***

17. Nergens zo goed als thuis
Ik reed de hele nacht in de bus. Mensen stapten in en uit bij de diverse haltes, maar ik lette er niet op. Ik was me er vaag van bewust dat iemand naast me kwam zitten, maar ik kroop weg in mijn hoekje en viel weer in slaap. Toen ik mijn ogen weer opendeed was degene die naast me had gezeten verdwenen. Pas een uur of zo later, toen ik klaarwakker was en ronddraaide op mijn stoel, merkte ik dat ook mijn tas was verdwenen. De schok werkte elektrificerend. Ik schreeuwde zo hard dat de chauffeur op de rem trapte en even aan de kant ging staan.
'Wat is er? Wat gebeurt daar achterin?' riep hij. Iedereen in de bus keek naar me.
'Ik kan mijn tas niet vinden met al mijn geld erin,'jammerde ik. Hij had bij mijn voeten gestaan, en Cary's vijftig dollar zat erin, het geld dat me thuis moest brengen.
Iemand lachte. De meeste mensen schudden hun hoofd. De buschauffeur snoof alsof hij wilde zeggen: 'Is dat alles?' en reed verder. Een kleine zwarte vrouw met vriendelijke ogen die twee rijen achter me zat, glimlachte naar me. 'Je bent geen ervaren reizigster, hè, kind?'
'Nee, mevrouw.'
'Je kunt waardevolle dingen geen moment uit het oog verliezen, kindlief. Ik draag mijn tas onder mijn jurk,' zei ze. Ze schudde medelijdend het hoofd en draaide zich om.
Ik bleef verbijsterd en kwaad zitten. Hoe kon iemand zo wreed zijn? Een ander stemmetje binnenin me vroeg: 'Hoe kon je zo stom zijn?' Ik had langzamerhand toch wel moeten weten datje niemand kon vertrouwen, niemand geloven, van niemand op aan kon. 'Verwacht niets, en je zult nooit teleurgesteld worden,' ging een klein stemmetje verder.
Het was ochtend toen we in Richmond kwamen. Ik stapte uit de bus, nog steeds suf van de rit en het feit dat ik beroofd was. Ik liep door het station en keek verlangend naar het loket waar ik een kaartje naar Sewell had kunnen kopen. Nu moest ik naar de snelweg en liften.
Ik had honger en toen ik langs de counters liep waar mensen zaten te ontbijten, begon mijn maag te knorren bij de geur van verse broodjes, bacon en eieren, koffie en cakejes. Ik kwam in de verleiding een homp witbrood op te eten die ik op een bank in het station zag liggen, maar de vogels waren me vóór.
Ik liep haastig door, vroeg de weg aan een man in een grijs pak, die eruitzag of hij op weg was naar zijn werk. Hij had zo'n haast dat hij doorliep, terwijl hij achterom schreeuwde hoe ik moest lopen. Ik volgde hem als een vis aan de haak. Ik luisterde naar zijn aanwijzingen en riep toen dankjewel.
Met gebogen hoofd liep ik door de straat. Mijn benen deden nog pijn van de verkrampte houding waarin ik het grootste deel van de nacht had gezeten. Het regende in ieder geval niet. Het zag er zelfs naar uit dat het een mooie dag zou worden. Na een tijdje kwam ik bij een bocht in de weg en zag een richtingaanwijzer naar Sewell. Auto's vlogen voorbij met bestuurders die even naar mij en mijn opgestoken duim keken, maar niemand minderde zelfs maar even vaart. Ontmoedigd ging ik liever lopen dan daar te blijven staan en te wachten op de een of andere auto. Staan wachten deed me er alleen maar aan denken dal ik zo'n honger had en zo moe was. Telkens als ik een auto hoorde, draaide ik me om en stak mijn duim in de lucht, maar zonder succes. Eén vrouw die voorbijreed keek zo afkeurend naar me dat ik dacht dat ze zou stoppen, uitstappen en me een standje geven.
Even was het rustig, toen kwam er weer een nieuwe stroom auto's. Deze keer ging een lichtbruin, gedeukt bestelbusje langzamer rijden en stopte een meter verderop. Ik liep er haastig heen. Toen ik in het busje keek zag ik een man met een regenboogkleurige hoofdband. Hij had een slordige bruine baard en een donkere zonnebril. In zijn rechteroor droeg hij een oorbel en om zijn hals een ketting van patroonhulzen. Hij had vuilbruin, lang haar, dat eruitzag of hij het
zelf bij zijn oren had weggeknipt of het door een amateur had laten doen. Hij droeg een vaalgrijs trainingspak.
'Waar ga je naartoe?' vroeg hij.
'Sewell.'
'Daar ga ik niet heen, maar ik kom er wel dichtbij,' zei hij.
Ik dacht even na. Hoe dichter ik bij Sewell kwam, hoe beter, dacht ik.
