Proloog
Soms denk ik wel eens dat mama Arnold me Rain had genoemd,
omdat ze wist dat er zoveel tranen uit mijn ogen zouden rollen.
Andere kinderen plaagden me vaak en zongen: 'Rain, ruin, go away.
Come again another day.' (Regen, regen, ga weg. Kom een andere dag
terug.)
Toen ik opgroeide riepen de jongens me in de gangen of op
straat na: 'You can rain on me any time, girl.'(Je kunt op me
regenen wanneer je maar wilt, meisje.) Niemand deed dat als mijn
broer Roy in de buurt was, maar hij wist dat ze het vaak deden als
hij er niet bij was, en hij had er zich een keer zo kwaad over
gemaakt, dat hij woedend was uitgevallen tegen mama Arnold en wilde
weten waarom ze me Rain had genoemd.
Ze had hem met een onschuldige blik aangekeken: de verwarring
stond te lezen op haar gerimpelde gezicht.
'Waar ik vandaan kom,' had ze kalm geantwoord, 'waar mijn
familie vandaan komt, is regen iets goeds, iets belangrijks. Zonder
die regen zouden we honger lijden, Roy. Goddank hebben jullie dat
soort honger niet gekend, maar ik kan het me nog heel goed
herinneren. We noemden het de bodemhonger, omdat je leeg was tot op
de bodem van je maag. En ik herinner me het gevoel dat die eerste
gezegende druppel ons gaf, na dagen en dagen van droogte. Mijn
vader en moeder waren dan 7.0 blij dat ze in de stromende regen
gingen staan en zich tot op hun huid nat lieten worden. Ik weet
nog,' ging ze glimlachend verder, 'dat we elkaar allemaal een hand
gaven en in een onweersbui dansten en kletsnat werden zonder dat
het ons iets kon schelen. We leken wel een stelletje idioten, denk
ik, maar de regen beteken- de hoop en genoeg geld om te kopen wat
we nodig hadden.
Weet je, sommige mensen hielden gebedsdiensten en voerden
allerlei rituelen uit om de regen te laten komen. Ik zag mijn
eerste re- genmaker toen ik een jaar of tien was. Hij was een
kleine, donkere man met zwarte ogen als glimmende dropballen. Alle
kinderen dachten dat hij geladen was met elektriciteit, omdat hij
zo vaak getroffen was door de bliksem, en we waren doodsbang dat
hij ons aan zou raken.
De kerk betaalde hem. Niets van wat hij deed bracht ook maar
één druppel regen, en hij vertrok met de opmerking dat we de Heer
verschrikkelijk kwaad moesten hebben gemaakt, omdat Hij totaal niet
vergevensgezind was. Weet je wat dat met een kerkgemeenschap doet,
Roy? Iedereen tuurt met beschuldigende blikken om zich heen. alsof
de eigen moeilijkheden veroorzaakt werden door de zonden van
anderen. Ik heb eens gehoord overeen gemeenschap die een hele
familie wegjoeg, omdat ze dachten dat zij persoonlijk
verantwoordelijk waren voor de langdurige droogte.
Toen je zusje werd geboren en ik zag hoe mooi ze was. dacht ik
bij mezelf dat ze ons zoveel hoop bracht als een flinke regenbui en
daarom vond ik het een goede naam.'
Roy staarde haar aan, kennelijk overdonderd. Mijn zusje
Beneatha, kortweg Beni genoemd, zat met neergeslagen ogen, nors,
omdat zij genoemd was naar een of ander familielid, en dat stelde
niet veel voor na wat mama Arnold over mij vertelde. Ik herinner me
dat ik dacht dat ik een grotere verantwoordelijkheid droeg vanwege
mijn naam: mama Arnold dacht immers dat ik geluk zou brengen.
Vandaag, terwijl ik me aankleedde om naar het kerkhof te gaan
en grootma Hudsons graf te bezoeken, meende ik dat mama Arnold de
plank ver had misgeslagen. Ik leek iedereen alleen maar ongeluk te
brengen. Natuurlijk dacht grootma Hudson dat niet toen ze stierf.
