2

Voordat ze de trein terug naar St. Mary Mead nam, had Miss Marple, zakelijk als ze was, enkele gegevens gevraagd. 'Carrie Louise en ik hebben weliswaar nog wel gecorrespondeerd, maar dat was dan toch niet veel meer dan het uitwisselen van kerstkaarten. Lieve Ruth, geef me alsjeblieft wat meer feiten en ook een beetje een indruk van de mensen die ik daar zal ontmoeten.'
'Nou, je weet van Carries huwelijk met die Gulbrandsen. Dat is lang kinderloos gebleven, iets wat ze zich erg aantrok. Maar Gulbrandsen was weduwnaar en had drie volwassen zoons. Het eind van het liedje was dat ze een kind aannamen. Pippa heette ze, een allerliefst diertje. Ze was net twee jaar toen ze bij hen kwam.'
'Waar hadden ze dat kind vandaan? Weet je iets van haar antecedenten?'
'Eerlijk, Jane, daar weet ik eigenlijk niets van - misschien heb ik er terloops wel eens iets over gehoord. Ik neem aan dat Gulbrandsen een ouderloos of een ongewenst kind aangenomen zal hebben. Hoe zo? Vind je dat van belang?'
'Ach, het kan nooit kwaad iets van de achtergronden te weten. Maar ga door, als je wilt.'
'Kort daarop kwam Carrie Louise tot de ontdekking dat ze in blijde verwachting was. Ik heb van de dokter gehoord, dat dat in zulke gevallen wel vaker voorkomt.'
Miss Marple knikte. 'Dat geloof ik wel.'
'Hoe het ook zij, in haar geval was het een gebeurtenis waar Carrie Louise, merkwaardig genoeg, danig van overstuur raakte, als je begrijpt wat ik bedoel. Vroeger zou ze dolblij geweest zijn, maar nu had ze zich zo aan de kleine Pippa gehecht, dat ze zich een beetje schuldig voelde tegenover haar, om zo te zeggen. En toen Mildred ter wereld kwam, bleek het bovendien nog een hoogst onaantrekkelijk kind te zijn, een echte Gulbrandsen -- solide en degelijk van binnen en van buiten, maar beslist lelijk. Carrie Louise was zo bezorgd dat ze onderscheid zou maken tussen Pippa en haar eigen kind, dat ik geloof dat ze eerder de neiging heeft gehad Pippa te verwennen en Mildred te verwaarlozen. En ik geloof dat Mildred daaronder leed. Maar ik heb nooit veel contact met ze gehad. Hoe het ook zij, Pippa is een heel mooi meisje geworden en Mildred is erg alledaags gebleven. Eric Gulbrandsen is overleden toen Mildred vijftien was en Pippa achttien. Pippa is op haar twintigste getrouwd met een Italiaan, de marchese di San Severiano -- ja waarachtig, een echte markies, geen avonturier of iets dergelijks. Pippa was een meisje met geld, dat spreekt vanzelf, anders had Severiano haar nooit getrouwd -- je weet hoe die Italianen zijn. Gulbrandsen had op zijn beide dochters een even groot kapitaal vastgezet. Mildred is met een domheer van de Anglicaanse kerk getrouwd; Strete heette hij, een aardige man, alleen was hij chronisch verkouden. Hij was een jaar of tien, vijftien ouder dan zij, maar het is een heel gelukkig huwelijk geweest, geloof ik., Hij is vorig jaar overleden. Toen is Mildred weer bij haar moeder op Stonygates ingetrokken. Maar wacht even, nou sla ik een paar huwelijken over: Pippa was dus met die Italiaan getrouwd. Carrie Louise was bijzonder ingenomen met dat huwelijk. Guido was een toonbeeld van hoffelijkheid, bovendien knap om te zien en een eersteklas sportman. Maar binnen een jaar stierf Pippa bij de geboorte van haar dochtertje. Dat was een vreselijke tragedie en Guido San Severiano was volkomen van de kaart. Carrie Louise reisde toen heel veel tussen Italie en hier op en neer. Bij een van die gelegenheden heeft ze in Rome Johnny Restarick ontmoet en ze is met hem getrouwd. Ook de marchese hertrouwde en hij was graag bereid zijn dochtertje bij haar rijke grootmoeder in Engeland achter te laten. Op die manier kwamen ze allemaal op Stonygates terecht: Johnny Restarick met Carrie Louise, Johnny's beide jongens Alexis en Steven (Johnny's eerste vrouw was een Russin! ) en die baby, die Gina heette. Niet lang daarna is Mildred met haar domheer getrouwd. Toen kwam die geschiedenis met Johnny met zijn Joegoslavische, en de echtscheiding. De jongens bleven in de vakanties op Stonygates komen en waren dol op Carrie Louise. Toen, in 1938 geloof ik, is Carrie Louise met Lewis getrouwd.'
