5

Een moment stond De Cock als aan de grond genageld. Zijn mond half open. Toen schudde hij vertwijfeld zijn hoofd. ‘En u hebt allebei die uitnodiging aangenomen?’
Commissaris Buitendam knikte nadrukkelijk.
‘Zeker. Dat hebben wij gedaan. Ik ben het met de heer Van Lochem eens: dit is waarlijk een unieke kans om iets van de sfeer tijdens een seance te proeven. Mogelijk brengt het ons nader tot de moordenaar.’
De Cock slikte.
‘Via de geest van de vermoorde?’
In zijn stem sloop verbazing en ongeloof.
Commissaris Buitendam keek hem verwonderd aan. De ondertoon was hem niet ontgaan.
‘In eh... inderdaad,’ reageerde hij wat aarzelend, ‘misschien wel via de geest van de vermoorde vrouw. Oppervlakkig bezien lijkt het mij ook wat absurd, maar eh... misschien heeft zij inmiddels ervaren welke onverlaat haar om het leven heeft gebracht.’ De Cock grinnikte bitter.
‘Van wie?’
De commissaris keek hem niet-begrijpend aan.
‘Hoe bedoel je?’
De Cock zwaaide in de ruimte.
‘Van wie moet de geest van de vermoorde vrouw dat dan hebben ervaren?’
Buitendam streek met zijn hand langs zijn boord.
‘Dat eh... dat weet ik niet,’ sprak hij aarzelend. ‘Ik eh... ik ben persoonlijk niet zo goed thuis in die geestenwereld. Maar meester Van Lochem meende dat er wel degelijk mogelijkheden waren. Volgens zijn zuster Mathilda zijn er in het verleden bij overeenkomstige gevallen opmerkelijke resultaten geboekt.’ De Cock snoof verachtelijk.
‘Dat ene Mathilda van Lochem... een oude bemoeizieke fantasierijke tante... in haar onnutte ledigheid zich met dergelijke fratsen bezighoudt... daar kan ik inkomen... maar dat een officier van justitie en een Amsterdamse commissaris van politie, in alle ernst en oprechtheid, aan zulke hocus pocus hun medewerking willen verlenen, dat is niet alleen verbazingwekkend, dat is stom.’
Het gezicht van Buitendam vertrok.
‘Dat eh...’ stotterde hij, ‘is een ongepaste opmerking.’ De Cock keek hem onbewogen aan.
‘U hebt gelijk,’ sprak hij gelaten, ‘dat is het.’
De commissaris sloeg met zijn vuist op zijn bureau. ‘Jouw superieuren,’ schreeuwde hij woedend, ‘zijn niet stom.’ De Cock stak zijn handen met de handpalmen naar voren uit. ‘In mijn argeloosheid,’ verzuchtte hij, ‘heb ik dat ook altijd gedacht. Ik bemerk nu tot mijn spijt dat ik mijn opvattingen moet wijzigen.’ Commissaris Buitendam sprong van zijn stoel op. Zijn bleke dunne lippen trilden. Hij strekte zijn rechterarm naar de deur en brulde: ‘Eruit.’
De Cock ging.

Vledder keek hem glimlachend aan.
‘Was het weer zover?’ gniffelde hij. ‘Men dient zijn bloedeigen commissaris met eerbied en respect te bejegenen. Dat is voorschrift, dat staat in de algemene orders. Bovendien wordt het na al die jaren eens tijd dat jij aan die man zijn bloeddruk gaat denken. Vandaag of morgen piept hij ertussenuit.’
De Cock negeerde de opmerking. Hij plofte op de stoel achter zijn bureau.
‘Ze gaan een extra seance houden om de geest van Zwarte Sophie op te roepen.’
‘Wie?’
‘Die spiritistische kring. En onze commissaris en de officier van justitie zijn uitgenodigd om de seance bij te wonen. Als de geest van Zwarte Sophie verschijnt, dan kunnen zij en passant een paar vragen stellen.’
Vledder keek grijnzend op.
‘Is dat waar?’ vroeg hij met een zweem van verbazing. De Cock knikte heftig.
‘Het schijnt dat jouw vriendin Mathilda van Lochem dat heeft bekokstoofd.’
Vledder bromde. ‘Ze is mijn vriendin niet.’
De Cock plukte aan zijn neus.
‘Je was nogal van haar gecharmeerd,’ zei hij achteloos. Vledder haalde zijn rechterschouder iets op. Wrevelig. ‘Ik vond haar een pientere dame, die haar ogen blijkbaar goed de kost gaf. Meer niet.’
