***
9. Iets bijzonders
Het regende bijna de hele nacht. Twee keer werd ik wakker door
het luide gekletter van de regendruppels tegen het raam. Na de
tweede keer hoorde ik tante Sara naar de deur van mijn kamer komen.
Ze stond naar me te kijken, haar gezicht in de schaduw, haar hoofd
afgetekend tegen het schemerige licht in de gang. Ik zei niets en
eindelijk deed ze de deur dicht.
Vlak voordat het licht werd hield het op met regenen. Toen ik
me had aangekleed en naar beneden ging, zag ik tot mijn verbazing
dat de meeste ramen bedekt waren met zout. Hel deed me denken aan
ijs en ik maakte er een opmerking over aan het ontbijt. Tante Sara
zei dat het niet ongewoon was na een storm.
'Door het zout bladderen zelfs de raamkozijnen af. Het weer
maakt het ons moeilijk, maar we verdragen het.'
'Het weer maakt het de mensen overal moeilijk,' verklaarde oom
Jacob. 'Maar het is ook goed voor ons, en we moeten dankbaar zijn
voor de zegeningen. Denk daaraan,' zei hij nors, terwijl hij met
zijn lange rechterwijsvinger naar ons zwaaide als een bijbelse
profeet.
'Ik kan na schooltijd helpen met ramen lappen,' zei ik tegen
tante Sara.
'Dank je, kind. Wat lief van je om dat aan te bieden.'
'Lief? Het is niet meer dan haar plicht.' Oom Jacob richtte
zijn scherpe blik op mij. 'De meeste jonge mensen weten
tegenwoordig niet wat het is om vaste taken en
verantwoordelijkheden te hebben. Ze denken dat ze op alles recht
hebben, alleen omdat ze geboren zijn.'
Ik wilde tegen hem snauwen dat ik niet verwend en egoïstisch
was opgevoed. Ik deed werk genoeg in huis in Sewell, en ik hielp
Mama Arlene en Papa George ook vaak. Ik vroeg er nooit iets voor en
verwachtte ook nooit iets. Het was voldoende dat ze me hun liefde
gaven.
Ik keek woedend naar oom Jacob. Mijn wangen gloeiden. Hij
kende me niet. Hij had in mijn hele leven nauwelijks tien minuten
tegen me gesproken. Wat voor recht had hij zo'n hoge toon aan te
slaan en me op één hoop te gooien met alle verwende jonge mensen
die hij in het dorp zag?
Cary moest geraden hebben dat die woorden op het puntje van
mijn tong lagen, want hij keek me waarschuwend aan, voor ik mijn
mond open kon doen. Ik staarde hem even aan en zag hem bijna
onmerkbaar maar vastberaden met zijn hoofd schudden. Ik sloeg mijn
ogen neer en slikte mijn woede in, ook al dreigde die zich in mijn
keel vast te zetten en me de hele dag te verstikken.
'Je vader is een monster,' zei ik tegen Cary toen we die
ochtend naar school gingen.
Cary gaf een paar ogenblikken lang geen antwoord en zei toen:
'Hij is alleen maar bang.'
'Bang?' Ik moest bijna lachen. 'Je vader? Bang
waarvoor?'
'Dat hij nog iemand van ons verliest.' Cary liep door, met
opeengeklemde lippen en zijn ogen zo strak op de weg gericht dat
hij me de rest van de weg naaischool nauwelijks aankeek. Ondanks
alles wat Cary zei, vermoedde ik dal hij zich schaamde over het
gedrag van zijn vader.
Omdat het vrijdag was, herinnerden Betty Lorraine en Janet me
aan hun strandfeest zaterdagavond. Ik zei dat ik zou proberen te
komen, maar dat ik niet zonder toestemming zou gaan.
'Dan kom je dus niet,' voorspelde Betty. 'Je mist een hoop
lol.'
'Ik kan het niet helpen. Ik moet het eerst aan mijn oom en
tante vragen. Mijn moeder heeft me aan hun hoede
toevertrouwd.'
'Doe gewoon wat Janet zei: zeg datje naar haar huis gaat om te
studeren,' zei Lorraine. 'Een onschuldig leugentje kan geen kwaad.
Dat doen we allemaal.'
'Het lijkt me meer dan een onschuldig leugentje. Als mijn oom
erachter kwam dat ik gelogen had -'
'Hij komt er niet achter,' verzekerde Betty me. 'We verraden
elkaar niet.'
'Maar natuurlijk, als je het aan Opa vertelt, verklikt hij
het,' zei Janet.
'Noem hem geen Opa,' snauwde ik. 'Hij lijkt niet op een oude
man.'
'O? Waarom zegje dat? Weet jij iets wat wij niet weten?' vroeg
ze snel. De meisjes wachtten glimlachend op mijn antwoord.
'Nee,' zei ik.
'Heb je hem zover weten te krijgen dat hij die joint
rookte?'
