37

In de drie jaar die sinds de scheiding waren verstreken, had hij nog nooit een weekend met Jimmy afgezegd, maar nu hij de controle over alles om hem heen dreigde te verliezen, was het beter om even afstand te houden. Over de telefoon had hij zijn zoon net verteld dat papa keelontsteking had gekregen, maar dat hij volgend weekend beslist weer beter zou zijn. Nu stond hij in de kamer na te denken dat hij eigenlijk last van zijn geweten moest hebben, maar hij merkte niets. Een van zijn eerste taken als dit alles achter de rug zou zijn, was dat hij moest afleren om te liegen.

Als dit alles achter de rug zou zijn… Als hij Andy niet wilde verraden, zou het nooit voorbijgaan. Hij keek naar het gebroken lijstje met Andy’s foto, dat nog steeds op de vloer lag. Eigenlijk kwam het wel goed uit dat het gebroken was, dat er alleen nog een vervelend restant was overgebleven van een broer die was gekomen om zich te wreken. Hij begreep nu veel meer van wat er was gebeurd met zijn broer naarmate ze ouder werden. Hoe hij een verbitterde man was geworden die haast nooit glimlachte of iets vriendelijks tegen iemand zei. Niemand had iets geweten, hij had het alleen gedragen.

Lance pakte de foto op, samen met een paar glasscherven die hadden losgelaten. Hij nam alles mee naar de keuken en gooide het in de afvalbak. In de gang bleef hij staan kijken naar de foto van hemzelf en Andy met het grote hert tussen hen in. Hij had besloten hem weg te halen op de dag dat hij de politie zou vertellen over zijn verdenking van zijn broer. Dat wat hij te vertellen had, zou er waarschijnlijk toe leiden dat Andy werd gearresteerd en veroordeeld, en dan kon hij geen foto meer houden van hen beiden. Tot het zover was, mocht de foto blijven hangen. Voordat hij de laatste stap zou zetten, moest hij zo zeker zijn als maar kon dat Andy de moordenaar was. Het zou verschrikkelijk zijn als hij zijn eigen broer levenslang naar de gevangenis zou sturen voor een misdaad die hij niet had begaan.

Hij nam plaats in de leunstoel en zuchtte diep. De verantwoordelijkheid was veel te groot, maar hij moest haar dragen, anders zou hij zichzelf nooit meer recht in de ogen kunnen kijken. Als hij nu probeerde alle informatie die van belang zou kunnen zijn in deze zaak, op een rijtje te zetten, was het allemaal één grote chaos. Het enige wat boven al het andere uittorende en waar hij steeds naar terugkeerde, was Swamper Caribou die zei: ‘Hier ben je naar op zoek.’ Een houten figuurtje dat twee mensen voorstelde die elkaar bij de hand hielden. Het was alsof dat de antwoorden bevatte op al zijn vragen, als hij maar kon horen wat het zei. Toen hij een tijdje had gezeten en zich het figuurtje talloze malen voor de geest had gehaald, werd het stil binnen in hem, de chaos kwam tot rust en tot zijn verbazing herinnerde hij zich iets wat hij was vergeten.

Hij parkeerde voor het huis van Willy Dupree zonder ook maar één keer te bedenken wat hij zou zeggen als Mary en Jimmy daar waren, wat heel goed het geval zou kunnen zijn, omdat het pas halfacht op vrijdagavond was.

Nadat hij hard en nadrukkelijk op de deur had geklopt, hoorde hij Willy’s stem.

‘Ja ja, ja ja,’ klonk het geïrriteerd vanuit het huis.

‘Goedenavond,’ groette hij toen Willy de deur opendeed.

‘O, jij bent het?’

Hij leek moe, alsof hij uit zijn slaap was gehaald. ‘Sliep je?’

‘Kom binnen,’ zei de oude man.

Het eerste wat Lance opviel toen ze zich in hun gebruikelijke stoelen hadden genesteld en Willy hem een koekje had gepresenteerd, was dat er een voorwerp op de salontafel stond dat er niet thuishoorde. Een elegant klein flesje, een centimeter of zeven hoog, met een zwarte inhoud. Hij merkte dat Willy hem met een verwachtingsvolle glimlach om zijn mondhoeken aankeek.

