10
Toen Lewis Serrocold zijn eigen werkkamer binnenkwam, werd het
zwaartepunt daar als het ware verlegd. Rustig draaide de heer
Serrocold zich om -- hij sloot de deur zorgvuldig. Daarmee schiep
hij een sfeer van 'hier hoor ik'.
Hij ging ook niet op de stoel zitten waaruit Miss Marple zojuist
was opgestaan, maar nam plaats in zijn eigen bureaustoel. Juffrouw
Bellever had inspecteur Curry namelijk een andere stoel aangeboden,
die naast het bureau had gestaan. Onbewust had ze daardoor voor
Lewis Serrocold zijn eigen plaats gereserveerd.
Toen hij zat keek hij, als in gedachten verzonken, de politiemannen
eens aan. Zijn gezicht stond moe en strak, het gezicht van iemand
die een bittere beproeving had doorstaan. Dat verbaasde inspecteur
Curry enigszins, omdat de dood van Christiaan Gulbrandsen weliswaar
een schok voor Lewis Serrocold moest zijn geweest, maar toch ook
weer niet het verlies van een naaste bloedverwant of beste vriend
betekende. Merkwaardig, zoals de rollen nu omgedraaid leken. Het
leek er helemaal niet op of Lewis Serrocold hier verschenen was om
zich aan een politieverhoor te onderwerpen, het had er veel meer
van of hij de leiding had bij een gerechtelijk onderzoek. Dat
irriteerde inspecteur Curry enigszins.
Bedrijvig begon hij: 'Laten we beginnen, meneer Serrocold...'
Lewis Serrocold, schijnbaar nog geheel in gedachten verdiept,
slaakte een zucht. 'Beginnen, ja, maar waarmee? Wat is het moeilijk
om precies te weten watje moet doen.'
Inspecteur Curry vervolgde: 'Dat moest u ook maar liever aan ons
overlaten, meneer Serrocold. Maar wat de heer Gulbrandsen betreft:
die is geheel onverwacht overgekomen, hoor ik?'
'Ja, geheel onverwacht.'
'Hebt u enig vermoeden omtrent het doel van zijn komst?'
Rustig klonk het: 'Zeker, ik weet precies waarvoor hij kwam. Dat
heeft hij me zelf verteld.'
'Wanneer?'
'Voor het diner. Toen ik over het terrein kwam aanlopen, is hij me
tegemoet gegaan. Bij die gelegenheid heeft
hij me ingelicht over het doel van zijn komst.'
'Een zakelijke aangelegenheid over de Inrichting zeker?'
'Nee, het had absoluut niets met de Inrichting te maken.'
'O -- dat dacht juffrouw Bellever namelijk.'
'Dat ligt voor de hand. Gulbrandsen heeft die indruk ook niet
weggenomen. Ik trouwens evenmin.'
'Waarom niet, meneer Serrocold?'
Voorzichtig antwoordde Lewis Serrocold: 'Omdat het ons allebei
verstandig leek geen vermoedens te wekken aangaande het eigenlijke
doel van zijn komst.'
'Wat was dan dat eigenlijke doel?'
Geruime tijd bewaarde Lewis Serrocold het zwijgen. Toen zuchtte
hij. 'Gulbrandsen kwam regelmatig twee maal per jaar over voor de
vergadering van de raad van beheer. De laatste vergadering is nog
geen maand geleden gehouden. Daarom zouden wij hem de eerstkomende
vijf maanden zeker nog niet hebben verwacht. Hieruit blijkt al wel
voldoende, dat zijn overkomst geen verband hield met de
Gulbrandsen-Trust. Toch heeft hij die indruk gevestigd, of liever
gezegd -- niet weggenomen.'
'Het spijt me, meneer Serrocold, maar ik kan u niet helemaal
volgen.'
Lewis Serrocold antwoordde niet onmiddellijk. Toen begon hij met
zeer ernstige stem: 'Ja, ik begrijp het -- nu Gulbrandsen dood is
-- vermoord is, ongetwijfeld vermoord -- nu moet ik u de feiten wel
voorleggen. Maar de gezondheid en de gemoedsrust van mijn vrouw
gaan mij voor alles. Ik mag u de wet niet voorschrijven,
inspecteur, maar als u kans zoudt zien haar er zoveel mogelijk
buiten te laten, zou ik u bijzonder dankbaar zijn. U moet namelijk
weten, inspecteur, dat Christiaan Gulbrandsen speciaal overgekomen
is om mij te waarschuwen, dat mijn vrouw langzaam en in koelen
bloede wordt vergiftigd.'
'Wat zegt u daar?' Curry boog zich voorover, alsof hij zijn oren
niet geloven kon.
