14. Natani’s les
Hoe later in de nacht het werd, hoe helderder en lichter, want er leken steeds meer sterren te komen. En de sterren die er al waren leken groter en dichterbij. Op een gegeven moment, toen we op de top van een heuvel stonden, keek ik omhoog en had het gevoel of ik elk moment door iets, een of andere macht, omhooggetild kon worden en als een raket de ruimte in geslingerd.
Ik was moe en mijn keel was droog. Mijn benen deden pijn, vooral de kuitspieren, maar op dat moment ging er iets van geluk door me heen. Ik bevond me werkelijk in Natani’s schild. Ik voelde me deel uitmaken van alles om me heen. Er was nog steeds niemand te zien, geen lichten in de verte, geen geluid, geen reden om hoop te koesteren, maar ik was de paniek en woede voorbij en had een andere plaats gevonden voor mijn emoties. Het leek of ik boven alle ontberingen en beproevingen uitsteeg.
‘Waarom sta je daar in hemelsnaam zo te glimlachen?’ vroeg Teal toen Robin haar overeind hielp en naast mij neerzette.
Ik draaide me naar haar om.
Ik was de woestijnschildpad geworden en zij de woestijnrat. Het leek of Natani naast me stond.
‘Ik weet dat we in gevaar verkeren, maar kijk eens hoe mooi het hier is,’ zei ik.
‘Jee, zodra we thuis zijn neem ik je mee naar Disneyland,’ zei Teal. ‘Op mijn kosten. Je logeert in het beste hotel dat ze hebben.’
Ik denk niet dat het hetzelfde is.’
‘Nee, vast niet, want we zullen de grootste, zachtste bedden hebben, een luxueuze badkamer, en kreeft en steak en rijke desserts voor het diner, en we zullen zwemmen in een schitterend groot zwembad en in onze minibikini’s de jongens het hoofd op hol brengen en dol maken van wellust.’
‘Zou je dat graag willen?’ vroeg Robin.
‘Jij ook, dus doe maar niet zo braaf,’ antwoordde Teal.
Ik dacht dat ze weer een van hun twistgesprekken zouden krijgen, maar in plaats daarvan haalde Robin lachend haar schouders op.
‘Soms,’ bekende ze. ‘Phoebe?’
‘Ik heb niet eens een badpak,’ zei ik. ‘Waar had ik dat moeten aantrekken?’
‘Zodra we hieruit zijn koop ik er een voor je,’ beloofde Teal.
‘En waar wil je al het geld vandaan halen voor vijfsterrenvakanties en kleren en reizen?’ vroeg Robin.
‘Ik zal mijn broer chanteren of zo, maar krijgen zal ik het.’
‘Weet je, als je zo blijft praten, zal dr. Foreman denken dat je nog lang niet genezen bent,’ zei Robin.
We lachten alledrie, maar toen we bleven staren naar de duistere woestijn, waar dichte schaduwen verborgen wat er vóór ons lag, zwakte onze lach af tot een glimlach, die snel vervaagde.
‘Ik geloof niet dat we in de goede richting lopen,’ zei Robin. ‘Vanaf dit punt zouden we toch ergens iets moeten kunnen zien, denk je niet?’
‘Ik weet het niet. Misschien morgenochtend.’
‘Zullen we nu dan maar stoppen en gaan slapen?’ vroeg Teal hoopvol.
‘Hoe meer we nu lopen, hoe minder we dat in de hitte hoeven te doen,’ zei ik. ‘We stoppen morgen rond het middaguur en houden een lange rustperiode. Misschien vinden we wat echte schaduw.’
‘Of water.’
‘Ja,’ zei Robin. ‘Ik weet zeker dat daar ergens een fontein op ons wacht.’
Ik begon de heuvel af te dalen. Teal kreunde teleurgesteld, maar volgde Robin. Een tijdlang trokken we zwijgend verder. Ik lette niet op Teal en besefte niet dat ze niet alleen achterbleef, maar ook, omdat ze zo vaak haar ogen dichtdeed, te ver naar rechts afdwaalde, bijna als een slaapwandelaarster. Robin sjokte naast me voort, in gedachten verdiept, en lette evenmin op Teal.
Plotseling hoorden we een angstaanjagend ratelend geluid en toen Teals gil. Toen we ons omdraaiden, was ze ongeveer vijf meter opzij van ons spoor afgedwaald, en was een bosje laag struikgewas ingelopen waaronder een hoornratelslang verborgen lag. Hij had een waarschuwing laten horen, maar ze had het óf te laat gemerkt, óf ze had haar evenwicht verloren en was er te dichtbij gekomen.
Robin en ik zagen hem slingerend wegschieten. Zijn lijf glansde tot hij onder een steen verdween, alsof hij zich schaamde voor de schade die hij had aangericht. Een seconde lang konden we ons niet bewegen. Een golf van paniek veranderde onze voeten in loodzware dode gewichten. Teal was op haar zij gevallen en gilde met zo’n hoge stem, dat het leek of die uit het diepst van mijn eigen oren kwam. Ze zat met haar handen om zich heen geslagen en schommelde heen en weer.
Robin en ik hervonden onze beheersing en holden naar haar toe.
‘Wat is er gebeurd?’ gilde Robin.
‘Hij heeft me gebeten! Ik ga dood! Gebeten door een ratelslang. Ik ga dood, ik ga dood!’
