EEN NOOIT EINDIGENDE NACHTMERRIE
In de dagen en weken die volgden voelde ik mezelf langzaam maar zeker versuffen. Ik was verdoofd en ongevoelig en ik bewoog me in huis als een robot, zonder me om iets te bekommeren, zonder iets of iemand om me heen te zien of te horen. Het was of de verschrikkelijke kou die me die middag, toen ik naar Upland Station probeerde te lopen, door merg en been was gedrongen, me nog steeds in zijn greep had. Ik raakte gewend aan het huis van de duisternis, de lange schaduwen en de diepe stiltes. Ik keek niet langer woedend of uitdagend naar Miss Emily of tartte haar gezag en bevelen met vragen. Ik deed wat ze me zei te doen. Ik ging waar ze me zei te gaan.
Op een dag liet ze me elk boek uit de bibliotheek halen en alle omslagen en planken afstoffen. Er waren honderden boeken. Sommige waren in jaren niet aangeraakt, de pagina's waren zo vergeeld en broos dat ze onder mijn vingers verbrokkelden als ik te hard drukte. Ik was er de hele middag mee bezig en was nog niet klaar tegen de tijd dat de zon begon onder te gaan. Miss Emily stuurde me terug na het afwassen. Ik moest verder werken bij het licht van een olielamp en was pas om middernacht klaar.
Uitgeput sleepte ik me de trap op. Ik was nu zelfs dankbaar voor mijn armzalige kamer en bed. Maar de volgende ochtend versliep ik me en toen ik niet verscheen op het moment dat ik geacht werd dat te doen, kwam Miss Emily naar boven en goot een glas ijskoud water op mijn gezicht. Ik gilde en schoot omhoog uit een diepe slaap. Ik voelde iets scheuren in mijn ribbenkast. De pijn was verschrikkelijk, maar Miss Emily interesseerde het niet.
'Luiheid is een van de zeven doodzonden,' verklaarde ze, terwijl ze over me heengebogen stond. 'Sta vroeg op en ga prompt aan het werk, dan geef je de duivel geen zondig vlees om aan te knagen. Droogje af en ga meteen naar beneden naar de keuken,' beval ze.
Zelfs tegen die schandelijke behandeling protesteerde ik niet. Mijn vlag van de trots bleef opgerold, mijn waardigheid lag op de grond aan mijn voeten. Ik werd van het ene karwei naar het andere gestuurd, van de ene kamer naar de andere. Ik liet mezelf belachelijk maken en me tot voorbeeld stellen als Miss Emily besloot tegen ons te preken aan tafel. Op een zondag maakte ze mij het onderwerp van de dienst in de geïmproviseerde kapel. Ik meende zelfs het begin van een medelijdende blik te zien in de ogen van Luther en Charlotte.
Ik voelde me hulpeloos en verloren. Mijn moeder had nooit naar me geïnformeerd en ik had geen contact met Trisha of Jimmy of papa Longchamp. Het enige belangrijke nu was dat ik het moest zien vol te houden en een gezond, mooi kind ter wereld brengen, Michaels kind.
Visioenen van de baby bezorgden me mijn enige plezierige momenten. Soms stopte ik midden in een bezigheid en legde mijn handen op mijn buik. Ik sloot mijn ogen en zag het gezichtje van de baby voor me. Ik zag altijd een meisje. Ze had mijn blonde haar, maar Michaels donkere saffierkleurige ogen. Ze had een gezond roze gezichtje en een stralend humeur. Ik kon het moment niet afwachten waarop ik haar in mijn armen zou houden.
Ondanks de afschuwelijke omstandigheden en de tragische klappen van het noodlot, voorzag ik alleen maar goede dingen na de geboorte van de baby. Zij zou me geluk brengen. Op de een of andere manier zou ik zorgen dat we samen een goed leven hadden. Ze zou tot een mooi en goed meisje opgroeien. Ik kon urenlang dagdromen hoe we samen hand in hand over een mooi strand in de zon zouden wandelen.