'Nee.'
'Hij heeft hem toch niet gezien en hel aan je oom verteld,
hè?' vroeg Lorraine.
'Als mijn oom zelfs maar dacht dat ik zoiets had -'
'Zou hij je aan de politie uitleveren,' opperde ze.
'Hij zou zijn eigen moeder aan de politie uitleveren,' voegde
Betty eraan toe. 'Heb je hem nog of heb je hem zelf opgerookt
gisteravond?' vroeg Betty.
'Nee, ik heb hem niet gerookt.' Ik wilde niet vertellen dat ik
hem had weggegooid.
'Je kunt hem op het strandfeest roken,' zei Janet.
'Laten we gaan, meiden,' zei Betty.
'Zorg dat je om acht uur bij Janet bent. Je zult er geen spijt
van hebben. Adam Jackson komt ook,' zei Lorraine zangerig voor ze
weggingen.
Ik keek ze na en ging toen haastig naar buiten om met Cary
naar huis te gaan. Ik wilde hem over het strandfeest vertellen en
zijn mening vragen, maar ik durfde er niet over te beginnen. Ik
wist dat hij een hekel had aan die meisjes, maar ik wilde gaan. Ik
had nog nooit een strandfeest meegemaakt en ik moest eerlijk
bekennen dat Adam Jacksons ogen vannacht door mijn dromen hadden
gespookt.
Ik besloot te wachten tot na het eten, als ik tante Sara hielp
afwassen. Ze had alle ramen al zelf schoongemaakt, zelfs de ramen
boven, ik had willen helpen,' zei ik.
'Dat weet ik, lieverd. Trek het je niet aan. Werk helpt me de
dag door. Jacob zegt altijd dat lege handen voor ondeugd
zorgen.'
Ik schudde mijn hoofd. Wat voor ondeugd zou zij ooit kunnen
begaan? En waarom vond ze het goed dat haar man haar behandelde
alsof ze een van zijn kinderen was en niet zijn vrouw, zijn gelijke
in huis? Ze deed alles wal hij haar vroeg en voorzover ik kon
beoordelen, klaagde ze nooit. Hij hoorde de grond te aanbidden
waarop ze liep en hij was degene die de zware handenarbeid had
moeten verrichten. Mijn pappa zou het voor mijn moeder hebben
gedaan, dacht ik. Hoe meer ik over dit gezin te weten kwam, hoe
groter het mysterie werd.
'Tante Sara, ik ben op een feest uitgenodigd
zaterdagavond.'
'O? Een feest? Nu al? Wat voor feest? Een verjaardag? Een
schoolfeest?'
'Nee, een paar meisjes van mijn klas gaan hotdogs roosteren op
het strand,' zei ik. 'Het begint om ongeveer acht uur.'
'Welke meisjes?'
Ik noemde hun namen. Ze dacht even na.
'Dat zijn meisjes van goede familie, maar je zult het aan je
oom moeten vragen,' zei ze.
'Waarom kunt u me geen toestemming geven?' vroeg ik.
'Je moetje oom om toestemming vragen voor zoiets,' antwoordde
ze. Ik kon zien dat alleen al het idee dat zij alleen me
toestemming zou geven haar beangstigde. Ze hield zich bezig met de
afwas. Als ik naar het strandfeest wilde, moest ik er met oom Jacob
over praten. Er viel niet aan te ontkomen.
Hij zat in de zitkamer en las zoals gewoonlijk na het eten de
krant. Ik ging met mijn verzoek naar hem toe. 'Neem me niet
kwalijk, oom Jacob,' zei ik bij de deur.
Langzaam liet hij zijn krant zakken Hij trok zijn wenkbrauwen
op en er vormden zich rimpels op zijn voorhoofd. Ik kon me niet
herinneren dat ik ooit met pappa had gesproken zonder een glimlach
in zijn ogen of om zijn mond te zien.
'Ja?'
'Een paar meisjes van mijn klas op school geven morgenavond
een strandfeest en ze hebben me uitgenodigd. Tante Sara zei dat ik
u om toestemming moest vragen. Ik zou er graag naartoe gaan. Het is
de snelste manier om mensen te leren kennen,' zei ik bij wijze van
uitleg.
Hij knikte.
'Het verbaast me niets datje naar een feest wilt waar geen
toezicht wordt gehouden door volwassenen.'
'Wat bedoelt u?'
Hij boog zich met een sarcastische glimlach naar voren. 'Dacht
je dat ik niet wist wat er op die strandfeesten gebeurt? Dal ze
drinken en hasj roken en zich liederlijk gedragen?'
'Ze... wat?'
'Perversiteiten,' verklaarde hij, met die irriterende
wijsvinger weer als een vlag van rechtschapenheid omhooggeheven.
