2. Dr. Foremans gekkenhuis
Twee van de zogenaamde buddy’s vertrokken samen met dr. Foreman, maar Lady Three bleef achter. Met over elkaar geslagen armen leunde ze tegen de deur en keek ons nijdig aan. Haar mondhoeken waren omlaag getrokken van ergernis over wat ze ongetwijfeld beschouwde als een plicht om te babysitten.
‘Stom, hoor,’ mompelde Teal.
‘Zei iemand iets?’ reageerde Lady Three onmiddellijk. Als een hongerige kat leek ze op het punt om op ons af te springen.
We sloegen onze ogen neer, schaamden ons voor onze angst. Dat was het moment waarop ik zag dat iemand die zich waarschijnlijk net zo wanhopig had gevoeld als wij het woord help in mijn oude lessenaar had gekerfd. Ik kreeg de neiging mijn eigen kreet van woede eraan toe te voegen. Ik zou het woord verraden erin krassen. Toen ik weer opkeek, zag ik dat Robin haar schrift had opengeslagen en begon te schrijven. Ze haalde haar schouders naar me op, alsof ze wilde zeggen: wat kunnen we anders dan haar zin doen? Teal daarentegen bleef koppig zitten, met haar hoofd in haar handen, haar schrift nog gesloten. Ik opende het mijne.
Mijn levensgeschiedenis? Waar moest ik beginnen?
Ik was geboren in Atlanta. Mijn vader was handelsreiziger in auto-onderdelen en mijn moeder werkte als serveerster in de ene kroeg na de andere, gaf het meeste wat ze verdiende uit aan drank, en kwam soms pas tegen de ochtend thuis. Het was één ding om je dat alles te herinneren, maar heel iets anders om het op te schrijven. Het maakte me eerder kwaad dan beschaamd om het allemaal zwart op wit te zien. Misschien was dat dr. Foremans opzet: ons zover te krijgen dat we onszelf haatten – haatten wat en wie we waren. Waarschijnlijk kon ik het haar niet kwalijk nemen. Waarom zouden we anders aan onze verandering werken?
Maar het was gek dat de tranen in mijn ogen sprongen toen ik onze flat in dat van ratten vergeven flatgebouw begon te beschrijven, mijn kamer, de vervallen keuken met het fornuis dat brandde als het ervoor in de stemming was, en de zitkamer met het versleten kleed waar papa ’s avonds zo vaak in zijn eentje televisie zat te kijken. Waarom zou ik huilen en terugverlangen naar een leven dat ik altijd gehaat had? Waarom zou ik terug willen naar dat vier-bij-twee-meterkamertje van me waar ik ’s nachts de buizen kon horen kreunen als iemand met buikpijn, en de mensen in andere appartementen tegen elkaar gilden en schreeuwden en aan de muren klauwden als gek geworden gevangenen?
Het was geen goede plek om op te groeien. Zelfs als klein meisje wist ik al dat er slechte dingen gebeurden in ons flatgebouw. Iemand die ik alleen maar kende als meneer Rotter stierf aan een overdosis drugs in de flat vlak onder ons. Het was de eerste keer dat ik een dode zag. Ik stond op de trap en zag hoe hoe ze hem wegbrachten op een stretcher, zijn hele lichaam bedekt met een laken. De politie zei dat de flat stonk. Hij was al bijna een week dood, maar hij had geen familie in Atlanta. Hij was pas midden dertig, en toch al dood.
Toen begreep ik wat papa bedoelde toen hij zei dat we in een kerkhof leefden. De deuren van de appartementen zouden eruit moeten zien als grafstenen met vermelding van de namen en geboren in 19-; gestorven in 20-. Rust in vrede, want dat is de enige vrede die je ooit zult kennen.
Geen wonder dat ik ’s avonds niet naar huis wilde of er in het weekend blijven. Geen wonder dat ik profiteerde van het feit dat mijn moeder werkte en zelden thuis was en papa bijna altijd onderweg was, ver van huis. Ze hadden me dat niet mogen verwijten. Iedereen die leefde zoals ik, zag wat ik zag, zou hetzelfde hebben gedaan.
De enige opwinding en vrolijkheid die ik kende was met mijn vriendinnen. Goed, we rookten en stalen in winkels en dronken op feestjes. Nou en? Je kon toch niet zeggen dat we de mensen veel kwaad deden? Nou ja, misschien deden we onszelf wat kwaad, maar we kwamen op niemands lijst van Gezochte Personen voor. Docenten tolereerden ons nauwelijks, waren blij als we hen met rust lieten, en veegden ons als stof van het ene lokaal naar het andere, van de ene docent naar de andere, alsof iedereen zijn deel van de last moest dragen.
Ja, schreef ik, het is waar dat ik meer dan eens werd gearresteerd. Ik werd voorwaardelijk vrijgelaten. In mijn proeftijd verviel ik in mijn oude fouten, en ik liep het risico naar een echte gevangenis te worden gestuurd. Ja, ik wist waarom papa vond dat hij me moest onderbrengen bij mijn oom en tante nadat mijn moeder er met een andere man vandoor was gegaan en ons in de steek had gelaten. Maar ik wist ook dat mijn oom en tante me nooit gewild hadden en zich beslist opgelucht voelden toen ik weer in nieuwe moeilijkheden verzeild raakte en wegliep. Mijn tante kon beweren dat ze gelijk had gehad wat mij betrof; ik was hopeloos en nu had ze een goed excuus om voorgoed van me af te komen.
Ik schreef alles op, hoe ik in een hoek was gedreven toen ik die jongen verwondde, hoe ik daarvoor gearresteerd was en besloot weg te lopen, hoe teleurgesteld ik was in mijn moeder toen ik haar vond in die kliniek, en hoe verraden ik me voelde toen mijn oom me misleidde en me hierheen liet brengen. Ik was nooit tegen iemand zo gemeen geweest als zij tegen mij, schreef ik. Ik verdien dit niet.
Wat mijn angsten betrof, wist ik niet veel te verzinnen behalve waar ik bang voor was geweest toen ik nog klein was en daadwerkelijk de ratten een weg door de muren heen kon horen knagen, de ratten die op bezoek gingen in de verschillende appartementen alsof het hele gebouw één groot winkelcentrum voor ze was, in de keukenkastjes gingen winkelen en het nieuws doorgaven aan de rattenwereld daarbuiten: Ga naar het huis van Phoebe Elder. Haar moeder is een slons. Een hoop te eten op de grond en op het aanrecht, en ’s nachts ligt ze in een dronken coma en merkt niet eens dat wij er zijn.