'Dank u,' zei ik en deed het portier open, maar tot mijn teleurstelling zag ik geen passagiersstoel.
'Je zult achterin moeten kruipen. Iemand heeft gisteravond de stoel gestolen,' legde hij uit.
'Uw stoel gestolen?'
'Deze stoelen zijn erg gewild en ze zijn duur. Ze verkopen ze aan tweedehandswinkels,' zei hij. 'Als je meegaat, stap dan in. Ik moet vóór de avond in Jacksonville zijn.'
Ik aarzelde. Niemand anders was voor me gestopt en ik was moe. Ik besloot mee te gaan, dus stapte ik in en kroop naar achteren. Er lagen een matras met een ruwe deken achteloos erop gegooid, een kussen zonder kussensloop en een dunne, gehavende wollen deken. Daarnaast stonden een klein kacheltje, een paar blikken voedsel, pakken brood, koekjes, potten pindakaas, gelei en jam. Rechts lag een stapel kleren en er stonden twee kartonnen dozen met tijdschriften.
Hij boog zich voorover om het portier dicht te doen.
'Zoek maar een plaatsje,' zei hij. 'Ga maar op het bed zitten.'
Hij reed zo snel weg dat ik bijna omviel. Voorzichtig ging ik op de matras zitten. Ik rook de geur van oudbakken eten en de muffe sfeer van iemand die daar een tijd had geleefd en geslapen.
'Hoe heet je?' riep hij achterom.
'Melody.'
'Mooie naam. Zing je?'
'Nee.'
'Hoe komt het datje staat te liften?'
iemand heeft mijn tas gestolen in de bus.'
'O, dat verhaal heb ik al eerder gehoord, wel vijfhonderd keer. Als je honger hebt, knabbel dan maar op alles wat je wilt,' zei hij.
Ik keek naar het eten en probeerde uit te vissen wat schoon genoeg leek om te eten. Ik dacht dat een stuk brood met wat pindakaas wel zou gaan.
'Dank u.'
Ik zocht in een pak en haalde er een snee brood uit. Het voelde aan of het minstens een paar dagen oud was, maar het was niet beschimmeld. Ik veegde een mes af en smeerde er wat pindakaas op.
'Waar kom je vandaan?' vroeg hij.
'Ik ben met de bus uit Boston gekomen, maar ik ben begonnen in Cape Cod.'
'Je meent het.' Hij draaide zich naar me om. 'Hoe oud ben je?'
'Bijna zeventien,' zei ik.
'Ben je weggelopen?'
'Nee.' Ik kauwde en slikte, integendeel. Ik ga juist naar huis,' zei ik. Hij lachte sceptisch.
'Doen we dat niet allemaal?' mompelde hij en zette de radio aan. Ik zag dat hij iets uil het handschoenenkastje haalde. Toen hij het aanstak, herkende ik de zoete geur. 'Wil je een joint?'
'Nee, dank.'
'Je moet cool blijven in deze wereld,' zei hij. 'Je moet de stress geen kans geven. Dat is het geheim.' Toen begon hij te zingen op de melodie van 'London Bridge is Falling Down': 'That's the secret of my life, of my life, of my life, that's the secret of my life, my fair lady.' Hij lachte.
Ik hield op met eten en bekeek een van de dozen met tijdschriften wat nauwkeuriger. De flap van een van de dozen stond ver genoeg open om te kunnen zien wat er op de omslag van het tijdschrift stond. Hel zag eruit als een foto van een naakt jongetje.
'Bent u in de tijdschriftenbusiness?' vroeg ik, beseffend dat hij me zijn naam niet had gezegd.
'Je zou kunnen zeggen dat ik distributeur ben,' antwoordde hij lachend. 'Maar als je pas zeventien bent, mag je die niet bekijken.' Hij draaide zich weer om en glimlachte. 'Nu wil je ze echt bekijken, hè? Dat is de manier om iemand je zin te laten doen - verbied ze om het te doen. Stomme politici,' mompelde hij.
Zijn donkere ogen glommen als olie, angstwekkend. Mijn hart stond even stil en begon toen hard te bonzen. Een klomp ijs vormde zich onderin mijn maag en stuurde koude rillingen over mijn botten. Mijn handen en voeten waren gevoelloos. Ik had het gevoel dat ik me niet kon bewegen en de angst, die begonnen was de vorm aan te nemen van een afzichtelijk beest in mijn brein, werd groter en groter met elke seconde die hij naar me keek.
'Ik heb al uren gereden,' zei hij. 'En ik heb vergeten iets te eten. Ik zal even stoppen en zelf ook iets pakken.'
Hij minderde vaart en reed van de weg af, een zijweg op. Ik kon de weg niet zien omdat ik laag zat, maar zag wél een paar bomen.
'Hier zijn we op een veilig plekje,' zei hij. Hij zette de motor af.
