Vechten voor mijn vrijheid

Victoria kwam terug naar mijn slaapkamer, zag dat het document was getekend, stopte het in haar gele map en glimlachte.
'Mooi,' zei ze. 'Dal was de goede beslissing. Nu zal alles voor ons allebei veel beter worden, zeker voor jou.'
ik wil onmiddellijk mijn telefoon terug,' eiste ik. 'En ik wil de sleutels van mijn busje.'
'Nog iets?' vroeg ze. Haar glimlach sneed zo diep in haar bleke gezicht en haar ogen werden zo koud dat het leek of ze een wassen beeld was geworden van zichzelf.
'Ja, ik wil niet dat Austin of zijn oom nog worden lastiggevallen of bedreigd en ik wil datje die spion bij me vandaan houdt.'
'Eigenlijk,' zei ze tot mijn verbazing, 'dacht ik er al over mevrouw Churchwell te ontslaan. Je had gelijk. Ze kan niet goed koken en ik ben niet tevreden over de manier waarop ze het huis schoonhoudt. Moeder zou haar de dag nadat ze haar had aangenomen weer hebben ontslagen. Voor het salaris dat ik haar betaal kan ik twee dienstmeisjes aannemen.
'Mooi.' zei ik. Ik had beslist geen medelijden met Churchwell.
'Nu zie je hoe goed jij n ik met elkaar kunnen opschieten als we samenwerken.' Ze liep naar de deur. 'Ik zal haar je ontbijt laten klaarmaken en haar dan wegsturen.'
ik wil niet dat ze iets voor me klaarmaakt. Ik kan voor mezelf zorgen.'
'Goed zo,' zei ze. 'Dal zal het gemakkelijker maken. Ik zal haar twee weken salaris geven en haar dan laten gaan. Voorlopig,' ging ze verder, 'zijn jij en ik alleen.'
Nee, hoor, dacht ik, want vandaag ga ik ook weg.
'Leg de sleutels van het busje op de keukentafel voor je naar je kantoor gaat,' zei ik toen ze naar de deur liep.
Ze bleef staan, knikte vaag met haar nepglimlach op haar gezicht en ging weg. Ik kwam uit bed en ging naar de badkamer. Ik wist niet precies waar ik naartoe zou gaan of wat ik zou doen, maar alleen al de gedachte aan weggaan was opwindend. Ik zou Austin natuurlijk zo gauw mogelijk bellen en hem zeggen waar ik was. Dan zou ik naar mr. Sangers kantoor rijden en hem het nodige laten doen om mezelf en Austin van het nodige geld te voorzien. Hij zou het niet goedkeuren dat ik de volmacht had getekend, maar het huis en de zaak konden me toch niet meer schelen. Ze mocht zich wentelen in haar overwinning en in haar duistere eenzaamheid leven, als ze dat zo graag wilde.
Misschien kon ik Austin overhalen met me mee naar Engeland te gaan. Hij kon doen wat nodig was om daar een gediplomeerd therapeut te worden. We konden samen in een kleine Hat gaan wonen en een heel nieuw leven beginnen, ver weg van al deze problemen en narigheid. We zouden mijn vader en zijn gezin vaak zien. naar het theater gaan en in het weekend heerlijke middagen in de parken doorbrengen.
Terwijl ik in bad lag, droomde ik van Austin en mij, wandelend langs de Thames, zittend in een leuk café - we zouden alles doen wat ik vóór mijn ongeluk had gedaan.
Praktisch alle openbare gelegenheden hadden nu immers faciliteiten voor gehandicapten. We konden naar musea gaan. door het land reizen, alles doen wat we wilden. Ik had een visioen van ons allemaal bij de high tea op zondag: mijn vader en zijn gezin en Austin en ik, pratend, luisterend naar muziek en genietend van elkaars gezelschap. Ik had nog steeds een leven, dacht ik.
Victoria geloofde dat ze had gewonnen. Ze beschouwde dit als een overwinning. Ze begreep absoluut niet dat ze me in werkelijkheid had bevrijd van mijn gebondenheid. Eigenlijk moest ik degene zijn die haar bedankte. Alles wat ik had gedaan, bedacht ik, was afstand doen van mijn rechten op een zinkend schip, een deprimerend donker en ongelukkig schip dat dreef op een zee van tranen.
Ga je Pyrrusoverwinning maar vieren. Victoria. Koester je dierbare juridische documenten, schep op tegen je vrienden en breng de rest van je leven door met een hart dat hunkert naar een man die je nooit zult hebben. Op een dag zul je wakker worden in dit huis of waar dan ook en je zult beseffen datje helemaal niets hebt bereikt. Je zult alleen je eigen schaduw hebben om je gezelschap te houden en je zult alleen je eigen stem horen. Je zult een gevangene zijn, meer dan ik ooit geweest ben. Misschien zul je niet in een rolstoel zitten, maar je zult toch gehandicapt zijn. Dat weet ik zeker, dacht ik.