'Jonge meisjes paraderen rond in hun onthullende kleding en liggen
dan met jongemannen te rollen op dekens om hun onschuld te
verliezen. Het is heidens. Zolang je onder mijn dak woont, zul je
fatsoenlijk leven, fatsoenlijk eruitzien en je fatsoenlijk
gedragen, ook al gaat dat tegen al je instincten in.' Hij sloeg met
zijn krant als met een zweep, ik wil er geen woord meer over
horen.'
'Wat voor instincten?' vroeg ik. Hij negeerde me. 'Ik ben
fatsoenlijk. Ik heb nooit iets gedaan waarvoor mijn ouders zich
hoefden te schamen.'
Hij tuurde naar me over zijn krant heen.
'Er zou wel het een en ander moeien gebeuren voordat zij zich
geschaamd zouden hebben, denk ik, maar ik weet waf in het bloed
zit, wat er raast. Als je dat de vrije teugel laat, voert het je
recht naar hel en verdoemenis.'
ik begrijp het niet. Wat raast er in mijn bloed?'
'Geen geklets meer!' schreeuwde hij. Ik kromp even ineen en
deed een stap achteruit alsof ik een klap had gekregen. Mijn hart
begon te bonzen. Een witte streep had zich gevormd om zijn
opeengeklemde lippen, terwijl de rest van zijn gezicht vuurrood
was. Ik had nog nooit zo'n woede gezien die was opgelaaid uit zo'n
kleine vonk. Het enige wat ik gevraagd had was of ik naar een feest
mocht.
Ik draaide me om en liep de trap op. De meisjes hadden gelijk,
dacht ik razend. Ik had gewoon moeten liegen en zeggen dat ik naar
Janet ging om te studeren. Tegen zo'n man liegen was niet verkeerd.
Hij verdiende geen eerlijkheid.
Cary stond aan de voet van de ladder naar de zolder te wachten
tot ik op het portaal kwam.
'Waar was al dal geschreeuw over?'
Ik vertelde het hem en hij snoof.
'Je had het aan mij moeten vragen. Ik had je zijn reactie op
zo'n vraag kunnen besparen.'
'Waarom is hij zo gemeen?'
'Dat heb ik je al verteld. Hij is niet gemeen, hij is alleen
maar... bang.'
ik begrijp het niet. Waarom zou hij bang zijn?'
Cary staarde me even aan en Hapte er toen uit: 'Omdat hij
gelooft dat het zijn schuld was en dat hij gestraft werd.' Hij
draaide zich om en wilde op de ladder omhoog klimmen.
'Wat was zijn schuld?' Ik kwam dichterbij toen hij zijn voet
op de onderste sport zette. 'Laura's dood? Ik begrijp het niet. Hoe
kan dat zijn schuld zijn geweest? Omdat hij haar toestemming had
gegeven die dag te gaan zeilen?'
'Nee,' zei Cary. Hij draaide zich niet om en klom verder naar
boven.
'Dan begrijp ik het niet. Verklaar je nader!'
De toon waarop ik het zei deed hem omkijken. Hij staarde naar
me met een mengeling van woede en verdriet.
'Mijn vader gelooft niet in ongelukken. Hij gelooft dat we op
aarde worden gestraft voor het kwaad dat we op aarde doen, en ook
beloond worden voor het goede dat we doen. In dat geloof heeft hij
ons grootgebracht, en dat heeft hij ons geleerd.'
'Geloof je dat ook?'
'Ja,' zei hij, maai' niet overtuigend.
'Mijn pappa was een goed en vriendelijk mens. Waarom is hij
bij een ongeluk om het leven gekomen?'
'Je weet niet wat zijn zonden waren,' zei hij en begon weer te
klimmen.
'Hij had geen zonden, geen zonde die zo groot was dat hij
ervoor moest sterven! Hoor je me, Cary Logan?' Ik liep naar de
ladder en schudde eraan. 'Cary!'
Hij bleef bovenaan staan en keek op me neer voor hij de ladder
optrok.
'Niemand van ons kent de duisternis in het hart van een
ander.' Hij klonk net als zijn vader.
'Dat is stom. Dat is een stom, religieus idee,' antwoordde ik,
maar hij negeerde me en bleef.de ladder omhoog trekken. Ik pakte de
onderste sport en hield hem omlaag. Hij keek omlaag, verbaasd over
mijn plotselinge kracht.
'Laat los.'
'Ik laat hem los, maar denk maar niet dat ik niet weet watje
elke avond daarboven doet,' zei ik. Hij kreeg zo' n vuurrode kleur
dat ik het zelfs in het schemerlicht van de gang kon zien. 'Je
loopt weg voor de tragedie, maar je kunt niet weglopen van iets dat
een deel van je is.'
Hij trok uit alle macht en lilde me bijna van de grond met de
ladder. Ik moest loslaten en de ladder ging omhoog. Hij smeet het
luik dicht.
'Opgeruimd staat netjes!' schreeuwde ik.
