11. Reis naar het innerlijk

 

Gia was beslist veranderd na mijn ervaring in het souterrain. Ze leek minder kwaad, maar meer gedeprimeerd. De opstandigheid die we in haar hadden gevoeld toen wij drieën hier pas kwamen, was verdwenen. Ze snauwde niet meer tegen Teal of Robin, en vooral niet tegen mij. Integendeel, ik merkte dat ze me vermeed. Ik hoefde me maar naar haar om te draaien, en ze wendde snel haar blik af of sloeg haar ogen neer, om die van mij te vermijden. Het was bijna of ze zich schaamde voor wat ik wist.

Ze had ook minder energie, werkte langzamer, at langzamer en minder. Mindy kon in haar oor tateren en ze viel niet tegen haar uit en sloeg haar met woorden en waarschuwingen om de oren. zoals ze zo vaak had gedaan sinds de dag dat we hier gearriveerd waren. Het leek bijna alsof ze in zichzelf verschrompelde, verdween op de manier waar haar geliefde Posy was verdwenen.

Dr. Foreman leek heel ingenomen met dit alles. Ik zag de zelfvoldane glimlach waarmee ze nu naar Gia keek. Het wekte een nieuwe golf van woede in me op nu ik besefte dat ze me gemanipuleerd had en ik gebruikt was om dit tot stand te brengen. Nu was ik degene die me schuldig voelde. Ik voelde me verantwoordelijk voor de veranderingen in Gia, ook al had Gia me in dat souterrain gelokt.

Niemand doet hier iets wat ze echt wil, was mijn conclusie. Het kon een tijdje duren, langer voor de een dan voor de ander, maar uiteindelijk trok dr. Foreman aan het langste eind. We bewogen ons als marionetten op een toneel dat zij had geschapen.

Ik denk dat ze die gedachten in mijn ogen las als ze naar me keek en zag dat ik kwaad terugkeek. Ze liet niet de kille glimlach zien die ik verwachtte, maar liet haar blik een paar ogenblikken peinzend op me rusten, draaide zich toen om en liep weg. Ik kan niet beweren dat het me geen angst aanjoeg, maar mijn woede wist die goed te maskeren.

Die sombere overwegingen hadden me even depressief en verslagen moeten maken als Gia, maar ze verhoogden integendeel mijn woede en versterkten mijn verzet. Ik was vanzelfsprekend bang om teruggebracht te worden naar de IJskamer, waar de ratten, echt of niet, weer over me heen zouden lopen. Dus deed ik braaf de mij opgedragen taken. Ik hield me aan alle regels. Ik zei het ochtendgebed op waarin we dr. Foreman bedankten. Ik dreunde de verontschuldigingen op tegen de buddy’s en onszelf, zoals van ons verwacht werd. Ik deed gehoorzaam alles wat me gezegd werd, maar er laaide een vuur in me op. Ik kon de hitte voelen rond mijn hart. ’s Nachts lag ik te draaien en te woelen. Ik liep met krachtiger tred, en de bergen in de verte leken dichterbij.

Net als de in het nauw gedreven ratten die me met afschuw vervulden, ontblootte ik mijn tanden. Ik zette een hoge rug op en zocht naar een kans om aan te vallen.

Ondanks alles wat ze ongetwijfeld in me zag, bleef dr. Foreman vriendelijk, gaf me nieuwe voorrechten, om een wig te drijven tussen mij en de anderen. Ik wist dat ik niets kon weigeren, maar in mijn hart geloofde ik dat ze wist dat ze me nog niet verslagen had. Natuurlijk maakte dat me nog banger. Ze zou het niet opgeven. Ze had nog zoveel andere technieken en plannen tot haar beschikking. Van alle kanten, op elk moment, kon er iets op me afkomen. De uitdrukking je waagt je op glad ijs was nooit reëler geweest dan nu. Ik wist dat ik op een gegeven moment zou vallen en er door zou zakken en ze me in iets zo verschrikkelijks zou wikkelen dat ik mijn persoonlijkheid zou verliezen. Ik zou worden uitgewist en herschapen naar haar beeld. Het gaf een nieuwe betekenis aan het woord klonen, dat Gia had gebruikt toen ze nog woedend over de buddy’s praatte.

Zoals dr. Foreman ons gewaarschuwd had die eerste dag in het oriëntatielokaal, had ze een goddelijke macht in haar wereld, en dat was waar wij ons bevonden: in haar wereld. Haar stem knalde als een zweep boven onze hoofden, zelfs, viel me op, als ze tegen de buddy’s sprak. Het waren haar meisjes, maar zij waren bijna even bang voor haar als wij als ze in haar nabijheid waren.