Ik kon niet slikken. Ik kon niet ademhalen. Hij stond langzaam op en kwam naar de achterkant van de wagen.
'Hoe is het brood?' vroeg hij, terwijl hij naast me ging zitten.
'Goed,' wist ik eruit te brengen. 'Als we niet meteen verdergaan, ga ik even naar buiten voor wat frisse lucht,' zei ik.
Hij lachte.
'Wat is er? Stinkt mijn huis?'
Ik gaf geen antwoord.
'Je ziet er ouder uit dan zeventien. Ik wed dat je voor negentien kunt doorgaan, hè? Dat heb je vast wel eens gedaan, als je naar plaatsen wilde waar je kunt drinken, of een film voor volwassenen wilde zien.'
Ik schudde mijn hoofd.
'Hé, ik heb het meegemaakt.' zei hij, terwijl hij met zijn duim in zijn borst prikte. 'Ik begrijp het. Maak je geen zorgen.' Hij nam een trekje van zijn joint en bood hem me weer aan.
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, dank u.'
'Het is goeie stuff.'
'Nee, dank,' zei ik weer. Hij haalde zijn schouders op.
'Des te meer is er voor mij.' Hij nam weer een trekje.
'Kan ik naar buiten?' vroeg ik.
'Natuurlijk.' Hij leunde achterover, zodat ik langs hem heen kon, maar toen ik voorbij wilde, gooide hij zijn joint voorin de auto en greep me om mijn middel.
Ik begon te gillen toen hij me ruw omdraaide en neergooide op de matras.
'Kom.' zei hij. 'Blijf binnen. Dat is gezelliger.' Hij lachte.
'Laat me los!' Ik probeerde overeind te komen, maar hij drukte met zijn gewicht mijn schouders neer en bekeek me. De reuk van marihuana, vermengd met de zurige stank van zijn lichaam en kleren, drong in mijn neus en maakte me misselijk.
'Ik kan je wel in een tijdschrift krijgen,' zei hij. 'Ik ken een hoop fotografen. Daar kun je goed geld mee verdienen.'
'Nee, dank u. Laat me nu opstaan.'
'Zeker. Maar eerst moetje de ritprijs betalen.'
'Wat voor ritprijs?'
'Dat heb ik vergeten je te vertellen. Hel is net als het openbaar vervoer. Als je instapt moetje betalen.'
ik heb geen geld. Ik heb u verteld dat ik bestolen ben.'
'Er zijn andere manieren om te betalen.' Hij glimlachte en liet een rij ongelijke tanden zien met groene en bruine vlekken.
Hij streek met zijn handen over mijn borsten en ging toen omlaag om schrijlings op mijn benen te gaan zitten. Wanhopig en doodsbang kreeg ik de pot pindakaas te pakken, die ik als een steen omklemde. Terwijl hij onder mijn rok grabbelde, liet ik de pot pindakaas zo hard ik kon neerkomen op de zijkant van zijn hoofd. De pot verbrijzelde, maar hij was lang genoeg versuft om hem van me af te kunnen duwen. Ik sprong overeind. Hij brulde toen ik een uitval deed naar het portier. Mijn hand vond de hendel op hetzelfde moment dat de zijne de zoom van mijn rok vond. Hij trok, maar ik liet me naar voren vallen en hij moest me loslaten.
Struikelend kwam ik de auto uit en zag dat we ongeveer tien meter van de weg verwijderd waren. Toen hij in het open portier verscheen, zag ik een stroompje bloed langs de zijkant van zijn gezicht lopen. Ik sprong overeind en holde naar de weg, gillend om hulp.
Hij volgde me niet. Op de snelweg botste ik bijna recht tegen een aankomende grote vrachtwagen. De bestuurder toeterde hard terwijl hij op de rem trapte. Ik kwam net op tijd de weg over, maar de vrachtwagen was gestopt.
Hel bestelbusje reed achteruit de snelweg op en draaide om. Het grind spatte hoog op toen hij in dezelfde richting terugreed waaruit we gekomen waren.
De vrachtwagenbestuurder stapte uit zijn cabine en kwam kwaad naar me toe. Hij was een lange, krachtig gebouwde man van een jaar of vijftig. 'Wat haal je je in je hoofd? Weet je wel dat je een ongeluk had kunnen veroorzaken en dood had kunnen zijn? Wie -'
'Die man probeerde me te verkrachten!' gilde ik, wijzend naar de wegrijdende bestelwagen.
Hij bleef staan en keek de wagen na.
' Ik was eruit gesprongen en rende net de weg op toen u er aankwam. Het spijt me,' hijgde ik, terwijl ik weer op adem probeerde te komen.
'Wie was het?' vroeg hij.
'Dat weet ik niet. Ik stond te liften.'
'Liften?' Hij schudde zijn hoofd. 'Waar zijn alle ouders in dit land toch gebleven?'
