14

Ze reden de Jan Toebacklaan in Bussum uit. Het was gaan regenen. Vledder, aan het stuur, zette de ruitenwissers aan. De Cock keek ernaar. De heen en weer zoevende bewegingen hadden op hem een vreemde invloed. Als hij er zich niet sterk tegen verzette, brachten ze hem in een bijna hypnotische slaap. Vledder blikte hem van opzij aan.
‘Het is mijn schuld niet,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ik heb Harry Donkervliet wel een paar maal verhoord, maar hij heeft mij nooit iets van die ring gezegd. Annette van Leeuwenhoek had gelijk, Harry was niet erg openhartig. Ik heb steeds het gevoel gehad dat hij iets voor mij verzweeg.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘We zullen hem in verband met die ring toch nog een keer moeten verhoren. Misschien heeft hij wel een verklaring voor zijn zwijgzaamheid.’ Hij glimlachte. ‘Overigens vind ik het een interessant aspect. Ik heb mij steeds afgevraagd op welke manier het gif in de koffie werd gedaan.’
‘Bestaan er van die ringen?’
De Cock knikte overtuigend.
‘Zeker. Ze werden door de Borgia’s gebruikt. En zelfs allang daarvoor. Maar ik ben ze nog nooit tegengekomen. En ik moet je eerlijk bekennen dat ik ook in deze zaak nog niet op het idee van een gifring was gekomen.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Het is alleen jammer. Het brengt ons niet veel verder. De bijouteriekast van Jennifer Jordan was volgens Annette van Leeuwenhoek nooit afgesloten en stond bovendien in dezelfde kamer als waar de seances werden gehouden. Dat betekent dat in feite elk lid van de spiritistische kring de ring in een onbewaakt ogenblik kan hebben weggenomen.’
De Cock knikte. ‘We weten ook niet hoe lang de ring al weg is. Het is net als bij het vergif in Agatha’s tuinhuisje. Harry Donkervliet is pas na de moord op Zwarte Sophie naar de ring gaan kijken. Maar het is best mogelijk dat hij al maanden weg was.’ Ze reden een tijdje zwijgend verder. Vledder keek strak voor zich op de weg. De Cock zakte wat onderuit en dacht nog eens na over het hoe en waarom van alles en begon vaag wat contouren te zien.
Vledder stootte hem aan.
‘De moordenares moet de ring tijdens de moordseances hebben gedragen.’
De Cock kwam iets omhoog.
‘Vermoedelijk droeg ze hem nog toen wij arriveerden.’ Hij keek naar Vledder op. ‘Kun jij je herinneren wie van de dames een ring droeg met rode saffiertjes?’
Vledder haalde hulpeloos zijn schouders op.
‘Ik heb daar niet zo op gelet. Ik meen dat alle dames sieraden droegen.’
‘Zo zie je dat je nooit alert genoeg kan zijn.’ Het klonk wat wrang. ‘Misschien hadden we de moordenares zo uit het groepje kunnen pikken.’
Vledder reed de auto de Oudebrugsteeg in en parkeerde op de houten steiger achter het politiebureau. Vandaar slenterden ze naar de Warmoesstraat. De Cock blikte opzij.
‘Wanneer verricht dokter Rusteloos de sectie op het lichaam van Jennifer Jordan?’
‘Vanmiddag om drie uur.’
‘Ga jij?’
Vledder knikte traag.
‘Jij zult er wel geen zin in hebben.’
De Cock lachte.
‘Vervelende karweitjes zijn voor de jongeren. Dat is altijd zo geweest.’
Ze stapten het politiebureau binnen. Vanachter de balie zwaaide Meindert Post met een telefoonhoorn.
‘Hier is iemand voor je,’ brulde hij.
De Cock liep achter de balie en nam de hoorn over. Onderwijl drukte Meindert Post hem een kladje met een telefoonnummer in zijn andere hand. ‘En dat nummer moet je ook bellen.’ De Cock keek ernaar. Het nummer kwam hem niet bekend voor. Hij gaf het kladje aan Vledder, die hem was gevolgd. ‘Bel jij even,’ gebood hij. Eerst daarna meldde hij zich aan de telefoon. ‘Met Peter Karstens,’ hoorde hij.