Alleen Natani leek zich hier rustig en op zijn gemak te voelen. Hij bewoog zich te midden van dit alles alsof hij daadwerkelijk in zijn eigen wereld vertoefde, geïsoleerd van het luide geschreeuw, het bijtende sarcasme, de straffen die aan ons werden uitgedeeld, en de wolken van depressie die boven ons hoofd hingen. Hoe was het mogelijk? vroeg ik me af. Hij was als een man die door een laaiend vuur loopt, zonder zich te branden, zonder zelfs maar te transpireren.

Ik nam hem aandachtiger en met meer belangstelling op, vooral nu ik de brief had gelezen die door de denkbeeldige Posy was geschreven. Hoorde dat allemaal bij Gia’s waanzin of bestond er werkelijk zoiets als in jezelf ontsnappen? Was er een manier om jezelf te versterken, iets te doen dat je zou beschermen tegen dr. Foremans kogels en pijlen? En als dat zo was, zou Natani, die haar zoveel verschuldigd leek te zijn, bereid zijn het mij te leren? Was dat wat hij probeerde te doen toen hij tegen me zei dat ik mijn hogan in mijn innerlijk gesloten moest houden?

Ik was nog steeds degene die het voorrecht genoot om voor de paarden te zorgen. Gia had gezegd dat Posy het heerlijk had gevonden om de paarden te verzorgen, en Gia had ook gezegd dat Natani erg op het meisje gesteld was geweest. Natuurlijk wist ik nu dat ze zichzelf bedoelde. Ze kon gewoon niet geloven dat iemand haar aardig zou of kon vinden, en als iemand dat deed, dan moest dat haar denkbeeldige andere ik zijn.

Iets meer dan een week na mijn ervaring in het souterrain was ik bezig Wind Song te roskammen toen Natani de schuur binnenkwam en het schot van een van de boxen begon te repareren.

Ik haalde diep adem en draaide me naar hem om.

‘Natani, kun je me leren hoe ik aan pijn en droefheid kan ontsnappen, hoe ik naar een andere wereld kan reizen, een wereld binnen in je?’

Hij hield even op met werken en keek me aan zonder ja of nee te zeggen.

‘Ik ben bang dat als ze me weer terugbrengen naar die ruimte, die IJskamer, of iets doen dat even erg is, ik volledig zal instorten. Ik moet ergens anders heen kunnen.’

Hij knikte en ging op de grond van de schuur zitten.

‘Er is een verhaal,’ begon hij, ‘over een woestijnrat die heen en weer loopt voor een schildpad en nu en dan blijft staan om naar de tevreden glimlachende schildpad te kijken.

‘“Waar ben jij nou zo tevreden over?” vroeg de rat hem. “Het is negenenveertig graden. Raven en buizerds cirkelen de hele dag om ons heen. Wie weet nog wanneer het de laatste keer geregend heeft?”

‘“Ik ben tevreden,” antwoordde de schildpad, “omdat ik, als er iets onaangenaams gebeurt, terugkruip in mijn schild. Hier kan ik oversteken naar een wereld waar het koel is, waar geen raven en buizerds zijn, en waar altijd koel en verfrissend water is.”

‘“Hoe kun je dat allemaal daarbinnen hebben?” vroeg de rat. “Je schild is veel te klein.”

‘“Nee,” antwoordde de schildpad, “deze wereld, waarin jij heen en weer loopt en je zorgen maakt is te klein. Hierbinnen zijn geen horizonnen, hebben beken en rivieren geen bodem en heeft de lucht geen donkere wolken, want hierbinnen maak ik mijn dromen.”

‘“Hoe maak je dromen?” vroeg de rat.

‘“O,” zei de schildpad, “als je dat wist, zou je ook een schildpad zijn.”

‘En met die woorden trok hij zich terug in zijn schild en de rat ging door met heen en weer lopen en zich zorgen maken tot hij zichzelf had uitgeput en een buizerd hem als ontbijt nuttigde.’

Natani draaide zich om en wilde verdergaan met zijn werk.

‘Ik begrijp je verhaal niet, Natani,’ zei ik. ‘Wat heeft dat te maken met mij en mijn probleem?’

Hij hield weer even op. ‘Eerst moet je de schildpad worden, dochter van de zon. Eerst moet je een schild maken voor jezelf.’

‘Maar hoe?’

‘Je moet een plek vinden waar je veilig je dromen kunt maken. Maar er is nóg een verhaal dat ik je moet vertellen. Het is het verhaal van een schildpad die zo voldaan en tevreden was met zijn dromen, dat hij nooit meer uit zijn schild kwam. Hij stierf de hongerdood.’

‘Hm, ja, dan was ik misschien beter af,’ mompelde ik.

Hij dacht even na en knikte toen. ‘Kom vanavond, als ook de wolken slapen, naar mijn hogan. Ik zal je helpen je schild te vinden.’