Ik begon te huilen. Het drong eindelijk tot me door waar ik zojuist aan ontsnapt was.
'Oké, rustig maar. Waar ga je naartoe?'
'Sewell,' kreunde ik door mijn tranen heen.
'Wonen je ouders daar?'
'Ja,'jokte ik.
'Oké. Stap maar in mijn vrachtwagen. Ik kom door Sewell. Ik zal je daar afzetten. Ook al mag ik geen lifters meenemen,' zei hij nadrukkelijk. Mijn aarzeling maakte hem woedend. 'Schiet een beetje op als je naar huis wilt,' beval hij. Ik liep met hem terug en stapte in de truck. Hij keek de weg af en reed toen weg, terwijl hij afkeurend naar me keek. 'Weten jullie niet hoe gevaarlijk het is om te liften? Vooral voor een meisje!'
'Nee, meneer. Het is niet mijn gewoonte dat te doen, dus dat wist ik niet.'
'Nou, in zekere zin ben ik blij datje een goeie les hebt gehad,' zei hij. Na een paar minuten bedaarde zijn woede. 'Ik heb zelf een dochter van tien, en het is tegenwoordig verduveld moeilijk om kinderen groot te brengen.'
'Ja,' zei ik. Hij keek even opzij.
'Hoe komt het datje zo ver van huis bent in je eentje?'
'Ik-'
'Je hoort op school te zitten, niet? Je bent weggelopen, hè? En toen besefte je hoe goedje het thuis had en je wist niet hoe gauw je terug moest gaan, hè?'
Ik lachte bij mezelf.
'Ja.'
'Dacht ik wel. Nou, in ieder geval ben je nu oké.'
'Dank u,' zei ik. Ik vertelde hem dat ik in de bus bestolen was en hij had medelijden met me.
'Er zit wat koud sinaasappelsap in die kruik daar, als je een beker voor jezelf wilt inschenken.'
'Dank u.'
Ik schonk in en dronk het sap. Toen we over de snelweg reden, leunde ik achterover. Mijn hart begon weer normaal te kloppen en mijn lichaam voelde plotseling alsof ik in een warm bad lag. Ik deed mijn ogen dicht. Ik hoorde hem praten over zijn familie, zijn dochter, zijn jongste zoon, de krankzinnige mensen op de snelwegen. Ik moest van emotionele uitputting in slaap zijn gevallen, want ik werd wakker toen hij me zachtjes op mijn schouder klopte.
'We komen in Sewell,' zei hij, en ik ging overeind zitten. Ik had nooit gedacht dat het zien van die heuvels en bomen zo fantastisch zou zijn.
We reden langs het kerkhof naar het centrum van het dorp. Alle bekende winkels, Francines schoonheidssalon waar mamma had gewerkt, de garage, de restaurants, alles maakte me even blij. De truckrijder zag hoe blij ik was.
'Je bent een tijdje weggeweest, hè?'
'Ja, meneer. Maar ik ben weer terug.'
'Tja,' zei hij, terwijl hij op een hoek stopte, ik moet verder, dus ik zal je hier afzetten. Denk een volgende keer maar goed na als je weer wilt weglopen, jongedame. Hoe slecht het er ook uitziet, vaak is het ergens anders nog moeilijker ie verdragen, vooral als je alleen bent.'
'Ja, meneer. Dank u wel.' Ik stapte uit. Hij knikte en ik keek hem na toen hij wegreed. Toen draaide ik me om en keek om me heen. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Een paar bekende gezichten draaiden zich naar me om en ik zwaaide, zelfs naar mensen die me nooit eerder goedendag hadden gezegd. Sommigen zwaaiden terug, sommigen schudden misprijzend het hoofd. Ik begreep waarom. Het was midden op de dag; ik hoorde op school te zijn.
Ik liep naar het caravanpark. Mijn hart bonsde van verwachting. Ik popelde van ongeduld om Mama Arlene te zien en haar te begroeten. Toen ik langs de straat kwam die naar pappa's mijn leidde, werd mijn enthousiasme overspoeld door een golf van droefheid. Weggaan en terugkomen veranderde niets aan de tragische feiten. Ik beklom de heuvel waar hij elke dag na zijn werk had gelopen. Ik herinnerde me hoe ik op hem stond te wachten, gespannen, zwaaiend, roepend. Ik zag mezelf als klein meisje, opgewonden omdat haar pappa thuiskwam en haar in zijn armen zou nemen en haar gezicht zou overladen met kussen. Ze verlangde naar zijn lach.
De ingang van Mineral Acres was niet veranderd, maar toen ik over de weg naar Mama Arlene liep, bleef ik staan. De caravan van Mama Arlene en Papa George was donker. De kleine patio aan de voorkant was bedekt met afgevallen takken, gras en grind, iets wat Mama Arlene nooit goed zou vinden. Ik begon te hollen naar de deur van de caravan. Alles was stil binnen. Ik klopte hard en riep: "Mama Arlene! Mama Arlene, ik ben het, Melody!'
