9

Inspecteur Curry en zijn mannen troffen bij aankomst alleen juffrouw Bellever in de grote zaal. Zij liep hen dadelijk hulpvaardig tegemoet. 'Ik ben Juliet Bellever, dame van gezelschap en secretaresse van mevrouw Serrocold.'
'U bent dus degene die de ontdekking deed en mij heeft opgebeld?'
'Juist, inspecteur. Vrijwel alle bewoners bevinden zich op het ogenblik in de bibliotheek, dat is deze deur hier. Meneer Serrocold is in de kamer van de heer Gulbrandsen gebleven om de wacht te houden. Dokter Maverick, die het slachtoffer het eerst heeft onderzocht, kan elk ogenblik hier zijn. Hij moest naar het andere gebouw, om - om iemand weg te brengen. Zal ik u maar voorgaan?'
'Heel graag.'
'Uiterst competente vrouw,' dacht de inspecteur bij zichzelf. 'Ze heeft, zo te zien, de hele zaak al geregeld.' Achter haar aan liep hij de gang door.
Gedurende de eerstvolgende twintig minuten werd de politie in beslag genomen door het gewone routinewerk. De fotograaf maakte de nodige opnamen, de politiearts confereerde met dokter Maverick. Een half uur later kwam een ambulance het stoffelijk overschot van Christiaan Gulbrandsen ophalen en begon inspecteur Curry met het officiele verhoor. Lewis Serrocold had hem naar de bibliotheek gebracht, waar de inspecteur met een eerste oogopslag alle aanwezigen monsterde. Een oude dame met wit haar, een dame van middelbare leeftijd, de knappe jonge vrouw die hij dikwijls achter het stuur van haar auto had gezien, en haar echtgenoot, die zure Amerikaan. Een groepje jongemannen die kennelijk bij het gezin behoorden en de uiterst bekwame juffrouw Bellever, die hem had opgebeld en bij zijn aankomst te woord had gestaan.
Inspecteur Curry wist al wat hij zeggen zou en begon meteen aan zijn toespraak. 'Het spijt mij. Dit voorval moet voor u allen een pijnlijke schok geweest zijn. Ik zal u vanavond dan ook niet te lang bezighouden. Morgen kunnen we nader op de bijzonderheden ingaan. Juffrouw Bellever heeft de heer Gulbrandsen dood aangetroffen. Daarom zou ik juffrouw Bellever willen vragen mij, in het kort, verslag uit te brengen over hetgeen zich hier vanavond heeft afgespeeld. Dan hoeven wij niet in herhalingen te vervallen. Meneer Serrocold, als u soms liever eerst even naar uw vrouw wilt gaan kijken, dan kunt u dat nu gerust doen. Als ik klaar ben met juffrouw Bellever, zou ik graag verder met u praten. Misschien is hier ergens een kamer waar wij ongestoord...'
Lewis Serrocold bood onmiddellijk aan: 'Mijn werkkamer, Jolly.'
Juffrouw Bellever knikte. 'Dat had ik u juist willen vragen.' Ze liep voor de inspecteur uit de grote zaal door. Een brigadier had zich bij hen gevoegd. Juffrouw Bellever verzocht hen te gaan zitten en daarna nam de inspecteur de leiding over. Hij had een prettige stem en een innemende manier van optreden. Zijn houding had iets verontschuldi-gends, waardoor sommige mensen de fout begingen hem te onderschatten. Hij was echter een hoogst bekwaam inspecteur, al deed hij niet bepaald zijn best die indruk te wekken.
Hij kuchte eens. 'De hoofdzaken heb ik al van meneer Serrocold vernomen. De heer Gulbrandsen was de oudste zoon van Eric Gulbrandsen, de stichter van de Gulbrandsen* Trust, de Inrichting en alles wat erbij hoort. De heer Christiaan Gulbrandsen was voorzitter van de raad van beheer en is hier gisteren onverwacht aangekomen. Klopt dat?'
'Volledig.'