Mijn overpeinzingen werden onderbroken dooreen luid gebons, een serie dreunen, die van builen naar binnen drongen. Ik dacht dat het de tuinlieden waren die wekelijks kwamen om voor het landgoed te zorgen en besteedde er verder geen aandacht aan.
Toen ik mezelf uit het bad had geholpen en me had afgedroogd, kleedde ik me aan en vond een paar koffers achter in mijn kast. Ik was te opgewonden over mijn vertrek om eraan te denken eerst te ontbijten. In plaats daarvan bracht ik de rest van de ochtend door met uitzoeken wat ik mee wilde nemen en inpakken. Toen ik daarmee klaar was, leunde ik tevreden achterover en bedacht toen dat ik honger had.
Ik reed weg, en realiseerde me dat ik al die tijd geen geluid in huis had gehoord. Ik dacht dat Victoria mevrouw Churchwell inderdaad had weggestuurd en dat ze al vertrokken was zonder afscheid te nemen. Goed zo. Ik zag haar liever niet dan wel, zelfs niet voor een laatste keer.
Mijn eerste teleurstelling was dat Victoria de autosleutels niet op de keukentafel had achtergelaten, zoals ik gevraagd had. Ik keek overal, zelfs op de grond, in de veronderstelling dat ze misschien gevallen waren. Ik controleerde het aanrecht, de keuken, alles, maar ik zag geen sleutels.
Verdomme, dacht ik. Ze heeft het met opzet niet gedaan... of ze is het in de roes van haar overwinning vergeten. Ik wilde haar op kantoor bellen en bedacht toen dat de telefoon in de keuken was afgesloten. Ik voelde de frustratie en ergernis in me opwellen, tot ik een intense woede voelde.
Ik draaide me om  en reed snel de gang door naar haar kantoor.
Natuurlijk was dat op slot. Ik rammeide aan de deur en sloeg erop met mijn vuist, huilend en Victoria's naam gillend. Toen kalmeerde ik. Ik rijd gewoon naar buiten, de glooiing af en over de oprijlaan naar de weg. dacht ik. Ik zal een passerende auto aanhouden en vragen me naar een telefoon te brengen.
Ik draaide mijn stoel en reed met hernieuwde vastberadenheid naar de voordeur. Het was een prachtige dag, er waren maar een paar wolken zichtbaar vanuit de deuropening. Een warme bries woei in mijn gezicht en vervulde me met kracht. Ik haalde diep adem en reed naar buiten. Dit is niet moeilijk, hield ik mezelf voor. De eerste automobilist die me ziel zal zeker stoppen. Het zou wel een vreemd gezicht zijn een meisje in een rolstoel te zien liften. Ik lachte bij mezelf en reed naar de oprit.
Toen leek het of mijn hart in steen veranderde. Ik staarde stomverbaasd voor me uit. De oprit was verdwenen! Dat was het gebons en gezaag dat ik had gehoord toen ik in bad zat. Waarom had Victoria dat gedaan? Was het alleen maar in afwachting van mijn vertrek? Waarom had ze niet gewacht tot ik werkelijk weg was'?
Zonder die glooiende oprit zagen de treden er onheilspellend uit. Hoe moest ik nu die trap afkomen? Mijn frustratie sloeg snel om in woede. Ik zou me niet laten kisten. Zo voorzichtig als ik maar kon liet ik me uit de stoel op de grond glijden. Ik besloot de stoel zo langzaam mogelijk de trap af te duwen en dan zou ik kruipen, glijden, alles wat ik maar kon om beneden te komen, en dan weer in de stoel klimmen. het leek een goed plan, dus begon ik de stoel voorzichtig voor me uit te duwen.
Hij bonkte de eerste tree af en toen de tweede en ik hield hem zo stevig mogelijk vast, maar ik lag in een ongemakkelijke houding. Het was moeilijk om centimeter voor centimeter naar voren en omlaag te kruipen en tegelijk de stoel vast te houden. Eindelijk besloot ik hem op eigen kracht naar beneden te laten rollen en zo snel mogelijk te volgen.
Zodra mijn vingers de stoel loslieten, rolde de stoel op eigen kracht naar voren, de resterende treden af. Alleen stopte hij niet zo dicht bij de onderste tree als ik gehoopt had. Hij bleef voortrollen tot hij bij de oprijlaan kwam.
'Stop!' schreeuwde ik tegen de stoel, alsof ik het tegen een levend wezen had dat kon horen en gehoorzamen.
Maar de stoel stopte niet. Hij rolde sneller en sneller verder over de aflopende oprijlaan, tot ik hem niet meer kon zien. Ik staarde er ongelovig naar. Ik moest nu niet meer alleen de trap af zien te komen, ik zou me ook nog een heel eind over de oprijlaan moeten slepen.