Stilte. Ik klopte nog harder.
'Hé,' hoorde ik iemand zeggen. Ik draaide me om en zag mevrouw Edwards, een van Mama Arlenes gin-rummy partners, een vrouw van dezelfde leeftijd. 'Wat doe jij daar?' Ze kwam haar huis uit. 'O, Melody. Ik wist niet dat jij het was.'
'Hallo, mevrouw Edwards. Ik zoek Mama Arlene.'
'Je was weg,' zei ze, alsof ze het zich nu pas herinnerde. 'Precies. Ach, kindlief, Arlene is hier niet. Ze is vertrokken, lieverd.'
'Vertrokken?'
'Ze woont bij haar zuster in Raleigh. Ze is weggegaan kort nadat Papa George is gestorven.'
'Papa George is... dood?'
'Wist je dal niet? Ja, helaas wel. Hij heeft zo geleden. Het was beter zo,' zei ze, knikkend. 'Waar is je moeder, lieverd? Is zij ook terug?' vroeg ze, langs me heen kijkend.
'Wat?' Ik schudde mijn hoofd. Ik kon geen woord uitbrengen. Dood? Mama Arlene vertrokken?
' Daar komt de monteur om mijn wasmachine te maken,' zei ze, toen een Truck het park binnenreed. 'Hij is maar twee uur te laat. Ik moet hem spreken. Leuk dat je terug bent, schat. Zegje moeder goedendag van me. Hé daar! Ik ben hier!' riep ze tegen de bestuurder, die zijn hoofd uit het raam van de vrachtwagen stak. Ze liep weg en ik ging terug naai- de deur van Mama Arlenes en Papa Georges caravan.
Dit kan niet, dacht ik. Ze kunnen niet weg zijn. Ik tuurde door een raam naar binnen en zag dat de meubels met doeken overtrokken waren en het donker was in de caravan. De teleurstelling was bijna meer dan ik verdragen kon. Mijn benen voelden of ze van lood waren. Ik staarde naar mijn oude caravan. Die was ook verlaten.
Waar moest ik nu naartoe? Naar wie moest ik nu? Maar ik was te moe en te gefrustreerd om me er iets van aan te trekken. Ik liep naar onze oude caravan en probeerde de voordeur. Er hing een bordje op: Te Huur. Natuurlijk was hij op slot, maar alles wat er tijdens de reis met me gebeurd was en de schok van dit nieuws brachten me tot een soort razernij. Ik zocht inde tuin tot ik een korte metalen roe had gevonden, die ik meenam naar de deur. Ik stak hem tussen de kier van de deur, en trok en wrikte en schudde, zette mijn hele gewicht erachter tot de deur openvloog en ik achterover tuimelde op de patio. Ik stond op, gooide de roe weg en ging naar binnen. Hoe dan ook, ik was weer thuis.
Alles was afgesloten in de caravan, elektriciteit en gas, en zelfs het water. De kasten waren leeg, de deur van de lege koelkast stond open. Iemand, waarschijnlijk een man van de bank, was in de caravan geweest en had alles meegenomen.
Toen ik door de caravan was gelopen, ging ik op het versleten kleed liggen op de plaats waar vroeger de bank had gestaan. Ik wist niet hoe laat het was. Er waren schaduwen in de hoeken en er klonk gefluister in de wanden. Tijd was even irrelevant als eerlijkheid, dacht ik. Ik bleef huilend liggen, tot ik weer in slaap viel. De stem van iemand die mijn naam riep wekte me. Ik kwam overeind en wreef de slaap uit mijn ogen. De late middagzon was verscholen achter wolken, dus het was donker in de caravan. Ik zag slechts een vaag silhouet in de deuropening. 'Melody?'
'Alice!' riep ik uit. Ik was intens gelukkig eindelijk een vriendelijke, vertrouwde stem te horen. 'Hoe wist je dat ik hier was?'
'Je neef Cary heeft me gisteravond heel laat gebeld. Hij had mijn telefoonnummer in jouw agenda gevonden en herinnerde zich datje had gezegd dat ik je beste vriendin was in Sewell.'
'Cary?'
'Ja. Hij zei dat hij je op een bus had gezet en hij maakte zich erg bezorgd of je wel veilig was aangekomen,' zei ze.
'Bijna niet,' antwoordde ik, en beschreef mijn bijna rampzalige avontuur.
'Wauw!' zei ze, toen ik uitgesproken was. 'Je hebt geluk gehad datje hier aangekomen bent, maar...' Ze keek om zich heen. 'Moet je je moeder hier ontmoeten?'
'Nee. Ik weet niet waar mamma is, Alice,' kermde ik. Ik ging weer op de grond zitten, en ze ging naast me zitten, zoals we vroeger op de grond zalen van haar warme kamer in haar mooie huis.