Inspecteur Curry waardeerde dergelijke korte en bondige antwoorden. Hij vervolgde: 'De heer Serrocold was op dat moment in Liverpool. Vandaar is hij vanavond met de trein van 6.30 teruggekeerd.'
'Juist.'
'Vanavond wenste de heer Gulbrandsen na tafel nog wat in zijn kamer te gaan werken. Vandaar dat hij het overige gezelschap na de koffie heeft verlaten.'
'Ja.'
'Vertelt u mij nu eens in uw eigen woorden hoe u ertoe kwam bij hem te gaan kijken en hoe u tot de ontdekking kwam dat hij dood was.'
'We hebben hier vanavond een uitermate onaangenaam incident beleefd. Een van de jongens, een psychopaat, was volslagen overstuur geraakt en heeft de heer Serrocold met een revolver naar het leven gestaan. Beiden zaten hier, in deze zelfde kamer opgesloten. De man heeft zelfs twee schoten gelost - kijkt u maar, u kunt de kogelgaten daar in de muur zien zitten. Wonder boven wonder is meneer Serrocold er ongedeerd afgekomen. Na de schietpartij stortte het jongmens volledig in en meneer Serrocold liet mij toen dokter Maverick halen. Toen ik die via de huistelefoon niet op zijn kamer kon bereiken, ben ik hem gaan halen. Hij was bij een van zijn collega's. Hij is toen onmiddellijk gekomen. Daarna ben ik op de terugweg even bij meneer Gulbrandsen aangelopen. Ik wilde hem vragen of hij voor hij naar bed ging nog iets wenste te gebruiken, iets warms, of een whiskysoda misschien. Toen ik op mijn kloppen geen antwoord kreeg, ben ik naar binnen gegaan. Ik begreep dat hij dood was en heb u onmiddellijk opgebeld.'
'Wat zijn de in- en uitgangen van dit huis? En hoe worden die afgesloten? Kan iemand hier onopgemerkt binnen zijn gekomen?'
'Door de zijdeur van het terras kan iedereen binnenkomen. Die gaat pas op slot als we naar bed gaan. Voor die tijd lopen de mensen van de Inrichting hier in en uit.'
'Als ik het wel heb, zijn er zo'n tweehonderd a tweehonderdvijftig jonge delinquenten in die Inrichting?'
'Dat is zo. Maar de Inrichting houdt zijn deuren op slot en staat onder voortdurende bewaking. Zonder speciale vergunning komt niemand eruit.'
'Dat zullen we onderzoeken. Kan de heer Gulbrandsen iemand tot wraak hebben geprikkeld? Door minder populaire maatregelen, bijvoorbeeld?'
Juffrouw Bellever schudde het hoofd. 'Uitgesloten. Hij bemoeide zich nooit met de interne aangelegenheden of de administratie.'
'Wat was het doel van zijn komst?'
'Daar heb ik geen idee van.'
'Maar hij had in ieder geval het land, dat hij meneer Serrocold niet thuis trof. En hij heeft toen dadelijk besloten te wachten tot hij terug zou zijn?'
'Precies.'
'Hij wenste dus kennelijk een zakelijk onderhoud met de heer Serrocold. Had dit onderhoud al plaatsgevonden?'
'Daar was nog geen tijd voor geweest. Meneer Serrocold is pas vlak voor het diner thuisgekomen.'
'En na tafel zei de heer Gulbrandsen dat hij nog een paar belangrijke brieven te schrijven had? Daarvoor is hij naar
zijn kamer gegaan. Heeft hij toen niets gezegd over een gesprek met meneer Serrocold?'
Juffrouw Bellever weifelde. 'Nee, dat heeft hij niet.'
'Daar zit toch beslist iets vreemds in. Omdat hij min of meer tegen wil en dank zo lang op de thuiskomst van meneer Serrocold had zitten wachten.'
'Ja, dat is zeker vreemd.' Het feit leek voor het eerst tot juffrouw Bellever door te dringen.