Hier moest mevrouw Van Rydock even op adem komen. 'Heb je Lewis weieens ontmoet?'
Miss Marple schudde haar hoofd. 'Nee, ik geloof dat ik Carrie Louise in 1928 voor het laatst gezien heb. Ze was toen zo lief me mee te nemen naar de opera in Covent Garden.'
'Oh. Nou, die Lewis was een heel geschikte partij voor haar: de oudste compagnon in een accountantskantoor. Ik geloof dat ze elkaar hebben leren kennen naar aanleiding van een financiele kwestie in verband met het Gulbrandsen-Fonds. Hij had geld, was ongeveer van haar leeftijd en stond bekend als een integere vent. Maar hij was, zoals ik al verteld heb, weer zo'n halve gare. Hij was bezeten van de reclassering van jeugdige misdadigers.' Ruth van Rydock slaakte een diepe zucht. 'Ik heb je net al gezegd, Jane, dat er ook in de filantropie een zekere mode bestaat. In de dagen van Gulbrandsen was dat het "onderwijs", en daarvoor had je de gaarkeukens...'
Miss Marple knikte. 'Dat weet ik nog heel goed. Versterkende middelen, kalfsbouillon en dergelijke, voor de zieken. Daar was mijn moeder altijd druk mee in de weer.'
'Precies. En het lichamelijke voedsel heeft plaats moeten maken voor geestelijk voedsel. Iedereen liep warm voor de geestelijke ontwikkeling van de lagere klassen. Maar dat is ook alweer over. Binnenkort zullen we misschien de mode beleven die je helemaal verbiedt om je kinderen op te voeden en voorschrijft datje ze analphabeet moet laten tot hun achttiende. Maar hoe het ook zij, dat Onderwijsfonds dat Gulbrandsen had gesticht dat had geen reden van bestaan meer, toen de staat al het onderwijs onder haar hoede had genomen. Toen kwam Lewis op de proppen, met zijn laaiende geestdrift voor de heropvoeding van jonge delinquenten. Zijn belangstelling was voor het eerst gewekt in zijn beroep: bij de controle van boekhoudingen waarmee uitgekookte jongeren hadden geknoeid. Meer en meer raakte hij ervan overtuigd, dat jonge delinquenten allesbehalve achterlijke types waren, maar juist bijzonder spitse jongens, met begaafdheden die alleen maar in de juiste banen zouden moeten worden geleid.'
'Daar zit iets in,' moest Miss Marple toegeven. 'Maar helemaal waar is het toch ook weer niet. Ik herinner me...' Ze viel zichzelf in de rede en wierp een blik op haar horloge. 'O, hemeltje, ik moet de trein van half zeven zien te halen!'
Ruth van Rydock drong aan: 'Dus je gaat in elk geval naar Stonygates?'
Miss Marple pakte haar boodschappentas en paraplu en antwoordde: 'Als Carrie Louise het vraagt...'
'Dat doet ze zeker. Je gaat dus? Beloof je me dat, Jane?'
Jane Marple beloofde het.
Aan het station Market Kindie stapte Miss Marple uit de trein. Een hulpvaardige medereizigster reikte haar koffertje aan, waarvoor Miss Marple hartelijke dankwoordjes kirde, terwijl ze een boodschappennetje omklemde, een ietwat verschoten leren handtas en ettelijke sjaals en mantels.
'Bijzonder vriendelijk van u, dank u heel hartelijk. Het is tegenwoordig allemaal zo lastig, veel te weinig kruiers. Ik word altijd zo zenuwachtig op reis.'
Market Kindie was een groot, verlaten en winderig station, waarop vrijwel geen reiziger of spoorwegbeambte viel te bespeuren. De enige aanspraak op status die het maakte was de aanwezigheid van een zestal perrons met overkapping, waaronder een miniatuurtreintje met maar een wagon nadrukkelijk stond te puffen.
Miss Marple, die er aanmerkelijk sjofeler uitzag dan anders (wat een geluk, dat ze haar oude spikkeltjesmantel toch nog maar niet had weggedaan! ), keek onzeker zoekend om zich heen, toen ze een jongeman op zich af zag komen.
'Bent u Miss Marple?' informeerde hij met een stem die een onverwacht theatrale klank had, alsof deze vraag de eerste zin was van zijn rol in een amateurtoneelstuk. 'Ik ben hier om u af te halen -- van Stonygates.'