Een deel van me was bang, niet voor wat Natani zou kunnen doen en zeggen, maar bang dat hij misschien iets zou doen wat dr. Foreman wilde dat hij deed. Ze had me verteld dat ze hem tolereerde en dat hij nut had. Ze leek zo machtig. Je kon je moeilijk voorstellen dat er iets of iemand op haar ranch was die niet op een of andere manier onder haar controle viel.

Als ze eens verwacht had dat ik Natani om hulp zou vragen? Als ze vermoedde dat ik het zou doen omdat ik Posy’s brief had gelezen? Misschien had ze Natani zelfs wel verteld dat hij een verzoek van mijn kant kon verwachten. Hoeveel was hij haar verschuldigd? Waren de dieren de enige die je op deze ranch kon vertrouwen? De enige die niet logen?

Ik zei niets over dit alles tegen Teal of Robin, en zeker niet tegen Mindy of Gia. Treurig realiseerde ik me dat niemand te vertrouwen was, zelfs niet na al die tijd dat we hier al bij elkaar waren, dat we allemaal zo verslagen en depressief waren, dat zij mij even snel zouden verraden als ik hen. Uiteindelijk zullen we geen plek hebben om naartoe te gaan en zullen we bij niemand terechtkunnen dan bij dr. Foreman, dacht ik. Het leek of ik twee grote handen kon voelen die ons in een bepaalde vorm kneedden, net zoals ze onze borden en kommen had gekneed.

Er was geen andere uitweg dan het schild van Tatani’s schildpad, wat dat ook mocht zijn. Ik zou óf de moed moeten verzamelen om vannacht de schuur uit te sluipen en naar zijn hogan te gaan, óf ik zou de woestijnrat blijven en heen en weer rennen en piekeren tot dr. Foreman, net als de buizerd, de ziel uit mijn lichaam plukte en me omvormde tot een van haar beroemde Foreman-meisjes. Dat was Gia’s voorspelling voor mij geweest, maar ironisch genoeg bleek het een voorspelling te zijn die ze voor zichzelf had moeten maken. We trokken ons allemaal in onszelf terug, maar niet in het soort schild dat Natani had beschreven. We hadden elkaar ontmoet als vreemden en we werden weer vreemden.

De buddy’s hoefden ons geen spreekverbod meer op te leggen. We zaten ’s avonds allemaal stilletjes aan tafel na de bedankjes tegen elkaar te hebben gemompeld, kauwden gedachteloos, staarden naar niets. Alleen Mindy vormde nu en dan een uitzondering. Ze had een nerveuze energie, dacht ik. De stilte leek die nog te verhogen. Haar ogen schoten heen en weer alsof ze verwachtte dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren of iemand tegen haar zou gaan schreeuwen. Tijdens het opruimen liet ze bijna een bord vallen, en even verbleekte ze van angst. Had dr. Foreman gelijk wat haar betrof? Ging ze achteruit in plaats van elke dag beter te worden? Na het eten maakten we in ieder geval nog gezamenlijk ons schoolwerk, maar dat was om een zelfzuchtige reden. Niemand wilde nog meer minpunten krijgen. Onze cijfers waren allemaal voldoende en zelfs de buddy’s moesten toegeven dat we het er in dat opzicht goed vanaf brachten. Dat was nog steeds aan Gia te danken. Ze leek feitelijk pas tot leven te komen als we aan onze studie begonnen, en ik begon medelijden met haar te krijgen omdat ze niet op een echte school zat, want ze leek het heerlijk te vinden om te studeren, te lezen. Het was het enige moment waarop we enige opwinding hoorden in haar stem, een schittering zagen in haar ogen. Ze zou een goede lerares kunnen worden, dacht ik, een echte docent met leerlingen die belangstelling en liefde hadden voor hun studie.

Gek, dat herinneringen aan school plotseling zo aantrekkelijk waren. Ik had er zo’n intense hekel aan gehad toen ik op school zat, of in ieder geval had ik dat gedacht. Nu ik terugdacht aan het gebabbel, het enthousiasme, zelfs de lessen, kwam er een verlangen bij me op dat ik niet gedacht had ooit te zullen voelen. Het leek niets op de school die ik had gekend en verketterd.

Deze speciale avond hadden we na het eten maar een klein beetje huiswerk vergeleken met wat ons voordien elke avond was opgegeven. We hadden wat vrije tijd, en tot ons aller verbazing kwam Lady Two met een stuk of zes betrekkelijk nieuwe tijdschriften die populair waren bij tieners.

‘Dr. Foreman zegt dat jullie allemaal wat maffe, tijdverspillende lectuur verdienen. Jullie kunnen deze onder elkaar verdelen.’ Ze liet de tijdschriften bij haar voeten op de grond vallen.

Teal liep er gretig op af, als iemand die verhongert zich op voedsel werpt, maar Gia hield haar tegen met: ‘Raak ze niet aan!’ Ze zei het op zo’n hysterische toon, dat Teal een sprong achteruit maakte.

