwelijk van Gina. Enkel en alleen het gevolg van het feit
dat ze naar Amerika is gestuurd. Ik heb moeder toen nog zo gezegd
hoe onverstandig ik dat vond. In dit deel van het land hebben we
helemaal geen luchtaanvallen gehad. Ik vind het trouwens toch
verkeerd zoals veel mensen in paniek zijn geraakt, uit angst voor
hun gezin of maar al te vaak voor hun eigen hachje.'
'Het was echt niet gemakkelijk te weten wat het beste zou zijn,'
repliceerde Miss Marple bedachtzaam. 'Met het oog op de kinderen,
bedoel ik. Met een mogelijke Duitse invasie voor ogen betekende dat
niet alleen bommen maar ook de mogelijkheid dat ze zouden moeten
opgroeien onder het Hitlerregiem.'
'Ach, onzin,' viel mevrouw Strete uit. 'Ik heb geen moment aan onze
overwinning getwijfeld. Maar moeder is nooit voor rede vatbaar
geweest waar het Gina betrof. Dat kind is op alle mogelijke
manieren vertroeteld en verwend. Ze had nooit uit Italie hier
hoeven komen!'
'Haar vader was daar anders erg op gesteld, als ik het wel
heb.'
'O, die San Severiano! U weet hoe die Italianen zijn. Die kijken
alleen maar naar het geld. Hij had Pippa natuurlijk alleen maar om
haar geld getrouwd.'
'Lieve help, ik had altijd begrepen dat hij dol op haar was en
ontroostbaar achterbleef na haar dood.'
'Jazeker, meneer deed precies alsof. Ik begrijp ook niet hoe moeder
het ooit goed heeft kunnen vinden dat ze met een vreemdeling
trouwde. Misschien wel uit Amerikaanse bewondering voor een
adellijke titel.'
Minzaam merkte Miss Marple op: 'Ik dacht juist, dat die lieve
Carrie Louise zo volslagen wereldvreemd was.'
'Dat weet ik wel. Dat is ook weer zoiets wat ik niet uit kan staan.
Moeders stokpaardjes en bevliegingen en al dat idealisme van haar.
U weet niet half, tante Jane, hoeveel ik daaronder te lijden heb
gehad.'
Miss Marple schrok toch wel even, toen ze zich als tante Jane
hoorde aanspreken. Maar ja, dat was vroeger zo de gewoonte geweest.
Haar kerstcadeautjes voor de kinderen van Carrie Louise had ze
altijd voorzien van een kaartje: 'Hartelijke groeten van tante
Jane.' Als tante Jane was ze in hun gedachten gebleven, als ze
tenminste ooit aan haar dachten. Maar dat was niet dikwijls het
geval geweest, veronderstelde ze.
Vriendelijk zei ze: 'Je moet een moeilijke jeugd hebben gehad.'
Dankbaar verrast keek Mildred haar aan. 'O, ik ben zo blij dat er
eindelijk eens iemand is die dat beseft! Grote mensen beseffen zo
weinig hoe kinderen kunnen lijden. Pippa, weet u, was de knapste
van ons beiden en ze was ook ouder dan ik. Daardoor kreeg zij alle
aandacht. Zowel moeder als vader moedigden haar aan om op de
voorgrond te treden. Alsof ze nog aanmoediging nodig had! Ik ben
altijd de stille figuur op de achtergrond gebleven. Ik was dodelijk
verlegen - Pippa wist niet eens wat verlegenheid was. Als kind kun
je groot verdriet hebben, tante Jane!'
'Ja, dat weet ik,' stemde Miss Marple toe.
'Pippa zei altijd: "He, Mildred is zo dom --" Maar ik was jonger,
daardoor kwam het. Het is oneerlijk om een kind altijd met haar
zusje te vergelijken. "Wat een snoezig meisje!" zeiden de mensen
altijd tegen mama. Maar mij merkten ze niet eens op. En papa
speelde altijd met Pippa. En niemand begreep hoe moeilijk het voor
mij was, dat zij altijd alle aandacht kreeg. En ik was toen nog
niet oud genoeg om te weten dat een mooi karakter belangrijker
is.'
Mildreds lippen trilden even. 'Vader en moeder hebben Pippa altijd
zo ontzettend voorgetrokken! Ik was toch zeker hun eigen kind? En
Pippa was alleen maar aangenomen.'
'Misschien is dat juist de reden waarom ze haar zo hebben verwend,'
opperde Miss Marple.