Ik vocht tegen de paniek die langs mijn benen omhoog leek te kruipen, alsof ik in een plas ijskoud water was gestapt. Toen dacht ik weer aan Natani’s instructies. In nieuwe paniek draaide ik me om. Wat kon ik gebruiken om een wond open te snijden? We hadden geen messen.
Teals gegil ging me door merg en been.
‘Kalmeer haar!’ schreeuwde ik tegen Robin en stak mijn hand onder de struik waar de slang had liggen rusten. Ik brak de dikste tak af die ik kon vinden, liep ermee naar een grote steen en begon er een scherpe rand aan te slijpen.
‘Ik ga dood!’
‘Als je niet bedaart, dan gebeurt dat, ja,’ schreeuwde ik terug terwijl ik aan het werk was. ‘Je laat je hart overwerk doen en dat laat het gif sneller door je lichaam gaan. Hou op!’
Ze zweeg even en keek van mij naar Robin.
‘Ze heeft gelijk, Teal. Beheers je.’
‘Wat moeten we doen? Jullie krijgen me nooit op tijd naar een ziekenhuis,’ kermde ze. De tranen stroomden over haar wangen.
‘Natani heeft ons geleerd hoe we een slangenbeet moeten behandelen. Hij heeft iets in die buidel gestopt,’ zei ik en liep met de geslepen tak naar haar toe. ‘Leg haar been recht en laat die wond zien.’
Ik kon duidelijk de gaatjes zien die de slang had gemaakt.
‘Ik moet de wond opensnijden, Teal. Het zal pijn doen. Bijt je tanden op elkaar en probeer er niet aan te denken.’
‘Hoe kan ik er in hemelsnaam niet aan denken?’ schreeuwde ze naar ons.
‘Denk maar aan de jongens die je wilt verleiden bij het zwembad,’ zei Robin.
Ik hield haar been met één hand vast, legde de geslepen rand op de slangenbeet en drukte hard. Ze gilde en ik aarzelde. Mijn eigen hart bonsde waarschijnlijk net zo hard als het hare.
‘Denk je dat je het kunt?’ vroeg Robin.
Ik slikte even en knikte.
Ik legde de tak weer op haar been en drukte harder en sneller tot de huid openbarstte en ik in de wond kon komen. Bloed sijpelde rond de inkeping naar buiten.
‘Herinner je je nog wat hij gezegd heeft?’ vroeg Robin.
‘Ik geloof het wel.’
‘Je gelooft van wel?’ vroeg Teal tussen haar gegil door.
Ik zette de buidel op de grond en zocht zorgvuldig in de inhoud tot ik het ratelslangkruid vond. Toen keek ik naar Robin.
‘Nu moeten we de wond uitzuigen,’ zei ik.
‘Ik heb al gegeten. Oké, ik doe het wel,’ zei Robin, wat me verbaasde. Ze keek naar Teal. ‘Dit is geen liefdesverklaring,’ zei ze, en legde haar mond op Teals been. Ze zoog en spuwde, zoog en spuwde. Toen ik dacht dat het genoeg was, gaf ik een tikje op haar schouder, en ze ging rechtop zitten. Toen, getrouw aan Natani’s instructies, kneep ik het sap van het kruid in de wond.
‘Wat is dat? Het lijkt wel een soort kruid,’ zei Teal.
‘Dat is het ook, maar het is geneeskrachtig,’ zei ik. ‘Natani heeft het ons verteld.’
‘Misschien verbeeldt hij het zich maar.’
‘We zullen het gauw genoeg weten,’ zei Robin.
‘Welbedankt.’
‘Je moet nu hierop kauwen, Teal, en het sap inslikken. Slik zoveel mogelijk ervan door.’
Ik gaf het haar en haar gezicht vertrok. ‘Het smaakt afschuwelijk.’
‘Kauwen!’ schreeuwden Robin en ik eenparig.
‘We moeten een vuur aanleggen, Robin, en de bladeren in water koken.’
‘Welk water?’ vroeg ze.
Met een spottende grijns hief ik mijn veldfles op. ‘Hebben we een keus?’
We braken nog een dikke tak af, en ik zocht in het zand en onder de stenen in het struikgewas tot ik een dikke dode twijg vond. Ik spleet hem open met een steen en legde de eerste tak ertussen. Robin verzamelde wat droog mos en om de beurt wreven we en wreven we, zoals Natani ons geleerd had. Het leek een eeuwigheid te duren, maar eindelijk kwam er een beetje rook. Aangemoedigd deden we nog meer ons best, tot er eindelijk een klein vlammetje ontstond.
Opgemonterd legden we het droge mos er voorzichtig op tot we een goede vlam hadden.
‘Niet te geloven dat jullie dat samen gedaan hebben,’ zei Teal, die rustig toekeek. Haar ogen gingen open en dicht. Plotseling, alsof de aanblik van het vuur haar te veel werd, begon ze te kokhalzen. Ze braakte hevig en snel achter elkaar, steunend en kermend.
‘Hij zei dat degene die gebeten is, heel erg ziek wordt,’ herinnerde Robin zich.
‘O, ik ga dood,’ jammerde Teal, en sloeg haar armen om zich heen.