‘Hè? Waarom niet?’ Ze keek naar de stapel. ‘Wat ligt erop?’

‘Erin,’ fluisterde Gia. ‘Het is wat erin zit.’ Ze staarde ernaar en keek toen naar ons op. ‘Subliminale boodschappen,’ mompelde ze.

‘Wat zeg je?’ Robin krabde aan haar neus. ‘Wat zijn dat?’

‘Het is een geheime manier om je te laten denken wat ze wil dat je denkt,’ zei Gia.

Robin hief haar hoofd op en keek naar Teal, die haar schouders ophaalde. Mindy bewoog zich niet, zei niets.

‘We begrijpen het niet, Gia,’ zei ik. ‘Ze kan toch niet heimelijk iets in een tijdschrift printen?’

‘Dat kán ze! Het is hetzelfde als wanneer je naar de bioscoop gaat en ze stoppen een paar opnamen van popcorn in de film. Ze schieten te snel voorbij om het je te realiseren, maar plotseling wil je opstaan en popcorn gaan kopen.’

‘Je bent gek,’ zei Robin.

‘Het is bewezen. Ik heb erover gelezen,’ zei Gia.

‘Goed, dan eet ik popcorn. Wat dan nog,’ zei Robin en liep in de richting van de tijdschriften.

‘Dat was maar een voorbeeld. Ze zal je wat anders laten doen. Ze doet nooit iets, geeft je nooit iets, tenzij het haar helpt je onder controle te houden, je om te vormen.’

‘Je bent paranoïde.’ Robin pakte het tijdschrift op dat ze wilde lezen en keek naar Gia. ‘Wanneer zul je het eens leren? Volwassenen krijgen ons altijd zover dat we doen wat ze willen, op welke manier dan ook. Jij bent degene die me dat geleerd heeft.’ Robin keek naar Teal, die als volgende naar de tijdschriften liep. Mindy haalde haar schouders op en deed hetzelfde. Gia keek naar mij en schudde vol medelijden haar hoofd. Haar waarschuwing zette me aan het denken.

Dr. Foreman had mij een tijdschrift gegeven en gezegd dat ik het geen van de anderen mocht laten lezen. Stond er iets in dat specifiek voor mij bestemd was, iets dat mij liet doen wat ze wilde? Misschien wel. Misschien was Gia niet zo gek als ze dachten, althans niet in dit opzicht.

Ik draaide me af van de stapel zonder er een te pakken.

‘Wil jij geen tijdschrift? Geloof je die nonsens?’ riep Robin verbaasd uit.

‘Ik interesseer me niet voor die bladen.’

‘Flauwekul. Je hebt er al een van haar aangenomen. En nu, door wat Gia zegt, ben je bang,’ zei Robin lachend. ‘Gia heeft je bang gemaakt.’

‘Nou, en? Dan bén ik bang. Denk maar wat je wilt. Het maakt me niet meer uit hoe jullie over me denken,’ zei ik. ‘Zoals het jou niet meer uitmaakt hoe wij over jou denken.’

Ik liep naar mijn bed om te gaan liggen. Robin en Teal bladerden enthousiast de tijdschriften door, praatten over de mode, de nieuwe tv-shows, de films die ze misten. Ze dweepten met de een of andere jonge romantische filmheld. Ze deden het heel overdreven om mij jaloers te maken.

Teal begon een paar van de prachtige dingen te beschrijven die ze thuis had en Robin praatte over haar muziek, bekende dat ze zelfs wenste dat ze naar het zingen en spelen van moederlief kon luisteren. Beiden vroegen zich hardop af wat de laatste hit zou zijn, en plotseling drong het tot me door wat Gia had bedoeld.

Ik ging rechtop zitten en riep uit: ‘Dat is het!’ Ze keken me allemaal aan.

‘Wát?’ vroeg Teal glimlachend.

‘Gia heeft gelijk.’

‘Ze heeft gelijk?’

‘Alleen is het niet, eh, sub of hoe ze het noemde. Het ligt vlak voor je neus, voor ons aller neus. Luister eens naar jezelf. Ze wil dat je inziet wat je mist, erover kermt en jammert.’

‘Waarom?’

‘Zodat je meer zult betreuren wat je mist en gehoorzamer zult zijn en intenser hoopt dat je naar huis kunt,’ zei ik.

‘Ja, zei Gia fluisterend. ‘Ja, jij begrijpt het, Phoebe. Die tijdschriften, alles in die geest, zijn een vorm van subtiele marteling.’ Ze draaide zich om naar de anderen. ‘Begrijp je niet wat we zeggen? Kijk naar jezelf, naar wat je draagt, je handen, je haar, en kijk dan naar de meisjes in die bladen. Wat zou je doen, wat zou je ervoor over hebben, om eruit te zien zoals zij?’