Ik keek achterom naar het huis. Zelfs teruggaan naar binnen en naar mijn kamer was een enorme onderneming.
Waar was ik aan begonnen'?
'Help!' schreeuwde ik.
Mijn ijle kreet verstierf in de wind. Wie zou me trouwens kunnen horen'? Misschien zouden de tuinlieden straks komen, maar wat moest ik in de tussentijd doen? dacht ik. Ik besloot dat ik geen andere keus had dan mijn stoel te volgen. Het zou me uren kunnen kosten. maar ik zou er komen.
Ik draaide me om en sleepte mijn levenloze benen naar de trap. Toen haalde ik diep adem en duwde me omlaag tot mijn billen op de volgende tree terechtkwamen. Ik snakte naar adem. Ik slikte, sloot mijn ogen en nam nog een tree en toen nog een tot ik de trap af was. Mijn arme billen deden pijn. Ik haalde diep adem, zette mijn handen achter me en begon me naar de oprijlaan te slepen.
Grind en vuil schaafden pijnlijk mijn handen. Ik moest voortdurend stoppen om ze aan mijn rok af te vegen. De middagzon scheen op mijn gezicht en de warme bries die ik had verwelkomd toen ik de deur had geopend, leek nu de kwellende hete adem van een reusachtig schepsel dat over me heen gebogen stond. Ik kon de zweetdruppels langs mijn slapen voelen druppen.
Na even te hebben uitgerust sleepte ik mezelf weer voort. De kleren die ik die ochtend had uitgezocht waren niet bepaald geschikt voor deze inspanning, dacht ik. De rok deed niet veel om de huid van mijn benen te beschermen, vooral mijn kuiten hadden te lijden. Ik kon de pijn in mijn linkerbeen niet voelen, maar ik kon de krassen en rode plekken zien. In mijn rechterbeen voelde ik iets prikken.
Na minstens een halfuur bereikte ik het eind van de oprijlaan en keek verder omlaag. Daar lag mijn rolstoel op zijn kant bij de weg. Het zon me waarschijnlijk nog een uur kosten om mezelf ernaartoe te slepen, dacht ik. De palmen van mijn handen bloedden. Het was pijnlijk om het volle gewicht van mijn bovenlichaam erop te laten rusten en me zo over het vuil en het grind te duwen.
Wat moest ik nu doen? Ik keek achterom naar het huis. Het leek een onmogelijke taak om te proberen terug te gaan. Ik zou me weer die trap op moeten hijsen. Ik begon te huilen. De hele wereld spant tegen me samen, dacht ik. De grond, de lucht, alles is tegen me. Ten slotte duwde ik me bijna uitgeput op mijn handen omhoog, rolde me in een moment van pure woede en frustratie op als een bal, door mijn armen om mijn bovenlichaam te slaan en me met opzet naar voren te laten vallen om voldoende vaart te krijgen en om te rollen.
En rollen deed ik, maar mijn benen zwaaiden over me heen als dode gewichten, bonsden hard op mijn schouders. Eén keer sloeg ik met de zijkant van mijn hoofd tegen een steen en ik voelde een warm stroompje bloed onder mijn haar, maar ik rolde gewoon door. De blauwe lucht en de wolken leken met me mee te draaien. Twee keer had ik het gevoel dat ik geen lucht meer had in mijn longen en ik snakte naar adem. Eindelijk bleef ik op mijn buik liggen en keek omhoog naar mijn stoel die nu nog maar een paar meter van me af was.
Ik liet mijn hoofd op mijn armen zakken en rustte uit. Ik voelde de pijn van de snij- en schaafwonden op mijn heupen door mijn armen naar mijn hoofd en mijn rechteroor trekken. Ik moest er wel vreselijk uitzien. Mijn kleren waren vuil en zaten onder de vlekken en mijn blouse was bij de rechterelleboog gescheurd. Ik voelde daar een schaafwond en zag bloed.
Maar ik was nu zo ver gekomen, dit was niet het moment om daarover te gaan jammeren. Met moeite wist ik te gaan zitten, en mijn armen achter me te plaatsen zodat ik me kon voortduwen tot ik bij de stoel zou zijn. Ik was er bijna toen ik het geluid hoorde van een auto. Ik keek achterom en zag de auto komen aan rijden. Ik schreeuwde, uit angst dat de bestuurder me niet had gezien. Hij stopte op niet meer dan een paar centimeter van me vandaan. De bumper was zo dicht bij me dat ik hem kon aanraken als ik achterover leunde.
Ik hoorde het portier opengaan en keek hoopvol op. Maar zodra ik de bekende schoenen en dunne benen zag, liet ik verslagen mijn hoofd zakken. Victoria stond over me heen gebogen, haar handen op haar heupen.