Misschien had ze dat in het begin gedacht, toen mijn echte moeder
had geregeld dat ik bij haar zou komen te wonen onder het mom van
liefdadigheid. Op die manier zou mijn echte moeder, Megan Hudson
Randolph. het feit geheim kunnen houden dat ze in haar studietijd
zwanger was geworden en mij ter wereld had gebracht - zelfs voor
haar man en in het bijzonder voor haar twee kinderen, Brody en
Alison. Onmiddellijk na mijn geboorte hadden mijn grootouders mijn
stiefvader Ken betaald om me bij zich te nemen en voor me te
zorgen. Jaren later nam grootma Hudson me met tegenzin in huis, als
een moeder die op moest komen voor de zonden van haar
dochter.
Mama Arnold was veel zieker dan een van ons wist, en nadat
mijn jongere zusje Beni was vermoord en Ken, mijn stiefvader, was
weggelopen en was gearresteerd wegens een gewapende roofoverval,
wilde mama Arnold zeker weten dat ik veilig zou zijn. Als ik nu
terugdenk aan die dag toen ze mijn echte moeder dwong ons te
ontmoeten tijdens die lunch en haar wist te overtuigen dat ze me
terug moest nemen, besef ik pas goed wat een sterke vrouw mama
Arnold was. Grootma Hudson en mama Arnold verschilden niet zo veel
van elkaar als het ging om het belang van en de opoffering voor hun
familie.
Op het eerste gezicht lijken mensen als mama Arnold, die zich
een bestaan veroveren in armoedige, moeilijke omstandigheden, niet
veel voor te stellen. Meestal sjokken ze moeizaam voort, zien er
moe, oud, cynisch en hulpeloos uit, en hun ogen zijn dof als
gesprongen gloeilampen. Wat de mensen niet zien is de grote kracht,
de moed en het optimisme, in vrouwen als mama Arnold, eigenschappen
die ze moeten hebben om te strijden tegen het kwaad dat hen
omringt, om hun kinderen te beschermen. Mama Arnold was ons
fort.
Het lijkt nu een beetje mal om aan dat tengere vrouwtje te
denken als een bolwerk van kracht, maar toch is dat precies wie en
wat ze was. Er bestond geen bloedverwantschap tussen haar en mij,
maar ze gaf me een groot geschenk: lef. Dankzij haar kon ik me meer
laten gelden, en een van de dingen die ervoor hadden gezorgd dat
grootma Hudson me zo dierbaar was geworden, was dat ze dat had
erkend en bewondering had voor mama Arnold.
Grootma Hudson en ik waren heel snel naar elkaar toe gegroeid.
Ik hield oprecht van haar en ik weet dat zij van mij hield, ondanks
haar aanvankelijke tegenzin. Per slot was ze een in het oude zuiden
geboren en getogen vrouw, en ik was een mulat en haar onwettige
kleindochter. Ze was een vrouw die geen vlek op haar jurk duldde,
laat staan een vlek op de eer van haar familie. Maar ze bewees haar
innige genegenheid voor mij door me een toneelopleiding in Londen
te laten volgen, en later door me de meerderheid van haar bezit na
te laten: eenenvijftig procent van het huis en het land eromheen,
vijftig procent van het familiebedrijf en een effectenportefeuille
ter waarde van twee miljoen dollar, meer dan genoeg voor mijn
welzijn.
Grootma Hudsons oudste dochter, mijn tante Victoria, was zo
woedend dat ze zwoer dat ze het testament voor de rechter zou
aanvechten. Tante Victoria, die ongetrouwd was, de investeringen en
het familiebedrijf leidde en toezicht hield op de
ontwikkelingsprojecten, voelde zich gepasseerd en ondergewaardeerd.
Te oordelen naar wat ik in de korte tijd bij grootma Hudson had
meegemaakt, had ze altijd een of ander conflict met haar. Victoria
had een hekel aan haar jongste zus, mijn moeder Megan, omdat ze
haar een leeghoofd vond en dacht dat hun vader haar voortrok. Maar
misschien verfoeide ze mijn moeder wel het meest omdat ze een man
als Grant had, een knappe, intelligente, ambitieuze man, het soort
man dat ze voor zichzelf wenste en die ze meende veel meer te
kunnen waarderen en bevredigen dan Megan ooit zou kunnen.
Tegen het eind van mijn laatste highschooljaar had grootma
Hudson geregeld dat ik bij haar zus Leonora en mijn oudoom Richard
zou gaan wonen in Engeland, waar ik lessen zou volgen aan de
Richard Burbage School of Drama. Oudtante Leonora en oudoom Richard
wisten niet wie ik in werkelijkheid was. Ze dachten dat ik een
liefdadigheidsproject was van grootma Hudson, die een arm meisje
sponsorde. Ze leerden de waarheid pas kennen toen grootma
stierf.