Ze keken alledrie naar de tijdschriften en toen naar mij.

Robin was de eerste die het begreep. Ik kon het zien aan haar gezicht, aan de glans in haar ogen. Ze smeet haar tijdschrift door de schuur alsof het vergif was. Even keek Teal triest, toen liet ze haar tijdschrift vallen op de plek waar Lady Two de stapel had neergegooid. Mindy keek weemoedig naar haar tijdschrift en smeet het toen ook weg.

‘Ik haat haar,’ zei ze met een hese, luide fluisterstem. Ze sloeg haar gevouwen armen zo hard tegen zich aan, dat ik bang was dat ze een rib zou kneuzen. Toen ging ze naar haar bed.

Een paar ogenblikken later lagen ze allemaal op bed, opnieuw in een depressie. Gia en ik wisselden een voldane, maar tevens bedroefde blik uit. Wie wilde nou met zoiets gelijk hebben? De anderen zeiden niets meer. Ze sliepen allemaal al nog voordat het licht uit was. Maar ik kon niet in slaap komen.

Ik kon alleen maar aan Natani’s schild denken.

Toen ik dacht dat de kust veilig was, kwam ik uit bed, trok stil mijn schoenen aan en liep op mijn tenen de schuur uit. Een paar ogenblikken bleef ik buiten staan en bestudeerde de omgeving. Er brandde licht in de haciënda, vooral op de bovenverdieping waar de buddy’s verbleven, maar verder was alles donker en in diepe schaduwen gehuld, want de lucht was gedeeltelijk bedekt met een dun, lang wolkendek dat voor de sterren hing.

Toen ik over het terrein liep, hoorde ik een coyote janken, en een vogel die in brand leek te staan, vloog van het dak van de paardenstal het hoge struikgewas in. Ik probeerde in de schaduw te blijven tot ik een hoek omsloeg en recht op Natani’s hogan afliep. Onmogelijk te zeggen of hij wakker was. Er brandde geen licht. Ik klopte zachtjes op de omlijsting van de ingang en toen ik zijn stem hoorde, glipte ik zijn huis binnen. Hij zat in lotuspositie en voor hem lag wat eruitzag als een stapel gewone stenen.

‘Ga zitten, dochter van de zon,’ zei hij, en gebaarde dat ik tegenover hem plaats moest nemen.

Ik aarzelde even en deed toen wat hij zei, vouwde net als hij mijn benen onder me. Hij reikte achter zich en pakte een kom.

‘Drink dit eerst,’ zei hij, en bood me de kruik aan. Ik voelde me niet erg aangetrokken tot de geur, en weer dacht ik: als dit alles eens gepland is door dr. Foreman?

‘Wat is dat?’ vroeg ik.

‘Het is iets dat je op weg zal helpen, je zal helpen de juiste weg te vinden. Alleen deze ene keer. Hierna zul je het niet meer nodig hebben. Dat beloof ik je.’

‘Hoe kan deze drank daarbij helpen?’ vroeg ik. Ik keek naar de thee.

‘Je zult de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, en als je dat doet, bevind je je in je schild.’

Sceptisch en nog steeds angstig, begon ik te drinken. Natani zette intussen een zacht, laag gezang in en tikte ritmisch op een kleine drum. Toen ik verder dronk van de thee moest ik onwillekeurig denken aan een paar van mijn vriendinnen in Atlanta en hoe die zouden lachen en me belachelijk maken omdat ik bij die oude indiaanse man zat. Maar natuurlijk waren zij daar en ik hier.

De smaak stond me niet tegen, en ik denk dat zelfs al was dat wél het geval geweest, ik mezelf toch gedwongen zou hebben alles op te drinken. Zo wanhopig was ik. Ik wachtte op meer instructies, maar Natani bleef zingen en drummen. Ik begon me meer teleurgesteld te voelen dan iets anders. Daar zat ik nu, in de hut van een oude indiaan, en luisterde naar hem terwijl hij op een drum trommelde en een lied zong dat ik niet begreep. Ik kon er niets aan doen, maar ik voelde me belachelijk. Misschien was dat dr. Foremans bedoeling. Ik was een stommerd.

Natani wist een paar dingen, maar toch was hij niet meer dan een oude, gekke kerel. Alles in Posy’s brief kwam voort uit een uit de hand gelopen fantasie. Ik begon het allemaal te doorzien. Het interesseerde dr. Foreman helemaal niet of we met Natani praatten of hem om zijn mystieke hulp vroegen. Hij was een grote grap, een doodlopende weg die ons geen vluchtkans bood.