'Wat haal jij je in je hoofd?' vroeg ze. 'Wal is dit voor waanzin? Ben je helemaal gek geworden? Kijk eens naar jezelf. Kijk eens wat je met jezelf gedaan hebt.'
Door mijn tranen heen riep ik: 'Het is allemaal jouw schuld. Waarom heb je die oprit bij de trap laten weghalen? Waar zijn mijn autosleutels? Waarom heb je die niet op de keukentafel gelegd zoals je beloofd had?'
'Ik neem je mee naar huis en maak je schoon,' zei ze. 'Hoe heb je dit gedaan? Ben je uitje stoel gevallen? Waarom wachtte je niet tot ik thuiskwam? Waarom was het zo belangrijk om juist nu te gaan rondrijden?'
Ze liep naar de rolstoel en zette hem naast me neer. Toen bukte ze zich en schoof haar armen onder de mijne.
'Laat me met rust!' schreeuwde ik. 'Het is jouw schuld.'
'Gedraag je niet als een idioot en werk een beetje mee. Ik weet dat je dat rechterbeen wat kunt bewegen, dus help me om jou te helpen,' beval ze.
Ik had geen andere keus dan te doen wat ze vroeg en op de een of andere manier had ze voldoende kracht om me op te tillen en me in de stoei te zetten. Ik hing tegen de rugleuning, mijn armen waren zo moe en slap dat ze langs de zijkanten van de stoel bungelden.
'Ontspan je nou maar.' zei ze en duwde me moeizaam omhoog over de oprijlaan.
'Waarom heb je die glooiing weg laten halen?' vroeg ik zwakjes.
'We willen het huis verkopen, weetje nog wel? Hoe kon ik met dat ding voor de deur de makelaar met potentiële klanten laten komen? Daar zouden ze op afknappen. Mensen moeten zich aangetrokken voelen tot een huis voor ze zullen overwegen het te kopen.'
'Had je niet tenminste kunnen wachten tot ik weg was? Hoe moest ik naar beneden komen?'
'Wie had nou kunnen denken dat je weg zou gaan zonder dat er iemand was om je te helpen? Je had niet hoeven proberen in je eentje te vertrekken, malle meid. Je bent altijd al zo impulsief geweest.'
'Waar heb je het over? Je kent me nauwelijks. Je had die oprit niet weg moeten laten halen,' hield ik vol.
Het verbaasde me hoe sterk ze was voor zo'n magere vrouw. Ze wist de stoel met mij erin tree voor tree omhoog te hijsen tot we weer op het bordes stonden.
'Zo,' zei ze en haalde diep adem. 'Je hebt me uitgeput met al die onzin. Nu moeten we je naar binnen brengen en je opknappen. Je moet iets ontsmettends doen op al die schaafwonden van je.'
Ze draaide de stoel om en reed me naar binnen. Ik liet mijn kin op mijn borst zakken. Mijn dappere en vastberaden poging om te ontsnappen was mislukt, hoe heldhaftig ook. Het had maar een paar minuten gescheeld of ik had me weer in mijn stoel gehesen en ik was op de weg geweest. Ik had geen idee hoe belangrijk die gemiste laatste ogenblikken zouden blijken.
Ik zou er gauw genoeg achter komen.
Ze bracht me terug naar mijn kamer en begon onmiddellijk mijn kleren uit te trekken.
'Wat voor indruk denk je dat het zou maken als ze je vandaag kwamen opzoeken en je ziet er zo uit? Wat zouden ze wel niet van mij denken? Ik ben in staat een miljoenenbedrijf te leiden, maar niet om voor één invalide meisje te zorgen? Het zou vreselijk pijnlijk zijn. Grant zou zich afvragen of ik wel zo capabel was als hij denkt en hij zou daar alle recht toe hebben.
En je moeder zou hard weghollen als ze je zag. Ze zou zo overstuur raken dat ze zou moeten rusten, en Grant zou naar haar toe moeten gaan om haar te troosten. Zoiets mag niet gebeuren; dat kunnen we nooit laten gebeuren,' zei ze.
Ik was te moe en had te veel pijn om haar het zwijgen op te leggen, maar haar woorden drongen tot me door en ik voelde me geschokt en een beetje bang toen ik die waanzinnige blik in haar ogen zag en ze maar doorratelde.
Ik gilde toen ze een paar wonden waste. De zeep beet erin als kleine scherpe tanden.
'Hel is je eigen schuld. Pijn is goed als die je iets leert. Hopelijk zul je het deze keer leren,' zei ze. Terwijl ze aan het werk was sperde ze haar ogen open en kneep ze weer dicht, als de lens van een telescoop die open en dicht gaat.
'Hoe bedoel je, deze keer?'
Het leek haast of ze verdoofd was, haar lippen trilden.
'We moeten er een desinfecterend middel op doen. zus.'
'Ik ben je zus niet!' gilde ik.
