4
De Cock stond op en liep heen en weer. Na een
poosje bleef hij staan en keek vanuit de hoogte op de vrouw neer.
Het strooien hoedje, vond hij, stond haar bespottelijk.
‘Dat is een zeer ernstige beschuldiging,’ sprak hij somber. ‘Ik mag
aannemen dat u zich realiseert wat u zegt.’
Agatha van Keulen keek naar hem op. De blik uit haar kleine, haast
verscholen ogen, was nog even fel als tevoren. Ze klemde de dunne
lippen op elkaar.
‘Natuurlijk weet ik dat,’ reageerde ze scherp. ‘Ik ben niet kinds.
Ik kom hier niet om verhaaltjes te vertellen. Annette van
Leeuwenhoek heeft heel koelbloedig haar eerste man vermoord. Ze
knoeide al een tijdje heel openlijk met de vent met wie ze nu is
getrouwd. Maar haar eigen man was veel te goedig... een sul die van
geen scheiding wilde weten.’
‘Dus moest hij verdwijnen.’
Ze lachte wat vals.
‘Goed geraden, meneer de rechercheur. Ze had haar zinnen op die
andere vent gezet. Met hem wilde ze naar het stadhuis. Daarom moest
haar eigen man de laan uit en toen hij niet vrijwillig wenste te
verdwijnen, hielp ze hem een handje. Begrijpt u, rechercheur? In
nog geen week had ze hem heel koeltjes naar een andere wereld
geholpen.’
‘Hoe weet u dat?’
Ze strekte haar vinger naar de hemel.
‘Van mijn eigen zuster Martha. Ze is mij van de week ontvallen.’
Haar hand gleed kruisend over haar borst. ‘God hebbe haar ziel. Een
paar dagen voor ze stierf heeft ze mij alles verteld.’ De Cock
fronste zijn wenkbrauwen.
‘En hoe kwam uw zuster Martha aan die wetenschap?’ Agatha van
Keulen verschoof iets op haar stoel en grinnikte als een prille
tiener.
‘Van Zwarte Sophie... die wist het. Die wist alles... van haver tot
gort. Zij was met de broer van Annette van Leeuwenhoek getrouwd en
heeft het sterven van Annettes eerste man van zeer nabij
meegemaakt.’ Ze grijnsde met een scheve mond. ‘Begrijpt u nu,
meneer de rechercheur, waarom ze moest sterven? Zwarte Sophie
vertelde aan eenieder die het maar horen wilde, dat Annette van
Leeuwenhoek haar eerste man had vermoord.’ De Cock keek haar
geschrokken aan. ‘Hoe lang is dat geleden?’ ‘Twaalf
jaar.’
‘Waarom deed Zwarte Sophie geen aangifte bij de politie?’ Agatha
van Keulen snoof minachtend.
‘De politie? Wat heeft dat voor zin? Ze is een keer aan het bureau
Warmoesstraat geweest, maar niemand wilde echt serieus naar haar
luisteren.’
De Cock veinsde de opmerking niet te hebben gehoord. Dergelijke
kritiek, zo wist hij, was vaak ongegrond. Nadenkend wreef hij zich
achter in de nek.
‘Hoe eh... hoe heeft Annette van Leeuwenhoek het gedaan?’ vroeg hij
na een poosje.
Agatha van Keulen zwaaide theatraal.
‘Net als bij Zwarte Sophie... een beetje vergif.’
Toen de kleine en bovenal venijnige Agatha van Keulen was
vertrokken, viel er in de recherchekamer een diepe stilte. De Cock
steunde met zijn ellebogen op zijn bureau. Zijn hoofd steunde in
het kommetje van zijn handen. Zijn gezicht stond somber. Diepe
denkrimpels kronkelden over zijn voorhoofd. ‘Wie zou er nu belang
bij hebben gehad,’ verzuchtte hij, ‘dat Zwarte Sophie voor eeuwig
zweeg?’
Vledder grinnikte uitbundig.
‘Als we die vraag konden beantwoorden,’ reageerde hij olijk, ‘was
de zaak opgelost.’
De Cock keek hem secondenlang aan.
‘Je bent vandaag bijzonder scherp,’ sprak hij langzaam. ‘Ik ben aan
vakantie toe. Ik voel het. Ik zal commissaris Buitendam voorstellen
dat jij die moord verder alleen klaart.’
Vledder trok een beteuterd gezicht.
