33

Toen hij weer bij zijn positieven kwam, reed hij recht op de sneeuwwal langs de kant van de weg af. De auto begon hevig te slippen toen hij een ruk aan het stuur gaf, maar nadat hij even zigzaggend over de weg was gereden, kreeg hij het voertuig onder controle.

Zijn hart klopte snel en nerveus, een bonkend gevoel in zijn borst. De slaap, of wat het ook was, had hem compleet overvallen en kon onmogelijk langer dan een paar tellen hebben geduurd, maar dat was bijna genoeg geweest. Nu was het zaak om zo snel mogelijk naar Duluth te rijden, waar Chrissy in gevaar verkeerde.

‘Je moet me helpen,’ had ze koortsachtig gefluisterd toen hij de telefoon opnam.

‘Waarmee?’ had hij gevraagd.

‘Hij vermoordt me.’

‘Wat?’

‘Ik heb me verstopt, maar ik denk dat hij op me staat te wachten. Hij probeerde… Hij pakte me bij…’

‘Waar ben je?’ had Lance vertwijfeld geroepen.

Zonder dat hij het had gemerkt, was hij overeind gekomen en stond hij midden in de kamer in de telefoon te roepen.

‘De parkeerplaats bij de Last Chance Liquor Store. Druk maar op de claxon,’ was het laatste wat ze zei.

Een man had met zijn tengels aan Chrissy gezeten, schoot door hem heen, alsof hij dat nog niet had begrepen. Lance hield zich op het laatste stuk van Two Harbors naar Duluth allesbehalve aan de maximumsnelheid.

De Last Chance Liquor Store was niet al te groot, de parkeerplaats ook niet; er stonden nog twee andere auto’s en achter het stuur van een auto zat een jonge man. Het leek alsof hij op iemand zat te wachten. Zou hij het zijn? Lance toeterde, twee keer kort en twee keer lang, waardoor de jonge man in zijn richting keek. Terwijl hij wachtte tot zijn nichtje tevoorschijn kwam, keek Lance discreet om zich heen, op de uitkijk naar iemand die beter paste bij Chrissy’s bewering dat een volwassen man haar had aangerand, maar hij zag niemand. Hij wilde net voor de tweede keer toeteren, toen Chrissy zo’n dertig meter verderop, vanaf de hoek van de winkel in volle vaart op hem af kwam rennen, met haar zwarte jas fladderend achter zich aan. Toen hij opzij leunde om het portier aan de passagierskant open te doen, zag hij vanuit zijn ooghoeken dat de jonge man uit zijn auto sprong en een reeks scheldwoorden op haar afvuurde. Hij leek buiten zichzelf van woede en zwaaide met zijn vuist in de lucht. Chrissy trok het portier dicht en wierp zich in haar ooms schoot.

‘Is alles goed met je?’ vroeg hij en hij streelde over haar haren terwijl hij de parkeerplaats af reed, 6th Avenue op. Hij kreeg het akelige gevoel dat hij was gebruikt. De jonge man paste niet in het plaatje dat zijn nichtje had geschilderd toen ze hem belde. Hij was er niet op uit geweest om zich aan haar te vergrijpen, dacht Lance. Hij was om de een of andere reden woedend geweest.

‘Misschien zou je iets moeten eten,’ stelde hij voor. Hij keek in de spiegel om zich ervan te verzekeren dat niemand hen volgde.

Chrissy lag nog steeds op zijn schoot. Toen hij een hand tussen haar schouderbladen legde, voelde hij dat ze hevig lag te trillen.

‘Och, meiske,’ mompelde Lance met tranen in zijn keel.

Het was het kleine meisje van Andy en Tammy dat hier in zijn auto lag. Chrissy, die vroeger haar politieoom door het hele huis mocht jagen, van de ene naar de andere kamer, met veel herrie, om hem uiteindelijk te arresteren. Chrissy, die nu op school had moeten zijn. Die iets zou worden. Maar nu lag ze hier in zijn auto te trillen en te snikken.

‘Eten?’ stelde hij nog een keer voor.

Ze kwam overeind van zijn schoot en kroop in een soort zittende foetushouding in elkaar.

‘Wat dacht je van een biertje?’

Voor het eerst sinds ze in de auto was gesprongen, keek ze haar oom aan. Maar heel even, alsof ze wilde checken dat hij meende wat hij zei.

‘Oké,’ stemde ze zacht en bibberend in.

Lance reed naar Fitger’s brouwerij, die in de buurt lag, en parkeerde zijn auto.

‘Verman je een beetje,’ zei hij toen ze naar binnen liepen.

Zo vroeg op de dag waren er maar weinig mensen in de pub.

‘Wat voor biertje wil je?’

Ze maakte een afwezige indruk, alsof ze in shock verkeerde.