Met gebruikmaking van nog meer takken en dunne twijgen verzon ik een manier om de veldfles boven de vlam te houden. Daarin stopte ik het resterende slangekruid. Toen ik dacht dat het water kookte, haalde ik de bladeren eruit en wikkelde ze met de dunne ranken van het struikgewas om Teals wond, alweer zoals Natani ons had gezegd. Teal moest weer braken, maar het was niet meer dan droog kokhalzen. Ze was nu echt heel ziek.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Robin.
‘Het ziet ernaar uit dat we eerder gaan rusten dan ik gehoopt had,’ zei ik.
We legden de tas onder Teals hoofd bij wijze van kussen en drongen erop aan dat ze zou proberen te slapen. Ze lag te rillen. De nachtelijke temperatuur was zover gedaald dat het nu echt koud was. Robin wakkerde het vuur aan tot er een paar behoorlijke vlammen oplaaiden.
‘Maak er een gigantisch vuur van,’ mompelde Teal. ‘Misschien zal iemand het zien en ons te hulp komen.’
‘Misschien,’ zei Robin en ging op zoek naar meer hout.
‘Voorzichtig, Robin. Ik heb al het slangekruid voor Teal gebruikt.’
Ze liep op haar tenen, bewoog behoedzaam het struikgewas, vermeed grote stenen, en verzamelde zo snel mogelijk twijgen en takken. Teal keek toe met een versufte uitdrukking op haar gezicht.
‘Denk je dat het goed met me gaat?’ vroeg ze.
‘Zeker weten,’ zei ik.
Natuurlijk had ik geen idee of het werkelijk goed zou gaan met haar. Hoe giftig was de slang? Hoeveel gif bevond zich in haar lichaam? Hoe effectief was Natani’s geneeskundige kruid? Was het krankzinnig om in hem te geloven? De behandelingen die hij Robin en Teal had gegeven voor hun verbrande huid hadden geholpen, net als de zalf die hij hun had gegeven voor hun handen. De indianen leefden zij aan zij met deze gevaren, deze dieren. Wat ze hadden om zichzelf te helpen moest wel effectief zijn, anders zouden ze het niet gebruiken, dacht ik.
Teals ogen gingen open en dicht. Ze rilde en kreunde. Als ze hier zou sterven, zou dat verschrikkelijk zijn, dacht ik. Ik raasde en tierde tegen dr. Foreman, maar in stilte, want ik wilde Teal niet opwinden en het haar nog moeilijker maken.
Robin kwam weer terug en we stookten het vuur op. Het verspreidde een weldadige warmte. De gloeiende as steeg omhoog met de rook en werd verwaaid door de wind.
‘Iemand die naar ons op zoek is moet dit zien,’ zei Robin.
Ik knikte.
We keken naar Teal. Ze scheen in slaap te zijn gevallen, maar nu en dan rilde ze en kreunde en huilde.
‘Misschien hebben we het gif er niet snel genoeg uit gekregen en niet alles,’ zei Robin.
Ik schudde mijn hoofd. Mijn gok was zo goed als de hare. We bleven ieder aan een kant van Teal zitten, met opgetrokken knieën, starend naar het vuur. Coyotes jankten om ons heen, het hout knetterde.
‘Toen ik nog heel klein was, ging ik eens picknicken met mijn moeder,’ zei Robin. ‘Er was een vriendje van haar bij, maar ik ben zijn naam vergeten. Ik herinner me dat we een vuurtje stookten en ze marshmallows voor me roosterden, en toen hadden we hotdogs, en mijn moeder zong en speelde op haar gitaar. Ik viel in slaap op de deken, en toen ik wakker werd, was er niemand. Ze waren het struikgewas ingegaan of zo.’
‘Was je niet bang?’
‘Even wel, maar toen keek ik naar een paar vogels en verwonderde me hoe hard ze werkten om zichzelf te voeden. En het was een prachtige dag. Dat weet ik nog, en ook dat ik echt plezier had. Eindelijk kwamen mijn moeder en haar vriendje terug van waar ze ook geweest waren, en haar vriend droeg me op zijn schouders naar onze boerderij. Zijn naam is me ontschoten, maar ik herinner me nog zijn haar. Het was rossig blond en ik had plukken ervan in mijn kleine vuistjes, en hield die vast als de teugels van een paard. Het enige dat me nog levendig voor de geest staat is dat haar. Soms gaf hij een gil, omdat ik te hard aan zijn haar trok, maar ik weet nog dat ik me geweldig voelde, hoog boven alles verheven, alsof ik zo lang als een volwassene was.
‘Ik ben nooit meer mee geweest op een picknick, en ik heb die vriend nooit meer gezien. Soms dacht ik dat het een droom was geweest toen ik nog heel klein was. Ik vertelde het mijn moeder, die keek alsof ze het zich totaal niet meer herinnerde. Ik geloof niet dat het een speciale of belangrijke dag was voor haar.
‘Na een tijdje verdween het uit mijn geheugen, maar nu net, toen we naar het vuur zaten te staren, kwam het plotseling weer bij me terug en herinnerde ik me die vuistjes vol rossig haar. Mal, hè? Het enige wat me zo levendig voor de geest staat, is dat haar.’
‘Dat is niet mal. Misschien herinner je je dat zo goed omdat het je een veilig gevoel gaf om je daaraan vast te houden.’
Ze draaide zich om en keek me aan. ‘Misschien.’ Ze glimlachte. ‘Misschien was dat wat ik zocht toen ik naar dat vuur staarde, een manier om me weer veilig te voelen.’
We zwegen.
Teal kreunde.