De Cock grinnikte.
‘De oude kladderaar.’
Peter Karstens, aan de andere kant van de lijn, diende hem prompt van repliek.
‘Ik ben nog lang niet zo oud als jij. En als jij zo’n goede rechercheur was als ik schilder ben, dan had je het veel verder geschopt.’ De Cock lachte uitbundig. Hij had in zijn hart een zwak voor de dolle penseelridder.
‘Wat kan ik voor je doen?’
‘Jij kunt voor mij niets doen, maar misschien ik wel iets voor jou.’
‘Wat?’
Er viel een korte stilte. ‘Ik heb een verrassing voor je.’ ‘Wat voor een verrassing?’
‘Het staat hier op nog geen twee meter van mij vandaan. Als je komt, kun je het zien.’
‘Kun je het mij zo niet zeggen?’
‘Als je evengoed komt.’
De Cock knikte met de hoorn in zijn hand.
‘Ik kom.’
‘Oké... het is een Monet.’
De Cock slikte.
‘Wat?’
De Cock staarde naar de hoorn in zijn hand. De schilder had opgehangen. Peinzend legde De Cock de hoorn weer op het toestel. Toen wenkte hij naar Vledder, die aan een bureau in een hoek van het vertrek zat te telefoneren en beduidde hem dat hij hem moest volgen. Het duurde vijf minuten, toen zaten ze weer in de wagen.
Vledder keek De Cock vragend aan.
‘Waarheen?’
‘Naar de Noordermarkt.’
‘Wat is daar?’
De Cock grijnsde.
‘Daar woont een schat van een vervalser.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Een vervalser?’
De Cock knikte blijmoedig.
‘En het wordt tijd dat jij hem eens ontmoet. Zulke mensen behoor je als rechercheur te kennen.’ Hij keek naar Vledder op. ‘Met wie heb jij gebeld?’
Vledder trok een grimas.
‘Christine van der Waal.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wat wilde ze?’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘De opsporing verzoeken.’
‘Van wie?’
‘Van Harry Donkervliet. Ze had van Bobette van Zon gehoord dat wij hem gisteravond al hadden vrijgelaten.’
‘En?’
‘Hij is niet thuisgekomen. Omdat Harry wel eens meer een nachtje van huis is, had ze zich aanvankelijk geen zorgen gemaakt. Maar toen hij er vanmiddag nog niet was, werd ze ongerust. Ze had juist nu Harry zo nodig. Er was nog zoveel te doen... de begrafenis van Jennifer... gesprekken met de notaris.’ ‘Wie is dat?’
‘Ene Pool uit Purmerend.’
De Cock plukte aan zijn onderlip en stak toen zijn wijsvinger omhoog.
‘Weet ze iets van Viola Wijngaard?’
Vledder haalde zijn schouders op.
‘Ze heeft tegen mij met geen woord over haar gerept. Wel zei ze dat ze stad en land had afgebeld, maar dat Harry gewoon van de aardbodem leek verdwenen.’
De Cock staarde peinzend voor zich uit. In zijn hoofd spookten tal van vragen. Waarom trok Harry Donkervliet na zijn vrijlating onmiddellijk naar Annette van Leeuwenhoek? Alleen om haar te zeggen dat er een gifring was verdwenen? En waar was hij nu? Hij blikte opzij.
‘Als we straks terug zijn op de Kit*, moet je nog maar eens met de huismeester van dat flatgebouw bellen.’
‘De flat van Viola Wijngaard.’
De Cock knikte.
‘Misschien kan hij zeggen wanneer hij voor het laatst die roomkleurige Jaguar heeft gezien.’ Hij zweeg even. ‘En bel die notaris Pool in Purmerend ook eens op. Ik wil wel eens weten hoeveel vriend Harry zijn lieve tante in de loop der jaren heeft gekost.’ Hij kwam met een schok overeind, bekeek de omgeving en stak zijn hand op. ‘Hier aan het eind linksaf de Noordermarkt op. Achter de hervormde kerk.’
Ze stopten voor het kleine huis met het grote hoge raam. De Cock stapte met enige moeite uit en liep naar het atelier. Vledder sloot de wagen af en volgde. Peter Karstens hield de deur al voor hen open. Hij glunderde.