Toen ik samen met mijn oudoom en oudtante uit Engeland werd
teruggeroepen na het overlijden van grootma, probeerden mijn moeder
en haar man me over te halen een compromis te sluiten en veel van
wat mijn grootmoeder me in haar testament had nagelaten af te
staan. Ik denk dat ze allebei hun aanbod zagen als een manier om me
af te kopen en me voorgoed kwijt te raken, maar ik geloofde dat
grootma Hudson een doel voor ogen had toen ze haar testament
maakte, en ik was niet van plan er iels aan te veranderen, nog geen
komma.
Tante Victoria bleef razen en tieren en dreigen met de
rechter, iets waar Grant, zoals ik wist. erg bang voor was, omdat
hij politieke ambities had. Het laatste dat hij wilde was dat het
algemeen bekend zou worden dat zijn vrouw vroeger een relatie had
gehad met een Afro-Amerikaan, en mij ter wereld had gebracht. Zelfs
na de begrafenis en de lezing van het testament hadden hij en mijn
moeder hun kinderen nog steeds niet de hele waarheid verteld. Brody
vond me aardig, dat weet ik, maar Alison kon niet begrijpen waarom
ik zoveel had gekregen en waarom ik zoveel aandacht opeiste van
haar familie. Ze minachtte me, maar ik wist niet zeker of de
waarheid enig verschil zou maken. In elk geval bleven geheimen en
leugens als een zwerm dol geworden bijen rond het huis en de
familie dwarrelen.
Nu ik alleen woonde in het grote huis, kon ik die leugens
praktisch horen zoemen. Het zou niet lang duren of ze zouden ons
allemaal steken, en nog veel meer pijn veroorzaken. Maar iedereen
in deze familie concentreerde zich op zijn of haar eigen belang en
had oogkleppen op. Ze zagen het niet. Mama Arnold zei altijd dat
niemand zo blind was als de mensen die weigerden te zien. die hun
blik afwendden of neersloegen of naar een of andere fantasie keken
in plaats van naar de waarheid. Deze familie verdiende daar een
ereprijs voor: van de vreemde fantasieën van mijn oudoom in zijn
Londense cottage tot de weigering van mijn moeder om de waarheid
onder ogen te zien en bij de geringste zweem van controverse of
stress afleiding te zoeken door het doen van nieuwe aankopen.
Mijn tante Victoria mopperde over haar, klaagde, noemde haar
een tweede Scarlett O'Hara, omdat ze altijd zei: 'Morgen denk ik
over de zorgen.' En dan merkte Victoria vervolgens tegen iedereen
op: 'Morgen, morgen - die morgen komt natuurlijk nooit.'
Nou ja, of mijn moeder het onder ogen wilde zien of niet, voor
deze familie was het morgen geworden. Daarvoor had grootma Hudson
met haar testament gezorgd. Zelfs nu ze dood was, misschien wel
vooral nu ze dood was, bleef ze dominant aanwezig in de familie,
fronsend op hen neerkijkend en eisend dat ze eindelijk
verantwoordelijkheid zouden nemen voor hun daden, en voor wie en
wat ze waren.
Ik was niet van plan dat legen te houden, maar ik was
doodsbang voor de toekomst en wat die me zou brengen. Zoveel keuzes
had ik niet. Weliswaar had ik Larry Ward, mijn echte vader, in
Engeland gevonden en zijn gezin ontmoet. Hij had zijn droom
waargemaakt: hij was een Shakespeareaanse geleerde geworden en
doceerde aan een college. Hij wilde dat ik hem zou bezoeken en zijn
vrouw Leanna en zijn gezin leerde kennen, en zij mij. Maar grootma
Hudsons laatste advies was geweest me niet aan hen op te dringen.
Ze was bang dat ze zich aan me zouden gaan storen. Misschien, als
er wat meer tijd verstreken was. dacht ik, als ik zelfverzekerder
was geworden, zou ik hem en zijn gezin weer bezoeken.
Intussen - mijn stiefbroer Roy zat nog steeds in het leger -
had ik maar één vriend hier: Jake, de chauffeur van grootma Hudson.
