16

Ontsnapping

Huiswerk, het studeren voor examens vóór onze vakantie, hielden me de komende tien dagen bezig. Adan had het ook drukker, want de campagne van zijn vader kwam in een hoger tempo. Hij reisde de hele staat door met zijn vader en moest tegelijkertijd zijn eigen zaken behartigen. Edward en Jesse kwamen weer op bezoek en gingen uitvoerig in op onze reis die nu onze geheime ontsnapping was geworden. Sophia hing om ons heen, als een soort buizerd wachtend op iets, een fout, een opening die haar de kans zou geven een van ons plotseling aan te vallen, maar we waren allemaal op onze hoede. Tante Isabela's woede op de avond van Sophia's zwemfeest minderde niet veel naarmate de tijd verstreek. Ze weigerde haar nog steeds elk privilege en belette haar na school of in de weekends haar vriendinnen te zien. Het maakte haar zuur en chagrijnig, maar tante Isabela leek vastbesloten haar dit keer te temmen. Ze bleef haar herinneren aan het alternatief.

'Wees nog één keer ongehoorzaam, Sophia, en je bent hier weg. Ik maak geen gekheid. De inleidende stappen zijn al gedaan. Je weet dat ik hooggeplaatste vrienden heb bij de rechterlijke macht die je goed onderhanden kunnen nemen.'

Sophia wist maar al te goed wat er gebeurd was met die jongen, Philip Deutch. Hij was een soort legende op onze school, die door meer dan één ouder van tijd tot tijd gebruikt werd om een kind mee te dreigen. Het was zoiets of ze zeiden dat de boze heks ze mee zou nemen. Hij doemde bij hen op als toonbeeld van een straf die zo streng was dat het sommige leerlingen nachtmerries bezorgde, onder wie, denk ik, Sophia. Tante Isabela herinnerde haar eraan dat ze al voor de jeugdrechter was verschenen. Ze had een zogenaamd strafblad en was een goede kandidaat voor strengere straffen.

Ze kromp ineen en deinsde terug, maar als een in de hoek gedreven rat wachtte ze geduldig op haar kans. In die tien dagen was ze niet onaangenaam tegen me, maar haar vriendelijkheid en soms overdreven lieve gedrag deden me nog meer op mijn hoede zijn. En altijd was Fani er, die als een mantra mijn geheugen bleef opfrissen, me waarschuwde.

Omdat ik geen woord meer had gezegd over Mexico, kwam tante Isabela niet meer op het onderwerp terug. Edward en Jesse wisten voortreffelijk de schijn op te houden dat we het idee hadden laten varen. Als ze thuis waren, praatten ze over hun universitaire activiteiten, hun colleges en plannen voor andere reizen. Ik vond Edward vriendelijker dan ooit tegen zijn moeder, terwijl hij achter haar rug naar me knipoogde. Ik voelde me een bedriegster, maar ik had geen andere keus. Ik droeg het kruis en de brief van senora Davila vlak bij mijn hart. Ik droomde ervan dat ik beide aan Ignacio zou overhandigen als ik hem eindelijk weer zou zien. Elke avond las ik zijn briefje waarin hij de cantina beschreef waar we elkaar zouden ontmoeten. Ik memoreerde elke letter in elk woord, zelfs de manier waarop hij ze vormde met de gebogen lijnen in de S en de enigszins schuinlopende streepjes door de T.

Ik zat zelfs te beven op de laatste schooldag voor de vakantie. Iedereen was opgewonden en enthousiast over de komende vrije tijd. De meesten gingen ergens heen met hun ouders. Tante Isabela opperde dat idee zelfs niet. Ze was nu nog meer betrokken bij senor Bovio's campagne en was met hem aanwezig op een aantal bijeenkomsten en feestelijkheden. Ze was van plan er nog meer bij te wonen. Adan geloofde nog steeds dat ik met mijn neef en zijn vriend naar Mexico ging met goedkeuring van mijn tante. Hij sprak niet over afspraken of diners tijdens de vakantie, en ik had de indruk dat hij het zo druk had met nieuwe verantwoordelijkheden, dat hij zelfs dankbaar was dat ik er in die tijd niet zou zijn.