‘Ik stond al op je te wachten. Ik wist dat je direct zou komen.’ De Cock gebaarde achter zich.
‘Dat is mijn collega, rechercheur Vledder.’ Hij trok een grimas. ‘Bijna net zo bekwaam als ik.’
Peter Karstens schudde Vledder de hand.
‘Moet dat een compliment zijn?’ snierde hij.
De Cock deed alsof hij niets had gehoord. Hij legde zijn hand op de schouder van de schilder.
‘En dit is Peter Karstens,’ sprak hij plechtig. ‘Als hij drie eeuwen geleden had geleefd, dan hingen zijn fameuze doeken nu in alle grote musea ter wereld.’
Peter Karstens haalde zijn schouders op.
‘Och,’ sprak hij achteloos, ‘wie weet wat daar over driehonderd jaar hangt.’
Ze liepen naar het atelier. De Cock keek om zich heen. ‘Waar heb je hem?’
‘De Monet?’
‘Ja.’
Peter Karstens keek hem met open mond aan. ‘Bij mij beneden. Je denkt toch niet,’ riep hij verbaasd, ‘dat ik hem hier voor het

* Penoze-uitdrukking voor het politiebureau Warmoesstraat.

raam zet... waar blijft je verstand... dan hebben ze morgen bij mij ingebroken.’ Zonder commentaar af te wachten, draaide hij zich om en ging de beide rechercheurs voor naar de ruimte met de lage zoldering. Achter de ruwhouten tafel was de leren bank leeg. De Cock miste haar direct.
‘Is Maria er niet?’
Peter Karstens schudde zijn hoofd. ‘Ze werkt een paar dagen voor een uitzendbureau... typt keurige brieven op een keurig kantoor.’ Hij grinnikte. ‘Voor de wijn. Telkens als ons voorraadje dreigt op te raken... gaat Maria aan de slag.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Ik dacht dat jij miljoenen verdiende?’
Peter Karstens spreidde zijn armen in een hulpeloos gebaar. ‘Een eerlijk stuk brood... een pittige kaas... een goed glas wijn... wat kun je voor miljoenen meer kopen?’
Hij liep naar een schildersezel in een hoek van het vertrek naast een notenhouten kabinetje. Het doek op de ezel was met een linnen lap bedekt. Met enige zwier, als onthulde hij een monument, trok Peter Karstens het doek weg.
‘Voilà... Monet.’
De Cock bleef een paar minuten in stille bewondering staan. De losse wijze van schilderen... het jubelende kleurenspel... de haast nonchalante penseelvoering... het verrukte hem. Schoorvoetend trad hij naderbij. Uit volle bewondering zette hij zijn sterke tanden in zijn onderlip.
‘Een echte,’ hijgde hij.
Peter Karstens knikte devoot.
‘Een echte,’ herhaalde hij. ‘Zo puur echt dat het lijkt alsof ik hem heb geschilderd.’
De Cock keek geschrokken opzij.
‘Dat is toch niet zo?’
Peter Karstens schudde zijn hoofd.
‘Nee, nee,’ sprak hij geruststellend, ‘dit heb ik niet gemaakt. Dit is een echte, onvervalste Monet.’ Hij glimlachte fijntjes. ‘Ik ben gelukkig nog in staat om mijn eigen werk te herkennen.’ De Cock boog zich wat naar voren en streek met de toppen van zijn vingers heel voorzichtig over de oneffenheden van de verf. Hij keek schuin omhoog.
‘Is hij te koop?’
Peter Karstens knikte nadrukkelijk.
‘Voor elk aannemelijk bod. Zie je, ik heb hem, zo gezegd, in consignatie.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘In consignatie?’
Peter Karstens knikte heftig.
‘Als je er een gefortuneerde koper voor weet... ik hou mij aanbevolen.’
De Cock keek de kunstenaar gespannen aan.
‘Van wie?’
‘Wat bedoel je?’
‘Van wie heb je die Monet in consignatie?’
Peter Karstens gebaarde wat vaag.
‘Van Annette van Leeuwenhoek. Ze heeft hem een uurtje geleden gebracht.’