Ik rolde me altijd op in mijn bed, trok de deken zo stevig om me heen dat het een wonder was dat ik niet stikte. Sommige nachten huilde ik me in slaap. Sommige nachten werd ik wakker, overtuigd dat een rat over mijn benen was gekropen en aan mijn haar had gesnuffeld. Dan gooide ik de deken van me af en deed de lamp aan, maar gelukkig zag ik nooit een rat in mijn kamer. Maar dat wilde niet zeggen dat ik niet geloofde dat ze er geweest waren. Ik verbeeldde me overal hun kleine pootafdrukken te zien, en soms was ik er zeker van dat een paar kleine kraaloogjes naar me staarden vanuit een spleet in de muur.
Ik had geen idee hoeveel ik geschreven had toen ik opkeek. Ik zag dat Teal zich erbij had neergelegd; zij en Robin waren nog steeds onwillig ermee bezig. Toen hoorde ik de deur opengaan en zag dat Lady Two een glas ijswater overhandigde aan Lady Three. Teal en Robin zagen haar ook drinken. Ze scheen er opvallend lang over te doen en voor ons plezier te slurpen. Wat ze niet had opgedronken plensde ze op de grond en keek toen met zo’n hatelijke glimlach naar ons dat mijn bloed begon te koken.
Ik kronkelde heen en weer op mijn kruk. Mijn behoefte om te plassen was niet langer te negeren. Straks kon ik onmogelijk voorkomen dat het gebeurde. Het bracht nieuwe tranen in mijn ogen, tranen die ontsnapten aan mijn oogleden. Ik sloeg mijn armen om me heen en kreunde terwijl ik op en neer schommelde.
Lady Three stond op en liep naar me toe. ‘Wat mankeer je?’
‘Ik moet zo nodig plassen.’
‘Plas dan. Je hebt een luier aan. Daarna verschonen we je wel.’
Ik keek haar geschokt aan. Ik kon zien dat ze het serieus meende. Het bracht me bijna in paniek, en toen ik naar Teal keek, zag ik dat ze zo mogelijk nog kwader was dan ik. Toen knikte ze naar me met samengeknepen ogen, spoorde me aan op die bluf in te gaan. Alleen wist ik dat het geen bluf was. Robin sloeg haar ogen neer, beschaamd ter wille van mij.
Lady Three draaide zich weer om naar de deur en toen gaf ik eraan toe. Het droop van de kruk. Ze keek glimlachend achterom. Toen deed ze de deur open en schreeuwde: ‘Haal een luier. Baby One heeft een ongelukje gehad.’
Ik hoorde buiten lachen.
Ik begon nog harder te huilen, tranen van schaamte en woede stroomden over mijn wangen. Ik had het gevoel of mijn huid in ijs was veranderd. Mijn vuisten hingen langs mijn zij, mijn nagels drongen in mijn palmen.
‘Secreet!’ schreeuwde Teal tegen Lady Three.
Haar glimlach verdween. ‘Eén woord zonder specifieke toestemming. Jullie blijven allemaal één uur extra hier.’ Ze verkondigde het als een rechter die het doodvonnis uitspreekt over een veroordeelde moordenaar.
Lady One kwam terug met een schone luier voor mij. Teal en Robin keken vol walging en woede toe. Toen stond Teal op en liet zonder meer haar blaas leeglopen. Robin glimlachte en deed hetzelfde. Lady One en Lady Three keken elkaar aan. Toen glimlachte Lady Three naar Teal en Robin.
‘Meiden, wat spijt me dat nou,’ kermde ze alsof ze het echt meende, ‘maar we hadden maar één extra luier.’ Haar glimlach veranderde in woede. ‘En ga nu zitten en hou je mond,’ snauwde ze tegen hen. Hun uitdagende blik ging snel over in een van afkeer en paniek. ‘Ga zitten, anders houden we jullie voor elke minuut dat je blijft staan nog twee uur langer hier.’
Ze hadden geen keus, ze moesten wel doen wat hun gezegd werd, beiden met een vertrokken gezicht van woede en ongemak. Ik keerde terug naar mijn kruk en hield mijn geheel volgeschreven schrift omhoog. Lady One nam het aan en bladerde het door. Toen pakte ze de pen op en vertrok.
Robin en Teal begonnen sneller te schrijven. De noodzaak om hier weg te komen was nu een stuk groter.
Lady Three schudde haar hoofd en staarde hen grijnzend aan. ‘Zo is het beter, meiden. Hoe eerder jullie leren dat gehoorzamen het leven gemakkelijker maakt, hoe beter het jullie zal vergaan.’
Toen Robin en Teal klaar waren, hielden ze elk hun schrift omhoog. Lady Three nam ze aan, controleerde de inhoud en liep naar de deur. Ze overhandigde de schriften aan Lady Two en keek naar ons.
‘Na jullie uur straf zullen we het schoolgebed leren,’ zei ze en ging naar buiten.
‘Ik trek dat ding uit,’ zei Robin, die onmiddellijk opstond en de natte luier uittrok. Teal deed hetzelfde.
‘Dat mens is gek. Ze zijn allemaal gek. Ik blijf hier niet,’ zwoer Teal.
‘O, nee? Wat ben je van plan te doen? Een taxi bellen en naar huis gaan?’ vroeg Robin.
‘Ik weet het niet. Iets.’
‘Laten ze jullie maar niet horen praten, anders laten ze ons nóg langer blijven,’ waarschuwde ik.
‘Vertel me niet wat ik moet doen! Het kan me geen donder schelen! Ik weiger…’ Teal zweeg en kneep haar lippen op elkaar toen ze de deur open hoorde gaan.
Lady Three kwam terug. ‘Jullie boffen. We hebben nog twee extra luiers gevonden,’ zei ze lachend. Ze gaf er een aan Robin en een aan Teal. ‘Trek aan en hou je mond,’ beval ze, en ging weer weg.
