18
Woelige wateren
'Vind je het goed?' vroeg Adan zodra de deur achter ons dicht was. 'Je bent niet boos dat ik gevraagd heb of je meegaat naar de boot?'
'Niet boos maar wel verbaasd.'
Hij knikte en opende het portier van de auto voor me. Ik keek hem even aan voor ik ging zitten.
Toen hij het portier gesloten had, bleef hij even staan en keek achterom naar het huis alsof hij overwoog of hij de afspraak al dan niet door zou zetten. Toen liep hij snel om de auto heen en ging achter het stuur zitten.
Ik wachtte af of hij verder nog iets zou zeggen, maar hij glimlachte slechts naar me en reed weg. Ten slotte, nadat we tante Isabela's landgoed achter ons hadden gelaten, keek hij me aan en vroeg: 'Hoe gaat het nu met je, Delia?'
Ik herinnerde me een vaste uitdrukking van mijn vader als iemand hem dat vroeg, vooral na een harde werkdag op het veld.
'Goed, als ik mijn fooien meetel,' zei ik.
Hij lachte. 'Ik heb je gevoel voor humor gemist.'
Ik kon merken dat hij zorgvuldig nadacht voor hij iets zei, de woorden afwoog die hij wilde gebruiken. Het gaf me een onbehaaglijk gevoel. Het leek wel of we allebei in de rechtbank stonden en ons uiterste best deden niets beledigends te zeggen of iets dat onaangename dingen naar voren kon brengen. Hoe zouden we op deze manier uren met elkaar kunnen doorbrengen, zeker op een boot waar we zo lang alleen zouden zijn?
'Het spijt me dat ik niet eerder ben gekomen,' begon hij. 'Heb je nog contact gehad met je vriend Ignacio Davila?'
'Ik heb geprobeerd hem te schrijven, maar hij geeft geen antwoord.'
'Als je wilt, kun je me vertellen wat er gebeurd is. Het is oké als je er niet over wilt praten,' voegde hij er snel aan toe.
Eerst dacht ik dat ik het niet wilde, maar ik was al zo vaak bij mijzelf te rade gegaan om te trachten te begrijpen hoe deze situatie ontstaan was. Nóg een keer scheen er weinig toe te doen en zou me misschien een inzicht verlenen dat me tot nu toe ontgaan was. En misschien zou hij iets verstandigs te berde kunnen brengen.
Ik ging ver terug in de tijd, naar de eerste dag dat ik in Amerika was aangekomen om mijn intrek te nemen bij mijn tante. Ik beschreef hoe het leven toen was, mijn lessen in de Engels-Spaanse klas en de eenzaamheid in een vreemd land. Ik legde uit hoe Ignacio en ik vrienden waren geworden en hoe heerlijk ik het vond bij zijn familie, hoe het me had geholpen mijn heimwee te overwinnen.
Adan luisterde aandachtig, durfde blijkbaar geen kik te geven, uit angst dat hij mijn betoog zou onderbreken. Maar toen ik mijn tocht door de woestijn beschreef tijdens mijn vlucht, schudde hij zijn hoofd en zei: 'Onmogelijk te beseffen hoe wanhopig mensen kunnen worden.'
'Het spijt me zo verschrikkelijk dat ik mijn neef Edward en zijn vriend zoveel ellende heb bezorgd,' vervolgde ik.
Adam knikte. 'Daar ben ik van overtuigd, maar ook met hen komt alles in orde,' zei hij glimlachend. 'En met jou ook.'
Toen we bij de steiger waren, dacht ik aan alle gemene dingen die Sophia tegen me gezegd had en de waarschuwingen die ze me zo stralend had gegeven. In de auto aarzelde ik. Adan, die was uitgestapt, leunde naar binnen om te vragen of het goed met me
ging.
'Ik ben eerlijk en openhartig geweest tegen jou, Adan. Wees dat ook tegen mij.'
'Wat bedoel je?' vroeg hij verbaasd, en stapte weer in.