Ik ging achterover liggen en Robin deed hetzelfde. Voordat we in slaap vielen sloegen we allebei onze armen om Teal heen, en zo lagen we toen de zon ons wakker maakte met zijn brandende goedemorgen.
Teal keek versuft, haar wangen leken bevlekt met de lijntjes die haar tranen hadden veroorzaakt toen ze zigzaggend omlaagrolden. Robin en ik gingen recht overeind zitten en keken toe terwijl ze haar ogen afveegde. Ze staarde ons aan en haar oogleden knipperden alsof ze alles vergeten was. Toen sprak ze en liet nieuwe rillingen van angst over onze rug lopen, zelfs in deze hitte.
‘Waar is mijn moeder?’ vroeg ze.
‘Wat bedoel je?’
Ze ging overeind zitten en keek naar ons en toen om zich heen. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik moet naar huis.’
‘Waar heeft ze het over?’ vroeg Robin.
Ik legde mijn hand op Teals voorhoofd. Het gloeide zo hevig, dat ik mijn hand moest weghalen.
‘Ze heeft hoge koorts.’
‘Als ik niet gauw naar huis ga, is mijn vader woedend en krijg ik weer huisarrest,’ zei Teal. ‘Wie rijdt me naar huis?’
‘We moeten eerst een eindje lopen,’ antwoordde ik.
‘Lopen? Waarheen? Kun je geen taxi bellen?’
‘Zie je niet waar je bent?’ vroeg Robin.
Teal keek haar met knipperende ogen aan. ‘Wie ben jij?’
‘Geweldig,’ zei Robin. ‘Wat doen we nu?
‘Vertel het me maar,’ zei ik. Ik stond op en keek naar links en naar rechts. Waren we te ver afgedwaald van de terugweg? Niets suggereerde dat we in de juiste richting liepen. Het zag er allemaal zo eender uit, dezelfde heuvels, dezelfde cactussen, dezelfde struiken. Ik keek naar de zon.
‘We moeten waarschijnlijk meer links aanhouden,’ zei ik.
‘Je begrijpt het niet,’ mompelde Teal. ‘Ik kan niet langer blijven. Ik ben al te laat.’
‘Ik ook,’ merkte Robin op.
Teal raakte haar lippen aan en keek naar haar vingers en toen weer naar ons.
‘Ik heb zo’n dorst. Ik wil graag een cola of zo.’
‘Ik zal de butler roepen,’ zei Robin, en keek naar mij.
Ik inspecteerde Robins veldfles. Die was kurkdroog.
‘We moeten zorgen dat ze wat water krijgt,’ zei ik, en gaf haar mijn veldfles. Ik dacht niet dat het koken het water bedorven kon hebben. Het was alleen erg warm. Zodra de fles haar lippen raakte, klaagde ze: ‘Is er geen ijs?’
‘Jee, al het ijs is op. Hier, probeer dit eens.’
Robin gaf Teal haar veldfles. Het water was koeler. Teal slurpte het naar binnen.
‘Kalm aan,’ zei ik. ‘Je kunt ziek worden als je nu te snel drinkt.’
‘Ik bén ziek. Ik wil meteen naar huis. Waar is de telefoon?’
‘Hemel, we hebben vergeten de rekening te betalen, en ze hebben ons afgesloten,’ zei Robin.
‘Grappig ben je, hoor.’ Teal kneep haar ogen dicht en keek onderzoekend naar Robins gezicht. ‘Ben jij Jeffs nichtje?’
‘Nee. Jeff is mijn neef,’ zei Robin. Even bracht het Teal in de war, en ik moest zelfs even lachen, al zou ik niet weten waar we nu om konden lachen.
‘Laten we haar overeind helpen,’ zei ik tegen Robin, en we trokken Teal omhoog.
‘Au!’ gilde ze, en keek naar haar been met het verband van bladeren. ‘Wat is er met me gebeurd?’
‘Je hebt je gisteravond bezeerd tijdens het dansen,’ zei Robin. ‘Het is het beste wat we voorlopig voor je kunnen doen. We moeten doorlopen.’
‘Ik kan niet lopen.’
Robin probeerde haar mee te trekken, maar ze verzette zich.
‘O, geweldig. Wat moeten we doen?’
‘Kom, Teal. Je zult het moeten proberen, anders kom je nooit thuis,’ zei ik. Ik pakte haar andere arm en samen dwongen Robin en ik haar een paar passen te lopen. Ze gilde bij elke stap die ze deed, bracht zo min mogelijk gewicht op het gewonde been. Ten slotte legde Robin Teals arm over haar schouder en op die manier konden we haar iets sneller vooruit krijgen. Maar ik wist dat Robin dat niet lang zou volhouden.
We wisselden elkaar af, rustten elke honderd meter.
‘Op die manier schieten we niet erg op,’ zei ik.
Teal had haar ogen gesloten en wiegde langzaam heen en weer.
‘Ik zou de kap maar dichtdoen. Het is te warm,’ mompelde ze. ‘En stop even om iets te drinken voor me te halen. Kan me niet schelen wat. Zelfs een biertje is goed.’
‘Ja, het is te warm,’ zei Robin. ‘Phoebe, kun je alsjeblieft het dak van de cabriolet neerlaten?’
‘Ze ijlt.’