Ik keek toe terwijl ze zich verschoonden. We liepen allemaal rond als gekooide dieren, keken elkaar aan alsof één woord ons ertoe zou brengen aan onszelf en aan de muren te klauwen. Toen staarden we naar de deur. Teal probeerde de knop om te draaien, maar natuurlijk was hij op slot.
‘Als ze ons hier eens voorgoed opsloten? Wie zou er ooit achter komen?’ informeerde Robin. ‘Er is geen andere manier om eruit te komen.’
Teal en ik keken elkaar aan.
‘Mijn ouders zouden het uiteindelijk ontdekken. Dit kunnen ze niet maken. Ze zouden het niet durven. Mijn moeder zou die dr. Foreplay of hoe ze zich noemt, voor de rechter slepen tot ze niet meer op haar benen kon staan,’ zei Teal.
‘Ja, je ouders maken zich dodelijk bezorgd over je. Daarom hebben ze je hiernaartoe gestuurd.’
‘Hou je mond. Je weet niets af van mij of mijn familie.’
‘Of we dat zouden willen,’ mompelde Robin.
Het enige waar ik aan kon denken was hier weg te komen. Straks vlogen we elkaar nog naar de keel. Maar de wijzers van de klok die de tijd voor ons aftikte, waren reumatisch of zoiets. Het leek veel langer te duren dan een extra uur voor de deur openging en de drie zogenaamde buddy’s terugkwamen.
‘Ga voor je eigen lessenaar staan,’ beval Lady One. We deden wat ze zei, met maar één gedachte in ons hoofd: we zullen alles doen om hier weg te kunnen. ‘Oké, dit is het schoolgebed. Dat moeten jullie elke ochtend opzeggen. Jullie moeten het hier leren tot je het perfect kent. We blijven hier net zolang tot jullie het alledrie uit je hoofd kennen.’
Lady Two kwam naar voren. ‘Herhaal na mij. “Ik ben niets. Ik ben minder dan niets. Ik ben een last voor mijn familie en mijn land. Ik moet mezelf intens haten en ik moet veranderen. Ik moet dr. Foreman bedanken voor elke straf die ik opgelegd krijg.’”
Teal trok een lelijk gezicht. ‘Is dat een gebed?’
‘Te stom voor woorden,’ viel Robin haar bij.
‘Zoals je wilt, meiden. Wij nemen ons gemak ervan,’ zei Lady Two, en wilde naar buiten lopen.
‘Wacht even!’ riep ik.
Ze bleef staan.
‘Ik hou het hier niet langer uit.’
Ze keek naar Robin en Teal.
‘Oké. Hoe was het ook weer?’ vroeg Teal.
Lady Two glimlachte en herhaalde het voor ons. Niemand van ons had het de eerste keer goed, dus herhaalde ze het nog eens, en weer mompelden we het zo accuraat mogelijk. Ze eisten dat we luider zouden spreken. Teal maakte een fout en we moesten stoppen en opnieuw beginnen. Ik dacht dat ze zou weigeren, maar ze deed het, en maakte natuurlijk weer een kleine fout. Alledrie waren we moe en suf en er slecht aan toe. Het was zo moeilijk je te concentreren op woorden waar we toch al een hekel aan hadden. Eindelijk hadden we het bijna helemaal goed, maar toen liet ik aan het eind een woord weg en vielen ze over mij heen. Weer dreunden we het op en weer maakte een van ons een kleine fout. Ten slotte wisten we het foutloos te reciteren en ze gaven toe dat we het deze keer goed hadden.
‘De oriëntatieles is voorbij,’ verklaarde Lady Three, en klapte in haar handen. ‘We kunnen nu vertrekken en jullie naar dr. Foremans school brengen. Denk eraan,’ voegde ze eraan toe voor we op weg gingen, ‘niet praten zonder toestemming.’
We liepen naar buiten. Ik geloof niet dat ik ooit zo dankbaar was geweest om een ruimte te verlaten als nu. Zelfs de hete avondlucht leek een opluchting. Een vuile, witte, raamloze bestelwagen stond geparkeerd voor het gebouw. De achterdeuren stonden open en we moesten naar binnen klimmen. Er was niets om op te zitten, alleen de metalen vloer van het busje. Een solide wand scheidde de achterkant van de chauffeur. We aarzelden alledrie. Het stonk er alsof er niet meer dan een paar minuten geleden enkele dieren van de boerderij in waren vervoerd. Het stonk er intens naar mest.
Teal hief haar hand op.
‘Ja?’ vroeg Lady Three. We hadden inmiddels door dat Lady Three was toegewezen aan Teal, Lady Two aan Robin, en natuurlijk Lady One aan mij.
‘Er zijn geen ramen. Hoe lang duurt die rit? We stikken daarin.’
‘De rit duurt zo lang als nodig is om de school te bereiken. Stap in. Het duurt alleen maar langer als jullie tijd verspillen. We zouden jullie er via een omweg heen kunnen brengen,’ zei Lady Three met een glimlach naar de andere twee, ‘als jullie je niet gedragen.’
Teal keek naar ons en toen om zich heen in het donker. Zou ze proberen ervandoor te gaan? Ik denk dat ze zich realiseerde dat ze geen idee had welke richting ze zou moeten nemen en dat ze weinig kans had aan hen te ontsnappen. Verslagen klom ze in het busje en ging met haar rug tegen de zijkant zitten, haar armen over elkaar geslagen. Ik deed hetzelfde en ging tegenover haar zitten. Toen stapte Robin in en hurkte naast haar. Ze sloten de deuren en we zaten in volslagen duisternis.
Dat was niet het enige probleem. Teal had gelijk. Toen de deuren dicht waren, hadden we weinig frisse lucht meer, de stank was ondraaglijk, en de wanden van de bestelwagen voelden aan als de wanden van een oven.
‘Het betekent onze dood als we hier lang moeten zitten,’ kermde Teal.
‘Praat zachtjes,’ zei Robin. ‘We moeten fluisteren. Wie weet wat die sadistische krengen nog meer zullen doen als ze ons horen praten.’
‘Als ik niet zo moe was zou ik een van die secreten wurgen,’ zei Teal.
‘Ze zien er niet uit of ze daar erg bang voor zijn,’ merkte ik op. ‘Vooral jouw buddy niet. Ik denk dat ze vroeger rugbyspeler is geweest of uitsmijter in een bar.’
