16

Rechercheur Vledder legde de hoorn op het toestel terug en staarde wezenloos voor zich uit. Zijn neus was wit en zijn neusvleugels trilden. Het bericht had hem zichtbaar geschokt. De Cock kwam achter zijn bureau vandaan en legde bemoedigend een hand op zijn schouder.
‘Vermoord?’ vroeg hij kalm.
Vledder knikte nauwelijks merkbaar.
‘In haar woning aan de Jan Toebacklaan in Bussum.’ ‘Hoe?’
Vledder trok een pijnlijk gezicht.
‘Ingeslagen schedel.’
De Cock trok diepe denkrimpels in zijn voorhoofd. ‘Ingeslagen schedel?’
Vledder slikte.
‘Met een zware pook van het haardstel.’
‘Sporen van braak?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Annette van Leeuwenhoek moet haar moordenaar zelf hebben binnengelaten.’ Hij zweeg even. ‘Hij moet dus wel een bekende van haar zijn geweest. We hebben zelf gemerkt hoe voorzichtig ze was met bezoekers. Ze deed altijd eerst dat kleine deurvenstertje open.’
‘Hoe lag ze?’
Vledder raadpleegde zijn notities.
‘Ongeveer in het midden van haar kamer, voorover, met diverse schedelbreuken op haar achterhoofd. De zware pook, waaraan nog bloed en haren kleefden, lag naast haar op het kleed.’ De Cock beet op zijn onderlip.
‘Dan moeten er meerdere slagen zijn toegebracht.’
Vledder knikte traag.
‘Dat is ook zo. De politie in Bussum vermoedt dat Annette van Leeuwenhoek haar moordenaar even de rug heeft toegekeerd en dat hij toen heeft toegeslagen.’
De Cock hield zijn hoofd wat schuin.
‘Hij is dus niet met het moordwapen gekomen.’
‘Nee.’
‘Een woordenwisseling vooraf?’
Vledder keek vaag voor zich uit.
‘De buren hebben niets van een twist of een ruzie gehoord. Een buurman die zijn hondje uitliet, vond het vreemd dat de buitendeur van Annette openstond en het licht in de hal brandde. Hij heeft toen de politie gewaarschuwd.’
‘De moordenaar is in paniek gevlucht?’
‘Daar lijkt het op.’
‘Hoe laat moet het zijn gebeurd?’
Vledder trok zijn schouders op.
‘Dat valt niet precies vast te stellen. De buurvrouw links van haar, ene mevrouw Julia de Gruyter, met wie Annette van Leeuwenhoek blijkbaar nogal vertrouwelijk omging, vertelde, dat ze vanavond om negen uur nog met haar in de tuin achter het huis had gesproken. Annette had haar toen verteld van ons bezoek aan haar vanmorgen in verband met de moorden in het huis aan de gracht in Amsterdam. Dat is de reden waarom de politie in Bussum onmiddellijk contact met ons opnam.’ De Cock knikte begrijpend.
‘Ze dachten aan een mogelijk verband.’
Vledder keek naar hem op.
‘Is dat er?’
De Cock blikte peinzend langs hem heen.
‘Ze was toch getrouwd?’
Vledder glimlachte wat bitter.
‘Ook met haar tweede man leefde Annette van Leeuwenhoek in onmin. Ze woonden al geruime tijd niet meer bij elkaar. De politie in Bussum heeft de echtgenoot al van de dood van zijn vrouw in kennis gesteld. Volgens de rechercheur die ik sprak, is men daarbij nogal omzichtig te werk gegaan. Er waren nogal wat spanningen tussen de echtelieden, zodat de man mogelijk als dader in aanmerking kwam. Maar het schijnt dat hij een volkomen waterdicht alibi heeft.’
De Cock plukte aan zijn neus.
‘Het lijkt mij het beste dat jij even naar Bussum gaat om polshoogte te nemen. Je kunt dan tevens uitleggen hoe de zaken er bij ons voorstaan.’
Vledder aarzelde.