De Cock grinnikte schamper.
‘Ze kan ons nog aardig voor de voeten lopen. Ze heeft in ieder geval zoveel invloed op haar broer de officier van justitie, dat die op haar voorstel tot het houden van een nieuwe seance onmiddellijk is ingegaan.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
‘Met Jennifer Jordan als medium?’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
‘Daar is niet over gesproken. Maar ik neem het aan. Volgens ingewijden is Jennifer Jordan als medium zeer bijzonder. Wie zou men daar anders voor moeten vinden?’
‘Ze weigerde anders de geest van Martha van Keulen op te roepen.’ De Cock glimlachte.
‘Omdat haar heengaan nog zo pril was.’
‘Dat bedoel ik. Het overlijden van Zwarte Sophie is nog recenter.’ De Cock knikte bedachtzaam.
‘Misschien staat ook zij onder invloed van jouw vriendin Mathilda van Lochem.’
Vledder kwam geërgerd overeind.
‘Ik zei je toch al: ze is mijn vriendin niet. Ik hou niet van die vrouwen op middelbare leeftijd die voortdurend hun neus in andermans zaken steken.’ Hij liep om zijn bureau heen en bleef voor De Cock staan. Zijn hoofd een beetje schuin.
‘En?’ vroeg hij indringend. ‘Wat doen wij?’
‘Wat bedoel je?’
‘Gaan wij ook naar die seance?’
De Cock schudde nadrukkelijk zijn hoofd.
‘Geen denken aan. Ik doe daar niet aan mee.’
‘Waarom niet?’
De Cock zuchtte diep.
‘Begrijp me goed,’ begon hij geduldig, ‘ik heb niets tegen spiritisme en nog minder tegen mensen die het bedrijven. Mijn oude moeder zei altijd: “Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede.” Wanneer ik niet was belast met een onderzoek naar een moord, zou ik privé best eens zo’n seance willen bijwonen, maar beroepshalve hou ik mij erbuiten. Ik vind het ook onverantwoord wat de commissaris en de officier van justitie van plan zijn.’ ‘Hoezo?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Stel, dat morgenavond de geest van Zwarte Sophie verschijnt, die meedeelt dat zij door Annette van Leeuwenhoek werd vermoord. Wat moet je daarmee? Wat kunnen de officier van justitie en de commissaris met zo’n mededeling doen? Niets. Ze kunnen moeilijk Annette van Leeuwenhoek arresteren en voor de rechter brengen met de bewering dat de geestesverschijning van Zwarte Sophie heeft gezegd dat zij de dader is. Begrijp je? Zwarte Sophie is misschien best een aardige geestesverschijning, maar men zal toch met deugdelijke – let wel – aardse bewijzen moeten komen voordat een Nederlandse rechter het schuldig uitspreekt.’
‘Zo’n seance is dus hocus pocus?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat durf ik niet te beweren,’ sprak hij ernstig. ‘Misschien is het heel goed mogelijk om contact te onderhouden met geesten van gestorvenen. Ik wil en kan daar geen oordeel over vellen. Ik wil alleen maar zeggen dat ik persoonlijk vind, dat ik als rechercheur met beide benen op de grond dien te blijven.’
Vledder monsterde de omvangrijke habitus van zijn leermeester. Om zijn lippen speelde een glimlach.
‘Voor een man van jouw gewicht... niet zo moeilijk.’ De Cock lachte hartelijk. Hij kon het grapje best waarderen. Behaaglijk leunde hij achterover.
‘Weet je, Dick,’ ging hij belerend verder, ‘ik ben als politieman altijd wat huiverig geweest voor die bovennatuurlijke zaken. Uit eigen initiatief heb ik nooit gebruik gemaakt van paragnosten, helderzienden, of hoe die luitjes zich ook mogen noemen. De enkele keren dat ik met hen heb samengewerkt, gebeurde dit op uitdrukkelijk verzoek van familieleden van de vermoorde... mensen, die wel in de uitzonderlijke gaven van die lieden geloofden.’ ‘Jij gelooft er niet in?’
De Cock schudde langzaam zijn hoofd.
‘Nee, ze hebben mij nooit kunnen overtuigen. Ondanks de vaak jubelende berichten in kranten en tijdschriften... ik vond hun resultaten maar povertjes.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Misschien heb jij het altijd slecht getroffen... waren bij jou de omstandigheden voor het occulte gebeuren steeds ongunstig.’ De Cock staarde voor zich uit.