Robin was het grommend met me eens. We hoorden de motor van de wagen starten en toen reden we weg. Een tijdje reden we kalm door, maar toen we vijf minuten onderweg waren, begonnen we te hotsen en te botsen, en dat viel niet mee op die metalen vloer. Soms was het zelfs heel pijnlijk. We gilden allemaal en klaagden luid, maar degene die achter het stuur zat hoorde ons niet of bekommerde zich niet om ons. Het busje bleef hobbelen en schommelen. Soms maakte de bestuurder zo’n scherpe bocht, dat we van de ene kant naar de andere kant geslingerd werden. Maar eindelijk reden we weer wat rustiger.
‘Ik wurg moederlief als ik hier uitkom,’ zwoer Robin. ‘Ze wilde gewoon van me af terwijl ze probeert een beroemde countryzangeres te worden. Het kon haar niets schelen waar ik naartoe werd gestuurd. Ga jij maar, zei ze tegen me. Dan was ik beter af. Wat ze werkelijk bedoelde was dat zij beter af was. Dan kon ze feesten en haar gang gaan zonder zich zorgen te maken over mij.’
‘Wat zei je vader daarvan?’ vroeg Teal.
‘Ik heb geen vader. Moederlief werd zwanger toen ze een tiener was, en mijn grootouders dwongen haar mij ter wereld te brengen bij wijze van straf. Ze zijn heel religieus en we moesten bij hen wonen. Moederlief weet niet zeker wie mijn vader is. Het beste wat ze zich kan herinneren is dat ze op een party was waar ze seks had met drie mannen.’
‘Drie op één avond?’ vroeg ik.
‘Dat zegt ze, ja.’
‘Wat een moeder,’ zei Teal.
‘Ik had niet bepaald een keus, weet je. En zo te horen ben jij er niet veel beter aan toe.’
‘Nou ja, ik weet tenminste zeker wie mijn vader is,’ zei Teal.
‘Hij lijkt er niet erg happig op om je vader te zijn,’ reageerde Robin.
‘Hoe komt het dat jij niet kunt opschieten met je ouders?’ vroeg ik aan Teal. Praten was in ieder geval een tijdpassering en belette me te veel aan die afgrijselijke rit te denken.
‘Ze kregen me pas toen ze al een hele tijd getrouwd waren. Ik was een ongelukje,’ antwoordde ze verbitterd. ‘Ik heb een broer die een stuk ouder is, en hij is hun oogappel. Hij werkt bij mijn vader in de zaak. Niemand had tijd voor mij. Ik weet zeker dat ze het net zo fijn vinden als Robins moeder dat ze me kwijt zijn.’
‘Ze zal er spijt van krijgen,’ zwoer Robin. ‘Als ze ooit beroemd wordt, zal ik de hele wereld vertellen hoe moederlief me behandeld heeft.’
‘Waarom noem je haar “moederlief’?’ vroeg Teal.
‘Om haar te ergeren. Heb je weleens gehoord van Mommie Dearest? Joan Crawford was “moederlief”, zoals haar dochter haar noemde.’
‘O, ja,’ zei Teal, zo vaag dat ik zeker wist dat ze er nog nooit van gehoord had. Ik zei niets. Wat maakt het uit? dacht ik.
‘Mijn vader zou dit nooit getolereerd hebben,’ zei ik. ‘Hij hoopte me terug te kunnen halen zodra hij een baan had waarvoor hij niet voortdurend door het land hoefde te trekken.’
‘Zal wel,’ zei Teal.
‘Het is zo!’ hield ik vol. ‘Als hij niet verongelukt was, zouden mijn oom en tante dit nooit hebben gedurfd.’
‘En je moeder?’ vroeg Robin.
Ik vertelde haar dat ze ons in Atlanta in de steek had gelaten en dat ik haar was gaan zoeken in de hoop een nieuw leven met haar te beginnen.
‘Gebruik je verstand, meid,’ zei Teal. ‘Dat soort dromen is iets voor kinderen die nog in de tandenfee geloven.’
‘Ik kies mijn eigen dromen wel, dank je,’ zei ik, maar weinig zelfverzekerd.
Ze bleven allebei een tijdje peinzend zwijgen. Ik denk dat we in ons hart allemaal verlangden naar iemand die genoeg om ons gaf om ons te behoeden voor al die afgrijselijke dingen die met ons gebeurden. Maar zulke mensen zijn voor ons drieën onmogelijk te vinden, dacht ik.
Het busje reed nu over gladdere wegen. Na een tijdje, vooral na alles wat we al hadden doorgemaakt, kregen het monotone geluid van de motor en het gekraak en gekreun van het metaal een hypnotiserende uitwerking. We hadden allemaal moeite om wakker te blijven.
‘Ik ben moe,’ zei Robin. ‘Je hebt geen idee hoe moe ik ben. Ik voel me of ik uit een martelkamer kom.’
‘Ik moet er niet aan denken wat ons te wachten kan staan in dr. Foremans “gekkenhuis”,’ zei Teal.
We zwegen weer. Ik weet zeker dat we daar allemaal aan dachten. Ik dommelde een tijdje in, maar toen ik wakker werd deed mijn hele lichaam pijn. Ik hoorde de andere twee bewegen. Ten slotte voelden we hoe het busje een scherpe bocht maakte, sneller ging rijden, toen met een harde schok plotseling stopte. Ik wist niet hoe het met de anderen gesteld was, maar ik zweette zo erg, dat ik bang was dat ik straks naar buiten zou glijden.
De deur ging open en we zagen een paal met een lantaarn die iets verlichtte wat eruitzag als een met grind bestrooide oprit. Lady One stond bij de open deur.
‘Uitstappen,’ beval ze.
We kropen naar de deuropening en klommen naar buiten. Tegenover ons stond een lang, twee verdiepingen hoog, roze gestuukt Spaans koloniaal huis met een veranda langs de hele lengte van de bovenverdieping. Het zag er allemaal heel elegant uit. Ik kon de zes deuren zien die op de veranda uitkwamen. Ik stelde me voor dat achter elke deur een kamer lag, en ik hoopte dat we ieder een van die kamers zouden krijgen. Het enige waar ik aan kon denken was mijn hoofd op een kussen leggen en me oprollen op een zachte matras.