‘Ik wilde dat ik dat deed. Wie wil nou beseffen wat er werkelijk gebeurt en waar we werkelijk zijn,’ klaagde Robin. ‘Wat moeten we doen, Phoebe? We kunnen haar niet de hele weg zo dragen. We weten niet eens of we wel in de juiste richting gaan, en we hebben bijna geen water meer.’
Ik schudde mijn hoofd. Ik had geen ideeën meer. Ik keek om me heen en zag toen iets op een tak.
‘Wat is dat?’ vroeg ik aan Robin.
Ze hield haar hand voor haar ogen en kneep ze halfdicht. ‘Wat?’
‘Het lijkt wel… of er iets aan die struik gebonden is.’ Ik stond op en liep naar links. Het was een lint. Aan het eind ervan was een knoop gemaakt waaraan iets was vastgebonden. Ik maakte de knoop los en een klein turkooizen steentje viel in de palm van mijn hand. Een schok van hoop ging door me heen.
‘Natani!’ gilde ik.
‘Wat is er?’ schreeuwde Robin terug.
‘Ik denk dat Natani dit hier heeft achtergelaten.’
Ik tuurde voor me uit en zag nóg een lint. ‘Kom,’ zei ik, haastig teruglopend. ‘Hij wijst ons de weg.’
‘Waarom laat hij zich niet gewoon zien om ons te helpen?’ vroeg Robin.
‘Misschien is hij bang voor wat dr. Foreman zou doen of zeggen. Ik weet het niet. Laten we gaan.’
We kregen Teal weer overeind en steunden haar om de beurt. Ze brabbelde onzin, uitdrukkingen en zinnen uit haar geheugen, over mensen die ze kende, dingen die ze had gedaan, woorden die ze had gewisseld met haar moeder, haar vader en haar broer. Ze hield haar ogen bijna de hele tijd gesloten.
Op de grond onder het derde lint vonden we een mand. Ik maakte hem open en haalde leren veldflessen vol water eruit, pakken gedroogd voedsel en een doosje lucifers.
‘Waar is dat voor?’ vroeg Robin.
Ik maakte nog een pakje open en vond nog wat slangekruid. ‘Hij wil natuurlijk dat we dit koken en haar verband verschonen.’
‘Het zou helpen als hij gewoon een helikopter stuurde.’
‘Ik heb zo’n idee dat hij dat niet kan, Robin. Kom, laten we geen tijd verspillen. Ga wat hout zoeken.’
Ze deed het, en even later brandde er een lustig vuurtje. We kookten de bladeren weer en ik verschoonde Teals verband, dit keer met behulp van wat tape dat Natani ook had achtergelaten. We konden Teal nu goed laten drinken en haar gezicht schoonmaken. Ze scheen zich meer op haar gemak te voelen.
Het begon weer gloeiendheet te worden. Het kostte veel moeite om naar de volgende heuveltop te komen, maar toen we daar waren, na een reeks linten te hebben gevolgd, keken we om ons heen en zagen duidelijk de ranch liggen.
‘Ik had nooit gedacht dat ik zo blij zou zijn dat gebouw weer te zien,’ zei Robin.
‘Ik ook niet.’
‘Ik wil nu graag ontbijten,’ verklaarde Teal.
‘O, zeker, dame. Waar hebt u trek in vanochtend?’
‘Alleen wat roereieren, sinaasappelsap, kaneelbeschuitjes en koffie.’
‘Is dat alles? Het komt direct voor elkaar,’ zei Robin.
Teal knikte, nog steeds met gesloten ogen.
‘Laten we even, goed uitrusten voor we aan het laatste stuk beginnen.’ Het leek me nog zo’n anderhalve kilometer. We gingen zitten en aten wat er over was van Natani’s voedsel.
‘Ik heb geen idee wat ik eet,’ zei Robin, die ook Teal voerde. Teal at alsof ze werkelijk kreeg wat ze besteld had.
‘Ik ook niet, maar mijn maag is tevreden.’
Wat het ook was, het leek onze energie te vernieuwen. Na nog wat water te hebben gedronken, bonden we de handdoeken om ons hoofd, smeerden nog wat zonnecrème op onze huid en gingen op weg naar de ranch.
Toen we op ongeveer vier- of vijfhonderd meter van het paardenkamp waren, draafde Wind Song naar de omheining, hief zijn hoofd op en hinnikte. De andere paarden gingen om hem heen staan en keken naar ons uit.
‘In ieder geval is íémand blij ons te zien,’ mompelde Robin.
Als drie soldaten die terugkeerden uit de oorlog, strompelden we voort. Teal leunde nog steeds zwaar op onze schouders en spaarde zoveel mogelijk haar rechterbeen. Toen we het huis naderden, kwamen de buddy’s om de hoek van de paardenstal tevoorschijn. Geen van hen repte zich naar voren om ons te helpen. Ze bleven staan toekijken tot we dicht genoeg genaderd waren om ze te horen.
Toen hieven ze een raaf hoeraatje aan.
‘Kom, meiden, jullie kunnen het. Blijf doorlopen. Twee, vier, zes, acht, wie heeft hier de macht? Dat is Phoebe, Phoebe, Phoebe.’
Ze lachten en klapten in hun handen.
‘Ze is gebeten door een ratelslang,’ zei ik toen we vlak voor hen stonden.
‘Is die dood?’ vroeg Lady Two, en ze lachten alledrie.