Gelukkig werd tante Isabela zo afgeleid door de voorbereidingen voor een cocktailparty dat ze niet merkte hoe zenuwachtig ik was. Sophia keek me tijdens het eten achterdochtig aan omdat ik bijna geen hap naar binnen kon krijgen. Ik vertelde haar dat ik me niet lekker voelde omdat ik net ongesteld was geworden. Ze accepteerde dat excuus onmiddellijk. Als Sophia ongesteld was, gedroeg ze zich alsof de wereld verging. Ze kermde en jammerde over haar krampen en pijn, en maakte het personeel het leven onmogelijk. Tante Isabela vond het vreselijk er iets over te horen.

Na het eten pakte ik een kleine tas met wat noodzakelijke spullen. Het plan was dat ik om drie uur 's nachts weg zou sluipen en naar de hoofdweg zou lopen, waar Edward en Jesse op me zouden wachten. Dan zouden we naar de luchthaven in San Diego rijden, waar ze een rechtstreekse vlucht naar Mexico hadden geboekt. Ze hadden een huurauto gereserveerd, en Jesse had de route uitgewerkt. We zouden vóór het donker in mijn dorp zijn en onze intrek nemen in het kleine hotel.

Alsof ze voelde dat er iets stond te gebeuren, kwam Sophia twee keer bij me binnen. Gelukkig lag ik beide keren in bed. Ik had wel niet de hoofdpijn en de krampen die ik haar had beschreven, maar ik was zo gespannen dat het me beter leek om stil te blijven liggen tot het uur van vertrek. Het feit dat ik in bed lag stelde haar teleur en verveelde haar.

'Komen Edward en Jesse tenminste nog hierheen?' vroeg ze.

'Ik denk het niet,' zei ik. 'Ik geloof dat ze een trektocht gaan maken met vrienden.'

Ze grijnsde sceptisch. 'Mijn moeder weet niets van een trektocht.'

'Misschien weet ze het wel en heeft ze het gewoon niet gezegd,' merkte ik zo achteloos mogelijk op. 'Misschien vindt ze dat het jou of mij niets aangaat.'

'Ik geloof je niet,' zei ze ten slotte. 'Je hebt te goed leren liegen.'

Ik keek haar aan en schudde mijn hoofd. Ze ging weg, en toen ze een tweede keer terugkwam hield ik me slapend. Maar ze liet de deur van haar kamer wijd openstaan. Ik twijfelde er niet aan of ze zou de hele avond en nacht mijn deur in de gaten houden. Ik hoopte dat ze verveeld zou raken en in slaap zou vallen. Ik deed mijn deur net ver genoeg open om erdoor te kunnen glippen. Ik bewoog me zo stil mogelijk. Sophia's lamp brandde, maar ik kon ook het flikkerende licht van de televisie zien. Ik was dankbaar voor het dikke tapijt op de trap. Blootsvoets sloop ik zachtjes de trap af naar de voordeur. Ik deed die pas open toen ik heel zeker wist dat er niemand in de buurt was. Toen opende ik hem op een kier en gleed als een zucht naar buiten.

Mijn hart bonsde zo hard dat ik bang was dat ik flauw zou vallen en in de ochtend gevonden zou worden bij de ingang. Lopend over de oprijlaan bleef ik zoveel mogelijk in de schaduw. Toen ik bij het hek was, opende Edward het met de afstandsbediening in zijn auto. Jesse hield het achterportier voor me open, en zonder iets te zeggen stapte ik in. Niemand van ons zei trouwens iets voordat het landgoed een eind achter ons lag.

'Iemand achterdochtig?' vroeg Edward.

'Sophia. Ze bleef maar vragen stellen. Ze vroeg ook naar jullie.'

'Logisch. Ze is zelf zo stiekem dat ze een goeie neus heeft voor alles wat stiekem is,' zei Edward. 'Maar je weet zeker dat niemand je heeft zien vertrekken?'

'Ja. Heel zeker.'

'Goed. Dan zijn we op weg. We hebben de eerste ochtendvlucht. Tegen de tijd dat ze beseft dat je weg bent, zijn we al halverwege Mexico City.'

'Ze zal me haten,' zei ik.

'En hoe!' vulde Jesse aan.

Edward knikte. 'Ze zal een tijdje woedend zijn, maar zoals ik al zei, mijn moeder hangt niet graag de vuile was buiten, vooral nu niet. Ze zal razen en tieren en het dan vergeten. Ze zal proberen het je te doen berouwen dat ze met twee onberaden tienermeiden te kampen heeft. Geloof me, ze zal het slachtoffer uithangen.'