‘Goed, volg ons,’ beval Lady One. ‘Hierheen.’ Ze liep om het busje heen.
Waarom gingen we niet meteen naar binnen? vroeg ik me af. We waren allemaal zo moe. Zij moesten toch ook wel moe zijn. Die oriëntatieles was nu toch zeker wel afgelopen? Gedrieën liepen we struikelend achter hen aan. Robin bleef van links naar rechts kijken als iemand die wil ontsnappen en hard weglopen. In het donker kon ik niets anders ontwaren dan een veekraal, een schuur en een grote stal. Er was geen weg en geen huis te bekennen. Er reden geen auto’s langs en nergens in de omgeving was iets te zien van een weg. Alleen een bergketen in de verte, afgetekend tegen de blauwzwarte lucht, die nu bezaaid was met sterren.
Waar waren we precies? Ik had geen enkel gevoel van richting, maar rekening houdend met de tijd die ik in het vliegtuig en het busje had doorgebracht, was het minstens halverwege het land. Een angstige gedachte dat ik zo ver van alles en iedereen die ik kende verwijderd was. Vaag vroeg ik me af wat mijn oudere vriendinnen op dit moment zouden doen. Ik benijdde ze dat ze in hun eigen bed sliepen. Ik benijdde zelfs degenen die hun bed moesten delen met jongere broertjes of zusjes.
We werden naar rechts geleid, naar buitendouches. Er waren geen afgeschermde hokjes, niet meer dan drie douchekoppen boven een betonnen vloer.
‘Kleed je uit en ga douchen,’ beval Lady Three.
‘Is dit een douche?’ mompelde Teal.
Als Lady Three het hoorde, besloot ze het te negeren. ‘Op dr. Foremans school nemen jullie elke avond een douche voor je naar bed gaat.’
We kregen elk een stuk ruwe zeep, een harde borstel, een handdoek en een klein doosje met een tandenborstel, tandpasta en een voorraad tampons.
Maar niemand maakte aanstalten om zich uit te kleden.
‘Nou?’ zei mijn buddy met een kwaad gezicht. ‘Schiet een beetje op. We hebben niet de hele nacht de tijd.’
‘Hier buiten?’ vroeg ik, om me heen kijkend. Het leek verlaten, maar het betekende toch je naakt uitkleden waar iedereen je kon zien.
‘Je moet altijd eerst vragen of je iets mag zeggen,’ bracht ze me in herinnering. ‘Ja, hier buiten. Vooruit! Jullie stinken en de stank zal jullie wakker houden en anderen storen.’
Anderen? dacht ik. Welke anderen?
Robin begon de zak die ze aanhad uit te trekken en haar schoenen en kousen uit te doen. Ik volgde haar voorbeeld, maar Teal keek of ze zich wilde verzetten.
‘Je gaat niet slapen voor je dit gedaan hebt,’ zei haar buddy tegen haar.
Ze begon zich uit te kleden.
Het water gaf me een schok. Het was niet gewoon koud, het was ijswater. Telkens als we probeerden eronderuit te komen, duwden ze ons terug en schreeuwden: ‘Boenen!’
Ik waste me zo snel ik kon. Ten slotte deden de andere twee hetzelfde, maar onze buddy’s vonden het nog niet goed genoeg. Ze bevalen ons het over te doen en harder te boenen. De haren van de borstel waren hard en pijnlijk. Eindelijk werd ons gezegd dat we onder de douche vandaan moesten komen en de kraan dichtdraaien. Zelfs in het donker kon ik zien hoe rood en geïrriteerd de huid van Robin en Teal was. We droogden ons snel af en trokken de vernederende kleding weer aan om ons warm te houden, ondanks het feit dat de zakken stonken en het effect van de douche teniet zouden doen. Maar ik durfde niets te zeggen.
‘Schiet op!’ beval Lady Three. Maar ze bracht ons nog steeds niet naar het huis. In plaats daarvan leidde ze ons naar een terrein rechts van ons, waar onze kleren op een stapel lagen, met schoenen en al.
Een gevoel van opluchting ging door mij en de beide anderen heen.
‘Eindelijk,’ hoorde ik Teal fluisteren.
‘Mond houden!’ schreeuwde Lady Two.
Gehoorzaam bleven we staan, in afwachting van het bevel om onze kleren te pakken. Maar tot onze verbazing liep Lady Three naar een grote open ton die ernaast stond. Ze stak een lucifer aan en liet die erin vallen. Een vlam schoot omhoog. Die ton bevatte iets heel brandbaars.
‘Oké, meiden,’ zei Lady One. ‘Pak die kleren en gooi ze in de ton.’
‘Wat?’ Teal kon zich niet beheersen. ‘Mijn kleren verbranden? Waarom?’
Uit de schaduw, alsof ze door de duisternis zelf was gecreëerd, trad dr. Foreman tevoorschijn.
‘Ik weet dat jullie dit wreed vinden, meisjes, maar het is een heel, heel belangrijke eerste stap. Wat we vanavond hier doen is je oude ik verbranden en aan je wedergeboorte beginnen. Dit is niet alleen symbolisch. Het heeft een grote fysiologische impact.’
Het vuur knetterde in de ton.
‘Maar dat is niet mijn oude ik. Dat zijn mijn kleren. Mijn designkleding!’ riep Teal uit.
Lange tijd zei niemand iets. Toen kwam dr. Foreman iets dichterbij.
‘Als het moet, blijven we de hele nacht hier staan,’ waarschuwde ze. ‘Het is essentieel voor mijn methode, mijn procedure, dat jullie allemaal deelnemen aan je eigen wedergeboorte.’
‘Dit is waanzin,’ mompelde Teal.
‘Ik ben zo moe, het kan me allemaal niks meer schelen,’ zei Robin en liep naar de stapeltjes kleren.
‘Gooi de mijne er niet in,’ gilde Teal tegen haar.
Robin pakte haar eigen spullen en begon ze in de ton te gooien. Ik volgde haar voorbeeld. Ten slotte liep Teal, die alleen was achtergebleven, naar de overgebleven kledingstukken. Toen, als iemand die afstand doet van de kostbaarste juwelen, liet zij ze in de ton vallen.