‘Als ze doodgaat of nog zieker wordt, zullen jullie het berouwen,” zei Robin. Haar ogen schoten vuur.
‘Wauw,’ riep Lady Three uit. ‘Moetje haar horen. Een paar dagen in de woestijn en ze vindt zichzelf een stoere meid. Weet je, ik ben echt onder de indruk. Hoe hebben jullie de weg terug kunnen vinden?’
‘Hoe hebben jullie ons daar zo achter kunnen laten?’ vroeg ik op mijn beurt.
‘Het brak ons hart,’ zei Lady One. ‘Maar we moeten doen wat we moeten doen. Ga douchen en wacht in de schuur op dr. Foreman,’ liet ze er kortaf op volgen.
‘En Teal?’ vroeg Robin.
‘Die blijft wel leven, al kan ik niet hetzelfde zeggen van de slang.’
‘Ze kan niet op eigen kracht lopen,” zei ik.
‘Wij zorgen wel voor haar. Schiet op.’
Langzaam lieten we Teal zakken tot ze op de grond zat.
‘Het spijt me, moeder,’ zei Teal. ‘Ik kon er niets aan doen. De auto deed het niet.’
‘Je meent het,’ zei Lady Two. Ze lachten weer.
‘Ze heeft nog steeds hoge koorts. Ze ijlt. Ze heeft medische hulp nodig,’ zei Robin ‘Ze deed nooit iets anders dan ijlen,’ zei Lady Two. ‘Komen jullie zelf in beweging of moeten we jullie een handje helpen?’
‘We laten haar niet alleen,’ verklaarde ik, een snelle beslissing nemend. Ik bukte me om Teal overeind te helpen. Robin deed hetzelfde.
‘Ik zei dat wij voor haar zullen zorgen,” zei Lady Two.
‘Zoals jullie voor ons gezorgd hebben?’
Ze deed dreigend een stap naar voren, maar ik week geen duimbreed.
‘Toe dan,’ zei ik. ‘Ik heb nog net genoeg kracht voor één laatste gevecht.’
‘Ik ook,’ zei Robin.
Misschien kwam het door de beproeving in de woestijn. Misschien kwam het door de woedende, vastberaden uitdrukking op ons gezicht, of misschien was het gewoon omdat we ondanks alles wat we hadden doorgemaakt standhielden, Teal wankelend tussen ons in. Wat het ook was, Lady Two aarzelde, ontspande zich toen en ging achteruit.
‘Neem haar dan zelf mee naar het huis,’ beval ze, en deed een stap opzij. We liepen door, steeds moeizamer, omdat Teal nauwelijks meer bewoog. Ondanks de enorme inspanning die het ons kostte, putten Robin en ik uit een reservoir van energie, aangespoord door onze woede, onze haat, onze verontwaardiging, door jaren en jaren van pijn en lijden. We struikelden en vielen bijna. De buddy’s bulderden van het lachen, en toen kon ik plotseling Natani’s drum horen. Robin hoorde het ook. We keken elkaar aan en vonden de kracht om over het erf naar de haciënda te lopen.
Tijdens het lopen hield ik mijn ogen naar voren gericht, zonder een moment te weifelen, dus wist ik niet of Gia en Mindy naar ons keken. Toen we bij de trap stonden ging de voordeur open, en dr. Foreman, gekleed in een heldergroen mantelpak, haar gezicht opgemaakt met felroze lippenstift en zelfs wat oogschaduw, keek glimlachend op ons neer.
‘O, ik wist dat jullie het er goed zouden afbrengen. Ik wist dat jullie het in je hadden om behulpzaam, onzelfzuchtig en veerkrachtig te zijn. Mijn meisjes, mijn Foreman-meisjes, voldoen altijd aan mijn verwachtingen, aan die van henzelf. Wat een heerlijke dag,’ riep ze uit.
Was ze blind? Kon ze niet zien dat Teal bijna in coma was en dat we slechts door uiterste walskracht op onze benen bleven staan?
‘Teal is gebeten door een ratelslang,’ zei ik. ‘Ze heeft hoge koorts en ze ijlt.’
‘En ik zie dat je wist wat je moest doen,’ antwoordde dr. Foreman, die nog steeds geen aanstalten maakte om ons te helpen. ‘Natani’s lessen. Wat een geluk dat je goed hebt opgelet. Stel je eens voor hoe het zou gaan als je op een normale school ook zo goed zou opletten. Misschien zul je dat voortaan doen. Begrijp je?’ vroeg ze, alsof ze met die simpele vraag deze hele beproeving, haar methodes en theorieën rechtvaardigde, alles wat ons in de naam van herstel was aangedaan.
‘Teal is erg ziek,’ antwoordde ik met kille stem.
Ze knipperde snel met haar ogen, maar behield die koude, egoistische glimlach die ik was gaan haten, die ik van haar gezicht wilde vegen.
‘Ze wordt wel beter,” zei ze, ‘en dan zal het voor haar bestwil zijn geweest.’
‘Bent u weleens gebeten door een ratelslang?’ kaatste ik terug.
‘Niet brutaal worden.’ Ze knikte naar de buddy’s. ‘Breng Teal onmiddellijk naar de ziekenboeg.’
Lady’s One en Two kwamen naar voren en tilden Teal van onze schouders. Toen pakten ze haar onder haar knieën vast en droegen haar de trap op. Dr. Foreman deed een stap opzij en opende de deur voor hen.