‘Dat eh... dat zal het zijn geweest,’ sprak hij peinzend. Plotseling kwam hij in actie. Hij wipte van zijn stoel en beende naar de kapstok.
Vledder liep hem na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock wurmde zich in zijn regenjas en zette zijn hoed nonchalant achter op zijn hoofd.
‘Naar Landsmeer.’
Vledder trok zijn wenkbrauwen op.
‘Naar Gerard van Klaverbeek?’
De Cock knikte instemmend.
‘De invalide vriend van Zwarte Sophie.’
Vledder liep hem voorbij en hield de deur voor hem open. ‘Wat wil je van hem?’
De Cock stormde de gang op.
‘Vragen of hij en Zwarte Sophie wel eens een bed-sermoen hielden.’ Plotseling bleef hij staan. Midden in de gang. Nadenkend. De grillige accolades rond zijn mond dartelden vrolijk. ‘Of was Zwarte Sophie niet het type vrouw dat in bed veel sprak?’

‘Daar vergist u zich in. Sjaan hield ervan om ’s avonds in bed nog uitgebreid te keuvelen. Ze wond zich op als ik mij omdraaide om te gaan slapen. Dan had ik zo ruzie met haar. Een verkeerd woord en...’ Hij glimlachte vertederd. ‘Ze was geen vrouw om ruzie mee te hebben. Goeie mensen, ze kon tekeergaan. Daar lusten de honden geen brood van. En koppig... als een muildier... ze heeft eens drie maanden lang niet tegen mij gesproken.’ ‘U hield van haar?’
Het ruwe gezicht van Gerard van Klaverbeek versomberde. Om zijn brede mond kwam een droevige trek. Hij slikte. Zijn adamsappel wipte op en neer.
‘Ze... ze was alles voor mij. Sjaan. En ik voor haar. Ze hield van me. Echt, met heel haar hart. Al zo lang. Ze was net zeventien toen ik haar leerde kennen. Ze was toen mooi. Heel mooi. Het mooiste meisje van de wereld. En dat is ze voor mij altijd gebleven.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik weet hoe de mensen over haar dachten. Ze deugde niet... zeiden ze. Ze was niet helemaal zuiver op de graat... zeiden ze.’ Hij liet zijn hoofd wat zakken en snikte. ‘Maar ze kenden haar niet. Niemand kende haar. Niemand kende haar, zoals ik haar kende. Voor mij... voor mij was ze een schat... een...’ Hij stokte. Tranen gleden over zijn wangen, drupten op zijn handen.
De Cock liet hem begaan. Hij vond het in-triest om een grote sterke man te zien huilen. Intussen vroeg hij zich af waarom Zwarte Sophie zich zo aan deze man had gehecht. Hij was niet knap, in traditionele zin. Integendeel, een gegroefd gelaat, schonkige wangen, kleine, diepliggende ogen en een enorme haardos... rood... vurig koperrood, warrig gevangen in ontelbare krulletjes. De speurder boog zich iets naar hem toe.
‘Ze trouwde een ander.’
Gerard van Klaverbeek keek op. Met de mouw van zijn overhemd wreef hij langs zijn betraande ogen.
‘Charles... Charles van Leeuwenhoek.’ In zijn stem trilde diepe minachting. ‘Een kwal van een vent. Vies, goor, stom, maar rijk.’ ‘Het was geen huwelijk uit liefde.’
Gerard van Klaverbeek snoof. Hij wond zich duidelijk op. Zijn schonkige wangen kregen weer wat kleur.
‘Liefde... Sjaan... voor zo’n slappe kroot?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ze verafschuwde hem. Ze haatte hem met elke vezel van haar lijf.’
De Cock keek hem schuins, onderzoekend aan. ‘Toch trouwde ze met hem.’
Gerard van Klaverbeek streek met zijn hand door zijn haar. Hij leek weer wat rustiger. ‘Om mij,’ sprak hij.
‘Om jou?’
Hij knikte. ‘En om ons kind.’
De Cock trok diepe rimpels in zijn voorhoofd. ‘Ons kind?’ Van Klaverbeek knikte opnieuw. Zuchtend.
