17. De strijdbijl wordt begraven
Bij zijn aankomst op Scotland Yard deed Biggles wat hij besloten had te doen. Hij ging naar zijn chef, en vertelde hem alles wat er gebeurd was en alles wat hij te weten was gekomen.
‘Een vreemd verhaal, maar er is nu eenmaal veel waars in het oude gezegde dat de waarheid vaak vreemder is dan de fantasie,’ was het commentaar van de commodore. ‘Je had inderdaad gelijk, toen je zei dat noch lord Langdon, noch z’n dochter ons de volle waarheid vertelden. Ben je ervan overtuigd dat Browning de waarheid heeft gesproken?’
‘Daar twijfel ik niet aan. Wat had het voor hem voor zin een dergelijk verhaal te verzinnen waarvan men de waarheid of onwaarheid kon vaststellen?’
‘Dat is waar. We kunnen dat gauw genoeg vaststellen.
Het is duidelijk dat er ons op dit moment maar één ding te doen staat, en dat is lord Langdon te vertellen wat je te weten bent gekomen en dan kijken wat hij ervan zegt.
Als het de waarheid is, zal hij het waarschijnlijk wel niet ontkennen. Of hij stappen wil gaan ondernemen en zo ja, welke, is helemaal zijn zaak. Ik geloof niet dat hij een aanklacht zal indienen tegen zijn eigen kinderen en op die manier de vuile was zou buiten hangen. Hij heeft ons verteld dat hij wars is van alle publiciteit, en nu kunnen we begrijpen waarom. Ik heb het idee dat hij het liefste de hele zaak in de doofpot zal willen stoppen.’
Biggles knikte. ‘U gaat dus naar hem toe om het hem te vertellen?’
‘Ik geloof dat het beter zou zijn als jij ging. Jij hebt Browning gezien en je hebt alle bijzonderheden in je hoofd zitten. Hij kon wel eens vragen stellen over zijn lang-verloren zoon, die ik niet zou kunnen beantwoorden.’
‘En als hij eist dat de robijnen worden teruggegeven? Ik weet niet waar ze zijn. Ik heb tegen Browning gezegd dat ik liever niet wist waar ze waren, omdat ik het anders misschien tegen z’n vader moest vertellen. Ik zag geen reden daarvan een geheim te maken.’
‘Naar mijn mening is dat nu een familiekwestie, die door lord Langdon en zijn dochter moet worden afgedaan. Als zij kan bewijzen dat de juwelen haar eigendom zijn, zal lord Langdon haar die echt niet met geweld durven afnemen.’
‘Zo zal ik het hun vertellen,’ zei Biggles. ‘U zou lord Langdon kunnen opbellen en voor morgenochtend elf uur een afspraak voor mij kunnen maken. Zeg hem maar dat ik nieuws voor hem heb.’
‘Nieuws dat hem ervan afhoudt mij door de telefoon lastig te vallen,’ verzekerde de commodore. ‘Hij schijnt te denken dat we niets anders te doen hebben dan rond rennen om te zoeken naar die verdraaide robijnen van hem.’
‘Wat ik hem te zeggen heb zal hem wel bedaren,’ zei Biggles met een veelbetekenende glimlach.
De volgende morgen meldde hij zich even voor elf uur bij Ferndale Manor om een afspraak met lord Langdon na te komen. Hij zou er de voorkeur aan gegeven hebben met Caroline te spreken, maar het was duidelijk dat daar moeilijkheden aan waren verbonden. Hij werd naar de bibliotheek gebracht, waar lord Langdon hem opwachtte met een uitdrukking op het gezicht die alles behalve uitnodigend was.
‘Het wordt wel tijd dat u nieuws voor me hebt,’ zei hij nors.
‘Het nieuws dat ik heb, is misschien niet helemaal welkom, mylord,’ antwoordde Biggles koeltjes.
‘Wat bedoelt u daarmee?’
‘Als u de eerste keer dat ik hier was een beetje openhartiger geweest was, had dat iedereen een heleboel tijd bespaard en mij een heleboel moeite.’
‘Werkelijk? Wat heb ik u dan niet verteld?’
‘Diverse dingen. Bijvoorbeeld dat u al eerder getrouwd geweest was en dat een zoon van u in Zuid-Afrika woonde.’
‘Een zoon,’ herhaalde lord Langdon met een heel bijzondere uitdrukking op het gezicht.