'Vertel me waarom je na zo'n lange tijd besloten hebt me weer op te zoeken.'
Hij staarde even voor zich uit en haalde zijn schouders op. 'Ik wilde al eerder komen, maar...'
'Ja?'
'Mijn vader was erg ontdaan over die hele geschiedenis. Hij zei dat je tante een zenuwinzinking nabij was.'
'Dat denk ik niet,' merkte ik glimlachend op. 'Ze zou de Academy Award kunnen winnen.'
'Hoe dan ook, het maakte het erg moeilijk voor me.'
'En dat andere meisje met wie je omging? Maakte zij het ook moeilijk?'
'Welk ander meisje?'
'Dana Del Ray.'
Hij draaide zich met zo'n ruk naar me om dat ik dacht dat zijn nek knakte. 'Wie heeft je over haar verteld?'
'Wie vertelt me alles wat ze kan om me ongelukkig te maken?'
'O, ik dacht dat het Fani misschien geweest was.'
'Nee. Ik heb Fani niet meer gesproken sinds ik met mijn neef naar Mexico ben gegaan.'
'Ze heeft je nooit gebeld?'
'Nooit Heb je haar verteld dat je mij ging opzoeken?'
'Nee.'
'En je hebt het je vader ook niet verteld, hè?'
Hij frutselde even met het stuur en schudde toen zijn hoofd.
'Waarom ben je gekomen? Waarom heb je me meegevraagd op je boot, Adan?'
'Het is waar dat ik al die tijd met andere meisjes ben uitgegaan, en zelfs met één in het bijzonder, Dana Del Ray,' begon hij. 'Haar vader is een heel rijk en machtig man en een erg goede vriend van mijn vader.' Hij lachte. 'Het lijkt bijna op een van die gearrangeerde huwelijken in Mexico waarover je me eens hebt verteld. Ze is aardig, aantrekkelijk, maar een leeghoofd. Weet je wat dat is?'
'Ik heb erover gehoord.'
'Na wat er met jou gebeurd was, vond ik dat ik iets moest doen om het mijn vader naar de zin te maken, maar nog niet zo lang geleden kwam ik tot de conclusie dat, als ik me niet gelukkig voel, het hem ook niet gelukkig maakt. Ik wist niet of je mij nog wilde zien. Ik wist niet zeker wat precies je relatie was met die Mexicaanse jongen, of het een familiekwestie was of niet. Je weet wel, een van die gearrangeerde huwelijken.
Toen ik je tante belde, was ze erg bemoedigend, enthousiast zelfs. Ze vertelde me dat je met niemand uitging. Ik dacht dat als zij het ermee eens was, mijn vader wel bij zou draaien, maar dat zou er allemaal niets toe doen als jij niet wilde.
'Dus,' ging hij verder, 'was dit een manier om erachter te komen. Eerlijker kan ik het niet vertellen.'
'Gracias.'
'Laten we gewoon een leuke boottocht maken, lekker lunchen, zwemmen en van de dag genieten. Als je het prettig vindt, prachtig. Zo niet, dan breng ik je naar huis en wens je het beste. Oké?'
'Oké.'
De man die voor de boot zorgde, verscheen op de kade, keek in onze richting en vroeg zich ongetwijfeld af waarom we zo treuzelden. Toen hij ons uit de auto zag stappen, kwam hij naar ons toe.
'Het zou vandaag weieens een beetje woelig kunnen zijn op zee, Adan,' zei hij. 'De wind steekt op. Het weer is verraderlijk.'
'Misschien kunnen we dan beter naar het zuiden gaan, naar Co- ronado. Dat is niet ver,' zei hij tegen mij. 'Prima restaurants om te lunchen.'
'Alles is gereed.'
'Dank je, Bill,' zei Adan. Bill knikte en liep weg.