Lewis Serrocold knikte. 'U begrijpt, dat was een ontzettende schok
voor me. Zelf had ik er geen enkel vermoeden van gehad. Maar toen
Christiaan het eenmaal gezegd had, moest ik opeens denken aan
enkele verschijnselen, waarover mijn vrouw de laatste tijd begon te
klagen. Die zouden daardoor kunnen worden verklaard. Ze klaagde
over reumatiek, kramp in de benen, pijnen en zo nu en dan
misselijkheid. Dat zouden ook symptomen van arsenicumvergiftiging
kunnen zijn!'
'Miss Marple heeft ons verteld, dat Christiaan Gulbrandsen bij haar
geinformeerd had naar mevrouw Serrocolds hart.'
'Is het werkelijk? Dat is interessant. Hij zal wel gedacht hebben
dat een langzame vergiftiging hartzwakte, en dus een plotselinge
dood ten gevolge zou kunnen hebben. Ik zelf heb dadelijk aan
arsenicum gedacht.'
'U acht die vermoedens van meneer Gulbrandsen dus beslist niet
ongegrond?'
'Nee, zeker niet. In de eerste plaats zou Gulbrandsen nooit naar
mij toe zijn gekomen als hij niet zeker was geweest van zijn
zaak.'
'Wat voor bewijzen had hij?'
'We hadden geen tijd om daar nader op in te gaan. We hebben elkaar
maar even gesproken. Christiaan heeft alleen het doel van zijn
komst verklaard en we waren het er roerend over eens dat we mijn
vrouw niets mochten laten merken voor we zekerheid hadden.'
'Maar wie verdacht hij dan?'
'Dat heeft hij niet gezegd. Ik geloof dat hij het nog niet zeker
wist. Hij zal natuurlijk wel verdenkingen hebben gekoesterd --
anders was hij misschien zelf niet vermoord.'
'In elk geval heeft hij u geen namen genoemd?'
'Nee. We zouden eerst een grondig onderzoek instellen en hij
opperde de mogelijkheid de medewerking in te roepen van dr.
Galbraith, de bisschop van Cromer. Dr. Galbraith is een heel oude
vriend van de familie Gulbrand-sen en tevens lid van de raad van
beheer. Hij beschikt over een rijke ervaring en een helder
verstand. Hij zou voor mijn vrouw een grote geruststelling
betekenen -- als het nodig mocht blijken haar van onze vermoedens
in kennis te stellen. Wij wilden het van zijn advies af laten
hangen of we de politie erin zouden mengen.'
'Hoogst merkwaardig,' was Curry van oordeel.
'Gulbrandsen heeft ons na tafel verlaten om aan dr. Galbraith te
schrijven. Hij was inderdaad nog met die brief bezig toen hij werd
doodgeschoten.'
'Hoe weet u dat?'
Doodbedaard antwoordde Lewis: 'Omdat ik die brief uit de machine
gehaald heb. Hier is hij.' Hij haalde een in vieren gevouwen vel
briefpapier uit zijn binnenzak en overhandigde het aan Curry.
Scherp, zei deze: 'Dat had u niet mogen doen! U had niets mogen
aanraken!'
'Ik heb verder ook niets aangeraakt. Ik weet best dat ik in uw ogen
een onvergeeflijke fout heb begaan door het papier uit de machine
te halen, maar daar had ik een ernstige reden voor. Mijn vrouw
wilde namelijk nog afscheid van Christiaan komen nemen. Ik wilde
ten koste van alles voorkomen dat zij de brief zou lezen die hij
aan het tikken was.'
De inspecteur deed er voorlopig het zwijgen toe en las op het vel
papier:
Waarde dr. Galbraith, Indien het u enigszins mogelijk is zou ik u
willen vragen onmiddellijk na ontvangst van dit schrijven naar
Stonygates te komen. Er moet een buitengewoon belangrijke
beslissing genomen worden en ik weet er niet goed raad mee. Ik weet
dat u bijzonder gesteld bent op Carrie Louise en dat alles wat haar
persoon betreft u ter harte gaat. In hoeverre zullen we haar moeten
inlichten? Wat horen we voor haar te verzwijgen? Dit zijn vragen,
waarover wij zonder u niet durven beslissen.
Om de zaak maar bij zijn naam te noemen: ik geloof dat zij langzaam
maar zeker vergiftigd wordt. Mijn eerste vermoedens...
Hier was de brief afgebroken.
'Waarom zou de dader deze brief in de machine hebben laten zitten?'
vroeg Curry zich af.
'Ik zie twee mogelijkheden,' opperde Lewis. 'Misschien heeft de
moordenaar niet geweten aan wie en waarover Christiaan schreef. En
ten tweede is het vrijwel zeker dat hij er geen tijd voor heeft
gehad.'
'In elk geval heeft de heer Gulbrandsen zich er tegenover u niet
over uitgelaten wie hij verdacht?'