‘Zijn we thuis?’ hoorde ik Teal vragen.
‘Ja,’ zei Lady One lachend.
De deur viel achter hen dicht en dr. Foreman draaide zich naar ons om. ‘Ik wil dat jullie tweeën gaan douchen, jullie overall weer aantrekken en in jullie barak wachten op nadere instructies. Tijdens het wachten mogen jullie uitrusten.’ Ze draaide zich om en liep naar binnen voordat Robin of ik nog een woord kon zeggen.
‘Kom mee,’ zei Lady Three.
We draaiden ons om en liepen over het erf naar de douches. Beiden verheugden we ons zowaar op de koude douche. We konden niet genoeg water naar binnen krijgen, en het voelde verrukkelijk aan op ons lichaam. We zeepten ons in en schrobden ons tot we ons voelden herleven.
‘Zo is het genoeg. Opschieten,’ zei Lady Three.
Ik keek om me heen naar Mindy en Gia en zag geen van beiden in de tuin of het varkenskot. Voor we naar de barak gingen, trokken we onze blouse en short aan en de kapot gelopen sneakers. Toen we binnenkwamen bleven we stokstijf staan.
Op onze drie bedden ontbraken matras, deken en hoofdkussen. Onze overall en oude blouse lagen erop en onze dauwtrappers stonden ernaast.
‘Waarom?’ vroeg ik aan Lady Three.
Ze haalde haar schouders op. ‘Jullie hadden minpunten. Je moet verdienen wat je krijgt, weet je nog wel?’
‘Dat is een smerige streek. Het is onrechtvaardig!’ riep Robin uit.
‘Welkom in de werkelijkheid. Je moet leren hoe je moet omgaan met onrechtvaardigheid. Niet dat dit onrechtvaardig was. Ga maar rusten, je zult het nodig hebben. Geloof me.’ Met die woorden ging ze weg.
‘Kijk eens,’ zei Robin, met een knikje naar de bedden van Gia en Mindy. Dat van Mindy was ook kaal. ‘Ik ben benieuwd wat zij heeft gedaan om die onrechtvaardigheid te verdienen.’
‘Het kan me allemaal niets meer schelen,’ zei ik. ‘Ik ben er te moe voor, zelfs voor dit.’
Ik ging naar mijn bed en veegde de overall en blouse eraf. Toen bedacht ik me en rolde ze op tot een hoofdkussen. Robin knikte en deed hetzelfde.
Na een paar minuten lagen we allebei in een diepe slaap. Maar na korte tijd werden we net zo lang gepord tot we wakker waren. Lady’s Two en One stonden met schriften in de hand, hetzelfde soort schriften dat we hadden gekregen tijdens de oriëntatie.
‘Jullie hebben genoeg geslapen. Dr. Foreman wil dat jullie allebei beginnen aan je dagboek. Ze wil dat jullie schrijven over jullie ervaringen in de woestijn en wat je ervan hebt geleerd. Ze verwacht details en oprechtheid,’ zei Lady One, en overhandigde me een schrift en een pen.
Ook Robin kreeg die. We staarden wezenloos naar de schriften.
Lachend verlieten de buddy’s de schuur.
‘Dat meent ze niet,’ zei Robin.
‘Ik denk van wel,’ merkte ik op.
‘Ik kan mijn ogen niet openhouden, laat staan iets schrijven.’
We keken elkaar aan en slaakten tegelijk dezelfde kreet: ‘Wat kan ze ons nog meer aandoen?’
Ik legde het schrift neer en ging weer liggen. Robin deed hetzelfde en we sliepen bijna net zo snel in als de eerste keer. We sliepen tot laat in de middag en werden deze keer gewekt toen Gia binnenkwam.
Gia stond naar ons te kijken en ik ging snel rechtop zitten.
‘Gia, waar is Mindy?’ vroeg ik toen ik zag dat ze alleen was.
‘Mindy is weg.’
‘Weg?’ vroeg Robin, die ook overeind kwam. ‘Bedoel je dat ze naar huis is gestuurd?’
‘Nee, ik bedoel dat ze weg is.’ Gia liep naar haar bed. Ze ging zitten en staarde naar de grond. Ik keek naar Robin en stond toen op en liep naar Gia.
‘Wat is er met haar gebeurd, Gia?’
Ze keek me aan. ‘Ik kon het haar niet beletten. Ze deed het met de zeis die Natani ons had gegeven om het hoge gras te maaien. Ik was aan het werk en plotseling drong het tot me door dat ze niet meer op het grasveld was. Ze had zich de hele ochtend vreemd gedragen, na een sessie met dr. Foreman. Ze wilde me er niets over vertellen, maar ik kon zien dat ze erg van streek was, meer dan anders. Ik bleef haar ernaar vragen, probeerde iets te weten te komen, een reden voor haar diepe depressie.
‘Ten slotte mompelde ze iets over nooit naar huis gaan en dat het haar schuld was.
‘Ik probeerde meer informatie uit haar te krijgen, om haar te helpen, maar ze hield haar kiezen op elkaar en ging met me aan het werk op het veld. Zoals ik al zei, ik was aan het werk en in gedachten verdiept en lette nergens op en toen besefte ik plotseling dat ze er niet meer was. Dus ging ik haar zoeken en vond haar in de schuur. Ze zat op de grond en had de scherpste zeis gepakt en daarmee haar polsen doorgesneden. Er lag al een heleboel bloed, maar ze glimlachte naar me. Ik riep natuurlijk om hulp. Er was niemand in de buurt, dus ging ik Natani zoeken, maar hij was er ook niet.’