Adan hielp me aan boord. Er was niet veel veranderd. Ik ging met hem mee naar boven naar de brug en bleef bij hem zitten terwijl hij wegvoer. Zodra we de steiger achter ons lieten, voelden we de golfslag en de wind. De boot deinde op en neer. Adan bleef langzaam varen, om ons niet te veel te laten stuiteren, maar het zou duidelijk niet zo'n rustige, kalme tocht worden als de eerste keer.
'Het spijt me,' zei Adan. 'Gaat het wel? Anders gaan we terug.'
'Ik vind het niet erg, zolang het maar veilig is.'
Hij knikte, maar ik kon zien dat hij het niet leuk vond om zoveel meer aandacht aan het varen te moeten besteden. Ergens was een kleine inham en hij stuurde erheen om wat rust te krijgen. Daar was het kalmer en kon hij de motor afzetten en het anker uitgooien. We hadden wat mineraalwater en strekten ons op het dek uit, op de dikke matras. Ik trok mijn kleren uit en bleef in mijn bikini liggen, en hij volgde mijn voorbeeld in zijn zwembroek.
'De campagne van mijn vader ging in het begin geweldig,' zei hij nadat we ons ingesmeerd hadden met zonnebrandolie. 'Maar de peilingen in de gehele staat zijn niet veelbelovend. We hebben zelfs wat terrein verloren. Dat maakt hem nog prikkelbaarder.'
'Wat jammer voor hem.'
'Dat is ook een reden waarom ik het niet over jou heb gehad,' bekende hij. 'In deze wereld draait alles om timing. Wat vandaag goed is, zal morgen slecht zijn, of was het gisteren? Ik zal je vertellen wat ik heb geleerd in de maanden dat ik je niet heb gezien, Delia. Ik heb geleerd om het langzamer aan te doen, langer na te denken voor ik iets doe. Misschien begin ik oud te worden,' eindigde hij en ging weer op zijn rug liggen. 'Ik klink als een man die zich wil settelen.'
'Is dat zo erg?'
'Soms vind ik van niet, maar soms denk ik ook dat ik nog niet bereid ben nu al mijn jeugd en alle dwaze dingen op te geven. Zoals de meeste mensen van mijn leeftijd, ben ik bang om iets mis te lopen. Stom, ik weet het.'
We zwegen, deinden mee met de schommelende boot. De zon verschool zich achter een reeks wolken die op overgekookte melk leken. Vogels die boven ons cirkelden leken nieuwsgierig genoeg om dichterbij te komen, en een zeemeeuw landde op de reling en wandelde een paar keer op en neer voor hij zich weer verhief op de wind, misschien om zijn broers en zussen te vertellen dat we maar saai waren. Er stond geen eten klaar. De wolken leken als zachte, geplette marshmallows door de lucht te racen.
'Wat wil je gaan doen, Delia? Alles wat er gebeurd is moet toch invloed op je hebben gehad.'
'Ik wil natuurlijk mijn diploma van de middelbare school halen.'
'En dan?'
'Ik heb besloten dat ik misschien een verpleegcursus ga volgen.'
'Echt waar? Verpleging?'
'Ja. Ik ben goed in natuur- en scheikunde, en de gezondheidszorg heeft altijd mijn belangstelling gehad. Ik denk dat ik graag voor andere mensen wil zorgen en ze helpen beter te worden. In mijn dorp waren geen moderne medische faciliteiten. Elk gezin gebruikte oude geneesmiddelen voor de gewone kwaaltjes, en vaak hielpen die ook. Ik weet dat de artsen hier zouden lachen, maar soms ligt het geneesmiddel voor de hand. Ik neem aan dat je enig vertrouwen moet hebben. Of misschien, zoals je zei, is het allemaal een kwestie van de juiste timing.'
Adan ging op zijn zij liggen en keek me heel kalm en bedachtzaam aan.
'Ik weet dat ik dit al eerder heb gezegd, Delia, maar ik ben graag met je samen omdat je zoveel ouder bent dan de meisjes van jouw leeftijd hier. Daarom heb ik er geen moeite mee om aan jou in serieuzere termen te denken.'