‘Goed zo,’ zei dr. Foreman. ‘Jullie maken een goed begin. Ik ben trots op jullie, en om blijk te geven van mijn waardering geef ik jullie allemaal vijf punten. Jullie zijn nu een stuk dichter bij comfort en privileges. Lady’s,’ ging ze verder tegen de buddy’s, ‘breng ze naar hun slaapverblijf.’
Goddank, dacht ik. Ik volgde met gebogen hoofd, zonder te beseffen waar we naartoe gingen, tot ik Teal hoorde kermen. We stonden stil bij de schuur.
Lady Two opende de deur. We zagen dat de schuur vanbinnen goed verlicht was.
‘Home sweet home, meisjes,’ zei ze, en deed een stap opzij.
‘Home! Wat bedoel je? Dit is een schuur,’ jammerde Teal.
‘Minpunt,’ zei Lady Three. ‘Ook al heeft dr. Foreman je beloond met vijf pluspunten, je had één minpunt eerder op de avond, en nu een tweede. Twee minpunten op één dag kwalificeren je voor de IJskamer. Dr. Foreman moet onmiddellijk op de hoogte worden gesteld. Je zou nu regelrecht naar de IJskamer kunnen.’
Ik stak mijn hand op.
‘Heel goed, Phoebe. Toestemming om te spreken. Spreek,’ zei Lady One.
‘Kunt u niet een klein beetje begrip tonen? We zijn in de war en moe en dit ziet eruit als een schuur.’
‘Het is een schuur en we zijn hier niet om begrip te tonen. Jullie hebben de regels gehoord en die moet je gehoorzamen. Wij doen niet meer dan onze plicht.’ Lady One keek naar Lady Three. ‘Jij mag beslissen,’ zei ze. ‘Wat wil je doen met Teal?’
‘Ik zal het dit keer door de vingers zien, maar denk eraan dat dit de enige keer is dat ik dat doe,’ zei Lady Three tegen Teal.
Toen werd ons bevolen naar binnen te gaan.
In de schuur stonden naast elkaar vijf houten kampeerbedden. Op twee ervan lagen matrassen, kussens en dekens. De andere drie waren kaal.
‘Die drie zijn van jullie,’ zei Lady One en wees naar de kale bedden.
Robin stak haar hand op.
‘Toestemming om te spreken,’ zei Lady Two.
‘Er liggen geen matrassen op, helemaal niets.’
‘Die moet je verdienen,’ antwoordde haar buddy.
‘Maar… hoe…?’
‘Realiteitscontrole, weet je nog? Je verdient de punten en dan word je beloond met comfort. Zo werkt dat. Hier moeten we alles verdienen, elk beetje voedsel dat we eten. Wie haar deel niet doet, deelt niet mee. Dat geldt voor zowel water als voedsel.’
We keken elkaar wanhopig aan. De vloer was letterlijk bedekt met stro. Het stonk er als in een echte stal. Voor de vier ramen hingen geen gordijnen. De muren waren kaal en er stonden geen meubels. Alleen naast de twee bedden met een matras zagen we iets wat twee kleine houten kisten leken.
Teal stak haar hand op.
‘Ja?’
‘Wie slaapt daarop?’ vroeg ze.
‘Dat zijn de bedden van Gia Carson en Mindy Levine. Ze hebben voldoende punten verdiend voor een uur recreatie in de bibliotheek, waar ze goedgekeurde boeken kunnen lezen en naar goedgekeurde muziek luisteren. Ze kunnen elk moment terugkomen. Ik raad jullie aan nu te gaan slapen.’
‘Ik weet zeker dat mijn vader niet al dat geld betaald heeft om in een stinkende schuur te slapen,’ zei Teal.
Lady Three ging zo vlak voor haar staan dat hun neuzen elkaar bijna raakten. ‘Oké, jij slaapt niet in de schuur. Ik ben doodziek van al je gejammer. Je bent zojuist je privilege kwijtgeraakt.’
‘Privilege?’ Teal begon te lachen. ‘Noem je slapen in een schuur een privilege?’
Lady Three knikte naar de beide andere buddy’s, die daarop een van de bedden oppakten en naar buiten droegen.
‘Volg ze,’ werd Teal bevolen. Ze keek ons wanhopig en hulpzoekend aan, maar noch Robin, noch ik durfde een woord te zeggen. Met het hoofd als een witte vlag gebogen, liep ze de schuur uit. Ik had nooit gedacht dat slapen in een schuur erg prettig was, maar het moest beter zijn dan daarbuiten te moeten slapen, dacht ik.
Bij de deur draaide Lady Three zich om naar Robin en mij. ‘Ga slapen. Jullie zullen elk moment van rust nodig hebben, geloof me.”
Ze ging weg en deed de deur achter zich dicht.
‘Ik kan elk moment wakker worden. Zeg me dat het waar is. Zeg me dat ik droom, een nachtmerrie heb, en dat er een eind aan komt,’ mompelde Robin alsof ze bad.
Ik schudde slechts mijn hoofd en ging op het eerste kale houten bed zitten. Het oppervlak was hard, maar het kon me niet schelen.
‘Ik ben zo moe,’ fluisterde ik.
De lichten in de schuur flakkerden, ter waarschuwing dat ze snel zouden doven, en toen ging de deur open en kwamen er twee meisjes binnen. Het eerste was een heel klein meisje met een bos gitzwart haar. Ze had grote, donkere, gekwelde ogen, een klein, fijn neusje en dunne lippen, die bij de mondhoeken waren neergetrokken. Beide meisjes droegen een blauwe overall en een vaalwit shirt met korte mouwen dat er meer uitzag als een shirt voor mannen dan voor vrouwen. Ze droegen ook dezelfde afschuwelijke schoenen.
Het tweede meisje was lang en mager, met haar dat zo licht was dat het bijna wit leek. Het hing als dood stro over haar oren, en haar pony bedekte bijna haar ogen. Mijn eerste gedachte was dat ze anorexia had. Haar polsen waren dun en benig. Ik stelde me voor dat ze zouden verbrijzelen als je haar een ferme hand gaf. Haar wangen waren ingevallen. Haar huid was zo strak over haar gezicht gespannen dat hij bijna doorzichtig was. Vroeger moest ze een mooi gezicht hebben gehad, dacht ik. Ze had hoge jukbeenderen en een bijna perfecte neus. Maar toen ze naar ons keek veranderde haar uitdrukking geen moment, en ze liet op geen enkele manier blijken dat ze ons gezien had. Het leek of ze verdoofd was, slaapwandelde.