Miss Marple was een en al dankbaarheid, echt een charmant, hulpeloos oud dametje, .met een paar heel pientere blauwe ogen, als hij dat tenminste had opgemerkt. Het uiterlijk van het jongmens paste niet bepaald bij zijn stemgeluid -- veel minder indrukwekkend, om niet te zeggen uitgesproken onbeduidend. Hij had de hebbelijkheid zenuwachtig met zijn ogen te knipperen.
'Dat is erg aardig van u,' gaf Miss Marple te kennen. 'Ik heb alleen maar die handkoffer.'
Maar de jongeman dacht er niet over zelf de koffer op te pakken. Hij wenkte een kruier, die bezig was een stelletje kisten op een kar over het perron te duwen.
'Breng deze even het station uit, wil je?' vroeg de jongeman, en voegde er met een air van gewichtigheid aan toe: 'Voor Stonygates.'
Monter riep de kruier: 'Komt voor mekaar, meneer. Ben zo klaar!'
Miss Marple kreeg de indruk dat haar nieuwe kennis daar maar matig over te spreken was. Het had er veel van dat de kruier het Koninklijk Paleis van niet meer belang achtte dan welk willekeurig adres dan ook.
De jongeman zei: 'Die spoorwegen worden met de dag onmogelijker,' en vervolgde, terwijl hij met Miss Marple naar de uitgang liep: 'Mijn naam is Edgar Lawson. Mevrouw Serrocold heeft me gevraagd u af te halen. Ik help meneer Serrocold bij zijn werk.'
Weer gaf hij tussen de regels te verstaan, dat het bijzonder welwillend was geweest van een zo gewichtig personage om zijn dringende bezigheden terzijde te schuiven, uit hoffelijkheid jegens de echtgenote van zijn werkgever. Maar weer leverde dit geen overtuigende indruk en leek het of hij toneelspeelde.
Miss Marple begon zich af te vragen wat ze van die jonge Edgar Lawson denken moest. Hij begeleidde haar naar een voor het station geparkeerde, tamelijk overjarige Ford en zei: 'Wilt u naast me komen zitten, of zit u liever achterin?' , toen er iets tussenbeide kwam. Een glanzend nieuwe Rolls-Bentley twoseater snorde het stationsplein op en hield met een ruk voor de Ford stil. Een bijzonder knappe jonge vrouw sprong eruit en kwam op hen toe. De vrij smoezelige ribfluwelen broek en de eenvoudige blouse met open kraag die ze droeg, verhoogden de indruk dat het niet alleen een mooie, maar ook een dure vrouw was.
'Ha die Edgar. Ik had nooit gedacht dat ik het nog op tijd zou halen. Ik zie dat je Miss Marple al gevonden hebt.
Ik kom haar afhalen.' Hierbij wierp ze Miss Marple een verblindende glimlach toe, waardoor een rij hagelwitte tanden in een gebruind, zuidelijk gezicht zichtbaar werd. 'Ik ben Gina,' vervolgde ze, 'de kleindochter van Carrie Louise. Hoe was de reis? Allersmerigst? Wat hebt u daar een leuk boodschappennetje! Ik ben gek op die dingen. Geeft u het mij maar even, en die mantels ook, dan kunt u makkelijker instappen.'
Edgar kreeg een kleur en protesteerde: 'Hoor eens, Gina, ik ben Miss Marple komen afhalen. Dat was al afgesproken...'
Haar tanden schitterden weer in een brede, lome glimlach. 'O, dat weet ik best, Edgar, maar ik kreeg opeens het idee dat het veel aardiger was als ik meeging. Ik neem haar in mijn wagen, kom jij ons maar met de bagage achterna.' Ze sloeg het portier achter Miss Marple dicht, holde naar de andere kant, sprong achter het stuur en even later reden ze weg.
Miss Marple keek nog even achterom en zag het gezicht dat Edgar Lawson zette. 'Ik geloof nooit, lieve kind,' zei ze, 'dat meneer Lawson dat erg prettig gevonden heeft.'
Gina lachte. 'Die Edgar is zo'n ontzettende aansteller,' antwoordde ze. 'Hij doet altijd zo verschrikkelijk plechtstatig, je zou werkelijk denken dat hij nog wat voorstelde.'
'Is dat dan niet zo?' vroeg Miss Marple.
'Edgar?' Onbewust klonk er iets wreeds in Gina's smalende lachje. 'Ach, in elk geval is hij goed geschift.'
'Geschift?'