'Serieuze termen? Hoe bedoel je, Adan?'
'Ik zou je een speciaal cadeau willen geven op de dag van de di- ploma-uitreiking.'
'Wat voor speciaal cadeau?'
'Een verlovingsring,' zei hij. 'Kijk niet zo geschokt en angstig,' ging hij lachend verder.
'Maar dat bén ik,' bekende ik.
'Wat zou je doen als ik je op die dag zo'n cadeau gaf? Zou je het accepteren?'
'Dat weet ik niet,' zei ik. 'Ik weet dat ik wil doen wat ik je zei. Ik wil in de verpleging.'
'Dat is geen probleem.'
'Ik weet het niet.'
'Voel je nog steeds voor Ignacio?'
'Ik ga klinken als - hoe zeg je dat - als een gebarsten grammofoonplaat.'
'Je bedoelt dat je het niet weet?'
Ik knikte. 'Ik ben erg in de war.'
Hij glimlachte en pakte mijn hand. 'Daar heb je alle recht toe, maar misschien kan ik je helpen uit die verwarring te komen.'
'Hoe?'
'Zo.'
Hij boog zich over me heen om me te kussen, bleef toen met zijn gezicht vlak bij het mijne zodat we elkaar alleen maar in de ogen konden kijken.
'Ik kan jouw ogen niet uit die van mij krijgen,' fluisterde hij. 'Zelfs als ik in de ogen van andere meisjes kijk, zie ik die van jou, Delia. Of je het beseft of niet, je hebt me verankerd.'
Hij kuste me opnieuw, langer deze keer. Het proeven van zijn lippen maakte me duizelig.
'Delia,' zei hij. Zijn lippen beroerden mijn wang en oorlelletje. 'Ik heb je nodig en ik wil dat jij mij nodig hebt. Niets wat er gebeurd is heeft dat veranderd of zal dat ooit doen.'
Al die dagen van verdriet en opschudding hadden mijn behoedzaamheid ondermijnd. Ik drukte mijn lippen weer op zijn mond, voelde zijn seksuele opwinding. Zijn handen gingen omhoog, dwaalden onder het topje van mijn bikini en haalden het gemakkelijk weg. De koele lucht voelde weldadig op mijn hard geworden tepels, die gretig zijn mond en zijn tong verwelkomden. Ik kreunde zacht toen zijn lippen een spoor vormden naar mijn navel en verder omlaag, en hij voorzichtig het slipje van mijn bikini uittrok. Ik hoorde de vogels waarschuwend krassen, alsof de stemmen van mijn voorouders uit het hiernamaals weerklonken.
Maar ik kon niet ontkennen dat ik vaak over dit ogenblik gedroomd had, dat ik, meestal vergeefs, had getracht het uit mijn hoofd te zetten. Hij kwam in me terwijl hij herhaaldelijk mijn naam noemde, alsof het niet-zeggen ervan de magische zeepbel om ons heen uiteen zou doen spatten. Ik gaf me niet aan hem over, maar trok hem verder in me, verlangend dat hij alles van hemzelf zou afstaan, zijn ziel zou ontbloten, volkomen naakt en eerlijk zou zijn. Toen ik besefte dat ik niet meer terug kon, ging ik nog sneller en intenser te werk. De zee liet de boot op en neer dansen, alsof hij ons liefdesritme wilde evenaren. De wind ving gretig mijn kreten op en droeg ze over het water. We hielden elkaar zo stevig vast dat het leek of we probeerden letterlijk in elkaar op te gaan.
Ik hoorde mijn kreten van genot weergalmen door de gangen van genot en extase, die leidden naar mijn ziel. 'Delia,' fluisterde hij, 'Delia, ik hou van je.'