May, opgesloten in haar wereld van stilte, kwam met een
glimlach haar kamer uit. Volgens mij was zij de gelukkigste in dit
vervloekte huis.
Met gebaren vroeg ze me of ze in mijn kamer mocht komen. Ik
zei ja. Ze volgde me en zag dat ik nijdig met naald en draad in de
afbeelding prikte die Laura voor haar dood had getekend. Terwijl ik
werkte keek ik omhoog naar het plafond en daarna naar de grond
waaronder mijn ongevoelige oom de krant zat te lezen. Na een tijdje
kalmeerde het mechanische werk me en begon ik na le denken. Ik
begon te begrijpen waarom Laura dit zo graag deed. Iedereen in dit
huis zocht naar een uitweg.
May bleef bij me tot het bedtijd was. We oefenden de
gebarentaal en ze vroeg me van alles over mijzelf, mijn familie en
ons leven in West Virginia. Ze was zo nieuwsgierig en zo lief, niet
besmet met het tumult dat in het hart van elk gezinslid woedde.
Misschien was haar wereld toch niet zo stil. Misschien hoorde zij
andere muziek, andere geluiden, allemaal uit haar vrije,
onschuldige fantasie. Toen haar ogen dicht begonnen te vallen, zei
ik dat ze naar bed moest. Ik was zelf ook moe. Ik had het gevoel of
ik was rondgedraaid in een emotionele wasmachine en toen in een
droger tot de laatste traan was vervlogen.
Cary bleef bijna de hele nacht in zijn schuilplaats op zolder.
Ik hoorde zijn voetstappen op de ladder toen ik vlak voor het
ochtendgloren wakker werd. Hij bleef even bij mijn deur staan voor
hij naar zijn eigen kamer ging.
Iets meer dan een uur later werd hij wakker toen de zon opging
en hij was al weg met oom Jacob toen ik beneden kwam om te
ontbijten. Tante Sara zei dat ze de hele dag op kreeftenvangst
gingen. Ik liep naar het dorp met May en bracht het grootste deel
van de middag door met het bekijken van de etalages van de
curiosawinkeltjes in Commercial Street. Daarna keken we naar de
vissers op de werf. Het was nog geen toeristenseizoen, maar het
warme voorjaarsweer bracht toch al een menigte uit Boston en
omgeving. Er was veel verkeer.
Tante Sara had ons wat zakgeld gegeven, zodat we hamburgers
konden kopen voor de lunch. Ze vond het niet erg dat ik May meenam.
Ze zag hoe graag May bij me wilde zijn, en ik begon de gebarentaal
wat beter te beheersen.
Tante Sara maakte een opmerking dat ik het zo snel en goed
geleerd had. 'Laura was het beste erin,' vertelde ze. 'Zelfs nog
beter dan Cary.'
'En oom Jacob?' vroeg ik. 'Kent hij de gebarentaal
niet?'
'Een beetje. Hij heeft het altijd te druk om te oefenen,' zei
ze, maar ik vond het een zwak excuus. Als mijn pappa gebarentaal
had moeten leren om met me te communiceren, zou dat belangrijker
zijn geweest dan al het andere, dacht ik.
Omstreeks het middaguur telde ik de munten die ik over had en
ging naar een telefoonautomaat. Het was niet genoeg voor een
telefoontje naar Sewell, maar ik nam het risico en belde Alice op
haar kosten. Gelukkig was ze thuis en nam ze het gesprek aan.
'Het spijt me,' zei ik. 'Ik heb niet genoeg geld.'
'Dat geeft niet. Waar ben je?'
'In Provincetown, op Cape Cod. Ik woon bij mijn oom en
tante.'
'Woon je bij ze? Waarom?'
'Mamma is naar New York. Ze wil de kans hebben om model of
actrice te worden,' zei ik. 'Als ze daar geen baan krijgt, gaat ze
naar Chicago of Los Angeles, dus moest ik hier blijven en me
inschrijven op de school hier.'
'Heus? Hoe is het daar?'
Ik vertelde haar over de school en over mijn leven in het huis
van mijn oom, Laura's verdwijning en dood, en May's handicap.
'Dat klinkt triest.'
'Het is erg moeilijk om met ze om te gaan, vooral met mijn
neef Cary. Hij is zo verbitterd over alles, maar ik blijf hem maar
voorhouden dat ik hier niet lang zal zijn.'
'Hoe zijn de meisjes op school?'
'Anders,' antwoordde ik. 'Ze schijnen meer dingen te weten en
meer dingen te doen.'
'Zoals?'
Ik vertelde dat ze me een joint hadden gegeven in de kantine
van school.
'Wat heb je gedaan? Je hebt toch niet gerookt, hè?'
'Nee, dat durfde ik niet. Ik was als de dood toen een leraar
naar ons tafeltje kwam. Later, toen de meisjes niet keken, heb ik
hem in de afvalbak gegooid.'