Natuurlijk begon ik ook aan namen te denken. Ik had overwogen haar naar mama Longchamp te noemen, maar nu besloot ik haar een geheel eigen identiteit te geven, vrij van alle anderen. Zodra ik de kans kreeg bladerde ik in de stoffige oude boeken in de bibliotheek, zoekend naar unieke namen. Op een middag betrapte Miss Emily me daarop.
'Wat zoek je in die boeken?' vroeg ze met kleine, achterdochtige ogen. 'Er staan geen erotische of provocerende passages in mijn boeken.'
'Daar zoek ik niet naar,' zei ik. 'Als u het zo graag wilt weten, ik zoek namen voor mijn baby.'
Ze meesmuilde.
'Als het een meisje is, noem haar dan maar Chastity of Virtue. Kuisheid of Deugd. Ze zal toch al genoeg te overwinnen hebben. Als het een jongen is kun je hem naar een van de discipelen noemen.'
Ik gaf geen antwoord. Elke naam die ze voorstelde zou ik zonder meer van de hand wijzen. Ik vond de naam Christie voor een meisje leuk, maar ik wist niet goed hoe ik het zou moeten noemen als het een jongen was. Erover nadenkend, besefte ik dat Michael nooit over namen met me had gesproken. Ik had achterdochtiger moeten zijn toen hij niet vanaf het begin de belangstelling had van een trotse vader. Ik dacht nog steeds aan hem. Hij zou nu wel in een of andere nieuwe produktie schitteren.
Volgens Luther kwam de lente in het zuiden laat dit jaar en dat was fataal voor het planten. Het begon pas begin april warmer te worden, ook al hadden de bomen al knoppen en begon het gras al groen te worden. Maar ik had toch niet veel kans om te genieten van het mooiere weer en de ontluikende bloemen. De lijst met karweitjes van Miss Emily hield me de hele dag bezig. En ondanks de warmere dagen en nachten leek het grote huis niet minder koud. Het leek of de zon, die door de ramen naar binnen scheen als de gordijnen open waren, haar kracht verloor op het moment dat ze dit donkere, sombere huis binnenkwam.
Toen ik in de zevende maand kwam was ik heel dik en ik begon ademnood te krijgen als ik me lichamelijk inspande. Miss Emily, die voortdurend beweerde dat ze zo'n ervaren vroedvrouw was, verminderde het aantal taken niet. Ze bleef eisen dat ik op mijn knieën de vloer boende, de zware meubels versjouwde om ze af te stoffen en te wrijven. Ze verzwaarde mijn taak eerder.
Op een ochtend, toen ik klaar was met het afwassen van de borden, en de potten en pannen, en de keukenvloer had geboend, hield ik mijn buik vast en haalde diep adem. Ze stond naast me, hoog boven me uit torenend, en staarde neer op mij en mijn werk.
'Heb je niet nu en dan de emmer leeggegooid om schoon water te gebruiken?' informeerde ze.
'Ja, Miss Emily,' zei ik. 'Ik heb gedaan wat ik altijd doe: ik heb drie volle emmers water gebruikt.'
'Hm,' zei ze en liep langzaam over de keukenvloer. 'Deze vloer ziet eruit of hij niet aangeraakt is.'
'Het is een heel oude, versleten vloer, Miss Emily.'
'Probeer niet de vloer de schuld te geven van je onvermogen,' zei ze. 'Vanaf hier,' en ze trok een onzichtbare lijn met haar teen, 'tot het eind moetje hem overdoen.'
'Overdoen? Waarom?'
'Omdat je vuil water hebt gebruikt en er meer vuil in hebt gewreven terwijl je bezig was. Hoe wil je hier komen eten als die vloer zo smerig is?' Haar mond vertrok en haar ogen glinsterden. Wat kon ze furieus en lelijk zijn, dacht ik.
'Maar ik moet de meubels wrijven en u zei dat ik vandaag de ramen van de bibliotheek moest doen en...'
