15. Posy keert terug

 

Teal werd niet naar een echt ziekenhuis gestuurd. Natani’s medicijn werkte goed. Twee dagen later verscheen ze in de barak, verzwakt, maar goed genoeg om op haar eigen benen te lopen en slechts een klein beetje te hinken. De slangenbeet en de gebeurtenissen daarna leken de meeste herinneringen aan onze beproevingen in de woestijn te hebben gewist. Robin en ik moesten het haar allemaal beschrijven, en al die tijd bleef ze haar hoofd schudden en zeggen: ‘Heb ik dat gedaan? Hebben wij dat gedaan?’

Kennelijk was ze verdoofder en verwarder geweest na de beet door de ratelslang dan we ons gerealiseerd hadden.

En kennelijk in verband met haar toestand gaf dr. Foreman haar geen schrift om te vullen met haar gedachten en de lessen die ze geleerd had. Robin en ik hadden er geen van beiden veel aan gedaan, maar er werd ons gezegd dat we onze matrassen, dekens en hoofdkussens niet terug zouden krijgen voordat ons schrift vol was.

Ik was bang om iets van de waarheid neer te schrijven, bang dat dr. Foreman een of andere manier zou weten te vinden om het tegen me te gebruiken, om het te hanteren als een wapen om me mee neer te sabelen, zoals ze had gedaan met mijn bekentenis dat ik bang was voor ratten. Gia was naarstig aan het schrijven, maar we hadden geen idee wat ze schreef. Ze wilde het niet vertellen. Ze bleef alleen maar mompelen: ‘Ik zal haar eraan herinneren. Ik zal haar eraan herinneren.’

Een van de eerste dingen die ik deed toen ik even vrij had, was Natani bedanken. Hij zei niets, gaf niets toe, tot ik hem vertelde dat ik mijn schild had gevonden en het had gebruikt om me door de beproeving heen te helpen.

‘Dus zal ik je nu niet langer dochter van de zon noemen. Je bent een dochter van de schildpad,’ zei hij, en bijna lachte hij.

‘Je moet hier niet blijven, Natani. Dit is een afschuwelijk, gevaarlijk oord. Je hoort hier niet.’

‘Ik moet bij mijn planten, mijn dieren, mijn bomen blijven. We zorgen voor elkaar. Op een dag, dochter van de schildpad, zul je leren dat Moeder Aarde je ware vriendin is en het enige thuis dat je zult hebben.’

‘Ik geloof dat ik dat al geleerd heb, Natani. Nogmaals bedankt voor alles wat je voor ons gedaan hebt.’

Hij knikte en glimlachte. ‘Je hebt goed ter harte genomen wat je geleerd hebt.’

Omdat we bijna uitgeput waren na alles wat we hadden doorgemaakt, kregen we de eerste paar dagen na onze terugkomst geen zwaar werk te doen. Het grootste deel van de dag bracht ik door met Natani te helpen voor de paarden te zorgen, een karwei waar ik van was gaan houden. Op een middag vroeg Natani me of ik wilde leren Wind Song te berijden. Ik was doodsbang, maar hij zei dat ik er klaar voor was en Wind Song het goed vond. Ik twijfelde er niet aan of hij kon met paarden spreken.

Natani liet me zien hoe ik ongezadeld moest rijden. Zijn eerste instructie was Wind Song van de linkerzijde te bestijgen. Zelfs op zijn leeftijd was hij nog lenig genoeg om op te springen en zijn been over Wind Songs rug te zwaaien. Ik probeerde het en faalde jammerlijk, waarschijnlijk omdat ik te bang was. Ten slotte tilde hij me op en ik zwaaide mijn been over de rug van het paard. Het was niet bepaald comfortabel, maar Natani zei dat ik me moest ontspannen en in mezelf geloven, en als ik dat deed zou het zijn of ik op een wolk reed.

‘Wees één met Wind Song. Hij weet het als je je een vreemde voelt. Hij zal het niet verwachten of op prijs stellen als je geen eenheid met hem vormt,’ adviseerde Natani.

Ik legde mijn hand op Wind Songs krachtige nek en hij schudde met zijn hoofd en tikte met zijn rechterhoef op de grond.

‘Hij zegt hallo,’ zei Natani.

‘Hallo, Wind Song,’ antwoordde ik.

Natani overhandigde me de teugels, die ik eerst in mijn linkerhand moest nemen.

‘Laat nooit de teugels los,’ zei hij. ‘Het is de manier waarop je met Wind Song praat, hem vertelt welke kant hij op moet en wanneer hij moet stoppen. Hij is getraind met de teugels.’ Natani liet me zien hoe ik de teugels aan de linkerkant moest aantrekken om hem naar rechts te laten gaan en vice versa.