‘Ik weet het niet,’ mompelde ze met onvaste stem. ‘Light?’

Toen de kelner kwam, bestelde hij een Lighthouse voor zijn nichtje en een Mesabi Red voor zichzelf. Hij wist dat hij problemen zou krijgen als de man alles volgens het boekje zou willen doen, maar hij keurde het zeventienjarige gothic meisje amper een blik waardig, hij herhaalde alleen de bestelling. Oom en nicht zaten zwijgend te wachten op hun bier. Lance wist dat hij geen al te beste indruk zou maken als er bekenden zouden opduiken, maar op dit moment was Chrissy het belangrijkst, en hij had sterk het gevoel dat ze zich beter zou voelen na een biertje. Ze zat aan de andere kant van het tafeltje, met haar armen recht naar beneden, alsof ze zich aan haar stoel vasthield, wat ze misschien ook wel deed. Haar gezicht was nog bleker dan gewoonlijk, en de donkere halvemanen onder haar ogen waren echt.

De kelner kwam terug en zette de glazen voor hen neer. Hij had zich amper omgedraaid, toen Chrissy haar halve liter pakte en hem trillend naar haar mond bracht. Lance keek gefascineerd naar de slikbewegingen in de mooie, slanke meisjeshals, alsof het de hals was van een oude alcoholist. Toen ze klaar was en het glas op tafel terugzette, was meer dan een derde van de inhoud verdwenen. Ze glimlachte zwak en verontschuldigend naar haar oom.

‘Zou je ook niet iets warms lusten?’ vroeg Lance. ‘Heb je in de sneeuw gelegen?’

‘In een stapel lege dozen. Er zijn ergere dingen.’ Ze glimlachte mat.

‘Maar wat doe je hier? Je moet toch op school zitten?’

‘Stel me geen vragen, alsjeblieft?’

Lance sloeg met een harde klap zijn vuist op tafel.

‘Geen vragen?’ riep hij. ‘Eerst bel je me en vertel je me dat er… ik weet niet wat met je gaat gebeuren. Ik rij helemaal van Lutsen hierheen, en dan mag ik geen vragen stellen?’

Chrissy hief haar handen op, alsof ze zich wilde beschermen, en begon te huilen. Even later verscheen de kelner geluidloos achter Lance.

‘Alles in orde hier?’ vroeg hij.

‘Het spijt me,’ zei Lance. ‘Het gebeurt niet nog een keer.’

‘Nee, dat zou er nog bij moeten komen.’

En hij was weer weg.

‘Als je je niet weet te vermannen, worden we eruit gegooid,’ fluisterde hij.

‘Jíj sloeg anders op tafel.’

Ze dronk weer van haar bier, maar een kleinere slok dan de vorige keer.

‘Ja, en dat meende ik ook. Als je me eerst helemaal hierheen laat komen, kun je me op z’n minst vertellen wie die kerel was die op de parkeerplaats achter je aan kwam.’

‘Wie?’

Lance keek haar teleurgesteld aan.

‘Oké, dat was die man die probeerde om…’

‘Lieg niet tegen me. Wie was het?’

‘Een vriend,’ zei Chrissy ten slotte.

‘Wat je maar een vriend noemt.’

‘Zeg dat wel.’

Lance nam een slok Mesabi Red. Hij moest kokhalzen, zodat het schuim over zijn jack naar beneden stroomde. Als een duveltje uit een doosje stond de kelner weer bij hun tafeltje en keek hem aan met zijn professionele, beleefd beschuldigende blik.

‘Oké,’ zei Lance geïrriteerd. ‘We gaan al.’

Chrissy zei geen woord toen ze Duluth uit reden, ze zat alleen maar strak voor zich uit te kijken. Ze reden landinwaarts, door grote zompige, moerassige gebieden die beroemd waren om het rijke vogelleven in de zomermaanden. Nu leek het echter een levenloze wereld, wat nog eens onderstreept werd door de kale, grijze boomstammen die hier en daar boven de sneeuw uitstaken. Lance wist niet waar hij heen reed, alleen maar dat ze weg moesten uit Duluth waar Chrissy ergens in betrokken was geraakt, en omdat de North Shore geen alternatief was, reden ze het moerasland in.

‘Wat is er eigenlijk met jou aan de hand?’ vroeg Chrissy na een tijdje. ‘Ben je ziek?’

‘Ik heb al twee dagen niet gegeten.’

‘Waarom niet?’

‘Iets met mijn keel. Ik kan niet slikken.’

‘Klinkt je stem daarom zo…’

‘Ja.’

‘Een infectie?’

‘Weet ik niet.’

‘Maar ben je dan nog niet bij de dokter geweest?’ vroeg ze.

‘Het komt vanzelf weer goed.’