'Maar toch, stel het niet te mooi voor, Edward. Isabela Dallas zal ons niet met fluwelen handschoenen aanpakken,' zei Jesse.

'Het zal veel geschreeuw en weinig wol zijn,' hield Edward vol en keek verwijtend naar Jesse. 'Maak je geen zorgen, Delia. Geniet van de reis en begin maar vast te denken aan alle plekjes en dingen die je ons wilt laten zien. Ga voorlopig maar liggen en probeer wat te slapen.'

'Si',' zei ik en ging languit op de achterbank liggen. Ik deed mijn ogen dicht, niet beseffend hoe moe ik was van alle spanning. Even later sliep ik. Ik werd wakker toen ik Jesse hoorde zeggen dat we het parkeerterrein van de luchthaven naderden.

'Vanaf hier nemen we de shuttlebus,' zei hij toen ik rechtop ging zitten en de slaap uit mijn ogen wreef.

Toen we hadden geparkeerd en op de shuttle wachtten, had ik het gevoel dat we drie schaduwen waren geworden. Zij waren ook moe. Niemand zei iets. Ten slotte kwam de bus en reden we naar de terminal. Edward gaf me mijn vliegticket en we checkten in. Lang hoefden we niet te wachten op het boarden, maar op de stoel bij de gate viel ik bijna weer in slaap.

Toen we in het vliegtuig op onze stoelen gingen zitten, rilde ik van angst. We waren echt op weg. We konden niet meer terug. Edward drukte zachtjes mijn hand om me gerust te stellen. Ik geloofde niet dat ik mijn ongerustheid goed wist te verbergen. Ik bleef naar de deur van het vliegtuig kijken; ik verwachtte dat er elk moment politiemensen aan boord zouden komen om ons drieën geboeid weg te voeren. Maar de deur ging dicht en de piloot richtte zich tot de passagiers. Het toestel reed naar de startbaan. Ik klemde de armleuningen vast en sloot mijn ogen toen het vliegtuig opsteeg. Ik probeerde me te concentreren op beelden van Ignacio.

'Ga nog even slapen,' fluisterde Edward en sloot zelf zijn ogen. Jesse sliep al. Ik knikte en deed wat hij zei.

Ik sliep tot er werd omgeroepen dat de daling werd ingezet naar het vliegveld in Mexico City. Ik kon nog net naar het toilet, bette mijn gezicht met koud water en keerde terug naar mijn plaats. Ik zag de opwinding in het gezicht van Edward en Jesse.

'Welkom in Mexico,' zei Edward schertsend toen de wielen de grond raakten.

Haastig verlieten we het vliegtuig toen de deuren opengingen. Net als ik hadden ze alleen een kleine reistas bij zich, dus hoefden we niet naar de bagageband. We gingen meteen naar de balie van de autoverhuur, waar Edward en Jesse de papieren invulden. Weer een shuttlebus bracht ons naar de plek waar onze huurauto stond. Ze hadden een grote suv gehuurd.

Het was een beetje mistig toen we wegreden van de luchthaven, maar op weg naar het westen klaarde de lucht op. Campesinos liepen aan de kant van de weg naar hun werk op de grote boerderijen, vrouwen en kinderen liepen mee, sommigen met een ezel, sommigen met een kleine kar met groenten die ze op de markt wilden verkopen. We reden langs cantinas, markten en dorpen met een plein vóór de kerk, net als in mijn dorp. Het voerde me terug in de tijd tot ik het gevoel had dat ik nooit was weggeweest. Er waren maar een paar minuten nodig om me te doen beseften hoeveel ik van mijn land hield en, ondanks alle ontberingen, van mijn leven met mijn familie in ons arme dorp. Ik kwam ogen tekort, en ze werden algauw vochtig van de tranen.

Edward en Jesse wilden van alles weten.

'Wat is precies een campesino?' vroeg Jesse.

'Plattelandsmensen die een klein stukje grond hebben maar niet genoeg om zichzelf en hun gezin in leven te houden. Ze moeten op de grote boerderijen werken, maar zijn toch trots op hun bezit,' voegde ik er snel aan toe, 'ook al zouden ze in Amerika lachen om wat ze bezitten.'

'Ik denk dat het bezit van een auto hier iets bijzonders is,' merkte Edward op.