‘Niet aan de teugels trekken als je stilstaat. Dan denkt hij dat je terug wilt. Houd de teugels vast als een vogel: te stevig en je verstikt hem, te los en hij zal wegvliegen, dochter van de schildpad.

‘Wind Song mag je graag, maar hij zal jou willen rijden en niet omgekeerd. Dat is zijn natuur. Hij is een trots dier, een en al energie, dus moet je flink en beheerst optreden. Je moet zijn bewegingen aanvoelen, en als hij een andere richting uit wil dan jij, moet je hem stoppen, want als hij eenmaal op gang is, zal het moeilijk zijn hem van gedachten te doen veranderen.’

‘Moet ik giddap zeggen?’

Natani glimlachte en schudde zijn hoofd. ‘Je ziet te veel cowboy-en-indianenfilms. Druk je hielen stevig in zijn flanken als je wilt dat hij vooruitgaat. Wees niet bang dat je hem pijn doet. Dat doe je niet, en hij zal weten dat je het serieus meent als je ze stevig aandrukt. Spring met hem rond, dochter van de schildpad.’ Natani gaf Wind Song een klap op zijn achterdeel en het paard zette zich in beweging.

Ik wipte op en neer en kwam te hard en te snel neer. Natani zei dat mijn houding te stijf was. Ik wist dat ik mijn angst moest onderdrukken, maar dat was moeilijk. Ten slotte ontdekte ik dat Natani gelijk had: Als ik me ontspande was het minder moeilijk en kwam ik niet zo hard neer. Ik ontspande me en merkte dat ik steeds beter begon te rijden. Na een paar drafjes stopte Wind Song, alsof hij me op de proef stelde, en Natani spoorde me aan hem weer in beweging te zetten.

Ik deed het door hem een stevige trap met mijn hielen te geven. Hij begon weer te draven en Natani riep dat ik moest oefenen om hem te laten keren.

‘Ferm en vastberaden!’ riep Natani. ‘Doe alles om hem te laten merken dat je het meent.’

Het was gemakkelijker dan ik verwacht had en na een tijdje begon ik er plezier in te krijgen. Ik liet hem zelfs een scherpe draai maken en draafde weer rond, alleen om te zien of het me zou lukken. Ik werd met de minuut moediger.

Moet je mij zien, dacht ik. Kijk toch eens. Wie in de straten van Atlanta zou geloven dat Phoebe Elder op een ongezadeld paard reed?

Toen ik weer omdraaide, zag ik dat Lady One bij het hek stond. Ze glimlachte, maar het was geen vriendelijke, blij-voor-mij-glimlach, het was een duivelse glimlach. Ik keek naar Natani, maar hij zag haar niet.

Toen we dichterbij kwamen, boog ze zich over het hek heen. ‘Heb je plezier, m’n beste Phoebe?’

Ik wilde juist ja zeggen, toen ze een sigarettenaansteker aanknipte, een van die dingen met een knopje waarmee je de vlam kunt vergroten. Wind Song zag het en keerde scherp naar links en galoppeerde weg. Ik probeerde hem tegen te houden, maar hij was opgewonden en bang. Ik dacht zelfs dat hij wilde proberen over de omheining van de paddock te springen, maar hij stopte plotseling en hief zijn voorbenen in de lucht. Ik verloor mijn houvast, gleed van zijn rug en viel in de paardenmest.

Lady One, die nu gezelschap had van de andere twee buddy’s, bulderde van het lachen. Wind Song trippelde weg en staarde me aan, snuivend en krabbend over de grond met zijn hoef als een stier die op het punt staat aan te vallen. Toen liep Natani naar hem toe. Hij stak zijn hand uit en legde die op het hoofd van het paard. Even leek Wind Song de hand van zich af te willen schudden, maar hij deed het niet. Hij kalmeerde en bleef rustig staan, met zijn staart weer meppend naar de vliegen.

‘Ik denk dat ze een geboren ruiter is, hè, Natani?’ riep Lady One.

Natani zei niets. Hij hielp me overeind en ik begon me schoon te vegen.

‘It’s lonesome in the saddle since my horse died (Het is eenzaam in het zadel sinds mijn paard dood is),’ zong Lady Two, en alledrie liepen ze lachend weg.

Natani staarde hen met sombere ogen na. Toen hief hij zijn hoofd op alsof hij iets hoorde en keek naar rechts waar een paar donkere wolken naar elkaar toe dreven.

‘Ze knipte een aansteker aan, Natani. Ze liet Wind Song schrikken.’

Hij knikte. ‘Ik heb het gezien.’ Hij bleef naar de wolken staren. ‘De wind is kwaad. Er zal onweer komen binnen in ons. Dat zal genoeg zijn voor vandaag.’

