7
Er scheen een koesterend zonnetje. De vlaggen
op de steigers van de rondvaartboten wapperden vrolijk in een strak
blauwe lucht. Met zijn hoed nonchalant achter op zijn hoofd, de
handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, slenterde De
Cock over het brede trottoir van het Damrak. De vreemde moord in
seance hield hem voortdurend bezig. Hij hoopte dat de nieuwe dag
hem gunstig gezind was. Het recherchewerk was nu eenmaal een zaak
van kennis, inzicht en geluk. Hij vertrouwde erop dat Vrouwe
Fortuna hem vandaag niet in de steek liet en hem dat pietseltje
geluk gunde. Immers, hoe langer een onderzoek duurde, hoe kleiner
de kans op succes werd. Hij blikte om zich heen en glunderde. De
meisjes en vrouwen die zijn ogen streelden, schenen door het
zonlicht te zijn verdubbeld. Bij de Oudebrugsteeg bleef hij staan.
Aan de overkant werden ladingen toeristen bij de rondvaartboten
gelost. Come and see Amsterdam. Waarom
niet? Amsterdam was een mooie stad... al werd er wel eens iemand
heel onchristelijk gemold.
Een bijzonder fraai gevormde jonge vrouw, in een strakke pantalon,
liep hem licht heupwiegend voorbij. Hij keek haar na, secondenlang,
toen stak hij het Damrak over en sjokte naar de
Warmoesstraat.
De Cock wuifde vanachter zijn bureau, toen Vledder de
recherchekamer binnenstapte. ‘Hoe was de sectie?’ riep hij
opgewekt. De jonge rechercheur kwam bij hem staan en trok een
grimas. ‘Je zult het niet geloven, maar dokter Rusteloos was zeer
geïnteresseerd in ons onderzoek. Hij vroeg of wij hem op de hoogte
willen houden van de resultaten.’
De Cock blikte verwonderd op. ‘Waarom?’
‘Hij zei dat hij maar weinig gevallen van moord door vergiftiging
met cyaanwaterstof kende en hij was benieuwd op welke wijze het
vergif werd verkregen en hoe het werd toegediend. Hij had in het
verleden wel zelfmoorden ontmoet en ook wel bedrijfsvergiftigingen
behandeld, waarbij blauwzuurgas een rol speelde, maar in zijn
loopbaan waren gevallen van moord uiterst schaars.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Sprak hij van
bedrijfsvergiftigingen?’
Vledder knikte nadrukkelijk. ‘Volgens dokter Rusteloos wordt in
veel bedrijven met cyanideverbindingen gewerkt. In de chemische en
vooral in de fotografische industrie. Verder wordt blauwzuurgas al
sinds jaar en dag gebruikt ter bestrijding van ongedierte. In vele
tuinbouwbedrijven zijn hele voorraden cyanidehoudende poeders
aanwezig, genoeg om er hele dorpen mee uit te roeien.’
De Cock snoof. ‘Ik begrijp dat het helemaal niet zo moeilijk is om
aan dat spul te komen.’
Vledder schudde zijn hoofd. ‘Het is, zoals met zovele vergiften...
in grote hoeveelheden gemakkelijk te verkrijgen.’ De Cock keek
nadenkend. ‘We kunnen er nu wel van uitgaan,’ sprak hij somber,
‘dat Sjaan Streuffels wel degelijk door vergiftiging met
blauwzuurgas om het leven kwam.’
Vledder knikte traag. ‘Dat is vrijwel zeker. De patholoog-anatoom
heeft mij tijdens de sectie nog gewezen op de bijzonder heldere
kleur van de lijkvlekken. Hij dacht ook dat de cyanide bij
analysering nog wel aantoonbaar zou zijn. Hij heeft mij in ieder
geval heel wat meegegeven. Een heel assortiment lijkdelen, potten
met urine, maag- en darminhoud. Ik had er een hele sjouw
aan.’
De Cock glimlachte. ‘Heeft dokter Rusteloos nog iets gezegd over
een mogelijk antabuse-effect?’