Beide meisjes richtten hun blik op de grond en bewogen zich zo geruisloos dat het leek of ze naar hun bedden zweefden. Ze zeiden geen woord tegen elkaar, gaven geen enkel blijk dat ze zich van elkaars aanwezigheid bewust waren.
Robin keek me vragend aan en haalde haar schouders op.
De meisjes, die ons nog steeds negeerden, begonnen hun overall en hun lelijke, bemodderde schoenen uit te trekken. Ze deden alles heel zorgvuldig, alsof ze een levensgevaarlijke operatie uitvoerden: ze vouwden hun overall keurig op en legden hem in de kist naast hun bed, rolden hun witte kousen omlaag en deden hun best ze perfect op te vouwen en in de kist te bergen, terwijl ze zich bleven bewegen als twee mensen onder hypnose.
Geen van beide meisjes droeg wat wij een luier noemden. Ze hadden normaal uitziende onderbroekjes en een beha over enigszins onderontwikkelde borsten. Hoe konden twee zo fragiel uitziende meisjes in zulke problemen zijn gekomen dat ze naar een instituut als dit werden gestuurd? vroeg ik me af.
Omdat de deur van de schuur nog steeds wijdopen stond, waagden Robin en ik het niet iets tegen hen te zeggen. Het scheen ze trouwens toch niet te interesseren. Ze toonden nog steeds geen enkele belangstelling voor ons. Maar wij staarden hen gefascineerd aan, toen ze beiden hun deken over zich heen trokken en hun hoofd op het kussen legden.
Ik voelde me of ik in een woestijn stond en iemand een glas koud, sprankelend water zag drinken. Die bedden zagen er zo comfortabel uit. Wat een voorrecht om een echt kussen te hebben, een zachte matras. Toen ik even naar Robin keek, zag ik dezelfde hebberige blik in haar ogen.
Lady Two stond in de deuropening.
‘Licht uit,’ kondigde ze aan, en al zag ik haar geen knopje omdraaien, de lichten gingen ogenblikkelijk uit. Het duurde even voor ik gewend was aan het donker. Het licht van de sterren dat door de vier ramen naar binnen scheen hielp me daarbij.
‘Hé!’ waagde ik, roepend naar wat ik nu als twee fortuinlijke meisjes beschouwde. ‘Wie zijn jullie? Hoe lang zijn jullie hier? Is dit onze enige slaapplaats?’
Niemand reageerde.
‘Ik ben Robin en dit is Phoebe,’ ging Robin verder. ‘Hoe heten jullie?’
Het bleef stil.
‘Wat mankeert jullie?’ vroeg ik. ‘Er is hier niemand. Kunnen jullie niet praten?”
‘We bijten niet,’ zei Robin. Ze verroerden zich niet. ‘Kun je zoiets geloven?’ vroeg ze aan mij.
‘Nee. Het zijn blagen. Verrek, hoe héten jullie?’ Ik zei het net iets te luid.
Plotseling vloog de deur van de schuur open en het licht ging aan.
Lady One stond voor ons.
‘Wie praatte daar?’ vroeg ze streng. ‘Nou, wie was het? Beken, anders zijn jullie allemaal aansprakelijk.’
Het kleinste meisje ging rechtop zitten en wees naar mij.
‘Zij heeft gepraat,” beschuldigde ze me.
‘O, ja. Natuurlijk die van mij’ mompelde Lady One op zure toon. ‘En juist toen ik al begon te denken dat ze zich behoorlijk zou gedragen.’ Ze kwam de schuur binnen en liep naar me toe.
Ik draaide me om en staarde naar de grond, maar ze bleef dichterbij komen.
‘Als het licht uit is, ga je slapen,’ zei ze, zich over me heen buigend. Ik bleef met gebogen hoofd zitten. ‘Ben je zo stom? Of ben je gewoon een moeilijk geval? Hoe kan ik je duidelijk maken dat we het ernstig menen met de regels hier? Nou, wat ben je, stom of ongehoorzaam? Geef onmiddellijk antwoord als je iets gevraagd wordt,’ brulde ze.
Ik draaide me langzaam om. Ik was moe. Ik had pijn en ik was bang, maar ik kon er niets aan doen. Ik hief mijn hoofd op en keek haar aan met alle moed die ik op kon brengen.
‘Ik ben niet stom. Dit alles hier is stom.’
Ze trok haar wenkbrauwen op en glimlachte. ‘Werkelijk? Wat vind je dan zo stom? Toch zeker niet de buddy’s,’ zei ze, en Lady Two kwam de schuur binnen. Ze ging naast Lady One staan, met haar handen op haar heupen.
‘Wat is er nu weer voor probleem?’ vroeg ze.
‘Mijn kleine meid zegt dat alles hier stom is. Ik probeer erachter te komen wát er precies zo stom is.’
Ik keek naar Robin, die onmiddellijk haar ogen neersloeg toen ze zich ook naar haar omdraaiden.
Lady Three maakte haar entree. ‘Wat is hier aan de hand? Ik dacht dat iedereen nu wel doodmoe zou zijn.’
‘We staan op het punt kritiek te horen op dr. Foremans school,’ zei Lady Two.
‘Nou, Phoebe, wat is je antwoord? Wat vind je zo stom?’ herhaalde mijn buddy.
‘Alles,’ zei ik. ‘Gedwongen worden te slapen op een hard houten bed en ons water en eten te moeten verdienen en ons die stomme zakken en luiers te laten dragen.’
‘Haar kleren bevallen haar niet,’ zei Lady One tegen Lady Two, alsof ze het ongelooflijk vond dat ik zoiets kon zeggen.
‘Goed dan,’ zei Lady Two. ‘Ze hoeft ze niet te dragen.’
‘Zo denk ik er ook over,’ antwoordde mijn buddy.