'Het kan me niet schelen wat je nog meer hebt te doen. Wat heeft het voor zin je iets te laten doen als je het zo slecht doet. Doe die vloer onmiddellijk over!'
'Miss Emily,' smeekte ik. 'Ik ben al zo ver in mijn zwangerschap. Het wordt steeds moeilijker voor me. Is het niet gevaarlijk om nu zo hard te werken?'
'Natuurlijk niet. Het is net iets voor jou om dat te denken, je bent zo verwend en lui. Hoe harder je werkt, hoe sterker je zult zijn tijdens de bevalling.'
'Maar ik ben moe. Ik heb moeite met slapen tegenwoordig en...'
'Boen onmiddellijk die vloer!' schreeuwde ze. 'Of ik laat je door Luther in de schuur zetten bij de varkens als het zo ver is, dan kun je daar je kind krijgen.'
'Ik moet naar een dokter,' mompelde ik, maar ik hield mijn ogen neergeslagen. Ik wilde meer zeggen, maar ik was bang dat ze zou doen waarmee ze dreigde, en het enige wat ik zou bereiken, zou de dood zijn van mijn baby.
Ik krabbelde overeind en ging een nieuwe emmer water halen. Ik deed de zeep erin en keerde terug naar de plek die ze had aangewezen. Ze bleef in de deuropening naar me kijken.
'Je moet harder drukken,' beval ze, 'en grotere kringen maken als je schrobt. Je beweerde toch datje als kamermeisje had gewerkt in het hotel van mijn zuster?'
'Ja, maar dit hoefden we nooit te doen!'
'Dan zal het knap smerig zijn geweest in het hotel. Weet mijn zuster veel! Ze was altijd het lievelingetje, vaders oogappel, en ze deed nooit wat ze doen moest. Ze liet haar werk altijd doen door mij of die arme, domme Charlotte. Dat doet ze nog steeds,' zei Miss Emily. 'Harder. Bredere kringen,' herhaalde ze en liep weg.
Ik deed mijn best, maar toen ik klaar was kon ik bijna niet overeind- komen. Mijn rug was zo stijf, dat ik tegen de muur moest gaan zitten om op adem te komen en te wachten tot de pijn gezakt was.
De tijd verstreek en alle taken waar ik aan het eind van de middag meestal mee klaar was duurden nu tot ver in de avond. Toen ik klaar was, moest ik alleen door het donkere huis met een kaars. Langzamerhand werd het beklimmen van de trappen moeilijker en ik deed er steeds langer over. Ik was doodsbang dat ik bewusteloos zou raken of zou vallen, want ik wist zeker dat ik dan de baby zou verliezen.
Op een avond tegen het eind van de zevende maand, toen ik klaar was met mijnwerk en me omhooghees naar mijn kamer, kwam Miss Emily de deur door zodra ik binnen was. He leek of ze in de schaduw van de gang op me had staan wachten, want ze kwam vlak achter me aan, en ademde praktisch in mijn nek. Ze droeg haar olielamp en een grote papieren zak.
'Het wordt tijd om poolshoogte te nemen,' zei ze, toen ik haar verbaasd aankeek.
'Wat bedoelt u?' riep ik uit. Ik was zo moe dat ik nauwelijks mijn ogen open kon houden. Ik hoopte dat ze niet een soort inventaris voor ogen had.
'We moeten je onderzoeken,' zei ze.
'Waarom juist nu?' kreunde ik. 'Ik ben moe en het is tijd om te slapen.'
'Wat wil je dat ik doe, mijn rooster opstellen naar jouw behoeften? Trek je jurk uit,' beval ze.
Met tegenzin begon ik het hemd over mijn hoofd te trekken, maar ze was ongeduldig, greep het met beide handen vast en rukte er zo hard aan, dat ik bijna op de grond viel. Ik sloeg mijn armen om me heen, bedekte mijn opgezwollen borsten en keek haar woedend aan. Ze legde de palm van haar rechterhand ruw op mijn buik en drukte zo hard dat ik het uitschreeuwde.