'Hoe bedoel je, je weet niet waar ze is? Heeft ze je niet gebeld? Heeft ze niet gezegd dat je haar hier moest ontmoeten? Ik begrijp hel niet.'
Eindelijk vertelde ik haar het hele verhaal.
Ze sperde haar ogen open terwijl ze het verwerkte en toen viel haar mond open van verbazing en shock. 'Chester Logan was nietje vader? En je weet niet eens wie je echte vader is?' Ik schudde mijn hoofd. 'Wat ga je nu doen?'
'Ik weet het niet. Ik ben weggelopen omdat ik hoopte bij Mama Arlene te kunnen wonen,' zei ik. 'Ik wist niet dat Papa George is overleden.'
'Ik ben naar de begrafenis geweest,' zei ze. 'Papa George ligt op het kerkhof vlak bij je...'
ik weet het. Ik weel ook niet hoe ik hem moet noemen.' Ik zuchtte diep. 'Ik
blijf hem gewoon pappa noemen tot ik weet wie mijn echte vader is.'
'Je zult wel doodgaan van de honger. Ga mee naar huis en eet wat,' drong Alice aan.
'lk ga dood van de honger, maar ik weet watje ouders zullen zeggen. Nee, dank je, Alice.'
'Je kunt hier niet blijven. De caravan is niet meer van jou, maar van de bank.'
ik blijf tot ze me eruit gooien, denk ik. Kun je me intussen wat geld lenen? Dan kan ik wat te eten kopen.'
Ze dacht even na. 'Ik weet wat ik zal doen. Ik ga naar huis en haal iets te eten voor ons allebei. Ik zal tegen mijn ouders zeggen dat ik mijn scheikundehuiswerk ga maken bij Beverly Murden, en dan kom ik hier terug. Ik zal ook een paar kaarsen meenemen. Het zal net een picknick zijn. Net als vroeger, oké?' zei ze enthousiast.
Ik lachte. Het was ironisch. Mijn hachelijke situatie verschafte Alice de meeste opwinding die ze in maanden had gehad.
'Oké,' zei ik.
'Je neef heeft een telefoonnummer achtergelaten, zodat ik hem kon bellen om te vertellen of je veilig was aangekomen. Moet ik hem nog iets anders vertellen?'
'Zeg alleen maar dankjewel. Ik wil niet dat hij weet hoe vreselijk mijn reis was, oké?'
Ze knikte.
'Het zal wel even duren voor ik alles gevonden heb en terug ben.'
'Dat geeft niet. Ik wil naar het kerkhof om afscheid te nemen van Papa George en het graf van mijn pappa te bezoeken.'
'Je bedoelt de man van wie je dacht dat hij je pappa was,' verbeterde ze me.
'Ja.'
'Oké. Dan zie ik je daar. Ik zal een radio meebrengen die op batterijen werkt, zodat we wat muziek hebben. Ik heb je een hoop te vertellen over de kinderen op school. Bobby Lockwood gaat met Mary Hartman.'
'Oké,' zei ik, belangstelling veinzend, al leek het me op het ogenblik volslagen onbelangrijk.
'Ik ben blij datje terug bent, al is het niet voor lang,' zei Alice, terwijl ze in mijn hand kneep. 'Tot over een uur.'
Haastig liep ze de caravan uil. Ik volgde even later. De lucht werd steeds donkerder, en alles was grauw en somber toen ik bij het kerkhof kwam. Ik had Papa Georges nieuwe graf gauw gevonden. Onder zijn naam stonden zijn geboorte- en sterfdatum.
'Het spijt me dat ik er niet was om afscheid van je te nemen, Papa George. Jij was mijn echte grootvader en ik zal je nooit vergeten.'
Ik gaf een zoen op de grafsteen en liep toen over het pad naar het graf van pappa. Lange tijd bleef ik daar staan, alleen maar kijkend naar de vertrouwde steen. Toen schudde ik mijn hoofd. De tranen rolden over mijn wangen.
'Waarom, pappa? Waarom heb je me de waarheid niet verteld?' Ik keek verontwaardigd naar het graf. Ik wilde kwaad zijn, hem haten, maar het enige wat ik kon zien was zijn glimlachende gezicht, zijn lieve ogen, zijn vreugde als hij me zag.
ik ben nu helemaal alleen, pappa. Ik ben echt helemaal alleen.'Ik knielde bij zijn graf en zei een gebed. Ik bad dal hij en mamma vergeven zouden worden voor het kwaad dat ze mochten hebben gedaan en smeekte om genade. Toen stond ik op en staarde lange tijd naar het graf, tol een malle gedachte bij me opkwam.
'Als Papa George bij je is, zal hij je ongetwijfeld er van langs geven, pappa. Ik kan hem bijna horen.'