‘Het kind van Sjaan en mij.’ Hij blikte De Cock in het gezicht, kalm, ontspannen. ‘Ik zie dat u er niets van begrijpt. Misschien gelooft u het ook niet. Toch is het waar. Sjaan trouwde met Charles van Leeuwenhoek om mij en om ons toen nog ongeboren kind.’ Hij zweeg nadrukkelijk en na een poosje vervolgde hij: ‘We hadden grote plannen met ons kind. Vooral als het een jongen zou zijn. Hij zou moeten gaan leren. Een universiteit, een hogeschool. Ingenieur worden of meester in de rechten. Echt groot en voornaam. Niet zulke armoedzaaiers als wij.’ Hij klemde zijn handen om zijn gezicht en bedwong opkomende tranen. ‘Sjaan en ik komen uit de goot... om het zomaar eens te zeggen. De vader van Sjaan zoop als een tempelier en haar moeder wierp jaar op jaar een kind. Het was pure armoede en ellende. Een jeugd heeft Sjaan nooit gehad. Ze moest al vroeg de baan op om het gezin thuis draaiende te houden. En bij mij thuis was het bijna net zo. Snapt u? Sjaan en ik wilden voor ons kind iets beters.’ De Cock knikte begrijpend.
‘Ze trouwde Charles van Leeuwenhoek om de opvoeding van het kind veilig te stellen.’
Gerard van Klaverbeek beet op zijn onderlip.
‘Ze had het misschien nog niet gedaan als ik niet van die steiger was gelazerd.’ Hij sloeg hard op zijn rechterknie. ‘Stijf... voor altijd. Het gebeurde toen we net tot de ontdekking waren gekomen dat Sjaan in verwachting was.’ Hij zuchtte diep. ‘Die Charles van Leeuwenhoek liep al een tijdje om Sjaan heen. Hij kwam altijd in de dancing waar Sjaan bediende. Ze moest hem niet, walgde van hem. En dat zei ze hem ook. Maar toen ik dat ongeluk kreeg en vast kwam te staan dat ik altijd invalide zou blijven, besloot Sjaan om met die vent te trouwen.’
‘Een soort schijnhuwelijk.’
‘Ja.’
‘Om het geld.’
Van Klaverbeek balde zijn vuisten.
‘Ik was er tegen. Maar wat had ik in te brengen? Een invalide vent met een paar centen uitkering. Ik ben toen van ellende ook aan de drank geraakt. Ze schold op mij, dag en nacht. Op een avond toen ik flink bezopen was, liep Sjaan weg. Nog geen maand later was ze met die vent getrouwd.’
De Cock wreef over zijn kin.
‘Het huwelijk heeft niet lang standgehouden.’
Van Klaverbeek gniffelde. Over zijn verweerd gezicht gleed een glimlach.
‘Het kon niet langer.’
‘Waarom niet?’
Hij wreef met zijn hand langs zijn nek en grinnikte. ‘Het kind... Richard.’
‘Wat was daar mee?’
Hij grinnikte opnieuw. Zijn diepliggende ogen glansden. ‘Het kind ging steeds meer op zijn echte vader lijken.’ Hij boog zijn hoofd en plukte aan een van zijn krulletjes. ‘Rood... dat soort rood verloochent zich niet. Richard kreeg hetzelfde haar en de Van Leeuwenhoeken begonnen te fluisteren. Er kwam geen rood in de familie voor. Bovendien was het kind te vroeg geboren. Ze drongen op een echtscheiding aan. Maar daar wilde Sjaan niets van weten. Toen de familie te lastig werd, bracht Sjaan het kind ergens anders onder.’
‘En ze ging bij Charles weg.’
Gerard van Klaverbeek knikte. De milde uitdrukking op zijn gezicht veranderde. De gelaatstrekken verhardden.
‘Toen zijn ze begonnen.’
‘De familie Van Leeuwenhoek?’
‘Ja... de Van Leeuwenhoeken... toen kwam hun ware... hun misdadige aard naar boven. Eerst weigerden ze in het onderhoud van het kind te voorzien. Het was geen kind van Charles, zeiden ze. Maar het kind stond op zijn naam. Wettelijk konden ze er niets aan doen. Toen Sjaan met een openlijk schandaal dreigde, begon de familie weer te betalen. Maar vanaf dat moment heeft Sjaan geen rustig uur meer gekend.’
‘Hoezo?’
Van Klaverbeek ademde diep. Zijn neusvleugels trilden. ‘Moordaanslagen.’
De Cock slikte.
‘Moordaanslagen?’ herhaalde hij verward.
Van Klaverbeek knikte traag.
‘De Van Leeuwenhoeken... ze hebben wel vijfmaal geprobeerd haar dood te rijden.’