Vledder keek hem wat verward aan. ‘Antabuse-effect?’ De Cock knikte
gelaten. ‘Een verhevigde werking bij een toxische
combinatie.’
Vledder trok zijn schouders op. ‘Hij vroeg wel of Sjaan Streuffels
verdovende of stimulerende middelen gebruikte.’ De Cock streek
peinzend over zijn haren. ‘Dat had ik wel verwacht. Ik heb mij dat
zelf ook afgevraagd. De pupillen waren bij haar dood sterk verwijd.
Ik heb dergelijke verwijdingen ook wel gezien bij oudere vrouwen
die belladonna gebruikten om hun ogen te laten glanzen.’
Vledder lachte. ‘Werd het daarom belladonna genoemd?’ De Cock
knikte ernstig. ‘Het is een beetje uit de mode. Er zijn nu veel
zwaardere stoffen in zwang. Misschien dat Gerard van Klaverbeek ons
kan zeggen of Zwarte Sophie iets gebruikte. Maar persoonlijk geloof
ik daar niet in. Ik vermoed eerder dat de moordenaar of moordenares
aan de cyanide die hij of zij gebruikte, nog een stimulerend middel
heeft toegevoegd.’ Vledder plofte op de stoel achter zijn bureau.
‘Om zeker te zijn van de dodelijke werking?’
‘Uit erbarmen.’
Vledder trok diepe denkrimpels boven zijn neus. ‘Erbarmen?’ De Cock
knikte. ‘Dat de dood snel zou komen, begrijp je? Nog sneller dan
normaal bij cyanide het geval is. Om het lijden van het slachtoffer
zo kort mogelijk te doen zijn.’
Vledder likte aan zijn droge lippen.
‘Dat eh...’ stamelde hij getroffen, ‘dat duidt op een zekere
lotsverbondenheid, verwantschap... affiniteit.’
De Cock staarde voor zich uit. Zijn gezicht toonde vrijwel geen
expressie.
‘Misschien,’ sprak hij zacht, ‘misschien zelfs liefde.’
Ad van Ishoven, de rijzige chef van de
administratie aan het politiebureau Warmoesstraat, mikte een
dossier op het bureau van De Cock. Een wolk stof trok prikkelend
langs zijn neusgaten. De speurder keek verstoord op.
‘Wat moet ik daarmee?’
Ad van Ishoven keek hem secondenlang aan. Achter zijn bril glansde
pure verwondering.
‘Daar heb je toch om gevraagd? Het is het dossier van Martinus
Stekelenburg.’
‘Wie is dat?’
Ad van Ishoven wees op de grauwe map.
‘Lees maar... daar zal wel zo het een en ander in staan.’ Hij
mompelde binnensmonds. ‘En daar heb ik dan meer dan een uur naar
gezocht.’ Hij draaide zich om. Een tikkeltje verongelijkt stapte
hij weg.
Vledder haalde het dossier naar zich toe en bladerde. ‘Het is een
onderzoek van twaalf jaar geleden,’ sprak hij na een poosje,
‘gedaan naar aanleiding van sterke geruchten dat Martinus
Stekelenburg geen natuurlijke dood was gestorven, maar heel
geleidelijk zou zijn vergiftigd.’
De Cock greep naar zijn hoofd.
‘Natuurlijk... de echtgenoot van Annette van Leeuwenhoek.’ Op zijn
gezicht kwam een verbaasde trek. ‘Was er toch een
onderzoek?’
Vledder gaf een klap op het dossier en er steeg opnieuw een grijze
stofwolk omhoog.
‘Hier ligt het,’ sprak hij simpel. ‘En als ik het zo eens bekijk,
is het een omvangrijk onderzoek geweest.’
De Cock zuchtte omstandig.
‘Ik zou het maar eens doornemen,’ raadde hij aan. ‘Misschien staat
er iets in wat voor ons van belang is... Kijk eens naar een
eindconclusie.’