‘Zo scherp ben ik nu ook weer niet,’ mompelde hij geschrokken. De
Cock glimlachte fijntjes.
‘Wanneer is de sectie?’
‘Morgenochtend om elf uur. Dokter Rusteloos kon niet eerder komen.
Het was druk in het land, zei hij. Er was nog een sectie in Den
Bosch die hij niet kon uitstellen.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Moord,’ sprak hij cynisch, ‘ook in ons land een bedrijf zonder
malaise.’ Hij keek naar Vledder. ‘En de blouse van Zwarte Sophie is
naar het laboratorium?’
‘Ja. Doctorandus Eskes was alleen bang dat het bruine vlekje te
gering is voor een analyse. Hij beloofde het toch te proberen.’ De
Cock leunde achterover en tilde zijn benen op zijn bureau. ‘We zijn
het onderzoek niet florissant gestart,’ sprak hij somber. ‘Wat
weten we feitelijk van die Zwarte Sophie. Ik bedoel, buiten het
gegeven dat ze bij de Burgerlijke Stand blijkbaar als Sjaan
Streuffels staat geboekt? Heeft jouw onderzoek nog iets
opgeleverd?’
Vledder trok zijn notitieboek uit zijn binnenzak.
‘Volgens mijn inlichtingen werd ze tweeënveertig jaar geleden in de
Amsterdamse Pijp geboren als dochter van een echte, maar veelal
bezopen orgeldraaier en een moeder, van wie werd gezegd dat zij
zelfs tijdens haar zwangerschappen nog de prostitutie
bedreef.’
De Cock streek door zijn haar. ‘Dat is nogal wat.’
Vledder knikte. ‘Het was een puur asociaal gezin.’
De Cock schudde triest zijn hoofd.
‘De aanduiding Zwarte Sophie doet mij vermoeden dat ook onze Sjaan
Streuffels het rosse leven niet schuwde.’ Vledder stak afwerend
zijn hand op.
‘Zover zijn wij nog niet. Als jong meisje viel ze op door haar
uitbundige vormen.’ Hij grinnikte. ‘Het moet werkelijk heel
bijzonder zijn geweest. Vermoedelijk daardoor werd ze als
exclusieve serveerster geëngageerd voor een van die tenten aan het
Thorbeckeplein. Daar heeft ze jaren gewerkt. Pas op haar
zevenentwintigste trouwde Sjaan Streuffels met Charles van
Leeuwenhoek, toen een wilde jongeman, die op kosten van zijn zeer
gefortuneerde vader als playboy en eeuwige student door het leven
dartelde.’
‘De broer van Annette.’
Vledder knikte.
‘Precies... de broer van Annette. Het was een stormachtig huwelijk,
dat na vijf jaar schipbreuk leed toen Charles, naar zijn zeggen,
zijn jonge vrouw bij een buitenechtelijke escapade vrijwel op
heterdaad betrapte. Hij stuurde haar onmiddellijk de laan uit.’ ‘En
het huwelijk werd ontbonden?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Nee. Dat is gek. Het huwelijk is nog steeds van kracht. Het
schijnt dat Sjaan zich steeds met hand en tand tegen een scheiding
heeft verzet.’
‘Waarom?’
Vledder maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ze zei altijd dat ze de naam Van Leeuwenhoek zo mooi vond... te
mooi om er ooit afstand van te doen.’
‘Dat was cynisch bedoeld?’
Vledder grinnikte.
‘Mogelijk. Ik heb daar niet naar geïnformeerd. Ik denk dat ze die
naam wilde behouden ten behoeve van het kind.’ De Cock keek verrast
op.
‘Het kind?’
Vledder knikte.
‘Een zoon. Richard. De jongen is nu een jaar of veertien.’ ‘Een
kind van Charles?’
Vledder glimlachte. ‘Zo staat het in de onverbiddelijke registers
van de Burgerlijke Stand.’
‘Waar is die jongen?’
Vledder haalde zijn schouders op.
‘Dat weet niemand. Sjaan heeft hem altijd voor de familie Van
Leeuwenhoek verborgen gehouden. Niemand kon mij ook zeggen hoe die
jongen eruitziet.’
De Cock trok een grimas.
‘Als ik alles zo hoor, dan kan ik mij voorstellen dat Annette van
Leeuwenhoek het niet erg op haar schoonzuster had begrepen.’
Vledder knikte instemmend.