We lieten elkaar ook niet los toen het voorbij was. We bleven ineengestrengeld liggen tot we beiden weer normaal begonnen te ademen en ons hart weer zijn gewone ritme begon te herkrijgen. Toen draaide hij zich om, trok snel zijn zwembroek aan en gooide een handdoek over me heen. Ik sloot mijn ogen en ging op mijn zij liggen.
'Ontspan je,' zei hij. 'Ik vaar weer verder. Ik weet een perfect restaurant met een eigen aanlegsteiger. Dat is niet ver meer.'
Ik gaf geen antwoord en hield mijn ogen gesloten tot ik voelde dat de boot snel bewoog en harder begon te schommelen. Ik was blijven liggen in de verwachting mijn innerlijke stem te horen die me verwijten maakte, maar ik hoorde slechts de echo van mijn eigen genot. Ik glimlach nog steeds, dacht ik. Dit kan niet anders dan goed zijn.
Ik kleedde me aan en dronk wat water. Adan wenkte me om op de brug te komen. Hij stak zijn hand uit, en ik ging naast hem staan, uitkijkend over het water. Hij sloeg zijn arm om mijn schouders en trok me dichter naar hem toe.
'Gaat het goed?' vroeg hij, en gaf me een zoen op mijn wang.
Ik knikte, maar vroeg me af of hij kon voelen dat ik inwendig beefde.
'Ik heb honger,' zei hij. 'Jij ook?'
'Ja.'
'Ik hou echt van je, Delia.'
'St', yo lo creo.'
Ik geloofde hem werkelijk, en ik dacht niet dat ik lichtgelovig was of kwetsbaar door alles wat er gebeurd was. Ik had vertrouwen in mijn eigen gevoelens en in wat ik kon zien in zijn ogen.
Ik wist dat hij er op wachtte dat ik zou zeggen dat ik ook van hem hield, maar die woorden waren nog bezig zich te vormen. Hij zou geduld moeten hebben.
Ik ging naar beneden om de rest van mijn kleren aan te trekken toen we dichter bij het restaurant kwamen. Toen hielp ik hem de boot aan te meren, en we gingen van boord om te lunchen. In het restaurant was Adan was nog geanimeerder, enthousiasteren gelukkiger. Ik begon meer honger te krijgen naarmate ik tot rust kwam, en ik genoot van de lunch. Later leek ook de wind te zijn gaan liggen, en de zee was minder ruw. Hij vond het veilig genoeg om me te laten zien hoe ik moest navigeren om koers te houden. Toen hij erop vertrouwde dat ik wist wat ik moest doen, liet hij mij varen terwijl hij een dutje ging doen.
Het was stimulerend, en ik begon me af te vragen of ik niet toch voor dit leven in de wieg was gelegd. Het contrast tussen dit en het leven dat ik vroeger had geleid was groter dan ooit. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn als ik Adans jonge echtgenote was. Hoe zouden onze kinderen zijn? Zou ik net zo worden als tante Isabela, bezorgd over onze maatschappelijke positie, kleren en juwelen? Mijn leven in Mexico zou steeds meer op de achtergrond raken en net zoals de kust in de verte verdwijnen. Iedereen van wie ik had gehouden en die ik had verloren zou steeds dichter bij de derde dood komen.
Maar ik zou een gezin creëren en een nieuw leven, en ik zou alles wat ik gekoesterd had meenemen in dat nieuwe leven. Dat kan niet zo verschrikkelijk zijn, dacht ik. Oma Anabela placht te zeggen: 'En la casa de Ia rica, ella manda y ella .grita.' Door het huis van een rijke vrouw galmen haar geschreeuw en bevelen. Dat ging zeker op voor tante Isabela. Zou dat ook voor mij zo gaan? Was het belangrijk om belangrijk te zijn, gerespecteerd, gehoorzaamd? Zij bezat beslist geen liefde. Zou ik allebei kunnen hebben?