Wat betekent dat? vroeg ik me af. Ik bleef staan en keek hem na terwijl hij Wind Song terugbracht naar de stal. Ik was vreselijk kwaad en gefrustreerd. Misschien bedoelde hij dat met onweer binnen in ons. Er was genoeg binnen in me om een overstroming te veroorzaken, maar ik vloekte alleen maar zachtjes toen ik naar de douche liep om me zo goed mogelijk schoon te wassen.

Later vertelde ik Robin en Teal wat ik gedaan had en wat er gebeurd was. Ik vertelde ze ook wat Natani had gezegd toen hij naar een paar donkere wolken in de verte keek. Gia was in de buurt en stond te luisteren, maar tegenwoordig was ze introverter dan ooit. Ze bleef op een afstand, in zichzelf gekeerd, alsof ze bang was dat we iets zouden doen of zeggen dat haar gedachtegang zou verstoren. Soms betrapte ik haar erop dat ze stopte met haar werk en naaide haciënda staarde. Dan bewogen haar lippen, maar er kwam geen geluid uit haar mond. Na een tijdje realiseerde ze zich dat ik haar gadesloeg en ging ze verder met haar werk.

Tijdens het eten was ze al even stil en teruggetrokken. Ze at, deed haar corvee, zei alleen iets als dat nodig was, en keerde terug naar de barak, waar ze overlas wat ze had geschreven, deed wat schoolwerk en ging slapen. Ze ging elke avond vroeger slapen. Robin probeerde van mij te horen wat er aan de hand was. Zij en Teal hadden de dramatische veranderingen ook opgemerkt, maar altijd als ik Gia vroeg of ze wilde dat we iets zouden doen, schudde ze haar hoofd en zei niets. Eén keer zei ze: ‘Niet nu.’

Bedoelde ze dat ze nu niets wilde of dat er niets mis was?

Ik veronderstelde dat haar gedrag een hoop te maken had met Mindy, en dat ze haar erg miste. Ook al was ze snauwerig en kritisch tegen haar geweest, Mindy had haar nader gestaan dan wij. Dat was logisch. Ze had meer tijd met haar doorgebracht. Nu en dan betrapte ik haar erop dat ze naar Mindy’s bed staarde, maar zelfs dat staren was nu anders. Ze scheen dingen te zien. Haar ogen vergrootten en versmalden zich, haar lippen bewogen en soms schudde ze haar hoofd of knikte ze. Dan was ze zo gespannen, dat ze erin verloren ging. De schuur kon om ons heen instorten, en ze zou daar blijven staan, starend naar dat lege bed, dacht ik. Ze hoorde niets en reageerde op niemand, en als ze klaar was, draaide ze zich om en ging op haar bed liggen.

Zag dr. Foreman die veranderingen ook in haar? vroeg ik me af.

Toen we terug waren van onze beproeving in de woestijn, verwachtte ik elke dag een soort therapiesessie met dr. Foreman, hetzij met ons drieën, of één voor één, maar ze liet zich niet zoveel meer zien. Drie avonden achter elkaar verscheen ze niet aan tafel, maar we zagen wél het busje met haar komen en gaan.

‘Waarschijnlijk werkt ze aan vervangsters, al heb ik weinig hoop dat we gauw worden vrijgelaten,’ zei Robin.

Ik nam aan dat ze gelijk had. De sfeer op de ranch leek veranderd. De buddy’s zaten ons minder op onze huid en hielden zich rustiger. Eén keer gingen ze weg voor een zogenaamde vakantiedag en kwamen natuurlijk beladen met allerlei lekkernijen terug. Ze waren veel te vrolijk en zorgeloos. We durfden niet naar de achterkant van het huis te gaan om ze te bespioneren, maar we twijfelden er niet aan of ze hielden een party.

En toen, iets meer dan twee weken na onze terugkeer, gebeurde het.

Urenlang waren we bezig de details na te gaan en te proberen eruit wijs te worden, de zin ervan te zien. En het kostte ons veel energie om het te vergeten. Het was iets voor nachtmerries. Elke schreeuw die ik daarna hoorde maakte de herinneringen wakker en bezorgde me koude rillingen. Hetzelfde gold voor Robin en Teal, misschien zelfs nog wel in hogere mate, vooral voor Teal. Het was altijd al duidelijk geweest dat zij de zwakste was van ons drieën, het overgevoeligst, al zou ze waarschijnlijk, als dit achter de rug was, een huid hebben als een olifant, vergeleken met de vriendinnen die ze had en de vriendinnen die ze zou maken.

Natani had me eens verteld dat het leven, tijd, ervaringen, een steeds dichtere cocon om je weefden, je isoleerden tegen meer van hetzelfde in de toekomst of tegen iets dat je kon kwetsen.

‘We zijn als de bomen,’ zei hij. ‘Zoals hun schors dikker wordt – en ze hoger worden, zo groeien ook wij.’