'Dat zou ik ook hebben gedaan,' zei Alice. 'Misschien kun je
beter bij ze uit de buurt blijven.'
'Ze hebben me uitgenodigd voor hun strandfeest vanavond, maar
mijn oom wil niet dat ik ga.'
'Een strandfeest!' Ze aarzelde even en zei toen met enige
afgunst: 'Klinkt leuk. Misschien ga je het toch wel prettig vinden
om daar te wonen.'
'Ik denk het niet,' zei ik. 'Ik wou dat ik weer thuis
was.'
ik kwam gisteren langs het kerkhof en toen dacht ik aan jou,
dus ben ik naar binnen gegaan en heb uitjouw naam even gebeden aan
het graf van je vader.'
'Heus? Dank je, Alice. Ik mis je.'
'Als je daar van de zomer nog bent, kan ik je daar misschien
komen bezoeken.'
'Dat zou geweldig zijn, maar ik denk dat ik hier dan wel weg
zal zijn. Mamma komt me halen zodra alles geregeld is. Dat doet me
eraan denken, heb je Mama Arlene gezien? Mamma zou zich met haar in
verbinding stellen om me mijn spulletjes toe te sturen.'
'Ik heb haar wel gezien, maar George is doodziek.'
'Ik weet het.'
ik geloof 'zelfs dat hij in het ziekenhuis ligt.'
'O, nee! Wil je alsjeblieft tegen Mama Arlene zeggen dal ik
gebeld heb?'
'Ik ga meteen naar haar toe,' beloofde Alice.
Ik gaf haar de naam en het telefoonnummer van mijn oom en ze
beloofde me het volgende weekend te bellen.
'Ik heb eigenlijk geen vriendinnen meer sinds jij weg bent.'
bekende ze aan het eind van ons gesprek. Hel bracht de tranen in
mijn ogen. Toen ik had opgehangen, wilde May welen waarom ik
huilde. Ik probeerde het uit te leggen, maar ik kende niet genoeg
van de gebarentaal om mijn verdriet duidelijk te maken. Het was
gemakkelijker om gewoon maar naar huis te gaan.
Toen we daar kwamen vertelde tante Sara dat het diner die
avond anders zou zijn. Oom Jacob had nog een kreeftenvisser en zijn
vrouw uitgenodigd, de Dimarcos. May, Cary en ik zouden eerst eten
en al weg zijn als de volwassenen aan tafel gingen. Ik vond het een
zegen en was dankbaar dat ik een keer kon eten zonder dat oom Jacob
naar me zat te gluren of ik een van de Jezebels was die hij op elke
hoek zag.
Maar laat in de middag kwamen Cary en oom Jacob in een heel
opgewekte stemming thuis. Blijkbaar hadden ze een van hun beste
dagen op zee gehad, een vangst van vijftien kreeften en een stuk of
twaalf grote gestreepte baarzen.
Om het te vieren verklaarde Cary dat hij, May en ik een echt
New-England feest zouden hebben: clamsoep, gestoomde mosselen,
gegrilde baars, aardappelen en groenten. Cary zei dat hij de vis
zelf buiten op de barbecue zou klaarmaken. 'Moeder is bezig met het
eten voor henzelf. Wij houden onze eigen picknick,' zei hij.
'Fijn,' zei ik.
'Het zal minder opwindend zijn dan het strandfeest, vrees
ik.'
'Ik zei: fijn.'
Hij knikte en vertelde het aan May, die verheugd keek bij het
voorstel.
'Jullie tweeën kunnen de picknicktafel klaarzetten als je
wilt.'
Ik knikte zonder te glimlachen, al was ik blij met het
idee.
Cary wijdde zich aandachtig aan het bereiden van de maaltijd.
Hij kon beter koken dan ik verwacht had. Geen van de jongens die ik
in West Virginia had gekend wist ook maar iets af van het bereiden
van vis en groenten. Hij bedankte me toen May en ik de tafel hadden
gedekt. Ik besloot een beleefd gesprek te voeren.
'Ik begrijp nog steeds niet hoe je de kreeften vangt,' zei ik,
terwijl ik toekeek bij het grillen van de vis. 'Heb je geen stok
nodig?'
Hij lachte.
'We vissen ze niet echt. We zetten fuiken op de zeebodem en
bevestigen daar boeien aan die op hel water blijven drijven.'
'Hoe weten de andere vissers welke fuik van hen en van jou
is?'
'Elke kreeftenvisser heeft zijn eigen kleuren op de boeien.
Wij gebruiken dezelfde kleuren als mijn overgrootvader. Ze behoren
min of meer tot de familie, als een familiewapen of zo. Begrijp
je?'
Ik knikte.