Ik keek naar Adan. Zelfs slapend, was hij zo knap als Adonis. Ik zou zeker door elke vrouw benijd worden. Sophia zou zelfs in staat zijn zelfmoord te plegen. Het was allemaal zo gecompliceerd. Hield ik eigenlijk wel van hem? Kwamen die woorden eindelijk in me omhoog, woorden die ik zou zeggen voordat de dag ten einde was? En in dat geval, hield ik dan van hem om wie hij was of wat hij was? Was zijn liefde voor mij zo sterk dat die het antwoord zou zijn op alle vragen, en alle problemen en verdriet uitwissen? Moest ik me gelukkig achten en er klaar mee zijn?
Als hij me die ring gaf op de dag van de diploma-uitreiking, zou ik die dan aannemen en aan mijn vinger schuiven of mijn hoofd schudden en zachtjes zeggen: 'Ik kan het niet. Nog niet.' In zijn ogen betekende uitstel afstel. Hij zou de ring terugnemen en mij misschien nooit meer aanbieden. Ik wist wat tante Isabela zou zeggen: 'Pak aan!'
'Hoe gaat het?' hoorde ik hem zeggen.
Ik was zo diep in gedachten verdiept, dat ik plotseling in paniek raakte toen ik zag dat ik uit de koers was geraakt.
'Sorry, ik lette niet goed op,' bekende ik.
Hij stond op, rekte zich uit en kwam weer terug bij het besturingspaneel.
'Wow,' zei hij lachend. 'Je moet hebben geslapen of gedagdroomd. Geeft niet,' voegde hij er snel aan toe. ik breng haar wel weer op koers.'
Hij nam het van me over, maar de wind stak weer op, en het werd een ruwe tocht. Hij bleef zich er voor verontschuldigen.
'Je hebt het weer niet in de hand, Adan,' zei ik.
'Nee, maar ik had niet zo ver moeten gaan. Het zal langer duren om terug te komen. Sorry. Ik zou maar gaan zitten,' voegde hij eraan toe toen hij zag dat ik onvast op mijn benen stond.
Terwijl hij wijdbeens aan het roer stond, kon ik vlak achter hem zitten en me vasthouden aan de armleuningen, zo erg schommelden we nu. De lucht was snel bewolkt geraakt. Ik begon het nu zelfs een beetje koud te krijgen.
'Verdomme,' mompelde hij. 'Ik wilde je niet op zo'n woeste tocht meenemen. Ik had naar Bill moeten luisteren.'
'Maar het was juist zo mooi.'
Hij keek achterom naar mij en ik bloosde. Ik bedoelde niet onze liefdesdaad, maar ik kon zien dat hij dat dacht.
'Ik zeg niet dat het het niet waard was,' zei hij, en draaide zich toen weer om naar het roer. Hij keek naar zijn instrumenten en schudde zijn hoofd.
'Wat is er?' vroeg ik. De harde wind en de hoge golven begonnen me angst aan te jagen.
'We gaan minder snel dan de toerenteller aangeeft. Soms pak je iets op en sleept dat achter je aan, bijvoorbeeld zeewier, of zelfs een oud net van een vissersboot. Ik ga naar achteren om het te controleren, Delia. Ik wil graag dat jij het roer overneemt en recht vooruitvaart, oké?'
Ik knikte. Toen ik opstond viel ik door het hevige schommelen weer terug op de stoel. Hij hield mijn arm vast toen ik weer opstond en hielp me achter het roer.
'Hou je stevig vast,' zei hij. 'Het komt in orde. Wees maar niet bang.'
'SC zei ik.
Hij zette zich schrap, klom voorzichtig de korte ladder af en begaf zich naar het achterdek. De wind rukte aan zijn blazer en blies zijn haren overeind. Ik maakte me ongerust over hem, dus bleef ik achteromkijken. Op een gegeven moment verloor hij zijn evenwicht, maar hield zich overeind aan de zijkant van de boot.
'Adan!'
Hij zwaaide naar me.
'Niks aan de hand,' riep hij, en boog zich over de reling om het roer en de schroeven te controleren.