Hij en ik waren erg op elkaar gesteld geraakt in de tijd dat ik
hier was, en op een dag, voordat ik wegging om in Engeland te gaan
studeren, verbaasde hij me door me zijn nieuwe renpaard te laten
zien dat hij naar mij genoemd had.
Jakes verleden was verbonden met deze familie en dit landgoed.
het was vroeger in het bezit van zijn familie geweest, maar jaren
geleden waren ze het kwijtgeraakt en hadden de Hudsons het
overgenomen. Jake had veel gereisd in zijn leven. Hij was bij de
marine geweest, was nooit getrouwd en had geen eigen kinderen of
familie. Ik had vaak het gevoel dat hij me min of meer
adopteerde.
Vandaag stond hij buiten te wachten om me naar het kerkhof te
rijden. Ik was er natuurlijk al eerder geweest met alle anderen,
maar deze keer ging ik alleen om mijn eigen afscheid van haar te
nemen.
Na de begrafenis en het voorlezen van het testament, was ik
naar grootma Hudsons kamer verhuisd. Ik veranderde niets, verhing
geen schilderij en verzette geen stoel. Het gaf me het gevoel dat
ze er nog was, dat ze nog over me waakte.
Victoria had grootma Hudsons spullen al doorzocht, en al haar
waardevolle juwelen, horloges en zelfs wat kleren meegenomen. Delen
van de kamer, ladekasten en klerenkasten zagen er geplunderd uil.
De laden waren zelfs zo leeg dat er nog vlokje stof over was en de
kasten vertoonden gapende leegten. Zelfs de hangertjes waren
verdwenen.
Omdat ik hier gewoond had en geholpen had het huis schoon te
houden, was ik natuurlijk met alles vertrouwd, vooral in de keuken.
Ik herinnerde me de maaltijden die ik voor grootma Hudson had
klaargemaakt en hoe ze die gewaardeerd had. Haar advocaat
verschafte me alle informatie die ik nodig had om het huis en het
land te onderhouden. Hij zei dat hij, als ik dat wilde - en ik
wilde het graag - haar nalatenschap zou blijven beheren en
controleren.' Ik had het gevoel dat grootma Hudson hem veel aardige
dingen over me had verteld. Hij leek erg blij dat ik mijn moeder,
haar man en Victoria het hoofd had geboden.
'Tot nu toe.' zei hij, 'voldoe je aan de verwachtingen van je
grootmoeder, Rain.'
Ik bedankte hem voor het compliment en vertelde hem dat zelfs
in de korte tijd die we samen waren geweest, zij me een voorbeeld
had gegeven dat ik wilde volgen. Het enige was dat ik niet zeker
wist hoe lang ik dat nog zou kunnen volhouden.
Ik bekeek mezelf nog een keer in de spiegel en liep toen de
trap af voor de ril naar het kerkhof. Het was een bewolkte dag met
een koele bries die de komst van de herfst aankondigde. Een
perfecte dag om een graf te bezoeken, dacht ik toen ik naar buiten
liep. Jake leunde tegen grootma Hudsons Rolls Royce en stond met
zijn armen over elkaar geslagen op me te wachten. Zodra ik
verscheen glimlachte hij en richtte zich op.
'Goeiemorgen, prinses,' riep hij, toen ik over de oprit naar
hem toe liep.
'Hallo, Jake.'
'Goed geslapen?' vroeg hij.
Ik wist dat iedereen zich afvroeg of ik wel alleen in dat
grote huis zou kunnen wonen. Victoria hoopte dat ik bang zou worden
en naar haar toe zou komen om haar te smeken het compromis te
accepteren dat ze via Grant Randolph had voorgesteld.
'Ja, Jake.'
I. In Amerika wordt een testament opgesteld door een civiele
advocaat en niet. zoals bij ons, door een notaris.
'Hij lachte. Jake was een lange, magere, kalende man wiens
borstelige. dikke wenkbrauwen zijn verlies aan haar bijna
goedmaakten. Hij had donkerbruine ogen waarin altijd een ondeugende
schittering leek te blinken, die zijn blik verhelderde. Hij had een
klootje in zijn kin en zijn neus was net een beetje te lang en te
dun, maar zijn glimlach was altijd warm en hartelijk, zoals
vanmorgen.