'Is meneer Serrocold ook niet met hem mee gegaan naar zijn kamer?'
'Nee, meneer is bij ons in de zaal gebleven.'
'En hebt u enig vermoeden, wanneer de heer Gulbrandsen ongeveer moet zijn vermoord?'
'Het is mogelijk dat we het schot hebben gehoord. Dan zou het om 9 uur 23 zijn geweest.'
'Toen hebt u een schot gehoord? Maar bent u daar dan niet van geschrokken?'
'Daarvoor waren de bijkomende omstandigheden veel te merkwaardig.' Hierop vertelde ze in bijzonderheden wat er tussen Lewis Serrocold en Edgar Lawson was voorgevallen.
'Niemand is toen dus op de gedachte gekomen dat het schot weieens in huis geweest zou kunnen zijn?'
'Nee, dat weet ik wel zeker. Het was zo'n opluchting voor ons allemaal, moet u denken, dat het schot niet in deze kamer was gelost.' Vrij bruusk liet ze erop volgen: 'Wie verwacht er ook, dat er in hetzelfde huis op een en dezelfde avond zowel een poging tot moord als een werkelijke moord zullen plaatsvinden?'
Inspecteur Curry was het volmaakt met haar eens.
'Toch geloof ik,' vervolgde juffrouw Bellever, 'dat het schot onbewust een aanleiding voor mij is geweest om later even bij meneer Gulbrandsen aan te lopen. Net of ik zekerheid wilde hebben dat bij hem alles in orde was.'
Inspecteur Curry keek haar een ogenblik scherp aan.
'Hoe kwam u erbij, dat er misschien iets niet in orde zou kunnen zijn?'
'Dat weet ik niet. Door dat schot misschien, dat ik eerst niet belangrijk gevonden had. Later kwam me dat weer in gedachten. Ik had mezelf eerst wijsgemaakt dat het de knalpot van de auto van meneer Restarick wel geweest zou zijn.'
'De auto van meneer Restarick?'
'Ja, van Alex Restarick. Die is vanavond gearriveerd, per auto. Maar dat was pas toen alles al gebeurd was.'
'Ah, juist. Hebt u, toen u de heer Gulbrandsen gevonden had, nog iets aangeraakt in het vertrek?'
'Natuurlijk niet.' Haar stem klonk lichtelijk beledigd. 'Toen ik ontdekte dat hij door het hoofd geschoten was en er geen vuurwapen te bekennen viel, begreep ik dat er een moord gepleegd moest zijn.'
'En toen u mij daarnet naar zijn kamer bracht, kreeg u toen de indruk dat alles er nog precies zo uitzag?'
Nu moest juffrouw Bellever even haar geheugen raadplegen. Ze leunde achterover en staarde naar het plafond. Zij moest, vond inspecteur Curry, een welhaast fotografisch geheugen hebben.
'Ik heb een ding gemist,' verklaarde ze tenslotte. 'Er zat geen papier meer in de schrijfmachine.'
'U wilt daarmee zeggen,' preciseerde de inspecteur, 'dat u eerst een brief in de machine hebt zien zitten, maar dat die naderhand weggehaald moet zijn?'
'Zo is het. Ik ben er vrij zeker van dat ik een witte rand papier uit de machine heb zien steken.'
'Ik dank u, juffrouw Bellever. Wie is er verder nog in het vertrek geweest, voordat wij kwamen?'
'Meneer Serrocold natuurlijk. Die is op wacht blijven staan, toen ik u moest ontvangen. Maar mevrouw Serrocold en Miss Marple zijn allebei ook binnen geweest.'
'Wie is dat -- Miss Marple?' informeerde inspecteur Curry.
'Dat is die oude dame met het witte haar. Ze is nog een schoolvriendin van mevrouw Serrocold. Een dag of wat
geleden is ze bij ons komen logeren.'