Ik stond half omgedraaid naar hem te kijken. Ik liet het roer met mijn rechterhand los, juist toen een hoge golf tegen de zijkant van de boot sloeg. Nu was ik degene die mijn evenwicht verloor en ik voelde dat ik naar rechts viel. Wanhopig greep ik naar het roer, en toen ik het te pakken kreeg, maakte het een scherpe draai. De boot draaide mee.
Adan leek op te stijgen van het dek, zoals de meeuw eerder van de reling was opgevlogen. In een poging te voorkomen dat hij overboord viel, greep hij naar, zoals ik later hoorde, het dolboord, en sloeg er hard met zijn hoofd tegenaan. Hij viel ogenblikkelijk terug op het dek.
'Adan!'
Ik richtte me op en klampte me aan alles vast wat ik maar te pakken kreeg. Haastig klom ik de ladder af en ging naar hem toe. Hij had zich niet bewogen sinds hij zijn hoofd had gestoten. Ik viel op het dek naast hem en schudde hem heen en weer. Zonder iemand aan het roer, schommelde en stuiterde de boot hevig.
'Adan! Adan!'
Zijn ogen waren gesloten, zijn gezicht was vertrokken van pijn, maar hij kwam niet bij bewustzijn. Toen ik een straaltje bloed langs zijn schedel zag lopen, raakte ik nog meer in paniek. Ik wist dat ik terug moest naar het roer. De zee slingerde ons heen en weer alsof we een stuk speelgoed waren. Kruipend op handen en voeten wist ik terug te komen bij de ladder en klom haastig omhoog naar de brug.
Toen ik het roer beetpakte, spreidde ik mijn benen, zoals ik hem had zien doen, en wist de boot te stabiliseren. Ik had geen idee welke kant ik op moest om naar de kust te komen, maar ik draaide scherp naar rechts. Ik zocht een manier om te beletten dat het roer zou draaien als ik terugging naar Adan, maar ik wist niets te verzinnen.
De tranen stroomden langs mijn wangen, tranen van paniek, niet van droefheid. Ik kreunde en bad. Plotseling zag ik een andere boot in de verte en draaide in die richting. Ik wist dat de mensen aan boord te ver weg waren om mijn kreten te horen, die trouwens toch verloren zouden gaan in de wind. Gelukkig voeren ze in onze richting, dus kwamen we eerder bij elkaar. Maar het leek een eeuwigheid te duren.
Adan had zich nog steeds niet bewogen. Ik kon zien dat het straaltje bloed nu een duidelijke rode streep vormde langs zijn slaap en over zijn wang. Hoe kon dit allemaal zo gauw zijn gebeurd? Ik klaagde luidkeels, alsof een of andere god van de zee me zou kunnen horen en alles herstellen. Het was niet eerlijk.
Toen ik de mensen op de andere boot duidelijk kon zien, zwaaide en gilde ik. Iemand wees naar me en toen keek iedereen mijn richting uit.
'Adan is ernstig gewond!' schreeuwde ik, alsof ik geloofde dat iedereen ter wereld wist wie hij was. Ik wees naar hem, maar ze konden hem onmogelijk al zien.
Ik luisterde naar een lange man in een donkerblauw hemd en broek, en volgde zijn aanwijzingen om vaart te minderen. Hij riep dat ik de boot stabiel moest houden, en even later waren ze dicht genoeg bij om hun roeibootje te laten zakken. De man stapte in en voer naar onze boot. Zodra hij aan boord was, voelde ik alles om me heen draaien. De opwinding en paniek waren me te veel geweest. Hij pakte mijn arm vast, maar ik zakte ineen.
Toen ik bijkwam, zag ik dat er nog een andere man op onze boot was, kleiner en gezet. Een vrouw stond naast hem. Ze waren erin ge- slaagd Adan op het grote kussen te krijgen dat op het dek lag. De vrouw kwam onmiddellijk naar me toe. Ze had lang rood haar en sproeten op haar wangen en zelfs haar kin.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ze toen ik overeind kwam.
