6
Ze reden de Vossestaartstraat in Landsmeer uit.
De Cock keek nog even om naar de forse gestalte in de deuropening.
Gerard van Klaverbeek, bedacht hij, een verbitterd man vol haat- en
wraakgevoelens. De Cock had het onbestemde gevoel dat hij hem nog
wel eens zou ontmoeten, dat zijn rol in deze affaire nog niet was
uitgespeeld. Hij stak zijn hand op en wuifde. De man in de
deuropening zwaaide terug.
Vledder zat aan het stuur. Hij had al zijn aandacht nodig om de
wagen op de smalle dorpsstraat van Landsmeer door het drukke
verkeer te loodsen. Hij deed het bekwaam, rustig. De Cock zakte
onderuit. Zijn gezicht stond strak, somber. Het gesprek met de
invalide bouwvakker had hem geschokt. Ondanks zijn jarenlange
ervaring met misdadig gedrag hield hij van mensen en was oprecht
bewogen wanneer hij met menselijk leed werd geconfronteerd. Het was
duidelijk dat Sjaan Streuffels weinig geluk had gekend. Haar
gewelddadige dood vormde een trieste afsluiting van een bewogen
leven.
Hij drukte zich weer iets omhoog, keek naar de vele sloten, de
miniatuurbruggetjes, de huizen op eilandjes langs de weg. Wat
vormde de aanleiding tot haar dood? Wie achtte het noodzakelijk dat
Sjaan Streuffels zo snel stierf? Een kwade geest, zei het medium
Jennifer Jordan, ze heeft zich duidelijk aan mij gemanifesteerd.
Maar hij, De Cock, hield niet van occulte zaken. En in kwade
geesten geloofde hij alleen zolang die nog huisden in tastbare
menselijke gedaanten. De familie Van Leeuwenhoek, zei Gerard van
Klaverbeek, ze hebben een misdadige aard. De Cock wreef over zijn
kin. Wie waren de Van Leeuwenhoeken? Wat dreef hen? Een
familiecomplot om een mislukt huwelijk en een ondergeschoven kind?
Geld is macht. Het deed nog steeds opgeld. Hoe machtig waren zij?
Vledder loodste de wagen door wat rustiger verkeer in
Amsterdam-Noord. Hij keek opzij naar De Cock en scheen diens
gedachten te raden. ‘Wat gebeurt er nu met Richard?’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘Ik heb Gerard van Klaverbeek niet naar de verblijfplaats van het
kind willen vragen. Het leek mij niet juist. Ik geloof ook niet dat
hij het mij zonder meer had verteld. Charles van Leeuwenhoek zal
zich nu wel tot de Raad voor de Kinderbescherming wenden. Hij is
volkomen gerechtigd het kind te laten opsporen en op te eisen. Hij
is nog steeds de wettige vader en voor zover ik weet, is hem de
ouderlijke macht niet ontzegd.’
‘Hij had het kind toch ook op kunnen eisen toen Zwarte Sophie nog
leefde?’
‘Zeker, hij had altijd een beroep kunnen doen op de kinderpolitie
of de Raad voor de Kinderbescherming. Hij had zelfs de
kinderrechter kunnen inschakelen. Dergelijke zaken maken altijd
veel emoties los. Misschien hebben de Van Leeuwenhoeken die weg
niet willen volgen. Juridisch is het moeilijk om een moeder te
dwingen, tegen haar wil, de schuilplaats van haar kind prijs te
geven.’
Vledder reed de IJtunnel in.
‘Geloof jij in die moordaanslagen?’
De Cock trok een triest gezicht.
‘Volgens Gerard van Klaverbeek heeft Sjaan Streuffels van die
aanslagen nooit melding gemaakt bij de politie. Er is dus nooit een
officieel onderzoek geweest. In hoeverre die moordaanslagen reëel
waren, ik bedoel, of ze werkelijk van plan waren haar te doden,
weet ik niet. Ik ben bang dat alleen Sjaan Streuffels ons daarover
zou kunnen inlichten.’
Vledder klemde zijn lippen op elkaar.
‘Maar zij is dood,’ zei hij kortaf.