'Als we een fuik ophalen en er zit een kreeft in, meten we die
van het oog tot het eind van de rug. Een gemiddelde kreeft weegt
van twee tot viereneenhalve pond. Mijn vader heeft eens een fuik
opgehaald met een kreeft die bijna dertig pond woog.'
'Dertig!'
'Ja, maar iemand anders heeft verleden jaar een kreeft
gevangen die tegen de veertig pond woog. Kreeften met eieren op hun
staart moeten onmiddellijk weer teruggegooid worden. We moeten doen
wat we kunnen om de voorraad op peil te houden. Een kreeft heeft
bijna zeveneneenhalf jaar nodig om behoorlijk groot te
worden.'
'Zeveneneenhalf jaar?'
'Eh-eh,' zei hij lachend. 'Nu weetje waarom we ook veenbessen
verbouwen.'
'Wil je dat de rest van je leven blijven doen?' vroeg ik
hem.
Hij knikte.
'Wil je niet naar de universiteit?'
'Mijn universiteit is daar,' zei hij, met de vork naar zee
wijzend.
'Er is meer in het leven dan alleen vissen en zeilen. Er is
zoveel moois te zien op het land, prachtige dingen.'
'Ik zie hier genoeg.'
'Ik heb nog nooit iemand gezien die zo jong is en zich zo
-'
'Wat?' vroeg hij snel. Ik slikte de woorden in en koos de
minder pijnlijke. 'Zo volwassen gedraagt.'
Hij knikte.
'Ga door,' zei hij. 'Als jij me ook Opa wilt noemen, ga je
gang. Het kan me niet schelen.'
'Je hebt helemaal niets van een opa.'
Hij keek me even nieuwsgierig aan. Ik vond dat als hij eerlijk
was, ik dat ook moest zijn. 'Maar je denkt te star voor iemand van
jouw leeftijd. Je moet meer openstaan voor dingen.'
'O, natuurlijk,' zei hij. 'En hasj roken en drinken en mijn
tijd verspillen zoals die andere klojangs op school.'
'Het zijn toch niet allemaal klojangs?'
'De meesten wel.'
'Je kunt behoorlijk irritant zijn,' vertelde ik hem.
Hij haalde zijn schouders op en begon de vis te verdelen. 'Ik
val niemand lastig en vraag alleen dat ze mij niet lastigvallen,'
zei hij. 'Laten we eten.'
Hij zorgde ervoor dat May als eerste at. De manier waarop hij
voor haar zorgde en probeerde haar gelukkig te maken, maakte dat ik
me minder gefrustreerd en kwaad voelde.
'Was het moeilijk voor May toen Laura stierf?' vroeg ik toen
we aan de picknicktafel zaten en begonnen te eten.
'Erg moeilijk,' zei hij.
'Arm kind,' zei ik. 'Zo'n tragedie bij haar handicap.'
'Ze doet het heel goed,' zei hij kwaad.
'Niemand beweert iets anders, Cary. Je hoeft niet zo tegen me
tekeer te gaan. Er beslaat zoiets als té beschermend zijn, weet
je.'
'Je kunt nooit te beschermend zijn,' antwoordde hij. 'Als je
eenmaal daar buiten bent, zul je het begrijpen.' Hij knikte naar de
zee.
'Wanneer ga ik daar naartoe?' Hij zweeg. 'Ik ben nog nooit op
een zeilboot geweest. Pappa nam ons vroeger mee naar het strand,
maar mamma had een hekel aan boten, dus gingen we alleen zwemmen en
zonnen.'
'Wat een stelletje toeristen,' schamperde hij.
'Je hoort niet de spot te drijven met de toeristen. Ze kopen
je kreeften immers?'
'En ruïneren alles, maken rommel op de stranden, vergiftigen
het water, houden ons voor de gek.'
ik denk dat jij erg gelukkig zou zijn als kluizenaar.' Hij
liet zich niet uit het veld slaan en haalde zijn schouders
op.
'Lekker,' zei ik, toen ik wat van de vis had gegeten, maar het
klonk als een klacht.
'Dank je,' zei hij gevoelloos.
'Graag gedaan,' snauwde ik.
We aten zwijgend en keken naar elkaar met ogen als dolken,
maar toen we ons omdraaiden naar May zagen we dat ze met een
geamuseerde lach naar ons keek. Cary richtte zijn blik op mij. We
staarden elkaar even aan en moesten toen lachen.
Het was of een ijsplaat gebarsten was en wat warme lucht
binnenliet. Ons gesprek werd luchtiger en ik praatte over het
landschap. Ik bewonderde de abrikooskleurige gloed van de zon toen
we uitkeken over zee. Ik had nooit geweten hoe mooi de zee kon
zijn. Dat deed hem genoegen en hij vertelde dat toen hij nog klein
was, Laura en hij op hun rug in de roeiboot van hun vader lagen als
het begon te schemeren en keken hoe de lucht van kleur
veranderde.
'Het leek magisch,' zei hij.