Ik zuchtte diep en liep toen terug naar Mineral Acres. Even later kwam Alice terug met zakken levensmiddelen en nieuws.
'Je neef kwam aan de telefoon. Hij zei dat hij de hele dag op mijn telefoontje had gewacht. Het lijkt me een aardige jongen, Melody.'
'Dal is hij ook. Je hebt hem toch niets verteld over al die narigheid, hè, Alice?'
'Nee,' zei ze, maar aan de manier waarop ze snel haar ogen neersloeg, zag ik dat het niet waar was. 'Hij zei dat hij hoopt datje terugkomt.'
'Heb je hem verteld over Mama Arlene en Papa George?'
'Hij vroeg het. Je hebt niet gezegd dat ik hem dat niet mocht vertellen,' protesteerde ze.
'Nou ja, het zal er wel niet veel toe doen.'
Ze glimlachte en begon uit te pakken. Ze had twee kaarsen meegenomen en kandelaars en we moesten ze meteen aansteken, omdat de schemering - samen met het dichte wolkendek - maakte dat het donker was in de caravan.
'Ik wist niet wat ik mee moest brengen,' zei ze, 'dus heb ik maar gepakt wat ik kon vinden.'
Haar restjes bestonden uit kip, wat koude pasta, fruit, koekjes, brood, een pot honing, een blik tonijn en twee repen chocolade. Het zien van het eten herinnerde me eraan dat ik uitgehongerd was. Alice, die nog steeds te dik was, had geen aanmoediging of excuus nodig. Wat ik at, al zij ook. Terwijl we zaten te schransen vertelde ze alle verhalen over de kinderen op school. Ze beschreef Bobby Lockwoods nieuwe liefdesaffaire alsof het de meest hartstochtelijke relatie in Amerika was. Toen ze eindelijk uitverteld was, vroeg ze me haar te vertellen over de leerlingen in Provincetown. Ik zag er tegenop al die nare herinneringen op te halen, maar ze smeekte me en zei dat het niet eerlijk was dat ik naar haar had geluisterd en zelf niets vertelde. Eindelijk gaf ik toe en beschreef de laatste paar weken. Ze hing aan mijn lippen.
De kaarsen begonnen op te branden. De duisternis viel in en daarmee de koele lucht.
'Je moet in ieder geval mee naar huis om te slapen,' zei ze. 'Als je wilt, kun je morgenochtend hier terugkomen. Wat ga je doen?' Ze vuurde haar vragen op me af voor ik ook maar enig antwoord kon bedenken.
Ten slotte bedacht ik iets. 'Hoeveel geld kun je me lenen, Alice?'
ik kan ongeveer honderdvijftig dollar bij elkaar schrapen, misschien iets meer. Ik weet waar mijn broer wat geld bewaart in een la. Hij zal het niet missen.'
'Mooi.'
'Wat ga je doen?'
'Ik ga naar Los Angeles om mamma te zoeken,' zei ik.
'Wauw.' Ze dacht even na. 'Honderdvijftig dollar is niet genoeg om je het hele land door te brengen, Melody.'
'Ik kom er wel. Ik ben toch ook hier gekomen?'
Ze knikte.
'Oké. Ik zal je het geld geven.'
'Dank je, Alice. Jij bent mijn enige echte vriendin.'
'Kom je bij mij slapen?'
Ik keek om me heen in de caravan. Zelfs zonder meubels leek het of ik weer thuis was. Ik herinnerde me waar alles had gestaan en de gesprekken en elk plekje.
'Nee, ik vouw me hier wel ergens op. Je krijgt moeilijkheden als je ouders me vinden. Ik heb iedereen al genoeg in de problemen gebracht.'
'Maar,' ze keek om zich heen, 'je kunt hier toch niet slapen?'
'Jawel,' zei ik. 'Dat kan ik wèl. Cary's jasje is warm.'
'Goed,' zei ze. 'Ik zal morgenochtend wat vroeger opstaan en je het geld komen brengen voor ik naar school ga. Ik laat de radio bij je om je gezelschap te houden.'
'Dank je, Alice.'
'Nu zal ik je weer helemaal opnieuw missen,' zei ze.
'Zodra ik in Los Angeles ben en mamma heb gevonden, zal ik je schrijven. Misschien kun je ons komen bezoeken.'
'Ja, misschien,' zei ze enthousiast. 'Oké. Welterusten, Melody.'
'Welterusten.'
Ze ging weg en de kaarsen brandden op. Ik bleef achter in het donker, omgeven door herinneringen aan pappa's stem en lach, mamma's stem en lach. Een tijdje lag ik stilletjes te huilen, toen viel ik in slaap.