De laatste tijd zagen zijn wangen een beetje rood. Ik wist dat
hij wat meer dronk dan gewoonlijk, maar hij noemde het zijn
brandstof en ik kon niet zeggen dat hij ooit de indruk wekte
dronken te zijn.
Hij deed het achterportier van de Rolls voor me open. Ik
aarzelde, staarde naar de plaats waar grootma Hudson altijd
kaarsrecht had gezeten. Ik kon haar parfum nog ruiken, de geur
zweefde naar me toe. Ik bleef staan.
'Alles oké, Rain?'
'Ja, Jake. Ja,' zei ik en stapte snel in. Hij sloot het
portier en we reden naar het kerkhof.
'Victoria belde me om te zeggen dat ik Megan en Grant morgen
van de luchthaven moet halen,' zei hij onder het rijden. 'Wist je
dat?'
'Nee.'
'Dacht ik wel,' zei hij knikkend en schudde zijn hoofd.
'Verrassingsaanval.'
'Hoe wisten ze dat ik thuis zou zijn?' vroeg ik.
Hij haalde zijn schouders op.
'Victoria neemt het gewoon aan.' Hij keek achterom. 'Die vrouw
is een en al zelfvertrouwen,' zei hij. Hij lachte. 'Ik herinner me
haar nog als klein meisje. Ze liep zo recht en perfect en keek
altijd of ze nadacht. Ze was zo serieus, zelfs toen al, en ik
herinner me hoe ze naar Megan keek, op haar neerkeek, alsof ze
wilde zeggen: "Hoe komt dat ongedierte in ons huis?'"
'Maar één ding moei ik Megan nageven, ze besteedde nooit veel
aandacht aan haar. Victoria's opmerkingen gleden van haar af als
ijsblokjes van een warm bord.'
'Wat Victoria gek moet hebben gemaakt,' zei ik.
'Precies. Precies.' Hij lachte. 'Als Megan zich er wél veel
van had aangetrokken, zou ze overstuur zijn geraakt, denk ik. Zelfs
toen al gaf ik haar de bijnaam Schildpad. Ze kreeg dan zo'n
afstandelijke, dromerige uitdrukking en trok zich terug in haar
schild van fantasieën om aan Victoria te ontsnappen.'
'Zo is Megan tegen iedereen,' mompelde ik, meer tegen mezelf
dan tegen hem.
'Hm,' zei hij.
Ik had Jake niet verteld dat Megan mijn echte moeder was en
over mijn echte vader had ik hem helemaal niets verteld. Sinds de
begrafenis en de nasleep daarvan hadden hij en ik eigenlijk niet
veel lijd met elkaar doorgebracht. Dit was de eerste rit, de eerste
keer dat ik alleen was met hem.
'En. heb je besloten terug te gaan naar Engeland, prinses?'
vroeg hij.
'Waarschijnlijk,' zei ik. 'Natuurlijk ga ik dan in een
studentenhuis wonen.'
'Dat begrijp ik. Het moet met Leonora en Richard niet al te
makkelijk samenleven zijn. Frances schudde altijd haar hoofd en
lachte erom hoe vorstelijk en hoe Engels Leonora was
geworden.'
Ik wilde hem vertellen dat niet alles even grappig was. Ze
hadden hun kleine dochtertje verloren, dat een gebrekkige hartklep
had. en het gedrag van mijn oudoom was daardoor nogal bizar
geworden. Kort voordal ik uit Engeland wegging had hij hun
dienstmeisje, Mary Margaret, zwanger gemaakt. Ik had ontdekt dat
Mary Margaret de dochter was van oudoom Richards chauffeur, Boggs,
de man die ook zijn huishouden bestierde. Alleen Boggs, ik en Mary
Margaret wisten het. Mijn oudoom en oudtante waren beiden mensen
die hun eigen imaginaire wereld schiepen om de voor hen
onaanvaardbare werkelijkheid te vervangen. En Mary Margaret was
gedwongen geweest deel uit te maken van Richards fantasieën.
'Je hebt niet toevallig een aardige jonge Engelsman ontmoet
toen je daar was, prinses?'
'Nee, Jake,' zei ik.
Hij trok zijn wenkbrauwen op toen hij de manier hoorde waarop
ik antwoordde. Hij kon mijn hoorbare zucht horen die ik erop liet
volgen. Op school had ik een knappe Canadese jongen leren kennen.