Ze knipperde met haar ogen en richtte zich stijfjes op.
'Het is maar een uitdrukking,' zei ze kortaf. 'Wind je niet zo op. Het zou nu trouwens toch beter zijn als je me meer als je zus beschouwde en niet als een of andere verre tante.'
Ik sloot mijn ogen en kermde zachtjes. Ik moet hier weg, dacht ik. Haar geest lijkt op een klok die stopt met tikken en dan een paar uur later weer begint.
Toen ze het desinfecterende middel aanbracht, deed ze dat overdreven ruw en hard. Ze leek te genieten van mijn geschreeuw en gegil. Ik weet dat het goed voor me moest zijn, maar in haar handen leek het meer een soort marteling die tweeduizend jaar geleden was uitgevonden. Eindelijk was het voorbij.
'Nu moet je een tijdje gaan liggen,' zei ze.
Ik bleef hijgend zitten en deed mijn uiterste best me te beheersen, maar ik was uitgeput en ik had overal pijn. Ik stond op het punt flauw te vallen. Te zwak om me te verzetten, zelfs om te schreeuwen, liet ik me door haar optillen en op bed leggen.
ik denk datje zelfs niets gegeten hebt,' zei ze. Ze stond over me heen en haalde hijgend adem. Haar smalle schouders gingen op en neer, haar ogen leken in hun kassen rond te zwalken en ze knipperde met haar oogleden. Toen ze weer naar me keek, was het of ze dwars door me heen keek.
'Ik begrijp niet hoe het komt dat je er zo goed uit blijft zien met al dat junkfood dat je eet. Je hebt nooit een probleem gehad met puistjes en als je er eens een had gedroeg je je of het de Vesuvius was die op je wang tot uitbarsting kwam of zoiets,' zei ze.
'Waar heb je het over, tante Victoria?' vroeg ik met een fluisterstem.
'Natuurlijk herinner jij je dat niet meer. Alles wat lelijk is zetje onmiddellijk van je af. Ga slapen. Ik moet werken,' zei ze en liep naar de deur.
'Wacht.' riep ik zwakjes. Ze draaide zich niet om en even later was ze verdwenen.
Ik ga rusten, dacht ik. Ik ga rusten om mijn krachten terug te krijgen en dan ga ik hier weg. Ze is bezig gek te worden, haar eigen onaangename herinneringen komen voortdurend bij haar boven. Ik sloot mijn ogen en even later sliep ik.
Ik was zo uitgeput door de hele beproeving dat ik urenlang sliep. Toen ik wakker werd was het al gaan schemeren en de wolken maakten het nog donkerder. Zonder licht aan in de kamer zag alles er zo triest uit. Ik kreunde en trok me naar voren op mijn ellebogen, maar de pijn in mijn armen en heupen was zo hevig, dat ik het uitschreeuwde en terugviel op het kussen.
'Tante Victoria,' riep ik. 'Tante Victoria!'
Ik wachtte. Behalve het geluid van de wind, die nu harder begon te waaien en langs de ramen en muren van het huis streek, hoorde ik niets. Was ze er wel? Mijn hoofd begon te bonzen en ik besefte dat ik de hele dag niets had gegeten en zelfs geen slokje water had gedronken. Mijn lippen voelden als twee repen schuurpapier.
'Tante Victoria!' Hoe was het mogelijk dat ze me niet hoorde? Ik schreeuwde uit alle macht. 'Tante Victoria, ben je daar ?'
De gang was donker. Waarschijnlijk was ze er niet, dacht ik. Ik keek naar mijn rolstoel. Ze had hem te ver van mijn bed neergezet. Dat wordt weer kruipen als ik erin wil, dacht ik, maar alleen al de gedachte aan die inspanning maakte dat ik me meteen weer uitgeput voelde. Het was alsof ik de Mount Everest wilde beklimmen. Ik bleef liggen en probeerde te bedenken wat ik kon doen. De pijn in mijn hoofd voelde als een elektrische band die van de ene slaap naaide andere liep, als een statische kroon.
'Tante Victoria, geef alsjeblieft antwoord als je thuis bent,' smeekte ik, maar ik hoorde niets.
Misschien zat ze te telefoneren in haar kantoor en hoorde ze me daarom niet. Ik bleef ingespannen luisteren, wachtte op een geluid dat erop wees dat ik niet alleen was in het huis, maar de stilte bleef hangen en leek nog intenser.
Ik riep sleecis opnieuw, hees me overeind op mijn ellebogen en schreeuwde. Nog steeds niets. Wanhopig pakte ik mijn wekker. Zo hard als ik kon smeet ik hem door de deur de gang in. waar hij tegen de verste wand botste. Het maakte een hoop lawaai.