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Als de Van Leeuwenhoeken inderdaad zo misdadig zijn als die Gerard
van Klaverbeek ons wil doen geloven, dan loopt ook het kind
gevaar.’
Vledder keek hem verrast aan. ‘Het kind?’
De Cock kwam nog verder omhoog en gebaarde levendig. ‘De Van
Leeuwenhoeken vormen een rijke familie. Om via erfenissen een deel
van hun vermogen te laten wegvloeien naar een kind dat hen listig
en bedrieglijk werd opgedrongen...’ Hij maakte zijn zin niet af en
bracht zijn wijsvinger voor zijn neus. ‘Laten we wel beseffen, dat
gezien vanuit het standpunt van de familie Van Leeuwenhoek Zwarte
Sophie niet meer is... was dan een laaghartige bedriegster, die de
oprechte gevoelens van hun Charles op een schandelijke wijze heeft
uitgebuit.’ De mond van Vledder zakte iets open.
‘Een motief voor moord,’ hijgde hij.
De Cock knikte traag.
‘Dat, m’n jong, zou het kunnen zijn.’
Vledder parkeerde de wagen op de houten steiger
in het Damrak. Via de Oudebrugsteeg slenterden de rechercheurs naar
de Warmoesstraat. Het werd al schemerig en er viel een kleine
motregen. De kleuren van de lichtreclames weerspiegelden zich in
het natte asfalt van de Lange Niezel. De Cock schoof zijn hoed wat
naar voren en trok de kraag van zijn jas omhoog. In het voorbijgaan
groette hij een oude penozekennis en stapte het politiebureau
binnen.
‘De Cock...’ Meindert Post brulde vanachter de balie. De oude Urker
wachtcommandant had een stem als een roestige misthoorn, erfelijk
gevormd via generaties van onverschrokken vissers, die elkaar bij
storm en ontij over woelig water toeschreeuwden. ‘De
Cock...’
De speurder liep naar hem toe. ‘Wat is er?’
Meindert Post schoof het dienstboek van zich af. ‘Er zit boven een
man op je te wachten.’
‘Wat voor een man?’
‘Dat weet ik niet. Hij heeft zijn naam niet genoemd.’ ‘Hoelang zit
hij daar al?’
De wachtcommandant blikte naar de klok. ‘Zeker drie kwartier. Ik
heb hem gezegd, dat het wel even kon duren voordat je
terugkwam.’
‘En?’
‘Hij zei dat hij de tijd had.’
De Cock grinnikte. ‘In deze jachtige eeuw... een wonderlijk
man.’
De beide rechercheurs liepen de balie voorbij en stoven de trap op.
Op de tweede etage, op een bank, zat een man. De Cock schatte hem
op achter in de veertig. Hij was keurig gekleed, gedistingeerd, in
een antracietgrijze jas met witzijden sjaal. Een gleufhoed lag
naast hem op de bank. Toen hij de rechercheurs in het oog kreeg,
pakte hij zijn hoed en kwam omhoog. ‘U eh... u bent rechercheur De
Cock?’
De Cock knikte en wees opzij. ‘Mijn collega Vledder.’ De man
schudde beiden de hand.
‘Mijn naam is Charles van Leeuwenhoek. Ik wil met u spreken over
het plotselinge verscheiden van mijn eh... mijn echtgenote.’ Hij
kuchte even achter zijn rechterhand. ‘Ik neem aan dat ik toch de
aangewezen persoon ben om haar uitvaart te regelen?’ De Cock knikte
gelaten en ging Charles van Leeuwenhoek voor naar de
recherchekamer. Bij zijn bureau bleef hij staan, draaide zich half
om en reikte de man opnieuw de hand. ‘Onze oprechte condoleanties,’
zei hij vormelijk.
Van Leeuwenhoek reageerde wat verbaasd.
‘Ja, ja,’ stamelde hij. ‘Condoleanties... inderdaad. Ik dank u
hartelijk.’
De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats.’
Charles van Leeuwenhoek tilde de panden van zijn jas op en ging
zitten. De gleufhoed op zijn knieën.
‘Ik heb begrepen dat haar heengaan uw volledige interesse
heeft?’