Maar plotseling werd ik me bewust van een trage dans van gouden lichtjes die omhoogstegen uit de stapel stenen tussen ons. Ze kleurden rood en bewogen op het ritme van Natani’s drum. Ik wreef ‘in mijn ogen, maar ze waren er nog steeds, dus deed ik mijn ogen dicht. De lichtjes bleven. Ze werden geel en toen grijs en toen blauw. Ze leken op kwallen, maar veranderden in kleine balletjes die uitrekten tot linten van licht. Ten slotte werden ze luchtbellen, stegen snel omhoog, spatten uiteen en verdwenen.

Natani’s drum leek nu in mijzelf te klinken. Toen ik naar hem keek, concentreerde ik me op een plooi in zijn hemd, en om de een of andere reden leek die prachtig. De vorm, het vloeiende verloop ervan, ik vond het allemaal even fantastisch. Het gaf me een goed gevoel om zo’n ontdekking te doen.

Ik keek om me heen in de hogan en staarde een tijdje naar een veer die aan de wand hing. Mijn ogen leken op vergrootglazen, want elk onderdeeltje van die veer was duidelijk te onderscheiden, de vorm ervan, de kleur, de structuur. Weer dacht ik: wat prachtig is dat, en wat geweldig dat ik die ontdekking heb gedaan.

Ik voelde dat ik glimlachte, en al kon ik niet verklaren waarom, ik was tevreden, gelukkig. Even dacht ik aan Natani’s verhaal en de vraag van de rat aan de schildpad: Waarom ben je zo tevreden?

De drum stopte en Natani pakte mijn hand en hielp me overeind. ‘Ga de wereld bekijken die je bent gaan haten.’

Ik draaide me om en liep de hogan uit.

De duisternis trok op als een gordijn dat wordt opengetrokken. Ik keek naar de haciënda, de paardenstal, het varkenskot, de schuur waarin we sliepen, en alles leek op een schitterende manier samen te komen. Elke vorm was uniek en toch kon ik voelen hoe alles in al het andere over en in mij vloeide.

Plotseling wilde ik alles omhelzen, het onkruid dat aan de zijkanten van de gebouwen groeide, de balustrades van de haciënda, die me verbluften omdat ze hetzelfde waren en toch anders, alles had iets unieks dat ik nooit eerder had gezien, de tuin met planten als de golven van de zee in de wind. Ik hield van alles.

‘Wat zie je?’ vroeg Natani me.

‘Alles.’ Ik stak mijn arm uit en raakte de balustrade aan, raakte het onkruid aan, raakte de planten aan, ik kon zelfs reiken tot de sterren die pulseerden, elke ster kloppend als een klein hartje. Ik draaide in het rond en lachte. ‘Het is allemaal zo mooi!’ riep ik uit. Zelfs de grond was mooi en spreidde zich voor me uit als een zacht tapijt. De zandkorrels waren verblindend.

‘Als je de wereld ziet zoals hij is, zul je zien dat je een deel ervan bent en zal niets ervan je ongelukkig maken,’ zei hij. ‘De wereld zelf is een groter schild. Een ander hoef je niet te zoeken.

‘Sluit eerst vrede met je omgeving. Zie hoe je een deel bent van alles wat er is en hoe dat alles wat er is jezelf wordt. Al het andere zal volgen, dochter van de zon. Ik heb je maar een klein raam gegeven. Je moet inzien dat je de wind niet moet haten omdat hij de wind is en de zon niet omdat hij de zon is. En weldra zul je ook jezelf niet haten omdat je jezelf bent. Als je dat doet, heb je verder niets nodig. Je zult je weg in en uit je schild vinden en niets zal je deren.’

Een ogenblik later was hij verdwenen. Hij was weer naar binnen gegaan.

Ik weet niet hoe lang ik daar gestaan heb en naar alles gekeken heb alsof ik het voor de eerste keer zag. Ik kan me niet herinneren hoe ik naar de schuur ben teruggegaan en in bed ben gestapt, maar ik was er, en lange tijd vroeg ik me af of ik de schuur wel ooit verlaten had. Was het allemaal een droom geweest?

Ik viel in slaap en droomde toen werkelijk. Ik zag dat mijn vader me wenkte. Hij wilde dat ik met hem mee zou gaan, ergens heen. Ik was heel klein. Mijn hand ging verloren in de zijne. Hij tilde me op. Ik kon voelen dat hij me droeg. Waar bracht hij me naartoe? Wat wilde hij me laten zien?

Voor ons raam had een musje op een richel een nest gebouwd en de eieren waren opengebarsten. Kleine babyvogeltjes krijsten en hun moeder vloog haastig met insecten heen en weer om ze te voeren.

‘Ze lijken op jou,’ zei papa. ‘Dit is jouw nest.’

Ik was gefascineerd.

Ik was die tijd, die vogels vergeten. Vergeten hoe papa mijn hand had vastgehouden en samen met mij ernaar gekeken had. Hoe had ik dat alles kunnen vergeten?