‘Dat was ook zo. Maar volgens Christine van der Waal was Annette
te veel dame om uiterlijk iets van haar
afschuw te doen blijken. Zo kon het gebeuren dat beiden lid werden
van dezelfde spiritistische kring.’
De Cock kauwde op zijn onderlip.
‘Wat deed Sjaan na haar breuk met Charles?’
Vledder raadpleegde zijn notities.
‘Ze heeft daarna tal van verhoudingen gekend. Vluchtige relaties.
Meestal van korte duur. Ik denk te kort om de namen van de
betrokkenen nog te kunnen achterhalen. Maar ze leefde nu al bijna
acht jaar onafgebroken in concubinaat met een invalide bouwvakker,
van wie bij ons in de administratie niets nadeligs bekend
is.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Hoe heet hij?’
‘Gerard... Gerard van Klaverbeek. Hij is zevenenveertig jaar. Ze
wonen al geruime tijd in het dorpje Landsmeer, in de
Vossestaartstraat. Een vrij nieuwe wijk met eengezinshuizen.’ ‘Waar
leefden ze van?’
‘Hij heeft een invaliditeitsuitkering ingevolge de WAO. Die is
slechts gering. Zwarte Sophie spijkerde bij. Ze had een vaste
klantenkring opgebouwd van eenzame oudere heren die zij, uiteraard
tegen vergoeding, op gezette tijden met een bezoek
vereerde.’
De Cock glimlachte.
‘Ik vermoedde al zoiets. De heertjes zullen nu tevergeefs
verlangend naar haar uitzien.’ Hij zweeg even en keek zijn collega
bewonderend aan. ‘Hoe kom je aan al die wijsheid?’ Vledder
glunderde.
‘Van Mathilda van Lochem.’
‘En wie is Mathilda van Lochem?’
Vledder wuifde wat nonchalant.
‘Een pientere dame. Zeer geïnteresseerd. Het type miss Marple. Ze
is een van de leden van de spiritistische kring. Je moet beslist
eens met haar gaan praten. Ze is erg spraakzaam.’ De Cock fronste
zijn wenkbrauwen.
‘Denkt ook die Mathilda van Lochem dat Annette van Leeuwenhoek die
moord heeft gepleegd?’
Vledder weifelde.
‘Daar heb ik niet met haar over gesproken. Ik heb alleen naar de
achtergronden van Zwarte Sophie geïnformeerd. Dat leek mij
belangrijk. Uiteindelijk ligt in haar leven ergens het motief voor
de moord.’
De Cock zuchtte omstandig. ‘Ik heb het afschuwelijke gevoel dat
deze affaire veel dieper steekt dan wij vermoeden.’ Vledder keek
naar hem op.
‘Zou Zwarte Sophie inderdaad met haar verhaal bij de recherche aan
de Warmoesstraat zijn geweest?’
‘Je bedoelt die beschuldiging dat Annette van Leeuwenhoek haar
eerste man heeft vergiftigd?’
‘Precies.’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘We zouden aan Ad van Ishoven kunnen vragen of hij onze
administratie wil doorspitten, maar ik kan het nauwelijks geloven.
Welke rechercheur zou een dergelijke informatie voor kennisgeving
aannemen?’
Vledder strekte zijn hand naar hem uit.
‘Het zou, zoals Agatha van Keulen zei, een motief voor moord kunnen
zijn.’
De Cock keek hem verbaasd aan.
‘Na twaalf jaar?’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Zwarte Sophie heeft twaalf jaar de gelegenheid gehad om overal
rond te bazuinen dat haar schoonzuster een moord heeft begaan...
zou Annette van Leeuwenhoek nu plotseling...’ Hij maakte zijn zin
niet af. ‘Er kunnen andere motieven zijn, die wij nu nog niet
kennen.’ Hij zweeg even. ‘Uit de historie van de misdaad is
overigens wel gebleken, dat iemand die eens met succes een ander
met vergif om het leven heeft gebracht, ook voor een nieuwe moord
met gif niet terugschrikt.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Men zou
kunnen zeggen dat het verslavend werkt. Alle grote gifmengsters uit
het verleden hadden een kerkhof vol slachtoffers.’ Vledder
lachte.
‘Wat doen we met die openlijke beschuldiging van Agatha van Keulen?
Ik denk dat we die moeilijk kunnen negeren.’ De Cock boog het hoofd
en wreef in zijn ooghoeken van vermoeidheid.