Ik denk dat het zijn manier was om me te vertellen dat ik niet bang moest zijn voor het leven, maar ervan moest profiteren, altijd ervan leren, nooit iets mijn rug toekeren. Een van de eerste dingen die hij ons vertelde toen we pas waren aangekomen was: ‘Ik weet dat jullie niet gelukkig zijn. Maar vergeet niet dat tegenslagen in het leven vaak grote vreugden kunnen betekenen.’ Dankzij die levenshouding was hij nooit gedeprimeerd, nooit lang triest. Het maakte hem zo sterk als de boomstronk waar hij soms op leek.

Het is niet overdreven te zeggen dat een reeks gebeurtenissen – of zelfs een enkele gebeurtenis – je soms het gevoel kunnen geven of je een heel leven hebt doorgemaakt. Die nacht was een van die keren. Het leek eeuwig te duren, en na een tijdje was het alsof niets ervoor was gebeurd en niets erna zou kunnen gebeuren.

Ik werd met een schok wakker. Mijn wang voelde aan alsof er een koude hand op was gelegd, een heel koude hand, de hand van de dood zelf. Ik luisterde en dacht dat ik nog sliep, droomde, want wat ik hoorde leek zo ver weg, leek alsof het diep uit mijn binnenste kwam, een stem die klonk als een echo uit een put of een tunnel, een lange, ijle kreet.

Ik ging rechtop zitten.

De sterren schitterden, maar er was meer licht dan gewoonlijk en niet van wat Natani noemde ‘de zwangere maan’. Ik wreef met mijn palmen over mijn wangen en draaide me om. Gia’s bed was leeg.

Nieuwsgierig en verward trok ik mijn overall aan, stak mijn armen in de mouwen van mijn shirt en zette mijn voeten in mijn schoenen. Ik stond op en keek naar Robin en Teal, die allebei lagen te slapen, met hun rug naar me toe.

De gil die ik in mijn droom had gehoord werd luider en groeide aan tot een koor.

‘Robin!’ schreeuwde ik. ‘Robin, Teal.’

Robin draaide zich om en kreunde. Teal werd niet wakker.

‘Waaa?’ kermde Robin.

‘Luister. Wat is dat? Luister.’

Ze wreef met haar vuisten in haar ogen alsof ze dan beter kon horen en ging langzaam rechtop zitten.

‘Wat denk je dat dat is?’

‘Ik weet het niet,’ zei ze. Ik liep naar Teals bed en gaf haar een por tegen haar schouder. Ze draaide zich kwaad om en keek me aan.

‘Wat wil je? Het is toch nog geen ochtend?’

‘Luister,’ zei ik.

‘Wat is er?’ Robin was ook bezig zich aan te kleden. ‘Hou je mond en luister,’ commandeerde ze.

Teal kwam kreunend overeind. Toen sperde ze haar ogen open. ‘Wat is dat?’

‘Dat weten we niet. Kom,’ zei ik. ‘Kleed je aan.’

Met tegenzin gehoorzaamde ze. Ik aarzelde. Het gegil klonk nu luider, veel luider. Ik deed de deur open en het leek of de hele wereld in brand stond. De vlammen die rechts van ons omhoogschoten, leken de sterren te verschroeien. We liepen naar buiten, verbijsterd, onze gezichten gevangen in een demonische gele gloed.

Natani en zijn neef renden in het rond.

De haciënda ging in vlammen op. Het gegil dat we hoorden kwam van de achterkant.

‘Iemand zit in de val,’ zei ik. Haastig liepen we over het erf naar de achterkant van het huis. Toen staarden we geschokt omhoog.

Het schuine dak waar we op waren geklommen om de buddy’s te bespioneren was één vlammenzee. Het middenstuk was ingestort. Achter de ramen zagen we de buddy’s. Ze keken alledrie naar ons, hun gezichten waren zo verlicht door de vlammen die langs de kanten van het hoofdgebouw lekten dat het leek alsof het vuur al binnen in hen brandde, ze als gloeilampen deed oplichten.

De voorkant van de haciënda brandde nog feller, zodat het vuur hen in het huis gevangen hield. Lady Two probeerde uit het raam te stappen, maar bijna op hetzelfde moment werd het dak vóór haar een zee van vuur. Het vuur scheen elke beweging die ze maakten te pareren, elke gedachte aan ontsnappen onmogelijk te maken.

Achter ons trachtten Natani en zijn neef een ladder te plaatsen tegen een nog niet aangetast stuk van het dak. We keken toe terwijl Natani’s neef zo snel hij kon de ladder opklom. Met een natte zak sloeg hij naar de vlammen om te zien of hij een pad kon banen voor de buddy’s.