Ik luisterde. Eindelijk hoorde ik voetstappen, maar ze klonken zo langzaam en zwak dat ze op die van een oud mens leken. Ik kon me niet voorstellen dat het Victoria was. het leek een eeuwigheid te duren voor ze bij de deur was, maar eindelijk zag ik haar. Ze droeg die afschuwelijke, verschoten roze badjas en leren mannenslippers. Ze leek verwarder en vermoeider dan ik me voelde. Haar haar zag eruit of er een troep ratten in had gewoeld. Haar oogleden zakten omlaag en haar ogen leken wel twee donkere inktpoelen. Zonder haar gewoonlijk perfecte, zelfs stramme houding, maakten haar afhangende schouders haar ouder, magerder. Ze bewoog zich alsof haar spieren en gewrichten meer pijn deden dan de mijne en even vroeg ik me af of de inspanning om me van de oprijlaan terug te brengen naar het huis niet te veel voor haar was geweest.
'Wat is er? Wat is er nu weer aan de hand? Ik sliep,' mompelde
ze.
ik wil mijn bed uit,' zei ik. ik heb mijn rolstoel nodig en ik wil iels eten en drinken. Ik ben bijna uitgedroogd.'
Ze bleef staan en staarde me aan alsof ze geen woord had gehoord.
'Tante Victoria, heb je me gehoord ?'
'Raad eens wat er vanmiddag met de post is gekomen,' zei ze in plaats van te antwoorden. Ze glimlachte en stak haar hand in de grote zak van de badjas en haalde er iels uit dat op een ansichtkaart leek. Ze hield hem omhoog en wachtte alsof ze dacht dat ik het zou begrijpen.
'Van wie is die?' vroeg ik. Kwam hij uit Engeland, of was hij van Roy?
'Van hen. Van wie anders? Wie anders zou de euvele moed, het lef hebben, me zo'n kaart te sturen? Ik zal hem je voorlezen.'
'Tante Victoria...'
'Lieve Vikki.' begon ze. Ze liet de kaart zakken en keek me aan. 'Dat vindt ze soms leuk, om me Vikki te noemen, alsof we liefheb- 
bende zussen zijn en ze een bijnaam mag gebruiken. Ze weet dat ik de pest heb aan bijnamen. Altijd gehad. Ik heb me op school nooit door iemand Vikki laten noemen. Dan gaf ik geen antwoord, maar zij drong er altijd op aan dat mensen het moesten doen, voor de grap. Ze begon opnieuw:
Lieve Vikki,
Ik móést je deze kaart sturen zodat je is. We hebben een heerlijke tijd. Het tweede huwelijksreis zijn. We leren nieuw kennen en liefhebben. Ik hoop dat alles goed niet je gaat.
Liefs, Megan
Ze liet de kaart zakken en borg hem weer in haar zak.
'Liefs, Megan,' herhaalde ze. 'Ze leren elkaar weer helemaal opnieuw kennen en liefhebben. Zie je? Ze krijgt uiteindelijk altijd haar zin.' Ze lachte. 'Luieren. Huilen bij het eerste teken van iets onaangenaams, wegkwijnen voor het oog van je man, knipperen met je oogleden, pruilen, en je krijgt watje wilt in dit leven. Dat is de les die je moet leren zolang de mannen de prijzen uitdelen. Dus waarom werk ik zo hard, hè? Toe dan, vraag het me dan. Vraag het maar,' beval ze.
'Ik heb honger en dorst,' zei ik. 'Duw alsjeblieft mijn stoel naar me toe.'
Meesmuilend schudde ze haar hoofd en liep naar de stoel. Toen ze hem naast het bed had gezet, slofte ze de kamer uit en de gang af.
'Moet sterk worden, moet eruit,' psalmodieerde ik voor mezelf. Mijn mantra gaf me de kracht mijn ochtendjas aan te trekken en in de stoel te gaan zitten. Toen reed ik de kamer uit.
kunt zien hoe mooi het hier is alsof Grant en ik op een elkaar weer helemaal op-
Ik was verbaasd dat het zo donker was in de rest van het huis. Ze had niet de moeite genomen het licht in de gang aan te doen. Ik keek 
naar het kantoor. De deur stond open en ik kreeg de indruk dat er één kleine lamp brandde en verder niets. Ik ging naar de keuken, draaide het licht aan en begon wat te eten te maken.
Terwijl ik at, bleef ik verwachten dat Victoria elk moment te voorschijn zou komen, maar ze kwam pas toen ik klaar was en de borden in de afwasmachine had gezet. Het eten en drinken gaven me iets van mijn kracht en energie terug. Ik voelde nog slechts een doffe pijn ten gevolge van mijn wonden. Ik had me net omgedraaid om terug te gaan naar mijn kamer, toen ik een onbekend geklik van hakken hoorde in de gang. Het kwieke geluid van de voetstappen suggereerde dat het iemand was die vol energie was. Maar wie? Ik wilde dat het mijn moeder was.