'Precies wat ik dacht: constipatie,' verklaarde ze.
'Nee, dat is niet waar,' zei ik. 'Ik...'
'Wat bedoel je, nee? Dacht je niet dat ik na al die jaren en de tientallen babies die ik op de wereld heb geholpen, weet wanneer een zwangere vrouw geconstipeerd is en wanneer die constipatie een schadelijke druk veroorzaakt op de schoot en de foetus?'
'Maar...' Ik schudde mijn hoofd. Zou ze gelijk hebben? vroeg ik me af. Had ik daarom zo'n moeite met ademhalen?
'Geen gemaar. Je wilt toch doen wat goed is voor de baby?'
'Ja, natuurlijk.
'Goed.' Ze maakte de papieren zak open en haalde er een grote fles wonderolie uit met een enorm glas. Ze opende de fles en vulde het glas tot aan de rand. 'Drink dit op,' zei ze. Ik nam het langzaam aan.
'Alles?'
'Natuurlijk, alles. Ik weet hoeveel je nodig hebt. Drink.'
Ik bracht het glas aan mijn lippen, deed mijn ogen dicht en slikte en slikte. Het walgelijk smakende vocht borrelde in mijn maag. Tot mijn verbazing schonk ze nog een glas vol.
'Nog een,' snauwde ze. 'Opdrinken!'
Ik pakte het glas aan en dronk het zo snel mogelijk leeg.
'Zo. Dat zal je schoonmaken van binnen en de druk wegnemen,' zei ze. In het licht van de lamp zag ik dat ze bijna glimlachte. Misschien, nu de bevalling steeds dichterbij kwam, zou ze zich meer gaan gedragen als de vroedvrouw die ze beweerde te zijn, dacht ik. Ze stopte de bijna lege fles wonderolie weer in de zak. 'Trek je jurk maar weer aan.' En met die woorden liep ze de kamer uit.
Niet lang daarna kreeg ik verschrikkelijke krampen in mijn buik. Bij de volgende kramp die ik kreeg sloeg ik dubbel van de pijn. Toen kwamen de krampen heel snel, de een na de ander. Ik kwam zo snel mogelijk mijn bed uit en zonder de tijd te nemen de olielamp aan te steken holde ik naar de deur van de badkamer. Ik trok hard aan de knop, omdat de deur altijd klemde. Maar deze keer stond ik met de knop in mijn handen en de schok maakte dat ik naar achteren tuimelde. Ik kon niet verhinderen dat ik viel en hard op de grond terechtkwam. De harde klap veroorzaakte een onmiddellijk ongeluk.
'O, nee!' riep ik, toen mijn ingewanden tekeer gingen. Ik kon alleen maar blijven liggen en wachten tot het voorbij was. Toen, langzaam, zo voorzichtig mogelijk, om mezelf niet nog meer te bevuilen, trok ik mijn bevuilde jurk uit. Ik rolde hem snel op en ging terug naar de deur van de badkamer. Ik stak mijn hand in het gat waar de knop hoorde te zitten en trok uit alle macht tot de deur openging. Daarna ging ik naar binnen om mezelf te wassen. Maar de handdoek en het washandje dat ik gebruikte waren niet genoeg. Ik tastte rond in het duister en ging toen terug naar de slaapkamer. Ik besloot Miss Emily te roepen. Maar voordat ik mijn mond kon openen kwamen mijn ingewanden weer in opstand. Deze keer kon ik de badkamer nog net op tijd halen. Maar mijn ingewanden gingen enorm tekeer en toen het eindelijk voorbij was, voelde ik me zo zwak en slap dat ik nauwelijks kon staan. Mijn buik deed pijn. Ik had moeite met ademhalen. Mijn hart bonsde zo hard dat ik dacht dat het uit mijn lichaam zou springen.
'Miss Emily !'schreeuwde ik, in de hoop dat ze me zou horen en me zou komen helpen. 'Miss Emily!' Ik luisterde, maar ik hoorde niets, geen voetstappen in de gang die de richting van mijn kamer uit kwamen. Ze kon me hier nooit horen roepen, dacht ik.