'Ze hielden het meest van haar,' klaagde Mildred. 'Ze was een door
haar eigen ouders ongewenst kind, misschien zelfs wel een
buitenechtelijk kind. En dat wreekt zich nu in Gina, die is
erfelijk belast. Afkomst verloochent zich nooit. Lewis mag er nog
zulke fraaie theorieen op nahouden over de invloed van het milieu,
maar erfelijkheid weegt toch het zwaarst. Dat zie je aan Gina.'
'Gina lijkt me anders een schat van een kind,' waagde Miss
Marple.
'Ze doet anders alles behalve schattig!' bitste mevrouw Strete.
'Iedereen behalve moeder ziet hoe ze met Steven Restarick flirt.
Dat noem ik beslist weerzinwekkend. Goed, ze is met de verkeerde
getrouwd, maar getrouwd is getrouwd, en dat weet je. Per slot van
rekening heeft zij die onsympathieke jongeman toch zelf willen
hebben.'
'Vind je hem dan zo onsympathiek?'
'Maar, lieve tante Jane! Hij lijkt wel een gangster! Bovendien
gedraagt hij zich onbehouwen en onbeschoft.
Hij doet bijna geen mond open, altijd is hij even lomp en
onhebbelijk.'
'Hij voelt zich hier ook vast niet erg gelukkig,' pleitte Miss
Marple, een en al welwillendheid.
'Ik zou niet weten waarom niet - afgezien van Gina's houding dan.
Zijn bedje ligt hier gespreid. Lewis heeft hem van alles
aangeboden, waar hij nuttig werk mee zou kunnen doen. Maar nee,
meneer loopt liever te lummelen!' Opeens barstte ze los: 'Oh, dit
hele huis hier is onmogelijk, volslagen onmogelijk! Lewis denkt
alleen maar aan zijn jeugdige boefjes, en moeder denkt alleen maar
aan hem. Al wat Lewis doet is wel gedaan. Moet u die tuin eens zien
-- een en al onkruid en verwilderde struiken. En dan het huis zelf
-- totaal verwaarloosd! O, ik weet best dat het tegenwoordig
helemaal niet meevalt om huishoudelijke hulp te krijgen, maar het
kan wel. En een kwestie van geldgebrek is het ook niet. Het is
alleen maar dat geen mens zich erom bekommert. Als het mijn huis
was...' Ze zweeg.
'Ik geloof anders,' zei Miss Marple, 'dat we allemaal wel degelijk
moeten beseffen dat de tijden veranderd zijn. Zulke grote huizen
als dit vormen tegenwoordig een heel probleem. Het kon niet anders
dan een teleurstelling voor je zijn, toen je hier bij je terugkeer
alles zo veranderd vond. Zou je heus liever hier blijven wonen dan
-- laat ik zeggen -- ergens heen gaan waar je je eigen baas kunt
zijn?'
Mildred Strete kreeg een kleur. 'Het is tenslotte mijn ouderlijk
huis! Het was het huis van mijn vader. Daar gaat niets vanaf! Ik
heb het recht om hier te wonen als ik dat verkies. En dat verkies
ik. Als moeder maar niet zo onmogelijk deed. Ze weigert zelfs
behoorlijke kleren voor zichzelf te kopen. Jolly heeft daar zo
verschrikkelijk het land over...'
'Ik wou je net eens vragen naar juffrouw Bellever.'
'Het is een grote steun dat we haar tenminste nog hebben. Ze is dol
op moeder. Ze is hier ook al zo lang -- ze is hier gekomen in de
tijd van Johnny Restarick. En ze heeft zich bewonderenswaardig
gedragen tijdens die hele geschiedenis. U zult wel gehoord hebben
dat hij er met een Joegoslavische vandoor is gegaan, een totaal
verdorven schepsel! Ze had al een hele rij minnaars gehad. Moeder
hield zich kranig en waardig. Ze is zo onopvallend mogelijk van hem
gescheiden en ging zelfs zover dat ze het goed vond dat de jongens
Restarick in hun vakanties hier bleven komen. Dat was volstrekt
niet nodig, want er hadden best andere maatregelen kunnen worden
getroffen. Het was natuurlijk wel ondenkbaar ze naar hun vader en
dat mens te laten gaan. Maar toen heeft moeder een geweldige steun
gevonden in juffrouw Bellever. Soms denk ik weieens, dat ze moeder
nog verder van de wereld heeft vervreemd, door vrijwel alle
praktische moeilijkheden voor haar op te lossen. Maar ik zou
werkelijk niet weten wat moeder zonder haar zou moeten beginnen.'