‘Het belangrijkste heb ik je nog niet verteld.’
De Cock keek hem scherp aan.
‘En dat is?’
Vledder wreef met de rug van zijn hand langs zijn lippen. ‘Er is vanavond in de Jan Toebacklaan een wagen gezien... een vreemde wagen voor de omgeving.’
‘Wat voor een wagen?’
Vledder zuchtte.
‘Een roomkleurige Jaguar.’

De Cock liep met grote stappen de recherchekamer op en neer. Hij keek somber. De laatste ontwikkelingen hadden hem wat van zijn stuk gebracht. Hij had niet gedacht dat de storm van emoties zo snel zou aanwakkeren. Van één ding was hij overtuigd: de zaak naderde haar oplossing. Maar naar zijn zin volgden de gebeurtenissen elkaar te snel op... zo snel, dat hij er bijna geen vat meer op had. En dat was gevaarlijk. Ten koste van alles moest hij voorkomen dat nog meer mensen het slachtoffer werden van een duister spel, dat was begonnen – zo wist hij zeker – tijdens seances in het lugubere huis aan de gracht.
Hij bleef voor Vledder staan.
‘Vertel de politie in Bussum niets van de roomkleurige Jaguar.’ Hij schudde nadrukkelijk zijn hoofd. ‘Ik wil niet dat zij nu al weten dat het de wagen is van Harry Donkervliet. Ik wil per se met neef Harry praten voordat ze in Bussum de hand op hem leggen.’ Vledder keek hem verward aan.
‘Hoe wil je met hem praten... hij is verdwenen.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.
‘Wie van onze rechercheurs aan dit bureau is goed in het schaduwen?’
‘Stoffel... Stoffel de Graaf.’
‘De reus van de Warmoesstraat.’
Vledder glimlachte.
‘Zo wordt Stoffel in penozekringen genoemd... wegens zijn imposante gestalte. Maar hij kan goed schaduwen. Dat heeft hij in het verleden meermalen bewezen. Hij heeft zo zijn eigen methoden.’ Hij zweeg even, peinzend. ‘En verder Gert van Lint.’ De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Is dat een verantwoorde combinatie? Het enige wat die twee gemeen hebben, is dat ze beiden een baard dragen.’ Hij zuchtte. ‘Oké... Stoffel de Graaf en Gert van Lint... ze moeten onmiddellijk opdraven.’
Vledder keek hem vragend aan.
‘Wie wil je laten schaduwen?’
De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.
‘Viola Wijngaard.’

‘Heb jij gisteravond tijdens jouw bezoek aan Bussum nog iets nieuws gehoord?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘De recherche was ijverig in de weer. Met veel mankracht. Hun technische man heeft op de plaats van delict wel vingerafdrukken gevonden.’
‘Waar?’
‘Onder andere op de pook.’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
‘Heel mooi. Hebben ze die vingerafdrukken al kunnen thuisbrengen?’
‘Voor zover ik weet... niet. Ze waren er gisteravond nog druk mee bezig.’
De Cock keek hem peinzend aan.
‘Heb jij Harry Donkervliet tijdens zijn detentie hier aan de Warmoesstraat nog laten dactyloscoperen?’
Vledder knikte heftig.
‘Zeker. Zijn vingerafdrukken zitten in de collectie.’ Plotseling sloeg hij zich voor het hoofd.
‘Als de politie in Bussum haar vingerafdrukken ter identificatie naar Amsterdam opstuurt... rolt Harry Donkervliet er zo uit.’ De Cock trok wat nonchalant zijn schouders op.
‘Dat is geen verrassing. Er zijn in het huis van Annette van Leeuwenhoek beslist wel vingerafdrukken van Harry te vinden. Hij was er op visite.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘En de vingerafdrukken op de pook?’
Ad van Ishoven, de chef van de administratie, legde met veel misbaar een rekening voor De Cock neer.
‘Die betaal ik niet,’ riep hij wat opgewonden. ‘Daar begin ik niet aan. Daar is de kleine kas niet voor.’