'Dat is het ook.'
Er lag een warme gloed in zijn ogen en ik dacht dat de meisjes
gelijk hadden: hij was knap, als hij dat wilde. Maar plotseling
werd hij verlegen en de serieuze, harde uitdrukking verscheen weer
snel op zijn gezicht. Maar na het eten, toen ik hem hielp met
afruimen, verraste hij me met het voorstel om met May het dorp in
te gaan voor een ijsje.
'En om te zien hoeveel schade de buitenstaanders aanrichten,'
voegde hij eraan toe.
'En hoeveel geld ze achterlaten bij de plaatselijke
winkeliers,' voegde ik eraan toe. Hij onderdrukte zijn glimlach,
maar ik zag het.
Voor het eerst sinds we met May liepen, vond hij het goed dat
ze allebei onze handen vasthield. Cary voerde ons een andere kant
op, langs hoog gras, struiken en geknotte eiken. Ik hoorde de
kikkers in het moeras.
'Theresa en haar broer en zussen en haar vader wonen daar,'
wees hij, toen we een hoek om kwamen.
Ik staarde naar de straat die in oostelijke richting liep. De
huizen waren klein en het gras in de tuinen was schaars en ruw.
Dichter bij het dorp waren de huizen mooier, met echte gazons en
bloemen - gele theerozen, donkerpaarse irissen en
hortensia's.
De Cape was verbluffend. Golvende duinen, zo droog en schaars
begroeid als een woestijn, liepen in de richting van de zee, maar
op korte afstand stonden eiken, bosbessenstruiken, rode esdoorns en
huizen met grasvelden vol krokus- sen, tulpen en seringenstruiken.
Het leken twee verschillende werelden. Cary zei dat er vaak twee
soorten weer waren. Het kon stormen in het oosten, terwijl de zon
scheen in het westen.
Misschien verklaarden de verschillen in het land de
verschillen in de mensen, dacht ik. Sommigen waren hard, zuinig,
met in steen gehouwen religieuze ideeën; anderen waren zorgeloos,
impulsief en vrolijken verlangden naar pret en opwinding. Sommigen
leefden om te werken en sommigen werkten net genoeg om te
leven.
's Avonds was het dorp opwindend, vooral met alle mensen, de
muziek uit de bars en restaurants, de vrachtladingen toeristen die
naar elkaar schreeuwden, de menigten bij de steigers. Ik bekeek
alles nieuwsgierig. Rij kocht een ijsje voor May en vroeg of ik er
ook een wilde. Ik zei ja. Hij kocht er ook een voor zichzelf.
May wilde naar de steiger en naar de diepzeevissers kijken die
de toeristen probeerden te verleiden hen te huren. Ik was nog nooit
's avonds in een echt toeristendorp geweest, en was enthousiast
over alle lichten, en de manier waarop winkeliers en
woestijn-touroperators de mensen probeerden te verleiden, vleiend,
bijna smekend om hun klandizie.
ik haat die woestijntochten,' zei Cary, toen een volgeladen
jeep voorbijreed. 'Eén keer stopten een paar jeeps achter ons huis,
en de gids wees naar mijn moeder en Laura en beschreef ze als
inheemse vissersvrouwen.'
'Nou, dat is je moeder toch ook?'
'Ze is geen gedrocht om door toeristen te worden aangegaapt,'
zei hij, 'en Laura zeker niet. Hoe zouden zij het vinden als een
touringcar bij hun achtertuin stopte en mensen naar hen staarden
terwijl ze hun werk deden?'
Ik knikte. Ik begreep iets van zijn woede.
'Je hebt gelijk. Dal is niet behoorlijk.' Hij keek waarderend,
maar onderdrukte snel zijn glimlach en keek naar May.
'We kunnen beter teruggaan,' zei hij. 'May krijgt
slaap.'
Toen we terugkwamen in huis zat oom Jacob met zijn
vissersvriend in de zitkamer, terwijl de vrouwen stonden te praten
in de keuken. We gingen rechtstreeks naar boven. May viel gauw in
slaap.
'Bedankt voor het ijs en de wandeling,' zei ik tegen Cary in
de gang.
Hij staarde me even aan.
'Ben je erg moe?'
'Nee, niet erg,' zei ik.
'Wil je iets bijzonders zien?'
'Graag.'
'Kom mee,' zei hij, en ging me voor naar beneden. We liepen
zachtjes door het huis, maar oom Jacob hoorde ons en kwam naar de
deur van de zitkamer.
'Waar ga je naartoe, jongen?' vroeg hij.
'Even naar het moeras kijken,' antwoordde Cary.
Oom Jacob keek met samengeknepen ogen naar mij, voor hij
zachtjes knikte en terugkeerde naar zijn gezelschap.