Mijn vader deed zachtjes het raam dicht en droeg me terug naar bed, waar ik in slaap viel met zo’n gelukkige glimlach dat de woestijnrat en zelfs de schildpad jaloers zouden zijn geweest.

In de dagen die volgden op mijn bezoek aan Natani’s hogan kon ik niemand vertellen wat hij me geleerd had. Ik wist zelf niet goed wat het precies was. Ik wist alleen dat elke keer dat ik me zenuwachtig, geërgerd of kwaad voelde, ik stopte, diep ademhaalde en me concentreerde op iets moois om me heen. Het slechte gevoel verloor zijn greep op me, en na een tijdje leek de oorzaak ervan niet belangrijk meer.

De buddy’s, speciaal Lady One, zagen mijn gedrag als een teken dat ik alle opstandigheid en verzet had opgegeven. Ze hadden me waar ze me wilden hebben. Tenminste, dat dachten ze. Ik kon het zien aan de zelfingenomen uitdrukking op hun gezicht en hoorde hen zelfs dingen zeggen als: ‘Ik wist dat het slechts een kwestie van tijd was bij haar. Ze denken allemaal dat ze heel erg stoer zijn, tot ze hier komen.’

Zelfs het horen van dergelijke opmerkingen stoorde me niet. Als het zo belangrijk voor ze was om te winnen, laat ze dan maar winnen, dacht ik. Wat wonnen ze trouwens? Ik vermoed dat het de voldoening was om te weten dat niemand beter was dan zij, niemand zich kon verzetten en vechten tegen iets waartegen zij zich niet konden verzetten en vechten. Dat verzoende hen met wie en wat ze nu waren. Of ze zich niet op hun gemak voelden was niet belangrijk. Het was verspilling van energie om ze te haten. Op een dag zouden ze voorgoed uit mijn leven verdwenen zijn.

Geen van de andere meisjes had wat ik nu had, vooral Teal niet. Van ons allemaal, zelfs na alles wat we stuk voor stuk op de een of andere manier hadden doorgemaakt, was Teal nog steeds de ongeduldigste, was zij het snelst van streek, ergerde zich meteen. Angst voor een nieuwe straf weerhield haar ervan te luid of zelfs openlijk te weigeren iets te doen. Ze mompelde nooit iets als een van de buddy’s het kon horen, hield zich altijd in en was zo gehoorzaam als een puppy in dr. Foremans aanwezigheid. Maar als ze kon, als het veilig was, jammerde en mopperde ze hardop.

Ze haatte de wind om zijn uitwerking op haar huid en ze haatte de zon om dezelfde reden. Dit was een vuil, smerig oord. We zouden allemaal doodgaan aan een of andere ziekte. We konden net zo goed weglopen en sterven in de woestijn, zoals zij bijna was gestorven. Wat had het voor zin om te wachten op een bevrijding die nooit zou komen?

Ik kwam in de verleiding haar naar Natani te sturen. Ik begon zelfs er met haar over te praten, maar ze schudde haar hoofd en zei: ‘Hij is net zo gek als de rest hier. Waarom zou hij hier blijven? Waarom zou iemand hier willen blijven?’

Het had geen zin haar te vertellen dat dit zijn wereld was en dat hij hier gelukkig was. Ze zou nooit kunnen begrijpen hoe iemand gelukkig kon zijn in een wereld zonder televisie, films, auto’s, party’s, kleren en juwelen.

Misschien waren het het ritme van ons leven hier, de eentonigheid van onze corvees, ons rooster, de monotone simpele maaltijden, het voortdurende schoolwerk en de gevreesde therapiesessies met dr. Foreman die aan Teal vraten, maar ik kon zien dat het elke dag slechter met haar ging. Net als Gia ging ze steeds minder eten. Na korte tijd was ze bijna net zo mager als Mindy.

En ze had haar oude mantra weer opgevat: ‘Ik word hier gek. Ik hou het hier niet langer uit. Ik moet weg. Ik moet weer proberen te ontsnappen. Waarom genieten die verdomde buddy’s hier zo van? Waarom zijn ze teruggekomen? Als ik ooit de kans krijg om hier weg te komen, laat ik me op geen honderd kilometer in de omtrek zien.’

Ze bleef het een hele ochtend opdreunen toen alleen zij, Robin en ik aan het werk waren in de tuin. Mindy en Gia hadden opdracht gekregen de schuur op te ruimen en schoon te maken.

‘Misschien hebben ze meer plezier dan we denken,’ meende Robin. ‘En ik bedoel niet alleen ons kwellen en commanderen. Vergeet niet wat Gia en Mindy ons hebben verteld, dat zij ze gezien hebben tijdens hun feestje.’

Teal knikte. ‘Ja, die lol hebben ze tenminste, hè? Waarom bespioneren wij ze ook niet op een avond, om te zien wat het precies is dat ze daar hebben?’