De Cock keek gestoord op.
‘Wat is dat voor een rekening?’
Ad van Ishoven snoof.
‘Van Stoffel de Graaf... vijfenzeventig gulden van een bloemenzaak in Purmerend... voor rozen.’
‘Voor rozen?’
Ad van Ishoven knikte heftig.
‘Hij zei dat het in jouw opdracht gebeurde.’
De Cock pakte de rekening en frommelde hem achteloos in het borstzakje van zijn colbert. Daarna gaf hij de administrateur beminnelijk een teken dat hij kon gaan.
‘Ik bekijk het wel,’ riep hij hem na.
Vledder boog zich naar hem toe.
‘De vingerafdrukken op de pook,’ herhaalde hij dwingend. De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Wat geïrriteerd nam Vledder de hoorn op. ‘Recherche,’ snauwde hij onhoffelijk en luisterde.
De Cock keek hem scherp aan; trachtte het verloop van het gesprek van diens gezicht te lezen.
‘Wat is er?’ vroeg hij zacht.
Vledder hield zijn hand voor het spreekgedeelte.
‘De jongens hebben de schuilplaats van Harry Donkervliet ontdekt.’
‘Waar?’
‘Een oude boerderij in Middelie... nog geen vijf kilometer van Purmerend.’
‘Wie heb je aan de lijn?’
‘Stoffel de Graaf.’
De Cock glimlachte. ‘Zeg dat je komt.’
Vledder rondde het gesprek af.
‘Wat moet ik in Middelie?’ vroeg hij, nadat hij de hoorn op het toestel had teruggelegd.
De Cock had een simpel antwoord klaar.
‘Helpen bij de arrestatie van Harry Donkervliet.’
‘Verdacht van moord?’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Geen moord,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Chantage.’ Vledder keek hem enige ogenblikken nadenkend aan. ‘Chantage?’ herhaalde hij wat onzeker.
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Dat is het,’ sprak hij kalm. ‘En vraag Stoffel eens hoe het met die rozen zit.’
Vledder aarzelde, zijn gezicht vol vraagtekens.
‘En wat doe jij?’
De Cock kwam langzaam overeind en kuierde op zijn gemak naar de kapstok.
‘Ik ga naar Mathilda van Lochem.’
‘Wat moet je daar?’
De Cock stak zijn arm in zijn regenjas en grijnsde.
‘Vragen om een nieuwe seance.’
De Cock liet zijn blik door de kamer dwalen. Het lage intieme vertrek met de zware balken aan de zoldering, de grote ronde eiken tafel met de hoge stoelen, de impressionistische schilderijen aan de wanden... het was hem inmiddels vertrouwd. Hij bedacht dat het de vierde maal was dat hij dit pand met een bezoek vereerde. Vurig hoopte hij dat het ook de laatste keer zou zijn.
Links van hem stond Peter Karstens. In zijn groenfluwelen slobberbroek en glanzende zwartzijden blouse vormde hij een dissonant in het gezelschap. Het had De Cock heel veel moeite gekost om de kunstenaar te bewegen hem bij zijn onderzoek terzijde te staan. ‘Ik heb met jouw kapitalistische wereld niets te maken,’ had hij opgewonden gezegd. Hij was pas van mening veranderd, toen De Cock hem geroerd vroeg hoe hij zou reageren wanneer het slachtoffer zijn eigen Maria was. Het had De Cock pijn gedaan zulk grof geschut te moeten gebruiken, maar hij had geen andere keus. Hij had de schilder nodig voor zijn bewijs.
Schuin rechts van hem stond Vledder. De ontevreden trek, die de gehele morgen zijn gezicht had ontsierd, was verdwenen. De Cock had hem op de hoogte gebracht van zijn plannen. In zijn ogen las hij de intense spanning die hij ook zelf voelde. Er danste een glimlach om zijn mond. Aan het eind van de lange gang, in de keuken, stonden de kopjes op het aanrecht. Ondanks heftige protesten had hij erop aangedrongen, dat de traditie van het kopje koffie voor de seance in ere moest worden gehouden. Vledder had de koffie gezet en naderhand afgeruimd, zodat de kopjes niet voor de derde keer in het sop zouden verdwijnen. Dat mocht niet, want in de keuken zat Bram van Wielingen, ervaren fotograaf en... dactyloscoop.