Eerst herkende ik haar niet. Mijn onmiddellijke gedachte was dat het misschien iemand van Victoria's kantoor was, haar secretaresse bijvoorbeeld. Het duurde even voor ik alle veranderingen in me had opgenomen en besefte wie het was.
Ik voelde mijn bloed naar mijn voelen zakken; een stekend gevoel begon achter mijn oren toen mijn kracht wegebde en ik naar de vrouw staarde die nu een vreemde leek, een verwrongen fantasie.
Haar haar was geverfd in een kleur die het in droog stro had veranderd. Haar gezicht zat onder een dikke laag make-up die schilferde op haar voorhoofd. Haar dunne lippen waren geschminkt met een felrode lippenstift, waardoor haar mond vol en breed leek, maar ook clownesk. De oogschaduw was niet slecht aangebracht, maar de valse wimpers pasten niet en waren gekunsteld.
Ze droeg schoenen met hoge hakken die haar gestalte leken te verlengen tot in de stratosfeer. Lange gouden oorbellen met diamanten in het midden, bungelden aan haar oren. Ze pasten bij de gouden ketting die ze droeg. Haar smalle boezem was vergroot door een van die push-upbeha's of zo, want ze had plotseling grotere borsten, duidelijk zichtbaar in de lage V-hals. De donkerblauwe katoenen jurk zat zo strak dat haar benige heupen te zien waren. De rok van de jurk was korter dan ik ooit van haar had gezien.
'Nou?' zei ze zangerig. Ze hief haar armen boven haar hoofd en draaide langzaam rond terwijl ze in de deuropening stond. 'Hoe zie ik eruit?'
Ik kon geen woord uitbrengen. Ze zag er zo bizar uit dat ik bang was. Ik probeerde te slikken, maar de brok in mijn keel was zwaar en groot en wilde niet omlaag.
Toen ze me aankeek en de blik op mijn gezicht zag, verscheen de teleurstelling in haar ogen. Haar blik werd koud en kwaad.
'Wat is er? Wat is er verkeerd? Ben ik niet mooi? Zelfs nu niet? Is dat wat je denkt?'
'Nee,' mompelde ik len slotte. 'Nee, ik ben alleen verbaasd.'
Even bleef ze haar ogen dichtknijpen en toen sperde zij ze open en glimlachte.
'Natuurlijk ben je dat. Dat is juist de gein ervan, de verrassing. Nou, wens me maar geluk.'
'Waarvoor?'
'Waarvoor? Voor mijn afspraak. Je hebt altijd een beetje geluk nodig bij een afspraakje. Je kunt niet elke reactie plannen, weet je.'
'Ga je naar een afspraak ?' Ik had eraan toe willen voegen: 'Zó?' maar deed het niet.
'Natuurlijk. Dat heb ik je al eerder verteld. Je luistert alleen nooit als het niet om jou gaal. Nou, vanavond is het mijn avond, ' zei ze. 'En jij moet thuisblijven. Jij bent vanavond het muurbloempje, maar ik zal aan je denken als ik iets verrukkelijks eet en naar de muziek luister en in de cabrio rijd en daarna... ja, er zal voor mij ook een daarna zijn.
'Pas jij maar op het huis,' zei ze zwaaiend en lachend. 'Als je lief bent, zal ik je morgen alles vertellen.'
Ze draaide zich om en liep weg.
'Wacht. Tante Victoria,' riep ik haar na en reed zo snel mogelijk de gang in. Ze liep naar de voordeur. 'Waar zijn de sleutels van het busje?' riep ik haar na. 'Tante Victoria!'
Ze draaide zich om bij de deur. 'Wat? Wat?' schreeuwde ze. Haat- gezicht liep rood aan.
Ik reed naar haar toe. 'Ik heb die sleutels nodig,' zei ik zo kalm mogelijk. 'Dat heb je beloofd toen ik die volmacht lekende. Alsjeblieft, we hebben een overeenkomst getroffen.'
ik weet niet waar ze zijn. Ik zal ze morgen gaan zoeken. Vertel me niks over papieren en volmachten. Ik wil het nu niet over zaken
hebben, gek klein kind. Heb je dan helemaal geen gevoel voor timing? Mijn hoofd zit vol watten. Ik kan niet serieus denken. Dat hoor jij te weten. Probeer je netjes te gedragen tot ik terugkom.'
'Tante Victoria!'
Ze liep naar buiten en deed de deur achter zich dicht. Ik staarde haar ongelovig na. Toen draaide ik om en reed door de gang naar haar kantoor, in de hoop dat ze vergeten was dat op slot te doen. Maar helaas...