Randall Glenn, het type jongeman dat het hoofd van elk meisje op
hol kon brengen ais hij naar haar keek. We hadden een relatie
gehad. Randall had een prachtige zangstem. Ik wist zeker dat hij
groot succes zou hebben, maar uiteindelijk bleek hij te onvolwassen
voor me.
'Dus niemand om naar terug te gaan?" hield Jake vol.
'Shakespeare.' antwoordde ik en hij lachte.
Het kerkhof doemde voor ons op. We reden door een poort en
sloegen rechts- en toen linksaf naar het familiegraf van de
Hudsons. Grootma Hudson was naast haar man Everett begraven en
rechts van hem lagen zijn ouders en een broer.
Jake stopte en zette de motor af.
'Het ziet ernaar uit dat we onweer krijgen," zei hij. 'Ik
wilde Rain wat laten draven, maar ik zal maar tot morgen wachten.
Hé,' ging hij verder, toen ik op de achterbank bleef talmen om moed
te verzamelen, 'misschien kun jij nu en dan eens met haar rijden.
Tot je teruggaat naar Engeland natuurlijk.'
'Ik heb al een tijd niet meer gereden, Jake, niet meer sinds
ik hier op school was.'
'Ach, het is net als fietsen, prinses. Je stijgt op en je weet
alles weer. Vergeet niet,' merkte hij op, 'dat ik je heb zien
rijden. Je bent goed.'
'Oké. Jake, ik zal het doen,' beloofde ik. Toen haalde ik diep
adem en stapte uit.
Erg veel had ik tijdens de begrafenis niet aan grootma Hudson
gedacht. Er waren zoveel mensen en zoveel spanningen tussen mijn
Victoria en mijn moeder, dat ik vaak afgeleid werd. Ik bleef maar
verwachten dat grootma Hudson zou verschijnen, woedend over het
uitdagende programma dat Victoria had samengesteld.
'Hoe durf je zo'n belachelijke dienst te houden in mijn naam.
Schiet op jullie, ga verder met je eigen leven.' zou ze bevelen, en
dan naar mij glimlachen, en dan zouden we naar huis gaan.
Dromen scheen het beste middel te zijn tegen zo'n intense,
allesoverheersende droefheid, dacht ik terwijl ik naar haar graf
liep. Jake bleef in de auto en hield me in het oog.
'Daar ben ik dan. grootma,' zei ik tegen haar grafsteen.
'Precies waar je me wilde hebben. Ik weet datje zo je redenen had.
Je weel dat ze me allemaal haten, omdat je me zoveel gegeven hebt.
Was het als een soort test bedoeld?'
Ik staarde naar haar steen. Natuurlijk verwachtte ik geen
antwoord. De antwoorden, zou ze zeggen, vind je in je hart. Ik
hoopte dat mijn bezoek aan haar graf me zou helpen ze te vinden, te
horen.
Het begon harder te waaien. De wolken zagen eruit of ze door
de lucht galoppeerden. Jake had gelijk wat het weer betrof. Ik
ritste mijn jack verder dicht.
'Misschien kan ik beter doen wat ze willen, hun afkoopsom
accepteren en weggaan. Ik zou terug kunnen gaan naar Engeland en me
hier nooit meer laten zien, net als mijn vader heeft gedaan.
Niemand van hen zou me missen, en eerlijk gezegd geloof ik niet dat
ik een van hen zou missen. Maar ik denk eigenlijk niet datje dat
prettig zou vinden. Alleen, wat moet ik hier doen. grootma? Wat kan
ik doen dat jij niet al gedaan hebt?'
Ik knielde en legde mijn handen op de aarde die haar kist
bedekte. Toen sloot ik mijn ogen en zag haar weer voor me zoals ze
in de deuropening stond op de dag dat ik naar Engeland vertrok. Ze
wilde niet met me mee naar het vliegveld. Ze zei dat ze het haatte
om afscheid te nemen, maar ze stond me toe dat ik haar omhelsde. Ik
kon de hoop in haar ogen zien. Ik was bij haar gekomen om mijn naam
terug te krijgen, een naam die men me bij mijn geboorte ontnomen
had.
'Zorg dat ze hem niet weer van je afpakken, Rain,' kon ik haar
horen fluisteren in de wind. 'Wat ze ook zeggen of doen, laat ze je
naam niet van je afpakken.'
Misschien was dat het antwoord, het enige antwoord.
Misschien was dat de reden om te blijven.