Bij de drie smalle ramen stonden de vrouwen, nerveus, angstig, in groepjes bijeen. Hun fluisterstemmen verstomden toen De Cock in een theatraal gebaar zijn armen schuin omhoog stak. ‘Ik bied u mijn verontschuldigingen aan. Ik heb u allen misleid.’ Hij wees links van zich. ‘Deze man is geen spiritistisch medium, zoals ik hem aan u heb voorgesteld, zijn naam is Peter Karstens. Hij is een befaamd kunstschilder, die vrijwel alle gangbare technieken en stijlen beheerst.’ Hij gebaarde naar de wanden. ‘Vele van deze unieke werken, zo heeft hij mij verzekerd, zijn van zijn hand.’ De Cock wachtte even. Zijn scherpe blik tastte de gelaatstrekken van de vrouwen af, maar de reactie op hun gezichten was gering.
‘Er wordt hier vandaag,’ zo ging hij verder, ‘dus geen seance gehouden... althans geen seance, zoals in dit vertrek gebruikelijk is. Ik heb u hier bijeen laten komen, om het heengaan van Zwarte Sophie, Jennifer Jordan en Annette van Leeuwenhoek te herdenken... drie vrouwen uit uw kring, die op een gewelddadige wijze het leven lieten.’
De Cock pauzeerde even en likte aan zijn drooggeworden lippen.
‘De vrouw die hen vermoordde, staat in uw midden... en ik weet wie zij is.’
Er volgde een heftig gemurmel. De vrouwen keken elkaar aan, geschokt. Opnieuw leken zij een gesloten eenheid. Agatha van Keulen stapte naar voren. Haar ogen schoten vuur. Ze klemde haar lippen op elkaar.
‘Als u dan weet wie zij is,’ riep ze fel, ‘waarom arresteert u haar dan niet?’
De Cock keek haar gespannen aan.
‘Ik wil dat jullie haar zelf aanwijzen.’
Agatha van Keulen was verbijsterd.
‘Wij?’
De Cock knikte. Met een simpel handgebaar wees hij Agatha van Keulen terug naar haar plaats bij de vrouwen in de rij. ‘Mannen,’ vervolgde hij belerend, ‘letten in de regel niet zo op de sieraden die andere mannen of vrouwen dragen. Mannen dragen ook minder sieraden. Misschien zijn ze minder ijdel... misschien ook uiten zij hun ijdelheid op een andere manier. Mijn ervaring is dat vrouwen meestal deksels goed weten welke sieraden door anderen worden gedragen.
De Cock zweeg. Opnieuw gleed zijn blik langs de vrouwen. ‘Het gif,’ ging hij na een poosje verder, ‘waarmee Zwarte Sophie en Jennifer Jordan werden vermoord, was verborgen in een ring... een gifring, een zeldzaam exemplaar, heel oud, bezet met rode saffiertjes. Tijdens de beide moorden heeft de moordenares die ring gedragen...’
De vrouwen staarden enkele ogenblikken verbijsterd in het niets. Hun monden open. De gang van hun denkproces was van hun gezichten te lezen. Ineens ontstond er onder hen beroering. De vrouwen schoven uit elkaar. Er was er slechts een, die zich niet bewoog. Ze stond in het midden... alleen. Ze zag heel bleek en haar lippen trilden. De Cock keek haar aan. Ze droeg een donker pakje van eenvoudige snit. Het leek op het uniform van het Leger des Heils zonder distinctieven. Langzaam liep De Cock op haar toe.
‘Christine van der Waal,’ sprak hij hees, ‘ik arresteer u wegens moord... meermalen gepleegd.’