Ik werd middenin de nacht wakker, toen ik meende voetstappen te horen. Mijn hart bonsde toen ik in het pikdonker van Mineral Acres tuurde, half verwachtend mamma uit de duisternis tevoorschijn te zien komen. Er schoot iets over de vloer en ik besefte dat het een eekhoorn of een rat was, die moed verzamelde om zich aan de restanten van onze picknick tegoed te doen.
De gedachte maakte me onrustig en de rest van de nacht werd ik voortdurend wakker, luisterde en viel weer in slaap, om vervolgens weer wakker te worden. Toen het eerste licht van de ochtend door de smerige, vuile ramen naar binnen viel, was ik nog bijna even moe als toen ik was gaan slapen. Toch stond ik op en maakte gebruik van het toilet. Ik kon niet doortrekken, maar ik had geen keus.
Ik hoorde stemmen bij de caravan, andere mensen die naar hun werk of naar het stadje gingen. Ik hield me binnen verscholen, en wachtte op Alice. Ze deed haar woord gestand en kwam voor ze naar school ging.
'Je ziet eruit of je niet erg best geslapen hebt, Melody,' zei ze toen ze me zag.
'Dat heb ik ook niet.'
'Je had met mij mee naar huis moeten gaan. Ik heb me de hele nacht ongerust gemaakt over je. Maar hier is het geld.' Ze overhandigde me een envelop met bankbiljetten.
'Dank je, Alice.'
'Laatje deze keer niet beroven.'
'Ik heb mijn lesje geleerd, wees maar niet bang.'
'Kom, ik moet naar school.'
'Vertel niemand iets over mij voor ik hoog en breed weg ben,' vroeg ik. 'Oké.'
We omhelsden elkaar.
'Vergeet niet zo gauw mogelijk te schrijven,' zei ze.
ik zal eraan denken,' beloofde ik.
Ik keek haar na toen ze wegliep en ging toen op de grond zitten, met mijn rug tegen de muur. Ik probeerde moed en energie te verzamelen om die lange, gevaarlijke reis naar Californië te ondernemen. Ik had geen idee van de route of de goedkoopste, veiligste manier om te reizen, of hoe ik mamma zou moeten vinden als ik er was.
Ten slotte stond ik op en verliet de caravan. Ik bleef even staan om een laatste blik op Mineral Acres te werpen en liep toen in de richting van het stadje. Onderweg ging ik aan de kant van een beek zitten, dompelde mijn handen in het koude water en waste mijn gezicht. Ik zag er natuurlijk niet uit.
Het busstation was in Mother Jones' Luncheonette. Bij de toonbank bestelde ik een kop koffie en een broodje met boter. De serveerster vroeg waarom ik niet op school was en ik vertelde haar dat ik hier niet meer woonde, alleen maar op bezoek was. Maar ik trok veel aandacht. Ik durfde niet naar de informatie te gaan om te informeren naar de routes naar Californië. Ten slotte besloot ik de bus terug te nemen naar Richmond. Het leek me gemakkelijker om een cross- country reis te plannen vanuit een grote stad.
Ik hoefde niet lang op de bus te wachten.
Deze keer koos ik een plaats voorin, dicht bij de chauffeur. Er waren niet veel passagiers en de chauffeur was spraakzaam. Ik vertelde hem dat ik naar Richmond ging om een paar dagen bij mijn grootouders te logeren. Ik merkte dat de leugens me gemakkelijker vielen nu ik onderweg was. Ik vond het niet prettig om te doen, maar het was zoveel gemakkelijker dan de mensen de waarheid vertellen.
In het station in Richmond gaf de kaartverkoper me een kaart waarop verschillende routes waren uitgestippeld. Ik ging op een bank zitten om te trachten uit te zoeken welke route het goedkoopst en het snelst zou zijn. Ik concentreerde me zo intens op de kaart, dat ik niet merkte dat er iemand vlak naast me stond. Toen mijn blik afdwaalde van de kaart en ik de voeten zag, herkende ik de schoenen.
'Cary!' gilde ik.
'Over geluk gesproken,' zei hij glimlachend. Ik was geschokt, maar ook dolblij hem te zien. ik stapte uit de bus en was op weg naar het loket om een kaartje naar Sewell te kopen, toen ik jou hier zag zitten.'
'Wal doe je hier? Hoe -'
'Grootma Olivia was woedend toen ze ontdekte wat ik had gedaan en wat jij had gedaan. Ze gaf me het geld om mijn buskaartje hierheen en onze buskaartjes terug te kopen,' zei hij.
ik ga niet terug, Cary,' zei ik. ik ga naar Los Angeles om mijn moeder te vinden en haar zover te krijgen dat ze me de waarheid vertelt.'
'Je hoeft niet naar Los Angeles. Melody. Ik geloof dat ik de waarheid weet,' zei Cary. 'Grootma Olivia en ik hebben een heel openhartig gesprek gehad, en ik heb haar zover gekregen dat ze me alles vertelde wat ze weet. Ik denk dat ik weet wie je vader is.'