'Het is meestal niet ver van hun werk en hun casas. In het dorp vinden ze hun ontspanning, hun godsdienst, hun school.'

Kleine kinderen zwaaiden naar ons toen we langsreden, en Jesse zwaaide terug.

'Ze kijken verbaasd als ze ons zien. Er komen hier kennelijk niet veel toeristen, hè?' vroeg Edward.

'Nee. Op sommige plaatsen spreken ze zelfs überhaupt geen Engels.'

'Het is nooit helemaal tot me doorgedrongen wat een enorme veranderingen er in je leven hebben plaatsgegrepen,' zei hij.

'Si.' Ik kon de droeve klank in mijn stem niet onderdrukken.

'Je hebt het voortreffelijk gedaan, Delia,' zei Jesse. 'Je hoort trots te zijn op jezelf.'

Ik glimlachte naar hem. 'Gracias.'

Iedereen had honger, dus stopten we bij een cantina langs de weg en aten een paar zachte taco's en bonen. Ze dronken allebei een flesje Mexicaans bier, en toen reden we weer verder. Het tempo vertraagde toen de wegen smaller werden en bestonden uit gebroken macadam, gravel en hier en daar modder. Edward was blij dat ze besloten hadden een suv te huren en niet een of andere chique auto. De nieuwe wegen waren zonder enige regelmaat aangelegd. Soms reden we kilometers over goede wegen en dan kwamen we weer op de oude kapotte route.

Eindelijk begon ik de omgeving van mijn dorp te herkennen. Ik ging rechtop zitten met hernieuwde energie en enthousiasme. Ik kwam thuis... en zelfs al leefden mijn ouders en oma niet meer, toch verheugde ik me erop naar onze casa te gaan en door dezelfde straten te wandelen. Natuurlijk zou ik zo gauw mogelijk naar het kerkhof gaan.

'Is het hier?' vroeg Edward toen we dichterbij kwamen.

'Si. Es todo. Dit is alles,' zei ik glimlachend.

Jesse draaide zich naar me om. 'Grappig dat je prompt in Spaans vervalt,' zei hij. 'Je bent echt thuisgekomen.'

'Si', Jesse. Estoy en casa otra vez. Ik ben weer thuis.'

Ik vertelde hun waar het Hotel Los Jardines Hermosos was. Toen we er in de buurt kwamen reden we langs de menudo-zaak van senora Rubio en ik moest glimlachen bij de gedachte dat ik bijna met haar zoon was getrouwd. Ignacio had me gered en nu kwam ik terug in de hoop hem te redden.

'Dit is ons dorpsplein,' zei ik toen we er heen reden. 'De hele avond is er muziek en eten. Je zult het vanavond zien. Daar is onze kerk.'

'Dat is nogal duidelijk,' zei Jesse lachend.

'Plaag haar niet,' zei Edward, knipoogde toen en voegde eraan toe, 'te veel.'

Ze lachten allebei naar me.

'Ik wil het huis zien waarin mijn moeder heeft gewoond. Ik heb een camera meegebracht,' zei Edward. 'Ik ben van plan de foto te laten vergroten tot posterformaat en aan de muur in de zitkamer te hangen.'

'Ze vermoordt je,' zei Jesse. Edward keek hem met een ondeugende glimlach aan.

Toen ze het hotel zagen, begonnen ze weer te lachen.

'En jij moest zo nodig reserveren,' bracht Edward hem in herinnering.

'Stop alsjeblieft, Edward,' riep ik.

'Wat is er?' vroeg hij terwijl hij stopte.

'Die twee vrouwen die naar ons kijken. Dat zijn de gezusters Paz, vriendinnen van oma Anabela.'

Ik draaide het raampje open en zwaaide naar hen. Ze staarden me even verbaasd aan en legden toen tegelijk hun hand op hun hart.

'Delia?' zei senora Paz, die langzaam naar ons toekwam.

'St, cómo esta, senora Paz?'

'Mi dios,' zei haar zuster Margarita. 'Es Delia.'

Ze keken naar me alsof ik een geest was.

'Je bent nu een volwassen vrouw,' merkte senora Paz op.

Ik stelde Edward en Jesse aan hen voor en legde uit dat we hier met vakantie waren. Ik wist dat ze een hoop vragen hadden, dus beloofde ik bij hen op bezoek te komen.