Vledder pakte het dossier. Na enig zoeken las hij hardop: ‘... dat
niet bewezen kon worden, dat Martinus Stekelenburg een andere dan
een natuurlijke dood stierf... en dat evenmin bewezen kon worden,
dat aan de geruchten, als zou Martinus Stekelenburg door zijn
vrouw, Annette van Leeuwenhoek, zijn vergiftigd, wezenlijke feiten
of aanwijzingen ten grondslag liggen.’ De Cock grinnikte.
‘Heel fraai. Ik zou het geschreven kunnen hebben.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Het rapport werd opgemaakt door rechercheur Bierdrager en die is
al jaren gepensioneerd.’
De Cock wreef over zijn kin. ‘Die geruchten over vergiftiging zijn
toch bijzonder hardnekkig gebleken,’ zei hij ernstig. ‘Ze zijn na
twaalf jaar nog steeds niet verstomd.’
Vledder knikte peinzend. ‘De gifmoord op Sjaan Streuffels en de
oude tegenstellingen tussen haar en Annette hebben aan die
geruchten nieuw voedsel gegeven. Het wordt toch tijd dat wij die
tante Van Leeuwenhoek eens met een bezoek vereren.’ ‘Dat is niet
nodig,’ sprak een omfloerste stem achter hen. ‘Ik ben er
al.’
De beide rechercheurs draaiden zich met een ruk om. In de
deuropening stond een markante gestalte, groot, lang, wat tanig. Ze
droeg een paar laarzen die tot aan de knieën reikten, waarboven een
korte bruine cape met capuchon. Ze wreef het lange grijze haar uit
het gezicht en stevende op hen af. ‘Sorry, dat ik mij niet heb
aangediend,’ sprak ze wat cynisch, ‘maar de deur stond open.’ Ze
wendde zich tot Vledder. ‘Ik kon er ook niets aan doen,’ ging ze
verder, ‘dat ik een gedeelte van uw betoog volgde. Het gebeurde
ongewild. Ik wil slechts opmerken dat er van enige familierelatie
tussen u en mij geen sprake is... met andere woorden... ik ben uw
tante niet.’ Vledder kleurde tot achter zijn oren.
‘Het is eh... het is bij wijze van spreken,’ stamelde hij. ‘In het
Amsterdamse taalgebruik heeft het begrip tante een wijdere betekenis.’
Ze draaide zich om, zwaaide met een driftig gebaar de cape van haar
schouders en ging op de stoel naast het bureau van De Cock
zitten.
‘Ik eh... ik vormde het onderwerp van uw overpeinzingen?’ startte
zij.
De Cock bracht zijn beminnelijkste glimlach. De vriendelijke
accolades rond zijn mond dansten.
‘Inderdaad. U had... en heeft onze volledige interesse.’ Ze plukte
aan haar groflinnen blouse.
‘En moet ik daar blij mee zijn?’
De Cock trok zijn schouders op. De glimlach bleef. ‘Wij, van de
recherche, zijn vreemde wezens. Wij zijn steeds op zoek naar
bewijzen.’ Hij zweeg even en keek haar aan. ‘Van schuld... maar ook
van onschuld. De dood van uw schoonzuster Sjaan Streuffels heeft
heel wat losgemaakt.’ Hij tikte op het stoffige dossier voor zich
op zijn bureau. ‘Oude wonden opengereten.’ Annette van Leeuwenhoek
knikte kordaat.
‘Die oude affaire met mijn eerste man. Ik heb daar destijds veel
ellende en verdriet van ondervonden. Martin Stekelenburg bleek
achteraf een eigenaardig man. Een heel ander mens dan in onze
verlovingstijd. Hij was jaloers, argwanend, achterdochtig. Bijna
ziekelijk.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ons huwelijk verliep niet zoals
ik dat had gedroomd. Er waren al spoedig spanningen. Misschien ook,
omdat ik mij nogal onafhankelijk opstelde. Martin klaagde bij
eenieder zijn nood. Het mislukken van ons huwelijk lag niet aan
hem, maar aan mij. Ik verzorgde hem niet goed. Ik verzaakte mijn
huishoudelijke plichten en onderhield heimelijke relaties met
andere mannen. Het waren ongegronde beschuldigingen, waartegen ik
mij op den duur niet eens meer verweerde. Ook zou ik pogingen
hebben ondernomen om hem te vergiftigen. Het was een van die
onzinnige beweringen. Gelukkig geloofde niemand hem.’ Ze zuchtte
diep en wreef opnieuw het haar uit haar gezicht. ‘Toen niemand
voldoende belangstelling naar zijn zin toonde, begon hij
zelfmoorden te ensceneren.’