We konden zien hoe de vlammen in het huis de muren achter hen wegvraten. Lady Two stapte uit het raam en draaide zich om naar Natani’s neef, die nu op de bovenste sport van de ladder stond en naar de vlammen sloeg. Ze hief beschermend haar linkerarm op en bewoog zich langzaam in zijn richting, maar het door het vuur verzwakte dak zakte in en op hetzelfde ogenblik zagen we haar in de vuurzee vallen. Ze viel zonder een kik te geven. Het was gruwelijk en irreëel. Ik moest mezelf ervan overtuigen dat ik niet nog lag te slapen op mijn bed in de schuur.

Als in een overwinningsmars rezen de vlammen omhoog tot boven de ramen. Door het vuur heen kon ik de Lady’s One en Three zien. Ze gilden, maar we konden hen niet horen. Het was een stomme film in felle kleuren. Het dak boven hun hoofd stortte in en het huis leek af te brokkelen en uit elkaar te vallen. Natani’s neef sprong van de ladder toen ook dat dak naar voren viel. Hij kwam behendig terecht, en Natani hielp hem overeind.

We liepen steeds verder achteruit. De hitte sloeg ons in het gezicht en leek het te verbranden.

‘Achteruit,’ schreeuwde Natani tegen ons. ‘Achteruit, achteruit.’

We trokken ons terug naar het midden van het erf, waar we naar het brandende huis bleven staren. In de verte, als lantaarns in de nacht, verschenen twee roterende lichten. Er kwam iemand, maar veel te laat, dacht ik.

Achter ons hinnikten de paarden van angst en schopten tegen de deuren van hun boxen. Natani holde terug, zijn arm recht omhoog, met zijn hand de gloeiende as opsporend die door de rook werd meegevoerd. Ik begreep onmiddellijk waar hij zich zorgen over maakte. De as dwarrelde in de richting van de stal en de stal was droog, vooral het dak.

Ik liep haastig naar Natani en zijn neef en hielp de paarden uit de stal te halen en naar de paddock te brengen.

‘Ze zullen toch erg bang zijn,’ zei Natani.

Hij liet zijn neef het hek van de paddock openmaken, zodat de paarden hun gang konden gaan. Toen wijdde hij zijn aandacht aan de andere dieren. Ik werkte met hem samen, urenlang zoals ik me later realiseerde. Ook Robin en Teal begonnen te helpen. Natani bleek het goed te hebben gezien. Een deel van de paardenstal raakte in brand. Zijn neef probeerde het vuur te bedwingen met waterslangen, maar de waterstraal was niet krachtig genoeg en had niet voldoende bereik. Na een tijdje had de stal te veel schade opgelopen en was niet meer te redden.

De lichten die ik had gezien waren van een brandweerauto en een ambulance met twee paramedici. Er viel niet veel te doen voor hen; ze konden slechts samen met ons toezien hoe de haciënda tot op de grond toe afbrandde. Kort na hun komst arriveerde een patrouillewagen van de sheriff en toen nog een.

Uitgeput door de inspanning om alle dieren te redden, zaten Robin, Teal en ik voor onze barak, die door de richting van de wind ontsnapt was aan de gloeiende asdeeltjes. We zagen de politie, brandweerlieden en paramedici staan praten met Natani. Het bleef allemaal irreëel. Hun gloeiende gezichten, de vlammen, het geknetter van het vuur, de toren van rook die door de wind naar de woestijn werd gestuwd. Daardoorheen fonkelden de sterren alsof de hemel dit alles goedkeurde.

‘Waar is Gia?’ vroeg Teal, en Robin en ik keken elkaar aan.

Door alle opwinding, onze hectische activiteit en in onze angst, hadden we geen van allen aan haar gedacht.

‘Ik heb dr. Foreman ook niet gezien,’ zei Robin.

We keerden terug naar de afnemende brand en staarden als drie gehypnotiseerden naar de vlammen. Niemand zei iets, niemand verroerde zich. Ten slotte leunde Teal tegen me aan. Ik sloeg mijn arm om haar heen en Robin sloeg haar arm om mij heen. Zo werden we gevonden door de politie en de vrouw van de sociale dienst. We leken drie versteende meisjes die ontdekt werden op de top van een heel, heel hoge berg, en er leek een koevoet voor nodig om ons uit elkaar te halen.

We hadden daar de rest van de nacht tot het ochtendgloren gezeten. Het huis was tot op zijn grondvesten afgebrand. Het smeulde nog en een grote rookwolk steeg omhoog, die zeker kilometers in de omtrek kon worden waargenomen.

Merkwaardigerwijs verschenen er andere indianen uit de woestijn, alsof ze daar altijd geweest waren. Ik kon me niet voorstellen waar ze allemaal vandaan waren gekomen, maar er bevonden zich zeker enkele tientallen mannen en vrouwen en een paar kinderen op het terrein. Aan de manier waarop ze Natani omringden en tegen hem spraken, kon ik zien dat ze een diep respect voor hem hadden. Later hoorde ik dat hij een afstammeling was van een beroemde Navajo-medicijnman; indianen hadden grote eerbied voor overgeërfde krachten.