'Ben jij een volwassen vrouw?' vroeg Edward plagend.

'Ze hebben me alleen als jong meisje gekend. Ze hebben me geholpen toen ik...' Ik zweeg.

'Was weggelopen?' vroeg Edward.

'St?

'Maar, net als Batman en Robin, kwamen wij je te hulp,' zei Edward schertsend.

'Je moeder noemt jullie de Lone Ranger en Tonto.'

Ze lachten en we stopten voor het hotel. De eigenaars, senor Agu- lar en zijn vrouw, Teresa, herkenden me natuurlijk, en net als de gezusters Paz zeiden ze dat ik er zo volwassen uitzag. Ze gaven ons de twee beste kamers van de zes, beide met uitzicht op de hoofdstraat. Geen van de kamers had een badkamer, maar er waren er twee in de gang, en op het ogenblik, zoals meestal, waren er geen andere gasten in het hotel. Ze leefden voornamelijk van de kleine cantina. De prijs van de kamers in Amerikaanse dollars deed Edward en Jesse glimlachen, vooral toen ze hoorden dat het ontbijt erbij inbegrepen was.

'Drie lattes bij Starbucks kosten meer,' zei Jesse. 'Misschien zouden we er eens over moeten denken hier wat onroerend goed aan te schaffen.'

Ze lachten nu om alles, en zelfs al had ik dat verwacht, toch ergerde het me een beetje.

'Dit is geen Palm Springs,' zei ik, 'maar je zult de mensen niet minder vriendelijk vinden.'

'Ze heeft gelijk,' zei Edward. 'Bovendien kom ik ook hiervandaan. Laten we meteen naar het huis gaan, Delia.'

Snel installeerden we ons in onze kamers en gingen toen naar buiten.

'Waar is de school?' vroeg Jesse.

'Daar,' zei ik, achter ons wijzend. 'We kunnen er later naartoe, als je wilt.'

Toen we op het dorpsplein kwamen, vertelde ik dat ik als kind geloofde dat de gebeden in de kerk door de torenspits rechtstreeks omhooggingen naar Gods oren.

'Misschien is dat wel waar,' zei Edward.

'Zie je wat die jongen eet?' vroeg ik, knikkend naar een kleine jongen die genoot van een in chocolade gedoopte churro. 'Het is gewoon in chocola gedoopt gebakken deeg, maar het is verrukkelijk. Jullie zullen er een moeten eten voor we weggaan.'

We liepen langs de menudo-zaak, en ik zag senora Rubio's zoon, Pascual, bezig met een klant. Hij was nog dikker geworden. Ik kon me nu moeilijk voorstellen dat ik bijna met hem getrouwd was. Edward en Jesse merkten niet dat ik omkeek en mijn hoofd schudde. Ze bekeken alles alsof ze rondwandelden in Disneyland.

We liepen door de ongeplaveide straat naar de casa van mijn familie. Er was nog steeds geen gazon of zelfs maar wat gras voor het huis te bekennen, niet meer dan wat struikgewas, grassprieten, stenen en de restanten van de verbleekte roze-met-witte fontein, waar geen water meer uit kwam, behalve als het hard regende. We hadden hem niet verkocht of weggehaald, omdat hij een engel had in de top en oma Anabela geloofde dat als je een replica had van een engel in of rond je huis, de echte engelen langs zouden komen en je zegenen.

'Hier is het, Edward,' zei ik.

Hij en Jesse bleven staan en staarden een tijdje naar het kleine huis, voordat Edward zijn camera tevoorschijn haalde.

'Ik kan me niet voorstellen dat Isabela Dallas hier gewoond heeft,' mompelde Jesse. 'Eigenlijk ook niet dat jij hier woonde, Delia.'

'Toch is het zo, Jesse, en ik vond niet dat ik het zo slecht had. Deze casa is een van de mooiste in het dorp. Mijn oma en ik hadden onze eigen slaapkamer.'

'Je bent een opmerkelijk meisje,' zei hij.

Edward was het met hem eens, nam nog een paar foto's en stelde toen voor, in verband met de tijd en de hitte, om terug te keren naar het hotel en de cantina, en wat cerveza te drinken.

'Ik wil vanavond naar het dorpsplein om de muziek te horen en de mensen te zien, de handwerkslieden, alles. En we moeten ook wat shoppen en een paar mooie cadeaus kopen voor Sophia en mijn moeder.'