Robin en ik gaven geen antwoord. Buiten de voorgeschreven paden treden was angstaanjagend geworden.

‘Nou, wat is er mis met dat idee? Het zal in ieder geval eens iets leuks zijn om te doen. Robin?’ ging Teal enthousiast verder.

‘Ik ben bang om betrapt te worden,’ gaf Robin eerlijk toe.

‘We worden niet betrapt. Phoebe?’

‘Ze interesseren me niet.’

‘Mij ook niet. Er kunnen geen oninteressantere mensen op deze wereld bestaan. Het is gewoon om iets te doen te hebben, iets dat ons niet is opgedragen,’ zei Teal. Toen Robin en ik geen antwoord gaven, voegde ze er snel aan toe: ‘O, laat maar. Ik doe het zelf wel. Ik heb jullie niet nodig.’

Robin en ik bleven zwijgen. Soms, dacht ik, was het beter om net als de dieren niets te zeggen, maar te luisteren en te kijken en alleen te reageren op een daad.

Teal besefte dat ze niets opschoot met haar dreigement en nam haar toevlucht weer tot zeuren. ‘Kom nou, Robin, wees toch niet zo’n watje. We hebben iets te doen en wie weet wat we te zien krijgen. Misschien komen we iets aan de weet. Kom nou. Doe nou mee. Alsjeblieft. Zo erg is het toch niet? We kijken door een raam, meer niet, maar ik wil ze wel eens zien als ze onder elkaar zijn en zich onbespied wanen. Ik zou graag iets belastends over ze weten. Dan zullen wij ons een stuk beter voelen. Je zult het zien. Alsjeblieft.’

Robin keek naar mij en haalde haar schouders op. ‘Misschien is het de moeite van het proberen waard, en als we heel voorzichtig zijn…’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Voor mij hoeft het niet.’

‘We sluipen vanavond weg,’ zei Teal enthousiast, inhakend op Robins zwakke moment.

‘Nou ja, misschien,’ zei Robin.

‘Goed. Kom op, Phoebe. Eén voor allen en allen voor één. We zijn hier samen gekomen,’ bracht Teal me in herinnering alsof dat ons voor het leven verbond en we bij elkaar in het krijt stonden.

Ik moest lachen. Het leek jaren geleden dat we elkaar voor het eerst ontmoetten in die betonnen ruimte. ‘Ja, we zijn zo aan elkaar gehecht als een groep aan elkaar geketende gevangenen.’ Ik lachte weer. De anderen lachten mee.

Het was zo’n zeldzaam geluid, dat het een paar seconden lang iets buitenaards leek. Gelach, pret, enthousiasme. Hoe lang was het geleden dat ik dat alles achter me had gelaten? Was het mogelijk iets van mezelf terug te krijgen of was dat alles hier voorgoed begraven? Hoe lang was het geleden dat ik ook maar iets had gedaan dat ik kon betitelen als ‘pret’? Party’s, jongens, pizza, mijn verlangen ernaar leek een winterslaap te houden, en dat baarde me zorgen. Het enige wat mijn hart nu sneller deed kloppen was angst.

‘Goed,’ zei ik. ‘Misschien.’

‘Moeten we het Mindy en Gia vertellen?’ vroeg Teal.

‘Ik denk het niet,’ zei ik.

Vaag was ik de kloof weer gaan voelen die bestaan had toen we hier pas waren aangekomen. Het kwam allemaal weer bij me terug.

‘Phoebe heeft gelijk. Zij hebben het trouwens al een keer gedaan,’ friste Robin ons geheugen op. ‘Zij zullen het niet zo interessant vinden. We zullen alleen extra stilletjes weg moeten sluipen.’

‘Oké,’ zei Teal. Niets kon haar nu nog ontmoedigen. Ze was niet meer te stuiten.

Ze was zelfs zo opgevrolijkt door het idee van zo’n avontuur dat ze harder werkte en die avond beter at dan ze de hele week gedaan had. Ik dacht dat een van de buddy’s of Gia weleens achterdocht kon krijgen en beseffen dat er iets in de lucht hing, maar niemand scheen het te merken, vooral Mindy niet, die volkomen in haar eigen gedachten verdiept was. Dat gebeurde nu steeds vaker; soms praatte ze zelfs hardop tegen zichzelf.

Wat gebeurde er met haar? Was het iets dat dr. Foreman opmerkte of misschien zelfs had veroorzaakt? Tegenover die wolk die Gia en Mindy omhulde stond het contrast van Teals verhelderde blik. Het werkte aanstekelijk. Robin zag er ook enthousiaster en opgewekter uit.

Misschien was er al iets goeds voortgekomen uit het idee alleen.

Ik hoopte alleen maar dat het niet iets slechts tot gevolg zou hebben.