'Dan dank ik u wel, juffrouw Bellever. U hebt mij al een heel eind op weg geholpen. Nu wilde ik eerst meneer Serrocold maar vragen -- of nee, die oude dame, Miss Marple, laat ik die eerst maar even nemen, dan kan zij naar bed. Ze zal wel ontzettend geschrokken zijn.'
'Zal ik haar even waarschuwen?'
'Als u dat zou willen doen, heel graag.'
Toen juffrouw Bellever weg was, stelde inspecteur Curry de vraag: 'Waarom nu juist die Gulbrandsen? Er zitten hier een paar honderd asociale figuren op een kluitje. Het ligt voor de hand datje de dader onder hen moet zoeken. Maar waarom zouden ze nou juist die Gulbrandsen hebben uitgepikt -- een volslagen vreemde eend in de bijt!'
Diepzinnig gaf brigadier Lake te kennen: 'We weten ook nog niet alles.'
Inspecteur Curry repliceerde: 'Zeg maar liever: we weten nog niks!'
Miss Marple kwam binnen en Curry kwam hoffelijk overeind om haar te begroeten. Ze zag er een beetje geagiteerd uit en Curry beijverde zich om haar op haar gemak te stellen. 'U moet u vooral niet overstuur maken, mevrouw.' Oude dames, wist hij, vonden het altijd prettig om met 'mevrouw' aangesproken te worden en beschouwden politiebeambten altijd min of meer als hun ondergeschikten. 'Het is ongetwijfeld erg schokkend voor u geweest, maar we zetten alles op alles om de ware toedracht zo snel mogelijk te achterhalen en alle raadsels op te lossen.'
'Alle raadsels op te lossen, wat een toer lijkt me dat,' antwoordde Miss Marple. 'Je staart je zo gauw blind op een kant van de zaak en dan zie je iets anders over het hoofd. Je kijkt zo vaak de verkeerde kant op. Net als bij goochelaars. Afleiden, noemen ze dat. Daar zijn die mensen zo verschrikkelijk gewiekst in. Ik zal u wel vertellen dat ik dat kunstje met die goudvissenkom nooit heb begrepen. En zo'n ding kun je toch maar niet zo even wegmoffelen!'
Inspecteur Curry knipperde even met zijn ogen, maar antwoordde kalmerend: 'Nee, dat kan zeker niet. Maar ter zake, mevrouw. Ik heb van juffrouw Bellever al een uitvoerig verslag gekregen over alles wat er hier vanavond voorgevallen is. Het moet voor u allen allemaal wel bijzonder angstwekkend zijn geweest.'
'Zegt u dat wel, het was allemaal zo dramatisch, weet u.'
'Eerst dus die geschiedenis tussen meneer Serrocold en die...' hier moest de inspecteur zijn aantekeningen raadplegen, 'die Edgar Lawson.'
'Ja, een allervreemdste jongeman,' verklaarde Miss Marple. 'Van het eerste ogenblik af heb ik een bijzonder eigenaardige indruk van hem gehad.'
'Dat wil ik graag geloven,' antwoordde inspecteur Curry. 'Maar toen de eerste emotie voorbij was, kreeg u te horen dat de heer Gulbrandsen doodgeschoten was. Ik hoor dat u met mevrouw Serrocold meegegaan bent om -- eh -- de overledene nog te zien.'
'Ja, dat is zo. Ze vroeg mij mee te gaan. Wij zijn oude schoolvriendinnen.'
'Juist. U bent dus meegegaan naar de kamer van de heer Gulbrandsen. Heeft een van u beiden toen iets aangeraakt in die kamer?'
'O nee. Daar heeft meneer Serrocold ons trouwens nog voor gewaarschuwd!'
'Hebt u misschien opgemerkt, of er nog een stuk papier in de schrijfmachine zat?'
'Nee, dat was niet het geval,' kwam prompt het antwoord. 'Dat is me dadelijk opgevallen, omdat ik het zo vreemd vond. Meneer Gulbrandsen zat nog voor zijn schrijfmachine. Dan moet hij dus iets hebben zitten tikken. Ja, dat vond ik hoogst eigenaardig.'