Lance vroeg zich af wat hij met haar aan moest. Steeds maar verder naar het noorden rijden, in de richting van de ijzerertsvelden en Canada, was ook geen optie, ze moest terug naar haar gewone leven. School, thuis, vriendinnen, niet ronddwalen in de stad zoals ze nu deed.

‘Wat wilde hij van je?’ vroeg ze.

‘Hij dacht dat ik iets van hem had afgepakt.’

‘En, heb je dat?’

‘Maakt dat wat uit?’

‘Ja, als “gepakt” betekent dat je iets gestolen hebt.’

Chrissy haalde ongeïnteresseerd haar schouders op.

‘Begrijp je wel hoe bang ik was toen je belde?’ vroeg hij.

‘Maar hij zat ook achter mij aan,’ zei ze.

‘Ja, omdat je steelt. Dát heb je er niet bij verteld.’

‘Sorry.’

‘Ik vind dat je me nu maar moet vertellen wat er aan de hand is.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Je vertelt te veel leugens om nergens bij betrokken te zijn.’

‘Ik ben nergens bij betrokken.’

‘Je bent in elk geval niet het meisje dat ik dacht dat je was.’

‘Ik ben Treurend Water. Niemand bouwt een brug voor mij.’

Ze begon zacht te huilen. Lance voelde zich duizelig, niet alleen van de honger, maar waarschijnlijk ook van uitdroging; afgezien van die ene slok bier, die nog steeds in zijn maag lag op te spelen, had hij al urenlang niets gedronken. Hij wist niet eens waar hij naartoe reed. Deze weg voerde naar de Mesabi Iron Range, de ijzerertsvelden, met steden als Eveleth, Virginia, Hibbing en Babbitt, en wat moesten Chrissy en hij daar doen? Ze waren het punt al voorbij waar de weg terug langer was dan de weg erheen; het was dus al verder naar het meer dan naar de ijzerertsvelden. In zijn versufte toestand lukte het Lance niet om een besluit te nemen, dus daarom reed hij maar verder, door het ondergesneeuwde, verlaten landschap, met zijn nichtje huilend naast zich.

In de afgelegen ijzerstad Eveleth stopten ze bij een benzinestation omdat Chrissy naar het toilet moest. Ze bleef wat langer weg dan normaal, en toen ze naar buiten kwam, kreeg Lance de bevestiging van een vermoeden dat hij al een tijdje had gehad, zonder dat hij het, ook voor zichzelf, onder woorden had gebracht. Het was niet dat ze waggelde of onduidelijk sprak. En ze praatte ook niet opvallend veel. Nee, het was alsof er een vuur was ontstoken in het tot voor een ogenblik geleden zo koude en vermoeide meisjeslichaam. Het leek alsof ze was ingesponnen in een groot welbehagen, en hij voelde haast een verlangen naar de plek waar zij zich bevond, naar de warmte en het licht van het chemische vuur dat in haar brandde. Hij wist echter hoe vals die warmte was. Als politieman wist Lance veel over drugs en het effect ervan. Het meeste had hij geleerd tijdens verschillende cursussen, maar hij had ook jongeren gearresteerd die onder invloed waren, in het bos en in Duluth toen hij daar nog agent was. Hij gokte erop dat Chrissy in het benzinestation cocaïne had gebruikt. Misschien had ze alleen een vochtige vingertop in het witte poeder gedrukt en het vervolgens in haar tandvlees gemasseerd.

‘Kun je de radio aanzetten?’ vroeg ze.

Lance deed wat ze vroeg en even later knetterde het lawaai door de auto. Hij draaide de zenderknop heen en weer en zocht een paar keer de hele fm-band af, zonder dat het geluid veranderde. Chrissy hield lachend haar handen voor haar oren.

‘Dat is alles wat ik kan ontvangen,’ zei Lance toen hij de radio weer had uitgezet. ‘Maar weet je wat, we moeten Tammy en Andy bellen om te zeggen dat je bij mij bent en dat alles in orde is.’

‘O,’ zuchtte ze.

‘Wanneer ben je voor het laatst thuis geweest?’

‘Gisteren, geloof ik.’

‘Weet je het niet zeker?’

Het leek alsof ze hard nadacht.

‘Nee,’ zei ze eindelijk.

Lance zuchtte diep.

‘Het is ook niet zo gemakkelijk,’ zei Chrissy.

‘Wat niet?’

‘Om te weten waar je de hele tijd bent.’

‘De meeste mensen lukt het wel,’ zei Lance.

Chrissy zweeg, alsof ze bang was dat ze zichzelf had verraden. Lance pakte zijn telefoon uit zijn jaszak.

‘Wat is het mobiele nummer van Tammy?’

‘Waarom bel je niet gewoon naar ons huis?’