‘Nagellak,’ zei de oude man ten slotte.

‘O?’ zei Lance verbaasd, maar toen begreep hij het. ‘O!’

‘Jouw zwartgeklede nichtje.’

‘Dus Chrissy is…’

‘Drink je koffie nu hij nog warm is,’ zei Willy, terwijl hij de schaal met koekjes dichter naar Lance toe schoof. ‘En neem nog een koekje, je ziet bleek.’

Hij deed wat hem werd opgedragen. De koekjes waren trouwens ook lekker, dus hij nam er nog een paar extra.

‘Is er iets bijzonders?’ vroeg Willy toen ze een tijdje in stilte koekjes hadden gegeten en koffie hadden gedronken.

‘Het is eigenlijk ongelooflijk,’ zei Lance. ‘Ik heb gedroomd.’

‘Aha,’ zei Willy geïnteresseerd.

‘Een lange droom.’

‘Heb je gevast?’

‘Nee, dat was niet nodig. Of toch, eigenlijk, dat was precies wat ik deed. Ik had iets in mijn keel, een infectie of zo, en daardoor kon ik drie dagen lang niet eten.’

Willy trok met een geïmponeerde uitdrukking op zijn gezicht zijn wenkbrauwen op.

‘En dat deed het hem?’ vroeg hij.

‘Ja, maar het echt ongelooflijke, de reden waarom ik hier ben, is dat ik heb gedroomd over een houten figuurtje van twee mensen die elkaar bij de hand houden.’

‘Wat?’

Hij kon aan Willy zien dat het iets te snel voor hem ging.

‘Ik heb over Swamper Caribou gedroomd, precies zoals jij al dacht. In mijn droom wachtte hij me op. Toen ik vroeg waarom hij me niet met rust kon laten, hield hij een klein houten figuurtje omhoog en zei: “Hier ben je naar op zoek.” Het figuurtje stelde twee mensen voor die elkaar bij de hand hielden.’

‘Maar daar heb ik ook ooit eens over gedroomd,’ riep Willy verrast uit.

‘Precies. Dat herinnerde ik me ineens.’

‘In de droom stond ik bij het meer om te kijken wat er was aangespoeld,’ zei Willy. ‘Het was na een storm. Toen vond ik die boomwortel, die eruitzag als twee mensen die elkaar bij de hand hielden. Ja, ik kan me herinneren dat ik je dat heb verteld. Daar moet je het van hebben, en het figuurtje is om het zo maar te zeggen van mijn droom naar de jouwe overgesprongen. Dat is ook eigenlijk niet zó vreemd.’

‘Nee, maar het belangrijkste in mijn droom is dat Swamper Caribou het figuurtje voor mij omhooghoudt en zegt dat ik daarnaar op zoek ben.’

Willy stond op, liep naar de oude dromenvanger en pakte hem van de spijker waar hij aan hing. Zonder iets te zeggen legde hij hem op tafel, voor Lance, die er voorzichtig aan voelde. Het houtwerk in de druppelvormige lijst was grijs van ouderdom, verschillende draden van het weefwerk waren geknapt en van de versieringen restte alleen nog een verfomfaaid veertje.

‘Heeft een van jouw voorouders die gemaakt?’

‘Je weet wie hem heeft gemaakt.’

‘Nee,’ zei Lance, maar toen kreeg hij door wat de oude man bedoelde. ‘Swamper Caribou?’

Willy Dupree knikte even. ‘Ik wil hem aan jou geven,’ zei hij.

‘Waarom?’

‘Je hebt hem verdiend.’

Lance wilde iets zeggen, de oude man bedanken, maar hij vond de goede woorden niet.

‘Hier ben je naar op zoek,’ zei Willy in gedachten, al weer helemaal in beslag genomen door de droom. ‘Hoe letterlijk vat je dat eigenlijk op?’

‘Heel erg letterlijk,’ zei Lance.