Misschien bleef Serrocolds antwoord iets langer uit dan anders,
voor hij zei: 'Met geen woord.' Enigszins duister liet hij erop
volgen: 'Christiaan was altijd even fair.'
'Hebt u enig idee hoe het vergif kan zijn toegediend?'
'Daar heb ik mijn gedachten natuurlijk al over laten gaan, toen ik
mij voor het diner verkleedde. Maar de enige voor de hand liggende
mogelijkheid is dat het mijn vrouw in haar medicijnen wordt
ingegeven. Wij eten namelijk allemaal uit dezelfde schalen, mijn
vrouw krijgt nooit iets apart. Maar iedereen zou gemakkelijk
arsenicum in haar medicijnflesje kunnen doen.'
'We zullen haar drankje onmiddellijk laten analyseren.'
Rustig zei Lewis: 'Ik heb het hier. Vanavond voor we aan tafel
gingen heb ik een monster genomen.' En hij haalde een flesje met
roze vloeistof uit een bureaulade tevoorschijn.
Inspecteur Curry wierp hem een eigenaardige blik toe en liet zich
ontvallen: 'U hebt letterlijk aan alles gedacht!'
'Ja, ik geloof in doortastend handelen. Vanavond heb ik mijn vrouw
ervan weten te weerhouden haar drankje in te nemen. Het glas staat
nog op het dressoir in de zaal. De fles met tonicum vindt u in de
eetzaal.'
Curry boog zich over het bureau naar voren, liet zijn stem wat
dalen en vroeg op vertrouwelijke, minder ambtelijke toon: 'Neemt u
me niet kwalijk, meneer Serrocold, maar waarom bent u er zo
huiverig voor uw vrouw hierover in te lichten? Het zou toch bepaald
in haar eigen belang zijn als ze gewaarschuwd werd?'
'Best mogelijk. Maar ik geloof dat u de situatie toch niet helemaal
begrijpt. Dat kan ook moeilijk, u kent haar immers niet. Caroline
is een idealiste tot in haar vingertoppen, weet u. Ze ziet geen
kwaad, hoort geen kwaad en denkt geen kwaad. Zij zou het ondenkbaar
vinden dat iemand haar naar het leven zou staan. En, die "iemand"
is niet zomaar een vreemde. Het moet iemand zijn uit haar
onmiddellijke omgeving, iemand die haar dierbaar is.'
'Dus dat is uw mening?'
'We moeten de feiten onder ogen zien. Vlak naast de deur hebben we
een paar honderd ontspoorde of in hun ontwikkeling geremde jongens,
die al eerder tot ruwe en zinloze gewelddaden zijn overgegaan. Maar
in dit geval ligt de zaak anders. Iemand, die langzaam en
stelselmatig vergif toedient, moet deel uitmaken van de
familiekring -- haar man dus, of haar dochter, haar kleindochter
met haar man, haar stiefzoon, die zij liefheeft als haar eigen
kind, juffrouw Bellever, haar vertrouwelinge sinds jaren --
allemaal mensen die haar zeer na staan en van wie zij houdt.
Niettemin moet de verdenking rijzen: is het een van hen?'
Voorzichtig merkte Curry op: 'Er zijn ook nog buitenstaanders.'
'In zekere zin wel, ja. Dokter Maverick bijvoorbeeld, of de leden
van mijn staf, voorzover die regelmatig bij ons komen, en het
personeel natuurlijk. Maar wat voor motief zouden die kunnen
hebben?'
Inspecteur Curry bracht in het midden: 'En dan is er ook nog die
knaap -- hoe heet hij ook weer -- die Edgar Lawson.'
'Dat is zo. Maar die is hier pas kort, en hij is hier min of meer
toevallig terechtgekomen. Voor hem bestaat er geen enkel denkbaar
motief. Bovendien is hij zeer aan Caroline gehecht -- zoals
iedereen trouwens.'
'Maar hij is uitermate labiel. Wat zegt u bijvoorbeeld van die
aanval op uzelf, vanavond?'
Serrocolds hand maakte een laatdunkend gebaar. 'Niets dan
kinderwerk, hij had helemaal geen kwaad in de zin.'
'En die kogelgaten hier in de muur dan? Hij heeft toch op u
geschoten, of niet soms?'
'Het was helemaal niet zijn bedoeling om mij te raken -het was puur
toneelspel.'
'Een nogal gevaarlijke vorm van toneelspelen, als u het mij vraagt,
meneer Serrocold.'
'Ach, dat ziet u toch verkeerd. U moest er dokter Maverick maar
eens naar vragen. Edgar is een buitenechtelijk kind en heeft het
gemis van een vader gecompenseerd door te fantaseren dat hij de
zoon van een of andere beroemdheid is. Dat is een heel gewoon
verschijnsel. Hij begon al goed vooruit te gaan, heel goed zelfs.
