43

Er bewoog iets onder het ijs; onder zijn voeten schoot een schaduw recht vooruit, snel als een vliegende vis, maar groter dan een mens. Het duurde maar een paar tellen; toen was hij uit het zicht verdwenen, maar de schrik zat in zijn benen; er zat meer dan alleen maar water onder hem. Hij aarzelde, zette een paar stappen in de richting van het land. Of was het juist de andere kant op? Bij elke stap golfde het ijs op en neer. Toen zag hij hem terugkomen. De schaduw. Hij jaagde op hem onder het ijs. Op dat moment barstte het ijs onder zijn voeten, en hij viel naar beneden. Vertwijfeld probeerde hij in het water zijn armen op te heffen om zich te verdedigen tegen het wezen dat met grote snelheid op hem afkwam.

Lance werd hijgend wakker, hij lag onder een dikke laag wollen dekens, drijfnat van het zweet. Nog steeds in paniek gooide hij de dekens van zich af. In het zwakke sneeuwlicht dat door een kier tussen de gordijnen door viel, zag hij dat er iemand naast hem lag. Met een schreeuw sprong hij uit bed en tastte in de duisternis om zich heen tot hij bij de deur de lichtschakelaar vond. Hij was bang dat het dode lichaam van zijn moeder in zijn bed lag, maar nu zag hij dat het Debbie Ahonen was; ze lag met een slaperige, verwarde blik naar hem te kijken. Lance’ hart bonkte als een bezetene, alsof het uit zijn borstkas zou barsten.

‘Wat is er?’ vroeg Debbie met een rauwe stem.

Ze droeg een spijkerbroek en een wit T-shirt, maar haar voeten waren bloot, zag Lance.

‘Kom, ga weer liggen.’

‘Maar wat… wat doe jij…’ stotterde Lance.

Ineens zag hij zichzelf in de keuken zitten, gewikkeld in dekens, terwijl Debbie probeerde hem te laten drinken uit een mok warme thee. Was dat echt gebeurd, of had hij het gedroomd? Maar ze lag nu echt in zijn bed. Zelfs zonder sokken. Of was dit ook een droom?

‘Kom op,’ zei ze en ze klopte vastberaden op het matras. ‘Ik wil ook wat dekens, anders bevries ik hier.’

Lance liep naar het bed en pakte de dekens die hij van zich af had gegooid van de vloer. Een voor een legde hij ze over Debbie heen, dekte haar toe van haar tenen tot aan het puntje van haar kin. Het leek haar te bevallen. Toen kroop hij onder de dekens, maar paste op dat hij haar niet aanraakte.

Ze zeiden geen van beiden iets. Lance probeerde zijn gedachten op een rijtje te zetten en te begrijpen wat er aan de hand was, maar het ontglipte hem telkens weer.

‘Is het nacht?’ vroeg hij ten slotte.

‘Bijna tien uur.’

‘’s Avonds?’

‘Natuurlijk.’

Toen hij ademhaalde om haar te vragen wat er aan de hand was, herinnerde hij het zich plotseling allemaal. Het ijs, de grijze leegte op Lake Superior. Hij had gedacht dat hij al ver op weg was om dood te gaan, toen hij eindelijk haar stem hoorde. Debbie riep hem vanaf het land. Het had een tijdje geduurd voordat hij de richting kon bepalen, maar na een poosje had hij die gevonden en hoorde hij haar geroep steeds dichterbij. Uiteindelijk had ze daar gestaan, in een legergroene gewatteerde jas, met Baraga’s Cross op de achtergrond.

‘Je was boos op me, hè?’ zei hij, zonder naar haar te kijken.

‘Boos?’

‘In de auto.’

‘Ik riep je naam in het donker, maar niemand antwoordde,’ zei Debbie. ‘Er ging van alles door mijn hoofd. Ik had het al bijna opgegeven, toen je eraan kwam waggelen. Ik was eerder bang dan boos.’

‘Het begon dus al donker te worden?’ vroeg Lance.

‘Ja.’

‘Je hebt mijn leven gered.’

‘Ach, dat weet ik niet,’ zei Debbie. ‘Als je mij niet te pakken had gekregen, had je vast wel iemand anders kunnen bellen.’

‘Ik was mijn telefoon kwijtgeraakt. Toen ik hem terugvond en het sms’je las…’

‘O dat,’ zei Debbie verlegen.

‘Is het waar, dat ik je nog steeds weet te raken?’

Debbie zuchtte.

‘Is het waar?’ ging hij door.

‘Ik bedoelde alleen… Ik weet niet…’

‘Bedoelde alleen wat?’ vroeg Lance.

‘Dat snap je toch wel?’

‘Maar ik wil het zeker weten.’

Hij kon aan haar ademhaling horen dat ze nadacht hoe ze zich moest uitdrukken, en hij had het gevoel dat nu alles zou worden beslist.

‘Ik lig toch hier in jouw bed,’ zei Debbie. ‘Is dat geen bewijs genoeg?’

‘Dus dat is niet alleen omdat ik verdwaalde en zo door en door koud was?’

‘Nee.’

‘Nee?’ vroeg Lance gelukkig.

‘Nee.’

‘Ik werd in eerste instantie doodsbang toen ik zag dat er iemand naast me lag.’

‘Tja, dat is ook vast al een tijdje geleden,’ zei Debbie.

‘Maar toen zag ik dat jij het was…’

Ze draaide zich naar Lance toe, en ze kusten. Een stille kus die duurde en duurde, alsof ze probeerden de afgelopen vijfentwintig jaar te overbruggen.