‘Je zoekt naar twee mensen die elkaar bij de hand houden?’

‘Ja, waarschijnlijk wel.’

‘Misschien betekent het wel dat je een vrouw moet zoeken,’ zei Willy met een glinstering in zijn ogen.

Lance dacht aan Debbie Ahonen en het sms’je.

Wat het figuurtje in zijn droom ook had voorgesteld, niet Debbie en hemzelf.

‘Heb jij trouwens ook een nieuw vriendinnetje?’ Lance knikte naar het flesje nagellak op de tafel.

Willy Dupree lachte.

‘Wat wilde ze eigenlijk?’

‘Ze wilde praten over dat jullie ook wat Ojibway-bloed hebben. Het heeft enorme indruk op haar gemaakt. Ze was vooral daarin geïnteresseerd,’ zei hij en hij knikte naar de dromenvanger op de tafel. ‘Ze heeft vast last van nachtmerries.’

Lance staarde naar het flesje nagellak; het paste totaal niet in de ouderwets gemeubileerde kamer met de ovale zwart-witportretten aan de muur. Tegelijk had het ook iets moois dat het daar stond.

‘Heeft ze iets over mij gezegd?’ vroeg hij.

‘Dat je in een crisis zit,’ antwoordde Willy.

‘Dat ik wat?’

‘Dat je ronddoolt in je eigen leven als een man in een donker huis.’

‘Godsamme,’ barstte Lance uit.

‘Nee, dat meisje is niet dom,’ zei Willy.

De gedachte dat die twee hier amper een paar uur geleden over hem hadden zitten praten, stond Lance niet aan. Een zot die in het donker doolde en niets ontdekte.

‘Wat zei ze nog meer?’

‘Over jou?’

‘Ja.’

‘Dat ze van je houdt,’ zei Willy.

Zonder enige waarschuwing schoot hem een brok in de keel en de tranen in zijn ogen. Willy merkte het en keek naar beneden. Op dat moment voelde Lance de tranen over zijn wangen biggelen. Hij veegde ze weg met de mouw van zijn trui.

‘Vertelde ze ook iets over zichzelf?’ Zijn stem klonk schor.

‘Dat zij Treurend Water is.’

‘Ze heeft problemen,’ zei Lance.

‘Dat heb ik begrepen.’

Lance stelde zich voor hoe de grijze indiaan zat te vertellen tegen het gothic meisje, dat ondertussen haar nagels zwart lakte. Haar mooie, blanke handen hadden nog steeds een kinderlijke zachtheid. Hij herinnerde zich dat ze een keer had gezegd: ‘Ik heb maar één vriendje gehad en wat ik nog het meest mis, is iemand die mijn hand vasthoudt.’

‘Twee mensen die elkaar bij de hand houden,’ mompelde hij.

‘Wat?’ vroeg Willy.

In een flits, alsof plotseling het licht de duisternis openscheurde, wist hij wat het figuurtje in zijn droom betekende. Alleen met de grootste inspanning lukte het hem om stil te blijven zitten; hij had een gevoel dat hij vloog. ‘Ik ben Treurend Water. Een boze medicijnman heeft me betoverd.’ Godsamme, dat hij het nú pas begreep! Als politieman wist Lance heel goed dat jonge meisjes als Chrissy meestal in aanraking met drugs kwamen door een ouder vriendje dat zelf gebruikte, maar vaak ook in drugs handelde. Dat hij het tot nu toe niet had gezien, kwam omdat hij een punt miste om zich op te focussen. Dat had het figuurtje uit de droom hem nu gegeven, en nu zag hij het allemaal heel helder: Chrissy en Lenny Diver.

‘Ik moet gaan,’ zei hij en hij stond op met de dromenvanger van Swamper Caribou in zijn hand.

‘Maar je bent er net,’ zei Willy verbaasd.

‘Ik moet gaan,’ herhaalde Lance.

‘Chrissy had gelijk,’ zei Willy. ‘Jij doolt echt in het donker, ja toch?’

‘Nee,’ zei Lance. ‘Integendeel. Ik doe in de ene na de andere kamer het licht aan.’