De vrouw van de sociale dienst stelde zich voor als mevrouw – Alexia Patterson, maar stond erop dat we haar Alex noemden. We hadden alledrie voldoende meegemaakt van het systeem van de jeugdopvang om te begrijpen dat het haar manier was om zich aan ons te tonen als een vriendin en niet als een ambtenaar. Een inspecteur van politie was bij haar toen ze naar ons toekwam. Ik kon zien dat ze precies wist waarvoor de ranch gebruikt werd en wie we waren. De inspecteur keek ons beschuldigend en achterdochtig aan en wilde ons onmiddellijk spreken.

‘Laten ze zich eerst wat opknappen,’ zei Alex. ‘Ze hebben hard gewerkt met de dieren en alles, inspecteur.’

Hij bromde een onwillig oké en we liepen als verdoofd naar een wasbak buiten, waar we ons gezicht en onze handen, armen en hals wasten. De stank van rook en verbrand hout was zo intens dat hij diep in onze huid verankerd leek. Er was meer voor nodig dan een wasbeurt om die eruit te krijgen. En hij zou nooit van onze ziel en ons hart te verwijderen zijn.

Terwijl we ons wasten, stonden Alex en de inspecteur met elkaar te praten en naar ons te kijken. Onze schok en ontsteltenis minderden wat, maar in de plaats daarvan kwam angst. Wat zou er met ons gebeuren? Wat was er met Gia gebeurd? Hoe dachten de autoriteiten over ons?

‘Hoe gaat het met jullie, meisjes?’ vroeg Alex, die naar ons toeliep.

‘Super,’ antwoordde Teal.

Alex knipperde niet met haar ogen. Ze glimlachte en knikte. ‘Die, eh, schuur of dat gebouw daar?’ Ze wees naar onze barak. ‘Hebben jullie daar geslapen?’

‘Ja,’ zei Robin. ‘Dat is de eersteklasaccommodatie hier.’

‘Ik denk,’ zei de inspecteur, die naast Alex kwam staan, ‘dat de tijd voor brutale praatjes wel voorbij is.’ Hij keek ons woedend aan. Niemand zei iets.

‘Dit is inspecteur Rowling, meisjes. Hij en ik moeten jullie een paar vragen stellen. Zullen we allemaal maar naar binnen gaan om even met elkaar te praten?’ zei Alex zo vriendelijk mogelijk. Inspecteur Rowling knikte instemmend, maar hield zijn blik strak op ons gericht, met de precisie van een paar goed gerichte pistolen.

We liepen naar de barak.

Toen we binnen waren, bleef Alex staan en keek om zich heen in het Spartaanse verblijf. Ze was duidelijk verbaasd dat er stro op de grond lag en geen van de bedden, op één na, een matras, hoofdkussen of deken had.

‘Dat begrijp ik niet,’ mompelde ze, en keek even naar de inspecteur, die zijn schouders ophaalde.

‘Laten we hier gaan zitten,’ ging ze verder, met een knikje naar mijn bed, dat het dichtst bij ons stond.

We gingen erop zitten en inspecteur Rowling trok een ander bed dichter naar ons toe. Alex ging daarop zitten, maar hij bleef met een kwaad gezicht naar ons staan kijken.

‘Hoeveel meisjes zijn er op het ogenblik?’ vroeg ze.

‘We waren met z’n vijven toen wij drieën hier kwamen. Gisteravond waren we met z’n vieren. Mindy is dood. Zij heeft zelfmoord gepleegd.’

Alex keek naar inspecteur Rowling, die spottend grijnsde. ‘Wie heeft zelfmoord gepleegd?’ vroeg hij.

‘Mindy.’

‘Mindy Levine,’ zei Robin.

‘Hebben jullie gezien dat ze zelfmoord pleegde?’ vroeg hij.

‘Nee. Gia vertelde ons wat er gebeurd is. Wij waren in de woestijn,’ zei ik.

‘Wie is die Gia?’ vroeg hij, van mij naar Robin en Teal kijkend.

‘Zij was het andere meisje, het vierde meisje,’ antwoordde Robin.

‘Je zei dat jullie in de woestijn waren. Wat wil dat zeggen?’ vroeg Alex.

‘We werden gestraft. We werden de woestijn in gereden en daar achtergelaten om op eigen houtje terug te komen,’ legde ik uit. ‘Teal werd gebeten door een ratelslang. Natani heeft ons leven gered.’ Ik had het gevoel dat ik een opname herhaalde. Ik sprak met weinig of geen emotie, vermeldde alleen de feiten. Weer gingen Alex’ wenkbrauwen omhoog en weer keek ze naar inspecteur Rowling.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Jullie horen meer over deze instelling te weten dan wij,’ zei hij verwerend.