‘Ja. Maar die had u misschien vergeten. Ik moet toegeven dat, gezien de lange tijd die er verlopen is sinds u hem voor het laatst gezien hebt, het begrijpelijk zou zijn als het zo was. Misschien wilde u hem wel vergeten, zoals het hem ook schikte ü te vergeten. Hij gebruikt uw naam niet, hij leeft onder de naam Browning. Die komt u misschien wel bekend voor.’
Op het gezicht van lord Langdon tekende zich eerst verbijstering af; daarna, toen de waarheid tot hem doordrong, shock. Biggles gaf hem tijd om tot zichzelf te komen.
‘Gaat u zitten,’ zei lord Langdon op eigenaardige toon.
‘Graag, mylord.’
‘Wilt u zeggen,’ ging lord Langdon langzaam verder, alsof hij het moeilijk vond zich uit te drukken’,’ dat de man die hier onder die naam gewerkt heeft mijn zoon was?’
‘Dat is precies wat ik wil zeggen.’
‘Lieve hemel! Nu begrijp ik...’ Lord Langdon pakte de karaf en schonk zich een stevige borrel in. Hij pakte een tweede glas. ‘Doet u met me mee?’
Biggles sloeg het aanbod af.
‘Het was dus mijn eigen zoon die mijn robijnen heeft gestolen?’ mompelde lord Langdon bitter.
‘Zo beschouwt hij het niet. Hij beweert dat de robijnen toch niet van u waren en dat zij het eigendom waren van zijn zuster, lady Caroline. Is dat juist?’
Lord Langdon deed net of hij de vraag niet gehoord had.
‘Hebt u de robijnen?’
‘Nee.’
‘Zijn ze verkocht?’
‘Nee.’
‘Weet u dan waar ze zijn?’
‘Nee. Onder de gegeven omstandigheden gaf ik er de voorkeur aan dat niet te weten. Maar ik kan u wel zeggen dat ze nog in de familie zijn.’
‘Weet lady Caroline waar ze zijn?’
‘Ik heb redenen om aan te nemen van wel.’
‘Hebt u met haar gesproken?’
‘Nog niet. Ik heb er nog niet de gelegenheid voor gehad.
Ik hoop het nog wel te doen.’
‘Dan wist zij wie Browning werkelijk was!’
‘Natuurlijk. Hij vond het raadzaam haar dat te vertellen, gezien uw vermoedens omtrent hun vriendschap die, zoals u nu zult begrijpen, volkomen platonisch was.’
‘Ik geloof,’ zei lord Langdon na een ogenblikje.’ dat u mij beter alles kunt vertellen wat u weet.’
‘Dat was ook het eigenlijke doel van mijn komst hier.’
Daarna vertelde Biggles wat zich in Afrika had afgespeeld.
Hij spaarde de gevoelens van lord Langdon niet ten aanzien van wat zijn zoon gedaan had nadat hij zo toevallig in het huis was terechtgekomen. ‘Toen Caroline zei dat ze niet wist waar de juwelen waren, was dat op dat moment de waarheid. Voordat ik Engeland verliet wist ik echter dat zij met Browning in contact stond – of zullen we hem nu maar Richard noemen? Om heel eerlijk te zijn, mylord, was de hele zaak, als ik het zo ronduit mag zeggen, een plan of zo u wilt een samenzwering van de kant van Richard om te voorkomen dat u Carolines erfdeel van de hand zou doen en haar bij uw overlijden zonder een cent zou achterlaten. Richard had geen behoefte aan die robijnen.
Evenmin heeft hij op dit moment geld nodig.’
Lord Langdon bleef even in stilte verzonken zitten. Hij zag er nog steeds geschokt uit. Het was overduidelijk dat hij op iets dergelijks niet voorbereid was geweest. ‘Wat gaat u nu doen?’ vroeg hij tenslotte.
‘Het is nu niet zozeer een zaak van wat ik ga doen, sir, als van wat u gaat doen. Dat is helemaal een zaak die u aangaat. Misschien wilt u er nog eens over nadenken.’
‘Is mijn zoon nog steeds in Afrika?’
‘Ik heb hem daar achtergelaten. Hij zal niet weglopen.
Hij heeft mij de verzekering gegeven dat als hij weg mocht gaan, hij bij de politie van Windhoek zijn nieuwe adres zou achterlaten.’
‘Zou hij hier naartoe komen?’
‘Daar twijfel ik sterk aan, tenzij u hem uitnodigt en zelfs dan misschien nog niet eens. U kunt trouwens nauwelijks verwachten dat hij enige genegenheid voor u zou koesteren.’