Ze zweeg even en zei toen verbaasd: 'He, daar komt Lewis aan. Wat
een wonder, die komt haast nooit in de tuin!'
Lewis Serrocold kwam hun richting uit, recht op zijn doel af, zoals
steeds. Het leek wel of hij Mildred niet eens zag, omdat het hem
uitsluitend om Miss Marple te doen was.
'Wat spijt me dat,' viel hij met de deur in huis. 'Ik had u onze
Inrichting willen laten zien, dat had Caroline me gevraagd. Maar
het treft ongelukkig: ik moet naar Liverpool, voor dat geval, weet
u wel, van die jongen met die spoorwegloods. Maar Maverick zal u
alles laten zien, hij komt dadelijk bij u. Ik kom overmorgen pas
terug. Het zou geweldig zijn als ze er geen rechtszaak van
maakten.'
Mildred stond op en liep weg. Lewis Serrocold merkte niet eens dat
ze verdween. Zijn ernstige ogen keken Miss Marple door een paar
dikke brilleglazen aan. 'Ziet u,' ging hij verder, 'de justitie
heeft er meestal geen goede kijk op. De ene keer zijn ze te streng,
en dan weer te slap. Krijgen zulke jongens een vonnis van een paar
maanden, dan werkt dat niet preventief, maar juist attractief! Ze
gaan er prat op tegenover hun vriendinnetjes! Maar een zwaar vonnis
werkt dikwijls ontnuchterend. Dan beseffen ze, dat ze er niet
zoveel voor overhebben om dat geintje nog eens uit te halen.
Helemaal geen vonnis is nog beter: correctieve opvoeding zoals wij
hier toepassen, brengt ze weer in het gareel.'
Miss Marple viel hem in de rede. 'Meneer Serrocold, bent u wel
helemaal tevreden over die jongen Lawson? Is die -- is hij wel
helemaal normaal?'
Er verscheen een verontruste uitdrukking op Lewis Serrocolds
gezicht.
'Ik hoop van harte, dat hij geen terugval krijgt. Wat heeft hij
tegen u gezegd?'
'Hij zei dat hij een zoon van Winston Churchill was.'
'Natuurlijk, natuurlijk - het gewone verhaal. Hij is een
buitenechtelijk kind, zoals u al wel zult hebben vermoed, en het
arme kind komt uit een triest milieu. Ik heb hem hier opgenomen op
verzoek van een Londens reclasseringsbureau. Hij was op straat een
man te lijf gegaan door wie hij volgens zijn zeggen bespioneerd
werd. Een volledig in dit gedragspatroon passend symptoom, maar dat
zal dokter Maverick u wel uitleggen. Toen heb ik zijn dossier eens
gelicht. Zijn moeder kwam uit een arme, maar fatsoenlijke familie
in Plymouth; zijn vader was een matroos -- wiens naam ze zelfs niet
eens kende. Die onbekende vader is hij gaan romantiseren en
daardoor ook zichzelf. Hij droeg een uniform en onderscheidingen
die hem helemaal niet toekwamen, heel typerend allemaal. Maar
Maverick ziet de toekomst gunstig in. Als we hem maar een beetje
zelfvertrouwen bij kunnen brengen. Ik heb hem hier verantwoordelijk
werk gegeven en hem geleerd op zijn eigen capaciteiten te
vertrouwen. De verbetering was opvallend en dat deed me bijzonder
veel genoegen, maar nu vertelt u me...' Hij schudde het hoofd.
'Zou hij niet gevaarlijk kunnen worden, meneer Serrocold?'
'Gevaarlijk? Ik geloof niet dat hij ooit zelfmoordneigingen heeft
vertoond.'
'Ik dacht ook niet direct aan zelfmoord. Hij vertelde mij over zijn
vijanden, die hem overal waar hij ging achtervolgden. Is dat, neem
me niet kwalijk, geen teken dat hij gevaarlijk zou kunnen worden
voor anderen?'
'Ik geloof niet dat het zo'n vaart zal lopen. Maar ik zal er toch
Maverick eens over aanschieten. Tot nu toe stemde hij ons zeer
hoopvol, zeer hoopvol.' Hij wierp een blik op zijn horloge. 'Ik
moet gaan. Aha, daar komt onze goede Jolly aan. Zij zal zich wel
verder over u ontfermen.'