Toen is er, door de een of andere oorzaak, een terugslag gekomen.
Hij heeft mij met zijn vader vereenzelvigd en deed onder het
zwaaien met een revolver zogenaamd een aanval op me. Daar heb ik me
niets van aangetrokken. Toen hij tenslotte zijn schoten gelost had,
kreeg hij een zenuwinzinking en barstte in snikken uit. Dokter
Maverick heeft hem meegenomen naar zijn kamer en hem een kalmerend
middel gegeven. Morgenochtend is hij naar alle waarschijnlijkheid
weer volkomen normaal.'
'U wenst dus geen aanklacht tegen hem in te dienen?'
'Dat is het allerverkeerdste wat ik zou kunnen doen, voor hem,
bedoel ik.'
'Eerlijk gezegd vind ik, meneer Serrocold, dat die jongen achter
slot en grendel hoort. Mensen die gaan schieten om hun gebrek aan
zelfvertrouwen op te peppen -- neemt u me niet kwalijk, maar we
dienen ook aan de gemeenschap te denken!'
'Spreekt u daar maar eens met dokter Maverick over,' raadde Lewis
hem aan. 'Maar hoe het ook zij, die arme Edgar kan Gulbrandsen in
geen geval dood hebben geschoten, toen hij hier in dit vertrek
bezig was met zijn bedreigingen aan mijn adres.'
'Daarover wilde ik het juist hebben, meneer Serrocold. Iedereen
zou, naar het schijnt, van buitenaf binnen hebben kunnen komen om
de heer Gulbrandsen te vermoorden. Maar binnenshuis is het aantal
mogelijkheden veel beperkter. Naar aanleiding van hetgeen u ons
hebt verteld, zullen we terdege aandacht aan dat feit dienen te
schenken. Het lijkt me mogelijk, dat - met uitzondering van de oude
Miss Marple, die toevallig net uit haar slaapkamerraam stond te
kijken - niemand gemerkt heeft dat de heer Gulbrandsen en u elkaar
al even hadden gesproken. In dat geval kan Gulbrandsen zijn
vermoord om te voorkomen dat hij met u in contact zou komen en u op
de hoogte zou stellen van zijn vermoedens. Er kunnen ook nog andere
beweegredenen zijn. Als ik het wel heb, was de heer Gulbrandsen een
zeer gefortuneerd man.'
'Inderdaad, hij bezat een flink vermogen. Zijn kinderen en
kleinkinderen erven dat fortuin. Maar ik geloof niet dat er ook
maar een van zijn familieleden in het land was. Trouwens, het zijn
allemaal degelijke en integere mensen. Voorzover ik weet is er ook
geen zwart schaap in de familie.'
'Had hij vijanden?'
'Dat lijkt me niet waarschijnlijk, daar was hij het type niet
naar.'
'Dan zullen we alle huisgenoten eens na moeten gaan. Wie komt er
dan in aanmerking?'
Bedachtzaam antwoordde Serrocold:'Dat is voor mij erg moeilijk te
zeggen. Daar zijn de bedienden, de gezinsleden en de gasten. Van uw
standpunt bezien vallen ze allemaal in de termen. Ik kan alleen
maar zeggen, dat zij allemaal, met uitzondering van de dienstboden,
in de grote zaal bij elkaar zaten, toen Gulbrandsen naar zijn kamer
ging. Niemand heeft de zaal verlaten.'
'Helemaal niemand?'
'Ik geloof...' Lewis trok een rimpel van inspanning toen hij bij
zijn geheugen te rade ging. 'Wacht eens -- er was een stop
doorgeslagen. Walter Hudd is even weggelopen om een nieuwe in te
zetten.'
'Dat is die jonge Amerikaan, niet waar?'
'Ja. Maar ik weet natuurlijk niet wat er gebeurd is toen Edgar en
ik eenmaal hier in mijn kamer waren.'
'Dus u kunt me niet verder helpen, meneer Serrocold?'
'Ik ben bang van niet. Het is me allemaal even duister.'
Inspecteur Curry slaakte een zucht en zei: 'Meneer Gulbrandsen is
met een klein, automatisch pistool doodgeschoten. Weet u ook of
iemand in huis een dergelijk wapen bezit?'
'Daar heb ik geen idee van -- het lijkt me hoogst
onwaarschijnlijk.'
Weer zuchtte Curry. 'Zegt u het hele gezelschap dan maar, dat ze
naar bed mogen gaan. Morgen zetten we het onderzoek voort.'
Toen Serrocold vertrokken was merkte Curry tegen brigadier Lake op:
'En -- wat is jouw indruk van dit heerschap?'
'Dat hij weet, of denkt te weten wie het gedaan heeft,' verklaarde
Lake.
'Ja, dat ben ik met je eens -- en dat zit hem dwars...'