‘Je hebt gelijk. Wij zijn vrijwel verplicht om te onderzoeken of
Annette van Leeuwenhoek inderdaad haar eerste man
vermoordde.’
‘Na twaalf jaar?’
De Cock knikte langzaam.
‘Het is nog niet verjaard. Nog lang niet. Annette van Leeuwenhoek
kan nog steeds gerechtelijk worden vervolgd. De vraag is alleen...
kunnen we het nog bewijzen?’
‘Exhumering?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Dat is niet zo eenvoudig. We moeten al over redelijke aanwijzingen
beschikken... sterke verdenkingen... voordat een officier van
justitie toestemming geeft het lijk van haar man op te graven.
Bovendien zou je dan feitelijk vooraf al moeten weten welk vergif
er werd gebruikt.’
‘Hoezo?’
De Cock gebaarde.
‘Bij vergiften die snel uit het lichaam verdwijnen,’ legde hij uit,
‘heeft een exhumering geen zin. Je moet een redelijke kans hebben
dat je sporen van het gebruikte vergif in de stoffelijke resten van
het slachtoffer kunt terugvinden.’
Vledder bracht zijn handen naar zijn hoofd.
‘Ik geloof dat we weer diep in de misère steken.’
De Cock leunde ver achterover, tilde zijn benen van het bureau en
stond op. Vertrouwelijk legde hij zijn hand op de schouder van zijn
collega.
‘Dat, m’n jong,’ sprak hij glimlachend, ‘is subtiel geformuleerd.
Als de voortekenen niet...’
De deur van de recherchekamer vloog open en commissaris Buitendam
stormde binnen. Zijn witzijden sjaal hing verfomfaaid om zijn hals
en zijn jaspanden wapperden. Hij wenkte De Cock met een kromme
vinger en liep direct door naar zijn eigen kamer. De Cock sjokte
achter hem aan. Kalm. Ongeïnteresseerd. Toen hij in de kamer van de
commissaris kwam, zat de politiechef al achter zijn bureau. Zijn
anders zo bleek gezicht zag rood en zijn neusvleugels
trilden.
‘Waarom,’ brulde hij, ‘wist ik niets van die moord?’ De Cock keek
hem onbewogen aan.
‘Welke moord?’
De commissaris zwaaide met zijn armen.
‘Op die vrouw tijdens de seance.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘U was niet op het bureau toen de melding van de moord kwam. En u
was niet op het bureau toen Vledder en ik van ons onderzoek
terugkwamen. Dus heb ik een uitgebreid telexbericht doen uitgaan
met alle bijzonderheden.’ Hij streek gnuivend met de rug van zijn
hand langs zijn neus. ‘Maar misschien leest u nooit telexberichten.
Ik moet opmerken... voor een politiechef een onvergeeflijke
nalatigheid.’
Het gezicht van commissaris Buitendam werd nog roder. ‘Ik heb nog
geen tijd gehad om telexberichten te lezen,’ riep hij luid. ‘Ik was
op een vergadering aan de Prinsengracht* en hoorde daar van meester Van Lochem, de
officier van justitie, dater in mijn district een moord was
gepleegd. De officier toonde zich verbaasd dat ik er nog niets van
wist.’
De Cock keek zijn commissaris wat schuins
aan.
‘Had die officier van justitie dat telexbericht dan wel gelezen?’
‘Dat eh... dat denk ik niet.’
‘Hij was op dezelfde vergadering?’
‘Ja, hij was voorzitter.’
De Cock toonde verbazing. ‘Hoe wist hij het dan?’
‘Van zijn zuster... Mathilda van Lochem. Een oudere, maar nog zeer
actieve dame. Ze liet hem doodgemoedereerd uit de vergadering
roepen. Ze was er getuige van toen de vrouw tijdens die
spiritistische seance stierf. Ze kwam ook met een voorstel, waarmee
de officier van justitie onmiddellijk van harte instemde.’ De Cock
keek hem wantrouwend aan.
‘Een voorstel?’
Buitendam knikte heftig.
‘Die spiritistische kring aan de gracht houdt morgenavond een
nieuwe seance. Mathilda van Lochem heeft dat georganiseerd. De
officier van justitie en ik zijn uitgenodigd die seance bij te
wonen.’
‘Om wat te doen?’
Buitendam reageerde nonchalant. ‘Om vragen te stellen aan de op te
roepen geest van de vermoorde vrouw.’