Juffrouw Bellever kwam bedrijvig aanlopen en kondigde aan: 'Uw
wagen staat al voor, meneer Serrocold. Dokter Maverick belde net
vanuit de Inrichting. Ik heb beloofd Miss Marple even naar hem toe
te brengen. Hij zal ons bij het hek opwachten.'
'Mooi, dank je wel. Dan ga ik maar. Waar is mijn aktentas?'
'Ligt al in de auto, meneer Serrocold.'
Lewis ging haastig zijns weegs. Terwijl ze hem nakeek, merkte
juffrouw Bellever op: 'Die man zal nog eens onverwacht dood
blijven. Nooit eens even rust of ontspanning, dat houdt geen mens
vol. Hij slaapt maar vier uur per nacht!'
'Ja, hij geeft zich wel met hart en ziel aan zijn werk,' zei Miss
Marple.
'Maar voor iets anders heeft hij dan ook geen aandacht meer over,'
zei juffrouw Bellever ietwat bits. 'Het komt niet in zijn hoofd op
om eens wat aandacht aan zijn vrouw te besteden. U weet zelf wat
een lief, zacht schepsel ze is, Miss Marple. Zij verdient liefde en
attenties, maar hier is alleen maar aandacht en belangstelling voor
een stel ontspoorde jongens, die een gemakkelijk, bandeloos
leventje leiden en er geen moment over piekeren de handen eens
flink uit de mouwen te steken. Wie bekommert zich om de
fatsoenlijke jongens uit fatsoenlijke gezinnen? Waarom wordt er
voor hen niets gedaan? Eerlijkheid en betrouwbaarheid zijn voor
maniakken als meneer Serrocold en dokter Maverick niet interessant,
evenmin als voor die sentimentele troep halve garen hier. Mijn
broers en ik hebben een heel harde leerschool gehad, Miss Marple,
en zeuren was er nooit bij. De wereld is te zacht
tegenwoordig.'
Al pratend waren ze de tuin doorgelopen en nu stonden ze voor een
poort, die Eric Gulbrandsen had laten bouwen als ingang voor zijn
Inrichting, een stevig gebouwd, maar lelijk pand, opgetrokken uit
rode baksteen.
Dokter Maverick, die er volgens Miss Marple zelf ook beslist niet
normaal uitzag, liep haar tegemoet om haar te begroeten.
'Welbedankt, juffrouw Bellever,' zei hij. 'Kijk, Miss - o ja, Miss
Marple, ik dacht dat u wel graag iets van ons werk zou willen zien,
onze grootse aanpak van dit ernstige probleem. Meneer Serrocold is
een man met diep inzicht -- en een ruime blik. En we hebben de
steun van meneer John Stillwell, mijn vroegere chef. Het is louter
een probleem van medische aard, en dat moeten we de rechterlijke
autoriteiten aan het verstand zien te brengen. In de oorlog heeft
de psychiatrie zich een recht van bestaan veroverd, misschien wel
het enige positieve resultaat van de hele oorlog. Allereerst moet
ik u wijzen op de mentaliteit vanwaaruit wij dit probleem
benaderen. Als u even naar boven zou willen kijken...'
Miss Marple keek naar de woorden die boven de poort stonden
gebeiteld: Al wie hier binnentreedt, worde met nieuwe hoop
vervuld.
'Vindt u dat niet schitterend? Vindt u dat niet precies de juiste
toon? Je moet die jongens niet willen uitfoeteren of straffen. Dat
is nou precies waar ze de helft van de tijd op uitzijn -- straf.
Wij wensen hen juist het besef bij te brengen dat ze eigenlijk
geweldige kerels zijn.'
'Jongens als Edgar Lawson?' vroeg Miss Marple.
'Dat is een heel interessant geval. Hebt u hem gesproken?'
'Hij heeft mij uit eigen beweging aangesproken,' antwoordde Miss
Marple, en voegde er een beetje bedeesd aan toe: 'Heb ik het mis,
of is hij misschien een tikkeltje gek?'
Dokter Maverick schoot in een zonnige lach. 'Dat zijn we allemaal
een beetje, lieve juffrouw,' zei hij, terwijl hij haar binnenliet,
'dat is het hele geheim van ons bestaan. We zijn allemaal een
tikkeltje gek.'