Voor ik kon reageren of uit de weg gaan, pakten ze mijn polsen beet. Lady Three kwam dichterbij. Ik gilde en worstelde, maar ze waren te sterk. Ze duwden me omlaag op het houten bed en Lady Three greep de zak die ik aanhad en trok die omhoog over mijn hoofd. In enkele seconden hadden ze me uitgekleed en was ik naakt, op de luier, kousen en schoenen na. Ik wist hoe belachelijk ik eruitzag. Ik gilde en schreeuwde en ze lieten me los en gingen achteruit. Onmiddellijk bedekte ik mijn borsten met mijn arm en ging weer rechtop zitten.
‘Voel je je nu beter?’ vroeg mijn buddy.
‘Nee. Geef terug,’ riep ik.
‘Deze… hoe noemde je het ook weer… stomme zak? We willen niet dat je je stom voelt.’
Ze draaide zich om en gedrieën liepen ze naar buiten.
‘Wacht!’ gilde ik. ‘Het spijt me. Alsjeblieft. Geef hem terug. Ik kan hier niet zo blijven liggen.’
Ze bleven staan en keken elkaar aan.
‘Denk je dat ze er spijt van heeft?’ vroeg mijn buddy aan de andere twee.
‘Moeilijk te zeggen. Ze lijkt spijt te hebben, maar ze maakte al een spijtige indruk toen ik haar voor het eerst zag,’ zei Lady Two.
‘Oké. Laten we eens zien hoeveel spijt ze heeft. Ga mee naar buiten,’ beval mijn buddy.
Ik keek naar Robin, die met een uitdrukking van panische angst haar blik afwendde. De andere twee meisjes lagen nog steeds met gesloten ogen roerloos op hun rug op het bed. Ze hadden zich niet omgedraaid en hun ogen niet geopend om getuige te zijn van hetgeen zich hier afspeelde.
‘Waarom?’ vroeg ik.
‘Je mag niet naar de reden vragen,’ zei mijn buddy.
‘Je moet het doen en je leven wagen,’ vulden de beide anderen aan.
Langzaam liep ik achter hen aan de schuur uit. Het eerste wat ik zag was Teal die op haar zij op haar bed lag. Ze had blijkbaar geprobeerd om weg te lopen of zo, want ik zag dat haar voeten aan het bed geketend waren. Ze lag in foetushouding, met gesloten ogen. Ze beefde over haar hele lichaam. Het was niet langer warm. Integendeel, het was koud. Ik rilde zelf ook.
‘Hierheen,’ beval mijn buddy en liet me in de lichtkring staan van een lantaarnpaal. Ik deed wat ze zei.
‘Armen langs je zij, gezicht naar voren. Gauw een beetje!’ schreeuwde ze tegen me, en ik gehoorzaamde. Ik begon steeds heviger te rillen. ‘Oké, zeg nu het schoolgebed op. Vooruit. Zeg het op, en luid genoeg dat ze het binnen kunnen horen. Schiet op!’
Ik begon. Wanhopig probeerde ik het me te herinneren, maar mijn tong struikelde over de woorden. Telkens als ik dat deed, kwam een van hen vlak naast me staan en schreeuwde in mijn oor: ‘Fout! Begin opnieuw. Fout!’
Ik weet niet of ik het uiteindelijk helemaal goed had, maar in ieder geval kwam ik er dicht genoeg bij om ze tevreden te stellen. Mijn buddy, Lady One, overhandigde me de zak.
‘Oké, je kunt hem weer aantrekken.’
Ik pakte hem aan.
‘Krijgen we geen bedankje?’ vroeg Lady Two.
‘Dank u.’ mompelde ik.
‘We hebben je niet gehoord,’ zei mijn buddy.
‘Dank u,’ riep ik luid. Ik kleedde me haastig aan, voordat ze op hun besluit zouden terugkomen en iets anders, iets even verschrikkelijks voor me zouden bedenken.
‘Ga weer naar binnen en ga slapen. Nog één overtreding van de regels en je gaat naar de IJskamer,’ voegde mijn buddy eraan toe.
Ik keek even naar Teal. Ze had zich niet durven omdraaien om naar mij te kijken. Ze rilde nog steeds, maar iets minder. De behoefte aan slaap was sterker dan haar angst en woede, dacht ik.
Toen ik naar de deur van de schuur liep, keek ik even naar links, omdat ik meende iets te zien bewegen in de schaduw. Het silhouet werd duidelijker en ik besefte dat het dr. Foreman was. Ik kromp even ineen. Ze had daar al die tijd gestaan, had toegekeken terwijl ze me kwelden. Hoe kon ze dat met ons laten doen? Ik wilde haar roepen, die lieve, hartelijke glimlach tevoorschijn roepen waarmee ze tijdens de oriëntatieles naar ons had gekeken, en haar vragen wat daarmee gebeurd was, maar ik was te bang. Een seconde later leek haar silhouet te zijn opgelost in het donker en was ze verdwenen. Ik wist niet eens zeker of ze daar wel gestaan had.
Ik ging naar binnen en liep snel naar mijn bed. De twee meisjes sliepen nog en Robin lag op haar zij, met haar rug naar me toe. Ik draaide haar ook mijn rug toe. Het licht ging weer uit en de deur was dicht. Ik hoorde dat hij op slot werd gedaan en bedacht dat ze ons niet hadden verteld waar de wc was. Wat moesten we doen als we erheen moesten? vroeg ik me af. Moesten we het weer in onze luier doen?
‘Robin?’ fluisterde ik.
Ik luisterde, maar hoorde niets. Misschien was ze in slaap gevallen, was ze net zo uitgeput als ik. Of ze was te bang om een kik te geven. Ik kon het haar niet kwalijk nemen.
Plotseling hoorde ik de kreet van een wild dier, een coyote, dacht ik. En toen weer een kreet, en nog een. Het klonk alsof er een hele meute daarbuiten was. Als een bende vampiers. Ik vroeg me af hoe het met Teal zou gaan en huiverde bij de gedachte. Het zou moeilijk zijn om in slaap te vallen.
De lange reis, die was begonnen met teleurstelling en verraad, was eindelijk voorbij, dacht ik.
Ik was op mijn bestemming.
Dit was mijn eerste nacht in de meisjesschool van dr. Foreman.
En ik kon alleen maar denken dat ik gelijk had gehad wat die reis in het vliegtuig betrof. Dit moest de manier zijn waarop de doden naar het hiernamaals werden vervoerd.
Ik was in de hel.
Wat kon het anders zijn?