Lord Langdon kromp ineen onder deze klap. ik veronderstel dat u gelijk hebt,’ zei hij droefgeestig, ik zie in dat ik de schuld draag voor wat er is gebeurd; maar ja, we zijn allemaal maar mensen en ik ben nu eenmaal zo. Wat stelt u voor dat ik moet doen?’
Voor de eerste maal voelde Biggles enig medelijden met de man, die duidelijk bedroefd was. ‘Voor u besluit wat u wilt gaan doen, zou ik willen voorstellen dat ik eerst eens even met lady Caroline praat. Zij moet hierin ook wat te zeggen hebben. Het is misschien nog niet te laat voor u om uw leven te beteren. Ik zou haar het liefst alleen spreken.’
‘Waarom alleen?’
‘Misschien praat zij wat vrijer als u er niet bij bent. Ik wil het niet doen voorkomen alsof ik als vredestichter wil optreden, maar het zou jammer zijn als in zo’n klein gezin een vete zou blijven bestaan. Als u allen de huidige vijandige houding zou kunnen afleggen en tot een soort vergelijk zou kunnen komen, zou het voor iedereen veel beter zijn. Natuurlijk heb ik daar niets mee te maken.
Het zou om te beginnen de stemming al een stuk verbeteren als ik Caroline vertelde dat ik Richard gezien heb en nu alles weet. Misschien weigert ze wel me te ontvangen.
‘Ik zou er niet op willen aandringen.’
‘Heel goed,’ zei lord Langdon, een beetje weemoedig. Hij belde. Tegen de lakei die daarop binnenkwam zei hij: ‘Ga naar lady Caroline en vraag of zij zo vriendelijk wil zijn inspecteur Bigglesworth te ontvangen; hij heeft nieuws dat voor haar buitengewoon belangwekkend moet zijn.’
De lakei vertrok. Zij wachtten. Hij kwam terug. ‘Lady Caroline zal inspecteur Bigglesworth ontvangen in haar zitkamer.’
Biggles werd naar die kamer gebracht.
‘Ik hoop dat dit geen truc is om nog meer vragen te stellen,’ luidde de koele begroeting door Caroline.
‘Integendeel, ik ben nu in staat ü iets te vertellen,’ antwoordde Biggles onverstoorbaar. ‘Ik dacht dat u wel zou willen weten dat ik een lang gesprek heb gehad met Richard.’
‘Richard?’ Caroline staarde hem aan.
‘Uw broer.’
‘Waar?’
‘In de Kalahari-woestijn.’
Caroline deed nu niet meer alsof zij van niets wist. ‘Hoe wist u waar hij was?’
‘Laat u mij u eens van advies dienen,’ ging Biggles verder op vertrouwelijke toon. ‘Als amateurs een samenzwering op touw zetten, maakt een van hen gewoonlijk wel een foutje bij de een of andere kleinigheid. Dat hebt u ook gedaan. Maar laten we daarop nu niet verder ingaan.
Het is maar goed dat ik hem gevonden heb, want anders had u hem waarschijnlijk nooit meer gezien. Hij was er behoorlijk slecht aan toe. Hij was neergestort met z’n vliegtuig en gewond, en hij werd min of meer gevangen gehouden door een raar type -’
‘Connor?’
‘Ja. Hij heeft u dus over hem verteld?’
‘Ja.’
‘Wel Connor is dood. Richard ligt in Windhoek in het ziekenhuis. Hij heeft mij alles verteld. Neem hem dat niet kwalijk. Hij kon het bedrog niet langer volhouden. Ik ben hier werkelijk alleen maar naartoe gekomen om een paar bijzonderheden bevestigd te krijgen.’
‘Hebt u dit aan mijn vader verteld?’
‘Zoveel als ik vond dat hij moest weten.’
‘Hoe heeft hij het opgenomen?’
‘Over het geheel genomen heel goed. Ik geloof dat hij eerder in een berustende stemming is dan dat hij kwaad is.
Hebt u er nu nog bezwaar tegen dat ik u nog een paar vragen stel?’
‘Wat wilt u weten?’
‘Eerst de robijnen. U weet waar ze zijn. Ik niet. Richard zou het wel hebben willen zeggen, maar er waren redenen waarom ik het niet wilde weten. Hebt u ze ergens anders naartoe gebracht?’