De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘Ensceneren?’
Annette van Leeuwenhoek toonde een mismoedige reactie. ‘Hij zette
ze in scène. Hij nam bijvoorbeeld te veel slaappillen in, maar
zorgde er wel voor dat het op tijd werd ontdekt. Hij sneed in zijn
polsen, maar het bleef bij een onbeduidende wond. Begrijpt u? De
pogingen waren niet echt. Ze waren er meer op gericht om bij mij
een soort schuldgevoel te kweken.’ Ze schoot ineens fel uit. ‘En ik
had geen schuld. Ik bedoel... ik maakte hem het leven niet
onmogelijk. Het was voor hem een idee-fixe. Pas later heb ik
vernomen dat er in zijn familie nogal wat geestelijke defecten
voorkwamen.’
‘Hij stierf toch een natuurlijke dood?’
Ze knikte traag, wat afwezig.
‘Aan wat men toen... en misschien ook nu nog wel een manager disease noemde. Een hartkwaal door
overmatige lichamelijke en geestelijke inspanningen. Het gebeurde
alles vrij plotseling. Niemand had dat verwacht. Martin was ook nog
jong. Net zevenendertig jaar.’ Ze pauzeerde even en streek met duim
en wijsvinger over haar voorhoofd. ‘Toen begon de roddel. Wie het
heeft aangesticht, weet ik niet. Ik hoorde het voor het eerst een
paar dagen na Martins begrafenis. Een vriendin kwam het mij
vertellen. Er werd gefluisterd dat ik Martin had vergiftigd. Ik
trok er aanvankelijk mijn schouders voor op, maar op een zeker
moment stond de recherche bij mij op de stoep.’
‘Rechercheur Bierdrager.’
Om haar dunne lippen zweefde een matte glimlach. ‘Een vriendelijke
man. Beslist. Over de manier waarop hij de affaire heeft behandeld,
heb ik alleen maar lof. Erg discreet en voorkomend. Hij heeft mij
later ook gezegd dat bij zijn onderzoek niets ten nadele van mij
naar voren was gekomen en dat hij in zijn rapport zou vermelden,
dat hem van een misdrijf met betrekking tot de dood van mijn man
niets was gebleken.’ De Cock knikte.
‘We hebben de conclusie van rechercheur Bierdrager gelezen,’ sprak
hij gelaten. ‘Er heeft geen exhumering plaatsgevonden?’ Annette van
Leeuwenhoek zuchtte diep.
‘Die schande is mij goddank gespaard gebleven. Volgens die
rechercheur had de officier van justitie tijdens zijn onderzoek
geen dringende gronden voor een exhumering kunnen vinden.’ ‘Het
onderzoek vond al vrij kort na de begrafenis plaats?’ Ze maakte een
verontschuldigend gebaar.
‘Ik weet uiteraard niet hoe lang die rechercheur Bierdrager al
doende was voor hij bij mij verscheen. Ik kan u wel zeggen dat zijn
onderzoek een maand of drie na de dood van mijn man werd
afgesloten.’ Ze liet haar hoofd wat zakken. Om haar lippen gleed
een trieste glimlach. ‘Mijn verwachting dat na het onderzoek door
de recherche de roddels zouden verstommen, werd niet bewaarheid.
Het bleef smeulen. Soms hoorde ik jaren niets en dan stak de roddel
zijn kop weer op.’
De Cock keek haar strak aan.
‘Zoals nu.’
‘Precies... zoals nu. Ik weet wat er over mij gezegd wordt. Ik zou
verantwoordelijk zijn voor de dood van Sjaan Streuffels. Ik zou
tijdens de seance iets in haar koffie hebben gedaan.’ Annette van
Leeuwenhoek keek op en gebaarde hulpeloos. ‘Wat kan ik ervan
zeggen... het is even zot als de bewering dat ik destijds mijn
eerste man zou hebben gedood.’