Al die tijd probeerde ik een manier te bedenken om bij hen weg te komen, zodat ik Ignacio kon ontmoeten in de cantina, iets ten noorden van het dorp. Ik dacht dat ik met het excuus kon komen dat ik een paar oude vriendinnen wilde bezoeken. Ik zou zeggen dat ze zich toch maar zouden vervelen, en ik dus beter alleen kon gaan, waarna we elkaar weer zouden ontmoeten op het dorpsplein.

Ik wachtte tot het donker begon te worden en ze ontspannen waren door het bier. Geen van beiden had bezwaar. Edward zei dat ik alle vrijheid had om te doen wat ik wilde.

'Ik weet dat je graag alleen naar het kerkhof gaat, Delia. Maak je geen zorgen over ons. Wij amuseren ons kostelijk.'

Ik ging naar mijn kamer en trok de jurk aan die ik had meegenomen voor mijn ontmoeting met Ignacio. Nu ik hem echt over een uur zou zien, beefde ik van opwinding en zenuwen. Zou hij me veranderd vinden? Zou ik hem teleurstellen in plaats van gelukkig maken? Zou ons weerzien triest zijn of fantastisch? Had ik er goed aan gedaan om hier te komen of had ik moeten wachten tot hij terugkwam?

Ik klopte op de deur van Edward en Jesses kamer en zei dat ik ze later op het plein zou zien.

'Als jullie honger krijgen, wacht dan niet op mij,' zei ik.

'We wachten op je,' zei Edward vastbesloten. 'We hebben ons rond gegeten aan de chips en salsa en wat empanadas in de cantina van het hotel.'

'Oké,' zei ik. 'Tot straks.'

Ik ging haastig weg. Het zou een lange wandeling zijn, en ik zou langs het kerkhof komen. Ik besloot daar op de terugweg heen te gaan.

Onder het lopen zag ik sommige vriendinnen en een paar jongens die ik gekend had, maar ik ging niet naar ze toe. Ik wilde niet dat mijn weerzien met Ignacio door iets werd uitgesteld. Het tasje met het kruis dat zijn moeder me voor hem had gegeven, en haar brief, hield ik stevig vast.

Toen de cantina in zicht kwam, begon mijn hart weer te bonzen. Mijn benen leken van elastiek en mijn maag draaide rond. Ik zag een paar trucks en een paar auto's maar geen Ignacio. Als hij eens niet had kunnen komen? Hoe moest ik dat weten? Hoe zou hij me bericht kunnen sturen? Hoe lang kon ik wachten? Waarom stond hij niet buiten op de uitkijk?

Toen ik dichterbij kwam, zag ik mannen en vrouwen en een paar kinderen die buiten voor de cantina zaten te eten, maar Ignacio zag ik niet. Mijn hart zonk in mijn schoenen. Ik was helemaal hierheen gekomen om te worden teleurgesteld, en ik zou het kruis en de brief van zijn moeder weer mee terug moeten nemen. Ik keek naar binnen, maar ik zag hem nog steeds niet. Een tijdje bleef ik voor de ingang staan en tuurde in beide richtingen de straat af. Niemand leek ook maar enigszins op hem.

Plotseling voelde ik dat iemand mijn middel aanraakte. Ik draaide me om en keek in zijn lachende gezicht.

ignacio!' riep ik uit. 'Waar was je?'

'Ik zat achterin naar je te kijken.'

We staarden elkaar even aan en toen omhelsde hij me.

'Je bent mooier dan ik me herinner,' zei hij. 'Het leven in Amerika heeft je goed gedaan.'

'En jij ziet er ouder uit, volwassenen''Je groeit óf sneller op, óf je gaat dood als je de wanhoop nabij bent,' zei hij.

'Ik heb dit voor je meegebracht van je moeder,' zei ik voor ik het vergat, en overhandigde hem het kruis en de brief.

Hij bekeek het kruis en schudde zijn hoofd. 'Ze bewaarde dit voor mijn huwelijk.'

'Ze denkt dat je het nu nodig hebt,' zei ik. 'Ze vond het erg belangrijk dat ik het voor je meenam, samen met haar brief.'

'St. Dus,' begon hij, 'hoe lang...'