Ze is gek, dacht ik. Ze heeft helemaal geen afspraak. Ze beleeft een of andere wilde fantasie. Ik kon hier geen moment langer blijven. maar ik wilde niet nog eens proberen naar die weg te gaan. Dat was zeker. Ik reed terug naar de trap en bestudeerde die. Mevrouw Churchwell had gezegd dat de telefoon boven functioneerde. De vraag was of ik de kracht en de moed had om me langs die hele trap omhoog te slepen? Als ik uitgleed en viel... In elk geval kom ik dan in het ziekenhuis en ben ik hier weg, dacht ik. En toen dacht ik weer: óf ze raapt me op en legt me met gebroken botten en al terug in bed.
Moest ik gewoon maar wachten en hopen dat Austin terug zou komen, zoals hij had beloofd? Of waren Austin en zijn oom zo afgeschrikt door Victoria's advocaten dat hij niet meer durfde te komen, vooral niet na wat er gisteren gebeurd was? vroeg ik me af.
Mijn hart bonsde en ik bleef besluiteloos zitten. Hoe kon ik gewoon teruggaan naar mijn kamer, mijn gevangenis, en domweg afwachten? Ik zal het heel langzaam doen, nam ik me voor. Al doe ik er de hele nacht over, ik doe het langzaamaan en extra voorzichtig en ik kóm die trap op en bij die telefoon.
Het zal me lukken, al is het het laatste dat ik doe. dat is een clichématige uitdrukking, dacht ik, maar voor mij zou het wel eens de waarheid kunnen zijn.
Centimeter voor centimeter werkte ik me de stoel uit en naar de eerste treden. Toen ging ik zitten en haalde diep adem. Mijn hart leek op springen te staan en ik dacht dat ik misschien halverwege de trap flauw zou kunnen vallen. Kalm, Rain, dacht ik. Kalm, of je moet er niet aan beginnen.
Zo heel erg moeilijk was het eigenlijk niet om een trap op te komen zelfs niet met dode benen. Ik had kracht in mijn bovenarmen en schouders, dankzij mijn therapie met Austin. Ik ging op een tree zitten, zette mijn handen op de volgende en drukte me op. Om de twee treden rustte ik uit en hield me vast aan de balustrade. Om te voorkomen dat ik in paniek zou raken, telde ik de treden, en toen begon ik een beetje mal te doen en zong: 'Vierentwintig treden op de trap, als ik nog twee treden neem, zijn het er nog maar achttien.'
Ik deed er langer dan een uur over, maar uiteindelijk was ik nog maar één tree verwijderd van de overloop en drukte ik mijn lichaam een laatste keer omhoog. Mijn hart bonsde nu van vreugde en niet van angst.
Ik staarde omlaag naar mijn rolstoel onder aan de trap. Ik had het gevoel dat ik overeen klif keek. Hoopvol sleepte ik me boven door de gang. Alle kamers hadden een telefoon, zoals ik me herinnerde, maar ik wist zeker dat de aangesloten telefoon in de kamer zou zijn waar zij nu sliep.
Maar toen ik me door de gang bewoog, zag ik dat de deur van grootma Hudsons slaapkamer wijdopen stond. Omdat het dichterbij was, besloot ik de telefoon te gebruiken in die kamer. Die had ze toch zeker niet laten afsluiten? het leek me eigenlijk ook wel toepasselijk om mijn wanhopige kreet om hulp in grootma Hudsons slaapkamer te laten horen.
Ik sleepte me naar binnen en wist ver genoeg omhoog te reiken om het licht aan te doen.
Wat me het eerst opviel was de zware geur van grootma Hudsons parfum. Een aroma kon blijven hangen, maar zeker niet zo lang en zo sterk als dit. het leek of iemand het net had gespoten. Misschien had Victoria het voor zichzelf gebruikt, dacht ik, maar ik kon me niet herinneren dat ik het beneden geroken had toen ze tegen me sprak en evenmin hing het in de gang beneden. Evenmin had ik het geroken toen ze wegging.
Grootma Hudsons telefoon was antiek, zo'n koperen apparaat met een grote ontvanger en mondstuk. Hij stond op het nachtkastje rechts van haar bed. Ik besloot me aan de zijkant van het bed op te trekken en op het bed te gaan liggen. In die positie zou ik gemakkelijk kunnen telefoneren.
Ik deed het in twee soepele bewegingen. Ik glimlachte bij mezelf toen ik bedacht hoe trots Austin zou zijn als hij me nu zag. Met mijn laatste krachten hees ik me op het bed en liet me achterover op het kussen vallen.
Alleen viel ik niet op het kussen. Mijn wang rustte op plukken haar. Het was zo onverwacht dat ik even verstarde. Toen draaide ik me langzaam om en liet onmiddellijk zo'n schrille, lange gil horen dat alle beenderen in mijn lichaam leken te rammelen.
Een pruik in de kleur van grootma Hudsons haar stond op een pruikenkop en rustte op een kussen. Bij het zien ervan had ik het gevoel dat mijn adem met een stofzuiger uit mijn longen werd gezogen.
Het duizelde me en toen werd plotseling alles donker.