Vledder boog zich naar haar toe. ‘Volgens uitlatingen van uw
schoonzuster zijn er voordien al enige moordaanslagen op haar
gepleegd.’
Annette van Leeuwenhoek draaide zich half om. Om haar mond lag een
meelijwekkend lachje. ‘En dat gelooft u?’ Vledder trok zijn
schouders op. ‘Ik herhaal wat anderen zeggen.’ Ze schudde haar
hoofd. Het lange grijze haar waaierde voor haar gezicht.
‘Och, rechercheur,’ begon ze schamper, ‘ik had u toch wijzer
gedacht. Wie is... of was Sjaan Streuffels... algemeen beter bekend
als Zwarte Sophie? U moet dat type vrouw toch kennen? Onbetrouwbaar
en met een ongebreidelde fantasie. In haar beste jaren was
Sophie... hoe zal ik dat zeggen... een niet onknap, uiterst frivool
vrouwtje van lichte zeden. Ik wil niet grover zijn. De enige
verdienste die men haar kan toezwaaien is het feit dat zij mijn
eh... licht ontvlambare broer tot een huwelijk heeft weten te
bewegen.’
Vledder strekte zijn vinger naar haar uit. ‘U was tegen dat
huwelijk?’
Annette van Leeuwenhoek grinnikte vreugdeloos.
‘Uiteraard was ik daar tegen. Dat huwelijk kon toch nooit goed
gaan. Het was duidelijk dat zij mijn broer alleen maar had getrouwd
om het kind, van wie zij in verwachting was, de naam Van
Leeuwenhoek te geven... met alle financiële voordelen die daaraan
verbonden waren.’
‘En zijn!’
Ze bewoog haar hoofd snel op en neer.
‘Oké... en zijn. Die Richard is... God weet of het wurm nog
leeft... officieel nog steeds de zoon van Charles.’ Er kwamen
plotseling blosjes op haar wangen. ‘Moordaanslagen,’ riep ze uit,
‘sprak zij van moordaanslagen?’ In haar stem sloop pure
verontwaardiging. ‘Weet u dat zij een duivelse poging heeft
ondernomen om Charles van het leven te beroven?’
‘Zwarte Sophie?’
Annette van Leeuwenhoek snoof. Haar neusvleugels trilden. ‘Ze reed
op een avond met broer Charles, toen die licht was aangeschoten, in
de wagen de garage van hun huis in, liet de motor draaien en deed
daarna de deuren achter haar dicht. Door een of ander defect sloeg
na enige tijd de motor af en kon Charles bijtijds worden gered.
Toen Charles de feiten onder ogen werden gebracht, heeft hij op
mijn aandringen... ja, op mijn aandringen... Sophie en haar rode
kind het huis uit gestuurd.’ Ze zweeg even, werd duidelijk kalmer.
‘Charles is een sukkel. Hij had toen onmiddellijk stappen moeten
ondernemen. Onze advocaten waren ervan overtuigd dat Sophie, gezien
de omstandigheden, onder voor ons gunstige voorwaarden in een
echtscheiding zou toestemmen.’ Ze sloot even de ogen. ‘Charles
wilde niet. Integendeel, als hij zijn zin had gekregen, was hij na
enige tijd op zijn knieën naar haar toe gekropen om haar te smeken
of ze bij hem terug wilde komen.’
‘Hij is nooit hertrouwd?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Het kon niet. Toen Sophie begreep dat ze van Charles niets had te
duchten, wees ze ieder aanbod om tot een echtscheiding te komen
af.’
Vledder grijnsde.
‘Zelfs bedreigingen hielpen niet?’
Annette van Leeuwenhoek reageerde fel.
‘Zij is nooit bedreigd... niet door ons.’
De Cock stond op en liep naar het komfoortje.
‘Hoe wilt u uw koffie?’ vroeg hij vriendelijk.
Ze keek naar hem op. Een waakzame blik in haar ogen. ‘Zwart... met
een beetje suiker.’