Hij zweeg, en de uitdrukking op zijn gezicht veranderde snel in geschoktheid en angst. Ik wilde weten wat hem zo bang had gemaakt en draaide me om. Ik slaakte een zachte kreet. Schijnbaar uit het niets verschenen zes politiemannen. Politieauto's scheurden door de straat.

Ignacio keek me zo beschuldigend aan dat ik geen woord kon uitbrengen. Ik kon alleen maar mijn hoofd schudden.

'Wat heb je hiervoor geruild? Wat geeft je tante je hiervoor?' vroeg hij.

'Nee! Ik heb niets gedaan. Ik -'

Twee agenten renden op hem af en pakten zijn armen.

'Ignacio Davila, je staat onder arrest. Je wordt gezocht wegens moord in de Verenigde Staten.'

'Nee! Dat is niet waar! Het was geen moord!' gilde ik.

Ze duwden me opzij en deden hem de handboeien aan. Het kruis en de brief van zijn moeder vielen op de grond. Niemand bleef staan om ze op te rapen, dus deed ik het. Ik liep hen achterna.

'Ignacio!' schreeuwde ik toen ze hem naar de politieauto's brachten.

Hij draaide zich om en keek naar me met zo'n pijnlijk vertrokken gezicht, dat ik dacht dat mijn hart letterlijk zou breken.

'Dat heb ik niet gedaan! Ik zweer het je, Ignacio! Het kruis en de brief van je moeder.' Ik hield ze omhoog.

'Neem ze mee terug!' riep hij.

Ze duwden hem achter in een politieauto. Ik wilde naar hem toe.

Een politieagent pakte me bij mijn arm.

'Je zult met ons mee moeten,' zei hij. Ik werd naar een andere auto gebracht, maar zonder handboeien. Ik stopte gauw het kruis en de briefin mijn tasje. Ze reden me naar het plaatselijke politiebureau en brachten me naar een klein kamertje, waar twee stoelen en een tafel stonden. Er werd me gezegd dat ik moest wachten. Intussen zocht ik in mijn tas naar een paar papieren zakdoekjes om de tranen van mijn wangen te vegen, en besefte plotseling dat er iets ontbrak.

Waar was het briefje dat Ignacio me via zijn moeder had gestuurd, het briefje dat ik zo vaak had gelezen voor we naar Mexico gingen?

Een kil besef maakte zich van me meester.

Sophia, dacht ik. Sophia had het gevonden, maar geen woord gezegd. Ze had ons weg laten gaan, en had het toen verteld. Waarom had ik het niet gemerkt? Waarom had ik niet gezien dat het weg was? Waarom had ik het niet verscheurd zoals Ignacio's vader alle correspondentie van hem had verscheurd? En dit was het gevolg van mijn nalatigheid.

Ik liet mijn hoofd op mijn armen rusten en huilde.

Ignacio zou me nooit geloven.

Erger nog, zijn ouders misschien ook niet.

Bijna een uur later ging de deur open en Edward en Jesse kwamen binnen met een politieagent. Ze keken me allebei vol ongeloof aan.

'Hij is nog in leven?' zei Edward. 'Al die tijd leefde hij en jij wist het?'

Ik haalde diep adem en knikte.

'En je hebt ons deze reis laten maken alleen om hem te kunnen ontmoeten?'

'Nee, niet alleen -'

'Je hebt ons gebruikt,' zei hij.

'Nee, Edward. Dat mag je niet denken.'

'Wat moeten we anders denken, Delia? Al dat bedrog. Dit is heel, heel ernstig.'

Ik begon te huilen.

'Waarom heb je ons niet vertrouwd met de waarheid, Delia?'

'Ik... ik was bang dat jullie ook moeilijkheden zouden krijgen, Edward, jullie allebei.'

'En wat denk je dat we nu hebben?' Hij knikte naar de agent. 'Ze denken dat we het wisten en dat we je speciaal hiernaartoe hebben gebracht om hem te ontmoeten.'

Ik wist niet wat ik verder nog moest zeggen. Ik staarde naar de grond en huilde.

'En weet je wat nog het ergste is, Delia?' zei Edward.

Ik keek op en schudde mijn hoofd. Wat kon er erger zijn dan dit?

'Het ergste is,' zei hij, 'dat we een beroep op mijn moeder zullen moeten doen om ons te helpen.'

Het was of er een vlag gestreken werd en er werkelijk niets anders op zat dan me over te geven.