Alex knikte. ‘Dat zou ook moeten, ja. Maar kennelijk doen we dat niet.’

‘Ja, nou ja, dat is van later zorg. Voorlopig,’ ging hij verder, zich vooral tot mij richtend, ‘wil ik horen wat jullie over deze brand weten.’

Ik schudde mijn hoofd en de anderen deden hetzelfde.

‘We werden wakker en zagen licht, dus kleedden we ons aan en liepen naar buiten en zagen dat het huis in brand stond. We holden naar de achterkant, waar Natani en zijn neef, de kok, probeerden de buddy’s te redden.’

‘Buddy’s?’

‘Assistentes zou je ze geloof ik kunnen noemen,’ zei Teal droogjes. ‘Wij hadden betere namen voor ze.’

‘Weet u iets over Gia?’ vroeg ik.

‘En dr. Foreman? Was zij in het huis, of wat?’ liet Teal zich horen. Haar arrogante, bevelende toon deed haar meer lijken op de Teal die ik kende.

‘Wij stellen de vragen hier,’ zei inspecteur Rowling zo scherp dat het leek of zijn tong van scheermesjes was gemaakt.

‘Oké, meisjes,’ zei Alex. Ze wierp hem een strenge blik toe en richtte zich toen weer tot ons. ‘Ik wil dat jullie nu eerst gaan rusten. We zullen iets te drinken en te eten voor jullie halen. Ik kom gauw terug.’

Zij en de inspecteur verlieten de barak.

‘Hoe komt het dat ze het niet wist van Mindy?’ vroeg Teal. ‘Als iemand doodgaat, vooral op zo’n manier, moet de politie dat toch weten?’

‘Het is allemaal heel vreemd,’ zei Robin. Ik was het met haar eens, en toen viel mijn blik op Gia’s bed. De rand van haar schrift piepte onder haar hoofdkussen vandaan. Ik liep ernaartoe en haalde het eronderuit. Ik sloeg het open en ging op haar bed zitten lezen.

‘Wat is er?’ vroeg Robin toen ik mijn hoofd schudde. ‘Ik denk dat ze weer Posy werd. Ze begint met “Beste moeder”.’ Ik las verder. ‘Nee, wacht. Misschien toch niet.’

‘Lees hardop,’ zei Teal.

Ik keek hen even aan en deed toen wat ze vroeg.

 

‘Beste moeder,

Heb ik je ooit verteld over die eerste dag dat ik je zag, toen ik tien was en ze me bij je brachten ? Hoe komt een meisje eroverheen dat haar echte moeder en haar echte vader alle hoop opgeven en overeenkomen haar weg te geven, haar aan jou te geven, haar door jou te laten adopteren, zodat ze haar dochter kon worden?’

 

‘Wat een fantasie had dat kind,’ zei Teal hoofdschuddend. Robin knikte.

Ik las verder.

 

‘Ik heb het natuurlijk nooit allemaal begrepen. Ik verwachtte altijd dat ik op een dag naar huis zou gaan, hoe je het ook zou uitleggen. Je vertelde me dat jij nu mijn moeder wilde zijn. Ik zou een stralend voorbeeld zijn van je geestkracht, je capaciteiten. Je zou aanwezig zijn op de diploma-uitreiking van highschool en van de universiteit en je zou trots op me zijn.

‘Ik was erg intelligent, zei je. Dat kon je zien, en je wist zeker dat ik een uitstekende leerling zou zijn als ik eenmaal genezen was.

‘Ik moet je bekennen dat ik mezelf nooit gezien heb als ziek, dus heb ik ook nooit begrepen waarom je het “genezen” noemde.

‘Ziek betekende voor mij niezen en hoesten, buikpijn en hoofdpijn maar niet kwaad en bang en eenzaam zijn. Dat is toch geen ziek zijn? Naar wat ik van andere kinderen heb gezien, vooral degenen die bij jou werden gebracht, is kwaad, bang en eenzaam zijn tegenwoordig normaler dan ziek zijn.

‘Ik zie je al je hoofd schudden en je lippen opeen klemmen. Meer bewijzen dat ik ziek ben, meer bewijzen dat ik ziek ben. Dat is wat je zegt en wat je gezegd hebt sinds de dag waarop ik bij jou thuis ben gebracht.

‘Ik begrijp dat mijn ouders bang zijn me bij hen in huis te houden na de brand, maar ik ben altijd blijven geloven dat ze me op een dag weer zouden komen halen. Tot nu.

‘Nu weet ik dat ze dat niet zullen doen. Je zou het niet willen. Je zou je belangrijkste leerling immers niet willen opgeven?