'Hij sloeg met de zijkant van zijn hoofd tegen het ijzer,' was het enige wat ik uit kon brengen, voordat mijn keel werd dichtgeknepen.
'Rustig aan,' zei ze. 'We zullen jullie allebei terugbrengen. Felix, mijn man,' ze knikte naar de man die aan het roer stond, 'zal jullie boot besturen. Mijn zoon is op die van ons. Kom, ik zal je op de matras helpen naast je... man?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, een vriend.'
'Goed, kind, steun maar op mij.' Op de een of andere manier bracht ze me naar Adan, en kon ik me naast hem uitstrekken. Zijn ogen waren nog gesloten, maar ze hadden zijn hoofd verbonden om het bloeden te stoppen. Ik pakte zijn hand en ging toen liggen en sloot mijn ogen.
Straks, dacht ik, word ik wakker uit deze nachtmerrie. Please, mi dios, bad ik, maak dat het niet meer dan een nachtmerrie is.
Misschien viel ik weer in slaap. Ik kan het me nu niet herinneren, maar toen ik mijn ogen weer opende naderden we de steiger. Ze hadden een deken over Adan heen gelegd. Hij zag er niet uit of hij het koud had, maar ik dacht dat hij, zoals hij er nu aan toe was, niet zou weten of hij dat was of niet. Ze hadden via de marifoon onze komst gemeld, dus toen we aanmeerden, zag ik ambulancepersoneel wachten. Een ziekenauto stond vlakbij geparkeerd.
'Het komt wel in orde,' zei de vrouw. 'We zijn er bijna, lieverd.'
Ze gaf een kneepje in mijn hand. Ik keek naar Adan en bad dat ze gelijk had.
Toen we hadden aangelegd, kwamen het ambulancepersoneel snel aan boord. Ze vroegen me wat er gebeurd was en terwijl ze bezig waren hem van boord te halen gaf ik een korte beschrijving van Adans ongeluk. Ik huilde zo hard dat ik niet zeker wist of ze mijn uitleg wel begrepen. Ik weet dat ik mezelf de schuld gaf. Als ik mijn evenwicht niet had verloren... als ik niet te hard aan het roer had gedraaid...
'Ben je zelf nog gewond geraakt?' vroeg de ziekenbroeder.
Ik liet hem mijn handen zien. Ik voelde een brandende pijn omdat mijn handpalmen geschaafd waren toen ik wanhopig de ladder op wilde klimmen naar de brug.
'Die verzorgen we wel. Maak je geen zorgen. Doe het rustig aan,' zei hij. 'Houd je kalm.'
'Gracias,' zei ik.
Ik keek toe terwijl ze Adan op een stretcher vastgespten, zodat hij zijn hoofd en hals niet kon bewegen, en hem voorzichtig optilden. Op de steiger stonden ze met een andere stretcher met wielen. Ik wankelde toen ik opstond. De vrouw met het rode haar hield mijn arm vast en hielp me van de boot.
'Hoe gaat het?' vroeg iemand van het ambulancepersoneel me.
Ik schudde slechts mijn hoofd. Ik voelde me nu misselijk en erg duizelig. Ik haalde diep adem om te beletten dat ik bewusteloos zou raken.
'Kom,' zei hij, en pakte me bij mijn arm. 'We nemen je mee om je te onderzoeken.'
Hij bracht me naar de ambulance. Ik zag dat ze Adan erin schoven, en daarna hielpen ze mij instappen en lieten ze me zitten terwijl een van de ziekenbroeders Adans vitale functies begon te controleren. Even later reed de ambulance weg.
Voor ik mijn ogen dichtdeed en achteroverleunde, keek ik even door het achterraam en zag dat een kleine menigte zich op de kade had verzameld. De roodharige vrouw en haar man vertelden iedereen wat er gebeurd was.
Mi dios, dacht ik, ik had ze niet eens bedankt.