Cary zei niets. Haastig liep hij het huis uil en ging me voor
naar de heuvel. Op de top bleef hij staan en we staarden naar het
moeras. Het maanlicht haalde trucjes uit met de bloesem. Ze
schitterden als juwelen in de nacht.
'Wat vind je ervan?' vroeg hij.
'Hel is mooi.' 'Ik dacht wel dat het je zou bevallen.'
Rechts van ons bulderde de zee in het duister. Ik sloeg mijn
armen om me heen.
'Koud?'
'Een beetje,' gaf ik toe.
'Je wilde natuurlijk graag naar dat strandfeest, hè?'
'Ik ben nog nooit op zo'n feest geweest.'
'Het enige wat ze er doen is stickies roken of drinken rond
het kampvuur. Sommigen verdwijnen natuurlijk in het donker.'
'Wil jij later geen vriendinnetje?' vroeg ik.
'Als ik een verstandig meisje vind, zal ik met haar praten,'
zei hij.
'Niemand is verstandig?'
'En knap ook,' bekende hij. Hij stond met zijn handen in zijn
zakken, schopte tegen het strand en keek van mij naar de zee. 'En
jij?'
'Wat?'
'Had jij een vriendje in West Virginia?'
'Een tijdje had ik een vaste vriend, maar toen pappa stierf...
toen ging ik niet meer naar schoolfeesten en zo.'
'Ja. Ik wilde ook niets meer toen Laura was gestorven. Ik
wilde niet werken of ooit nog naar school gaan.'
'Dat was het enige goede van ons vertrek uit Sewell,' vertelde
ik hem. 'Dat ik niet meer naar de plaatsen hoefde waar pappa en ik
altijd naartoe gingen, dat ik niet meer naar de mijnwerkers hoefde
te kijken, in de hoop hem te zien thuiskomen.'
Hij dacht even na. 'Ik zou hier nooit vandaan kunnen.'
'De meeste jonge mensen die ik heb gekend hadden het er altijd
over dat ze op een dag weg wilden uit huis.'
'Ik niet. Hier hoor ik, hier is mijn bestemming. Ik heb zout
water in mijn bloed.'
Ik lachte.
'Waarschijnlijk ga ik toch niet over,' voegde hij eraan
toe.
'Waarom niet?'
'Ik ben verkeerd in Engels.'
'Slecht.'
'Wat?'
'Je bent slecht in Engels, niet verkeerd.'
'Begrijp je wat ik bedoel?'
'Misschien kan ik je helpen. Ik ben goed in Engels.'
'Het is waarschijnlijk al te laat. Ais ik het overgangsexamen
niet haal -'
'Dat haal je,' vertelde ik hem. 'Ik zal je elke avond helpen.
Oké?'
ik weet het niet. Ik weet niet of het me zelfs wel iets kan
schelen.'
'Het móét je kunnen schelen! Bovendien weet ik zeker dat je
het goed kunt als je je best doet.'
Hij glimlachte.
'Ik heb begrepen dat Laura erg goed kon leren. Heeft zij je
geholpen?'
Hij wendde zijn blik af in plaats van te antwoorden en draaide
zich toen om en liep de heuvel af. 'Laten we teruggaan naar
huis.'
Ik volgde hem. Toen we weer binnenkwamen, nodigde oom Jacob
Cary uit om binnen te komen en met hem over de kreeftenvangst te
praten. Ik wenste hun
goedenavond en ging naar mijn kamer om te lezen. Een tijdje
later hoorde ik Cary naar zolder gaan. Ik hoorde hem rond
schuifelen en toen werd alles kalm, op de gesmoorde stemmen na van
oom Jacob, tante Sara en hun vrienden onder me.
Mijn oogleden begonnen dicht te vallen. Ik sukkelde in slaap,
werd wakker, ging naar de badkamer, kwam terug en kleedde me uit om
naar bed te gaan. Nadat ik de lichten had uitgedaan, staarde ik uit
het raam en zag de maan op de zee. Prachtig. Had Laura uit hel raam
gekeken en het mooi gevonden? Hoe was ze werkelijk geweest? Ik had
tante Sara's voortdurende beschrijvingen, vergelijkingen en
opmerkingen gehoord, maar op de een of andere manier vermoedde ik
dat er meer achter haar dochter had gescholen dan zij wist.
Cary wist het, dacht ik. Ze was zijn tweelingzus geweest, maar
hij was bang of onwillig om over haar te praten. Er was tijd voor
nodig, maar belangrijker, er was vertrouwen voor nodig. Ik vroeg me
af of hij me ooit genoeg zou vertrouwen om me zijn hartsgeheimen te
vertellen. Ik wist dat hij diep verborgen geheimen had.
Ik deed mijn ogen dicht en ging achterover op mijn kussen
liggen en dacht aan mamma. Waar was ze vanavond? Ik slikte mijn
tranen in en dwong mezelf te slapen om aan droeve gedachten te
ontkomen.
Was dat wat Cary elke avond deed?