‘Ik wil niet met je vader praten,’ zei Lance.

In werkelijkheid was hij bang dat Andy de telefoon op de bovenverdieping zou gebruiken om mee te luisteren.

‘Geef maar hier, dan toets ik het wel voor je in.’

Lance gaf de telefoon aan Chrissy, die een nummer intoetste en hem toen teruggaf. De telefoon ging over, maar niemand antwoordde. Hij wilde het juist opgeven toen plotseling Tammy’s stem klonk, zacht en indringend, alsof ze stiekem de telefoon opnam.

‘Hallo Lance. Heb je iets van Chrissy gehoord?’

‘Ze zit hier naast me.’

‘Godzijdank.’

Op de achtergrond kon hij duidelijk het geluid van passerende auto’s horen. Misschien was ze naar buiten gegaan toen ze zag wie er belde. In dat geval wist hij precies wie er niet mocht meeluisteren.

‘Hoe is het met haar?’ vroeg ze bezorgd.

‘Het gaat wel goed. We zijn nu onderweg naar Two Harbors.’

‘Waar is ze geweest?’

‘Dat moet je haar zelf maar vragen.’

‘Oké. Ik moet je heel erg bedanken dat je…’

‘Dat is toch vanzelfsprekend,’ viel Lance haar in de rede. ‘We zijn toch familie?’

‘Wanneer zijn jullie hier, denk je?’

‘Over een uurtje.’

‘Kan ik met haar praten?’

‘Nee, ze slaapt.’

Hij wilde voorkomen dat ze met haar dochter zou praten terwijl die onder invloed was, niet om Tammy te ontzien, maar zodat het gedonder niet direct zou beginnen op het moment dat Chrissy thuiskwam. Dat ze drugs gebruikte, was een probleem dat moest worden opgelost, maar met ruzie en scènes kwam je geen steek verder.

‘Dank je wel,’ zei Chrissy en ze toverde een stralend mooie glimlach tevoorschijn toen hij de verbinding had verbroken.

‘Niets te danken. Ik vind alleen dat je dit zelf moet regelen.’

‘Dat komt wel goed,’ zei ze. ‘Ik maak me meer bezorgd om jou, oompje. Zullen we niet ergens stoppen zodat jij iets kunt eten?’

‘In de eerste plaats is hier nergens een plek waar je kunt eten, hier in deze verlatenheid, en in de tweede plaats kan ik niet slikken.’

‘Waarom eigenlijk niet?’

De herinnering aan de pistoolloop die in zijn keel was gedrukt, stond hem nog levendig voor ogen.

‘Hoelang is het geleden dat je Andy hebt gezien?’ vroeg hij.

‘Ik kan het me niet herinneren.’

‘Dus je kunt je niet herinneren of je hem bijvoorbeeld gisteren nog hebt gezien?’

Ze zweeg. Lance kon het bijna horen kraken in haar afgetakelde hersens, en even later rolden de tranen over haar wangen.

Ze snotterde ten antwoord.

‘Waarom?’

‘Kun je alsjeblieft even stoppen zodat ik er even uit kan?’ vroeg ze zacht.

‘Een eindje verderop is een parkeerplaats. Daar stop ik wel even.’

De volgende minuten reden ze zwijgend verder, terwijl Chrissy bijna onhoorbaar huilde. Lance stopte op de parkeerplaats. Chrissy stapte uit en stak een sigaret aan. Ze liep een paar stappen bij de auto vandaan en bleef met haar rug naar hem toe staan. Hij vroeg zich af of ze alleen wilde zijn, of dat hij uit moest stappen om met haar te praten. Ten slotte stapte hij uit.

‘Is alles goed?’ vroeg hij. Hij voelde zich een idioot.

Ze draaide zich om. Het begon al te schemeren en het vuur van haar sigaret gloeide intens.

‘Waar zijn we?’ stelde ze een wedervraag.

‘Ergens tussen de St. Louis River en de Whiteface River.’

‘Verdomme,’ mompelde Chrissy en ze keek om zich heen. ‘Wat een leegte.’

‘Er zijn hier inderdaad niet veel mensen, nee. Als je dat bedoelt.’

‘Dat ook. Waarom moesten onze voorouders zich nu juist hier vestigen?’

‘Dat weet ik niet, maar ze hadden het niet gemakkelijk, dat kan ik je wel vertellen,’ zei Lance. ‘Ze werkten in mijnen. Ze kapten hout. Ze visten. Maar wat onze mensen nooit deden, was opgeven. En dat moet jij ook niet doen.’

‘Maar ik ben niet langer een van onze mensen,’ zei Chrissy.

‘O jawel, dat zul je altijd zijn, hoe dan ook.’

‘Nee, ik ben Treurend Water. Een boze medicijnman heeft me betoverd.’