‘Ja. Iemand bewaart ze voor mij.’
‘Is die iemand misschien uw vroegere kindermeisje in het dorp?’
Caroline zette grote ogen op. ‘U bent veel te slim,’ zuchtte zij.
‘Ik ben van de recherche, weet u wel?’ glimlachte Biggles.
‘Nu nog even het volgende, om mij ervan te overtuigen dat het verhaal dat Richard mij verteld heeft, waar was.
Handelde Richard in opdracht van u, toen hij die juwelier in Bond Street de ring verkocht?’
‘Ja.’
‘En hij heeft u het geld overhandigd?’
‘Ja.’
‘En u hebt hem er weer wat van gegeven?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Om een vliegtuig te kopen.’
‘Wat was u van plan met een vliegtuig te gaan doen?’
‘Om te leren vliegen. Dat was vóór ik Richard het vliegtuig had uitgeleend om ermee naar Afrika te gaan. Ik dacht dat, als ik mijn brevet had, ik een tweede vliegtuig zou kunnen kopen en naar Richard in Afrika zou kunnen toegaan.’
Biggles schudde droefgeestig het hoofd. ‘Langeafstandsvluchten zijn niet zo erg eenvoudig, lady Caroline. Maar daarover behoeven we het nu niet te hebben. Als u Richard wilt bezoeken, zou ik u willen adviseren een keurig kaartje te kopen en met een geregelde luchtlijn naar Windhoek te vliegen. Maar voor dit moment is het belangrijkste punt, wat er met de robijnen moet gebeuren. Het zou niet erg fraai zijn ze in bewaring te laten bij een oude vrouw.’
‘Ik zal ze wel bij een bank deponeren.’
‘Zou het niet beter zijn als u de hele zaak in vriendschappelijke sfeer met uw vader uitpraatte en een duidelijke overeenkomst bereikte? Ik denk zo dat u zijn houding geheel veranderd zult vinden.’
‘Weet mijn vader dat ik de robijnen heb?’
‘Hij moet wel weten dat u weet waar ze zijn. Hij heeft steeds geweten dat Richard of u ze had. Het is niet erg waarschijnlijk dat hij een van u beiden zal aanklagen. Nu hij weet, dat hij een zoon en erfgenaam heeft, is hij een ander mens geworden en ik heb het idee dat hij ontvankelijk zal zijn voor elke suggestie die u mocht hebben, zoals bijvoorbeeld een belofte van zijn kant om geen juwelen van u meer te verkopen. Praat er eens over met hem. Misschien nodigt hij Richard wel uit hierheen te komen als hij genoeg hersteld is om te kunnen reizen – zonder dat hij zich hoeft voor te doen als lakei. Ik heb begrepen dat ze vrij goed met elkaar konden opschieten, voordat er een misverstand ontstond aangaande uw verhouding met Richard. Het zou nu heel anders zijn.’
Caroline dacht even na. ‘Heel goed,’ besliste zij. ‘Ik volg uw advies op.’
Zij stak hem de hand toe. ‘Dank u voor alles wat u gedaan hebt en de manier waarop u dat gedaan hebt. Ik geloof dat ik me heb aangesteld en brutaal tegen u ben geweest.
Het spijt me.’
Biggles glimlachte. ‘Dat zit wel goed. We maken allemaal fouten. Laten we het hier maar bij laten. Tussen haakjes, als u werkelijk van plan bent serieus te gaan vliegen, kom dan eens bij me langs. Ik kan u misschien wel een paar nuttige aanwijzingen geven.’
‘Daar zal ik aan denken,’ beloofde Caroline.
Biggles ging terug naar de bibliotheek. ‘Ik heb met Caroline gesproken,’ zei hij tegen lord Langdon. ‘Zij zal de hele zaak met u uitpraten, hetgeen betekent dat de hele zaak nu verder aan u is en omdat er voor mij niets meer te doen valt, zeg ik tot ziens, sir.’
Dat was, althans wat Biggles betrof, het einde van de zaak van de verdwenen robijnen. Een paar weken later kreeg hij bezoek van Richard. Op dat moment logeerde hij op Ferndale Manor. Hij vertelde dat hij daar was op uitnodiging van zijn vader. De hele onplezierige zaak was afgedaan.
De familiestrijdbijl was begraven, en men was overeengekomen geen oude koeien meer uit de sloot te halen.
En dat is onder redelijke, verstandige mensen natuurlijk ook de beste manier om familieruzie bij te leggen.