De Cock nam tegenover hem plaats.
‘Beroepshalve,’ zei hij bedaard. ‘Ze werd vermoord.’ Van
Leeuwenhoek verschoof iets op zijn stoel.
‘Dat werd mij gezegd, ja,’ sprak hij nerveus. ‘Hoewel... ik kan het
nauwelijks geloven.’
‘Haar dood verbaast u?’
Charles van Leeuwenhoek knikte heftig.
‘Zeker op deze wijze. Wie verwacht dat? Het is afschuwelijk.
Volgens mijn zuster...’ Hij keek op. ‘U hebt haar ontmoet?’ ‘We
hebben haar ontmoet,’ bevestigde De Cock. ‘Net als de andere leden
van de spiritistische kring. Vluchtig. Ik heb tot mijn spijt nog
niet de gelegenheid gehad om uitgebreid met haar van gedachten te
wisselen.’
Van Leeuwenhoek glimlachte.
‘Moet u doen,’ zei h ij ent housiast. ‘Z e is e en ze er i ntel l
igente v rouw. Ik heb altijd veel steun van haar ondervonden. En
nog. Sinds vader lichamelijk en geestelijk niet meer zo actief is,
leidt Annette in feite de familie. Zeer resoluut en kordaat, moet
ik zeggen.’
De Cock knikte voor zich uit. Intussen keek hij hem onderzoekend
aan. Zijn scherpe blik gleed langs de gelaatstrekken. De
beschrijving die Gerard van Klaverbeek had gegeven, leek hem wat
overtrokken. Charles van Leeuwenhoek leek hem niet zo slap als de
bouwvakker hem had geschetst. De spitse kin en de bolle rossige
wangen gaven zijn gezicht een wat pafferige aanblik. Misleidend. De
grijsgroene ogen stonden helder en waakzaam. ‘Wat was de mening van
uw zuster?’ vroeg hij beminnelijk. Van Leeuwenhoek
slikte.
‘Vergif... Sophie zou door vergif om het leven zijn gebracht.’ De
Cock knikte nadenkend.
‘Vergif... dat haar in dat huis aan de gracht moet zijn toegediend.
Daarom... al degenen, die tijdens de spiritistische seance aanwezig
waren, zijn verdacht.’ Hij zweeg even en boog zich toen met een
strak gezicht naar voren.
‘Ook uw zuster Annette.’
Charles van Leeuwenhoek grinnikte wrang. Zijn bolle wangen trilden.
‘Dat is absurd... eenvoudig belachelijk.’
De Cock keek hem scherp aan. ‘Vindt u?’
Charles van Leeuwenhoek bewoog zich heftig. Zijn hoed gleed van
zijn knieën op de vloer. Hij zwaaide met zijn armen. ‘Natuurlijk
vind ik dat. Waarom zou Annette zoiets doen? Dat is... dat is toch
waanzin.’
De Cock reageerde onbewogen.
‘Moord,’ sprak hij gelaten, ‘is waanzin.’
Charles van Leeuwenhoek raapte zijn hoed op en stond op. ‘Ik praat
niet meer met u!’ riep hij hautain.
Vledder kwam naderbij. Hij had het gesprek van een afstand gevolgd
en zich opgewonden. Hij duwde Charles van Leeuwenhoek terug op zijn
stoel.
‘De mensen van de kring,’ betoogde hij fel, ‘kenden Zwarte Sophie
slechts oppervlakkig. Alleen van de wekelijkse seances aan de
gracht. Verder bestond er vrijwel geen enkele relatie... zeker geen
relatie met een aanleiding tot moord.’ Hij strekte zijn arm
beschuldigend naar Charles van Leeuwenhoek uit. ‘U... u kende
Sophie. U kende haar heel goed. Zij was een vrouw die uw diepste
gevoelens heeft misbruikt... vertrapt... die met u heeft
gespeeld... die u heeft misleid... die u het vaderschap opdrong van
een kind dat niet van u was. Als iemand een motief had om Zwarte
Sophie naar het leven te staan, dan was ú het.’ Hij liep driftig
heen en weer en boog zich toen weer met een ruk naar voren. ‘Maar
u, Charles van Leeuwenhoek, was niet bij de seance. U kunt haar
feitelijke moordenaar niet zijn. U was niet in de gelegenheid het
gif in haar koffie te laten glijden.’ Vledder grijnsde een beetje
vals. ‘U hoefde het ook niet zelf te doen. U heeft een zuster...
een zuster op wie u uw hele leven al hebt gebouwd... een resolute
en kordate dame, die vroeger... en ook nu niet... voor een moord
terugdeinsde.’