Inspecteur Curry keek haar eens onderzoekend aan en vroeg: 'Hebt u nog veel gepraat met de heer Gulbrandsen tijdens zijn verblijf hier?'
'Nee, niet veel.'
'Kunt u zich daarvan nog iets bijzonders of iets belangrijks herinneren?'
Miss Marple moest even nadenken. 'Hij heeft me gevraagd hoe het met de gezondheid van mevrouw Serrocold stond. Hij vroeg speciaal naar haar hart.'
'Haar hart? Heeft zij het aan haar hart?'
'Niet dat ik weet.'
De inspecteur wachtte even en zette de ondervraging voort. 'Hebt u vanavond ook een schot gehoord tijdens de woordenwisseling tussen de heer Serrocold en die Edgar Lawson?'
'Nee, ik niet, ik ben wat doof, weet u. Maar mijn vriendin zei dat er buiten op het terrein geschoten werd.'
'Meneer Gulbrandsen heeft het gezelschap vrijwel direct na het eten verlaten, meen ik?'
'Ja, hij zei dat hij een paar brieven moest schrijven.'
'Is ook op een of andere manier gebleken, dat hij de heer Serrocold over zaken wilde spreken?'
'Nee.' Miss Marple liet er echter op volgen: 'Ze hadden elkaar eerder al even gesproken, weet u.'
'Is het werkelijk? Wanneer dan? Ik had begrepen dat de heer Serrocold vlak voor het eten pas thuis was gekomen.'
'Dat is ook zo, maar hij kwam door de tuin aanwandelen en meneer Gulbrandsen zag hem aankomen en ging hem tegemoet. Samen hebben ze toen nog wat op het terras heen en weer gelopen.'
'Zijn hier nog anderen van op de hoogte?'
'Dat geloof ik niet,' antwoordde Miss Marple, 'tenzij meneer Serrocold het tegen mevrouw Serrocold heeft gezegd. Ik stond toevallig uit mijn raam te kijken, naar een troep vogels, door mijn vogelkijker, het waren sijsjes, dacht ik.'
Inspecteur Curry was niet geinteresseerd in sijsjes. 'Hebt u toen toevallig misschien iets opgevangen van het gesprek?'
Een paar onschuldige, porseleinblauwe ogen keken in de zijne. 'Tot mijn spijt alleen maar een paar brokstukjes,' klonk het vriendelijk.
'En wat waren die brokstukjes?'
Miss Marple bleef een ogenblik zwijgen en antwoordde vervolgens: 'Ik kon niet verstaan waar ze het over hadden, alleen dat mevrouw Serrocold er niets over te horen mocht krijgen. "Om haar te ontzien," zoals meneer Gulbrandsen het uitdrukte. Meneer Serrocold zei: "Ik ben het met je eens, zij is de enige die we moeten ontzien". Ze hadden het ook over een grote verantwoordelijkheid en over advies van derden, dat ingewonnen moest worden.' Ze hield even op. 'Maar dat kunt u denk ik beter bij meneer Serrocold navragen.'
'Dat zal ik zeker doen, mevrouw. Is u vanavond misschien nog iets opgevallen, dat u ongewoon voorkwam?'
Miss Marple dacht even na. 'Het was allemaal nogal erg ongewoon, als u begrijpt wat ik bedoel...'
'Ja, zeker, volkomen.'
Er daagde nog iets in Miss Marples herinnering. 'O ja, dat is me nog opgevallen: meneer Serrocold wilde op een gegeven moment niet hebben dat mevrouw Serrocold haar drankje innam. Juffrouw Bellever was het daar helemaal niet mee eens.' Ze glimlachte. 'Maar dat is natuurlijk maar een kleinigheid...'
'Natuurlijk, maar toch ben ik u bijzonder dankbaar, Miss Marple!'
Toen Miss Marple verdwenen was zei brigadier Lake: 'Wel oud - maar nog akelig goed bij de pinken!'