‘Je hebt de spot gedreven met mijn Posy. Je hebt alles gedaan wat je kon om haar te vermoorden, haar te verpletteren als een insect, maar ze wist te ontkomen, net als Mindy. We kunnen aan je ontsnappen, maar niet wij allemaal. Niet allemaal zijn we tegen jou en je kleine leger van zogenaamde buddy ’s opgewassen.

‘Weet je wat me vandaag de meeste angst heeft aangejaagd, moeder? Dat ik je eindelijk moeder noem. Dat is je gelukt, maar nu ben ik verschrikkelijk bang dat je zult winnen, dat je daar werkelijk zult zitten bij de diploma-uitreikingen en ik je kleine protégee zal zijn, je stralende voorbeeld, en je mij zult gebruiken om je te ontdoen van elke Posy en elke Mindy.

‘Ik dacht erover je dit te laten lezen, maar toen dacht ik, als ik dat doe, zul je toch een manier vinden om te overwinnen. Die vind je altijd.

‘Jij bent de beste in wat je doet, moeder. Jij zult altijd winnen. Het zal je altijd lukken ons te laten doen wat jij wilt.

‘Raad eens wie vanavond is teruggekomen?’ las ik, en keek op naar Robin en Teal die als gehypnotiseerd zaten te luisteren. Ik richtte mijn blik weer op het schrift. ‘Precies, Posy. En raad eens waarom? Ze heeft een plan. Ik snap niet waarom ik dat niet zelf bedacht heb. Ik denk dat je me in een kringetje hebt laten ronddraaien. In ieder geval, ze is hier om me te helpen. Ze is me niet vergeten. Ze heeft me niet in de steek kunnen laten.

‘We zijn bezig om ons plan ten uitvoer te brengen, moeder. Je zult het gauw genoeg weten.

‘Ik vraag me af of mijn echte vader en moeder werkelijk nooit naar me geïnformeerd hebben. Jij zei van niet, maar misschien, misschien loog je tegen me. Misschien zijn ze me niet totaal vergeten. Misschien zullen ze nu aan me denken. Posy zegt van wel.

‘En Posy weet het.

‘Posy heeft het altijd geweten.’

 

Ik deed het schrift dicht.

‘Ik voel me zo misselijk,’ zei Teal. ‘Misselijk en moe.’

‘Dat is niks nieuws,’ mompelde Robin, en voegde er toen snel aan toe: ‘Ik ook.’

We keken allemaal op toen een vrouwelijke inspecteur binnenkwam met een paar frisdranken en een zak sandwiches en chocoladerepen.

‘Hallo,’ zei ze. ‘Ik heb jullie iets te eten en te drinken gebracht.’

Ze zette alles neer.

‘Chocoladerepen?’ zei Teal, terwijl ze de zak openmaakte. ‘En blikjes fris. Het schijnt dat ze van alles bij zich hebben!’

‘Dat hebben ze ook,’ zei de inspecteur. ‘Ik wist natuurlijk niet waar jullie van hielden, dus heb ik maar een en ander meegebracht. Geniet ervan. Straks komen mevrouw Patterson en inspecteur Rowling terug om met jullie te praten.’

Ze ging weg en Robin stak haar hand in de zak. ‘Rosbief. En cola. Ik ben vergeten hoe dat smaakt. Kijk.’ Ze hield een plastic zak op. ‘Chips!’

Teal zat al te eten, haar ogen gesloten van genot. Ik was het meest verbaasd van allemaal dat ik nog honger had na alles wat we hadden meegemaakt, maar ik denk dat zenuwen calorieën verbranden. Ik at net zo snel als zij en genoot net zoveel van wat ik at.

Toen we klaar waren liepen we naar de deur omdat we een dreunend geluid hoorden. We zagen een helikopter landen. Twee mannen in burger en een geüniformeerde politieagent die eruitzag als een generaal, stapten uit, voorovergebogen om de propellers te vermijden, en holden naar de ruïne van het huis. Nog veel meer patrouilleauto’s, nog een ambulance, brandweer en politie bewogen zich over het terrein en rond de smeulende haciënda. Links zag ik Natani en zijn neef, omringd door politiemannen die luisterden naar de antwoorden op hun vragen.

‘Wie zit er in die helikopter, de president?’ vroeg Robin.

‘Wat gaat er nu met ons gebeuren?’ vroeg Robin.

Teal en ik draaiden ons naar haar om.

Gek, dacht ik, dat ik daar geen moment aan gedacht had tot zij het vroeg. Wat zouden ze met ons doen?

‘Wat het ook is, het zal een vakantie zijn vergeleken hiermee,’ antwoordde Teal.

Maar ik dacht niet dat er een vakantie voor ons in het verschiet lag.