‘Dat komt omdat hij ons daarbuiten hielp,’ zei ik, met een blik op Robin. Ze knikte. ‘Wat gebeurde er toen?’
‘Ik probeerde het bloeden te stoppen, maar dat was onmogelijk. Ze zei: “Laat me maar. Ik was fout. Ik ga naar huis.” Dus holde ik weer naar buiten en ging naar het huis, waar dr. Foreman in gesprek was met de buddy’s. Ze wilde weten waarom ik zonder toestemming haar huis was binnengedrongen. Ze stond maar tegen me te schreeuwen. Ten slotte slaagde ik erin het haar te vertellen van Mindy en ze renden naar de schuur. Ik zag dat ze haar wegdroegen, maar wist dat het te laat was. Later haalden ze haar weg. Ik zag dat ze haar het huis uit droegen. Ik geloof,’ ging ze verder na een lang moment van stilte, ‘dat ze vanmiddag een afspraak had met de politie. Heb je gezien hoe goed ze eruitzag?’ Alsof ons dat interesseerde. ‘Ze zal het doen voorkomen als een ongeluk.’
‘Wat afschuwelijk,’ zei Robin.
‘Je weet wat ze met ons heeft gedaan? Dat ze ons gedropt heeft in de woestijn?’ vroeg ik.
‘Ik weet het. Ik had niet verwacht dat jullie terug zouden komen.’
‘Natani heeft ons geholpen. Daarom was hij niet hier toen je hem nodig had,’ zei ik.
‘En ze zal ermee wegkomen ook,’ zei Gia. ‘Het is haar gelukt met Posy. Het zal haar nu ook weer lukken.’
‘Misschien is de politie er nog of iemand van de Sociale Dienst. Misschien kunnen wij met hen praten,’ opperde Robin hoopvol.
‘Nee,’ zei Gia. ‘Ze zijn al weg. Ze heeft ze goed weten te bepraten, dat weet ik zeker. We zijn hogerisicokinderen, zie je. Er kan van alles gebeuren en niets is haar schuld. Kijk eens naar alle meisjes die ze als productieve burgers in de maatschappij heeft vrijgelaten. Een enkele keer raakt ze er eentje kwijt. Niets aan te doen. Dat meisje was gewoon niet te helpen. Ik ken de hele toespraak. Ik heb die al eerder gehoord. Ik heb hem mijn hele leven gehoord, die toespraak. Hoe verschrikkelijk ik ben. Absoluut niet te verbeteren. Egoïstisch. Ik deug domweg niet.’
‘Klinkt dat je bekend in de oren?’
‘Niet alles misschien, maar ja, ik heb het gehoord,’ gaf Robin toe.
Ik dacht aan mijn oom en tante en hoe zij mij zagen. ‘Ik ook.’
‘Zal Mindy’s familie niet ontsteld zijn, kwaad, een verklaring verlangen?’ vroeg Robin zich af.
‘De familie die gefaald heeft, die het heeft opgegeven ?’ zei Gia. ‘Ga toch weg! Ze zullen eerder medelijden hebben met dr. Foreman. Ze zullen zich zelfs verontschuldigen dat ze haar een onverbeterlijk meisje hebben gegeven.’
‘Zij is gevaarlijker dan wij ooit zullen zijn,’ zei ik, ‘omdat ze iedereen in de waan brengt dat het allemaal voortkomt uit haar verlangen om iets goeds te doen.’
‘Precies.’ Gia keek langs me heen naar het bed. ‘Ik zie dat je een schrift hebt gekregen om vol te schrijven. Ik heb er ook een.’ Ze pakte het onder haar kussen vandaan. ‘Ik moet schrijven over wat ik geleerd heb van Mindy’s mislukking.’
Gia legde het opzij en keek ons weer aan. Eindelijk drong het tot haar door dat Teal er niet was.
‘Waar is Teal?’ Ik vertelde haar wat er gebeurd was en waar ze was.
‘Ze zal goed voor haar zorgen,’ zei Gia. ‘Misschien brengen ze haar zelfs wel naar een echt ziekenhuis of zo. Ze kan zich niet permitteren zo snel weer een meisje kwijt te raken.’
‘Ze is ons bijna alledrie kwijtgeraakt in de woestijn.’
‘Dat is wat anders. Jullie waren weggelopen. Jullie waren buiten haar bereik, ze was niet in staat jullie te helpen. Als jullie niet terug waren gekomen, zou ze de politie hebben gebeld en zich hebben ingedekt. Maak je geen zorgen over dr. Foreman. Ze is onoverwinnelijk,’ zei Gia.
Ze ging liggen en staarde naar het plafond. Haar handen lagen gevouwen op haar buik.
‘Wat moeten we doen?’ vroeg ik. Robin schudde haar hoofd.
‘Niets,’ zei Gia. ‘Ga in je schrift schrijven. Het mijne is al halfvol.’
‘Ik zal wat schrijven, ja. En wat ik schrijf zal haar oren doen tuiten,’ dreigde Robin.
Gia lachte. ‘Goed idee. Dat doe ik ook.’
We hadden geen idee wat ze bedoelde.
Maar we zouden het gauw genoeg weten.
Heel gauw. En hoe.