Charles van Leeuwenhoek sloeg zijn handen voor zijn gezicht en
kromp in elkaar. Het leek alsof de woorden hem geselden. Heftig
schudde hij zijn hoofd.
‘Het is niet waar!’ Hij gilde het uit. ‘Het is niet waar.’ Smekend
keek hij naar De Cock op. ‘Laat hem ophouden. Laat hem in godsnaam
ophouden. Annette heeft het niet gedaan. Annette...’ Hij stokte. In
zijn ogen sloop verbijstering. ‘En als... en als Annette het heeft
gedaan... dan heb ik dat niet gewild. Ik niet. Ik hield van Sophie.
Geloof me, ik hield van Sophie. Al had ze mij tien onechte kinderen
bezorgd... het had mij niet kunnen schelen... als ze maar niet weg
was gegaan... als ze maar bij mij had willen blijven.’
Om de lippen van De Cock speelde een glimlach.
‘Je was goed op dreef, vond ik.’ Het klonk wat spottend. ‘Je had
die arme Charles van Leeuwenhoek bijna een moord laten bekennen die
hij nooit kon hebben gepleegd.’
Vledder schudde geërgerd het hoofd. ‘Ik kon mij even niet
bedwingen. Het is nu toch wel duidelijk dat Annette in de familie
Van Leeuwenhoek de dienst uitmaakt. Als zij er niet was geweest,
dan vormden Charles en zijn Sophie misschien nu nog een min of meer
gelukkig paar.’
De Cock grinnikte vrolijk. ‘Inclusief een rood kind van Van
Klaverbeek.’
Vledder snoof. ‘In ieder geval was het idee, dat zijn zuster
Annette Zwarte Sophie had vermoord voor Charles van Leeuwenhoek wel
aanvaardbaar. Hij achtte haar daartoe wel in staat. Hij zei toch:
“En als Annette het heeft gedaan... dan heb ik dat niet
gewild.”’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘Dat zegt mij niet zoveel,’ sprak hij achteloos. ‘Het is een
typische uitdrukking voor een man, die altijd de
verantwoordelijkheden van zich heeft afgeschoven. Ik denk dat
Annette, als oudere zuster, vaak wel verplicht is geweest om voor
haar broer de beslissingen te nemen.’
Om de mond van Vledder kwam een verbeten trek. ‘Hoe het ook zij,
als er in het verleden moordaanslagen op Zwarte Sophie zijn
geweest, dan was dat het werk van Annette en niet van Charles. Die
overtuiging heb ik inmiddels wel gekregen. Annette is in mijn ogen
inderdaad een duivels wijf. En die moord op haar eerste man zie ik
helemaal zitten.’ De Cock lachte hartelijk.
‘Wees maar voorzichtig. We kunnen van die tante nog aardig wat last
krijgen.’
‘Hoezo?’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Wat denk je dat broerlief nu doet? Ik wed dat hij nu rechtstreeks
naar zijn zuster is gegaan om zijn beklag te doen over die jonge
onbehouwen rechercheur van de Warmoesstraat, die zulke ijselijke
beschuldigingen uitsprak.’
Vledder liet zijn hoofd wat zakken.
‘Je hebt gelijk,’ verzuchtte hij, ‘ik heb het niet zo tactisch
gespeeld. Annette van Leeuwenhoek is nu gewaarschuwd. Ze weet hoe
wij over haar denken. Ik had met mijn beschuldigingen beter kunnen
wachten totdat wij haar zelf onder verhoor hadden.’
De Cock stond op en legde een hand op Vledders schouder, om zijn
mond een milde grijns.
‘Soms, Dick Vledder... soms kun je van die verstandige dingen
zeggen.’