Dodelijk geschrokken van wat er gebeurd was, kwam ik overeind en liep wanhopig terug naar mijn bed. De pijn in mijn buik verspreidde zich naar mijn rug en werd heviger. Ik besefte dat ik snel weer een tocht naar de badkamer moest ondernemen. Ik liet me van het bed glijden en kroop op handen en voeten door de kamer. Ik bereikte het toilet net op tijd, maar aan het eind voelde ik me zo slap als een vaatdoek. Ik kon niet eens meer terug naar mijn bed. Ik zakte ineen op de grond, kreunend, te zwak om te roepen. Ik besefte dat ik gevaar liep om de baby kwijt te raken, maar ik had niet de kracht nog iets te doen.
Gelukkig begon de pijn te zakken. Ik deed mijn ogen dicht en hield mijn buik vast. In de ochtend vond Miss Emily me daar nog liggen. Ik was in slaap gevallen op de grond van de badkamer.
'Dit is walgelijk!' gilde ze. 'Kijk eens naar die kamer! Je bent erger dan een van mijn varkens!'
'Miss Emily,' kreunde ik, terwijl ik mijn best deed overeind te komen. 'Ik kon niet in de badkamer komen. U hebt me te veel wonderolie gegeven,' riep ik, terwijl de tranen over mijn wangen stroomden.
'Hoe durf je me ervan te beschuldigen dat ik een fout heb gemaakt, alleen omdat je te stom bent om voor jezelf te zorgen.'
'Ik ben niet stom, ik was bijna de baby kwijtgeraakt.'Ze begon te glimlachen. 'U wilt dat ik de baby kwijtraak! Daarom hebt u dat gedaan en daarom laat u me zo hard werken.'
'Wat! Jij ondankbaar, gemeen... Zoiets zou ik nooit doen.' Ze kneep haar ogen halfdicht. 'Dacht je heus dat ik een baby zou straffen voor de zonden van de ouders? Beheers je, voor ik je in die schuur stop. Je gedraagt je trouwens niet beter dan een beest.' Ze trok haar schouders op.
'Ik zal Charlotte naar boven sturen met een schone jurk en een handdoek en washandje,' zei ze. 'Ik wil dat je je schoonmaakt en de rest van de ochtend besteedt aan het schoonmaken van de kamer. Dan, en pas dan kun je beneden komen om iets te eten. Begrijp je? Walgelijk,' zei ze weer, en liep de kamer uit.
Ik bleef op de grond liggen tot Charlotte kwam. De laatste dagen waren zo moeilijk geweest, het werk zo zwaar en mijn vermoeidheid zo groot, maar ik wist bijna zeker dat Miss Emily het allemaal met opzet had gedaan.
'Bah!' zei Charlotte en kneep haar neus dicht.
'Het spijt me, Charlotte. Dank je,' zei ik en nam mijn spulletjes van haar aan. 'Als ik een raam in mijn kamer had, zou ik dat openzetten,' ging ik kwaad verder. Ze bleef voor de deur staan en keek naar me, terwijl ik me begon te wassen. Ik had het gevoel dat ik in een oorlog was geweest. Ik was blij dat ik weer schoon was en blij dat ik de lelijke zakjurk kon aantrekken, omdat hij tenminste schoonwas.
'Mij is hetzelfde overkomen,' bekende Charlotte en schudde droevig hel hoofd toen ik de kamer ging schoonmaken.
'Hetzelfde?' Ik hield op en keek haar aan. 'Bedoel je dat jij ook zo ziek bent geweest?'
'Ja, maar Emily zei dat het was omdat de baby puntoren had en het zaad van de duivel was.'
Ik staarde haar aan. Wat had dat allemaal te betekenen - de rammelaar, het borduurwerk voor een baby, de zinspelingen op haar eigen zwangerschap. Was het echt of was het verbeelding?
'Charlotte, wanneer heb je die baby gehad?'
'Charlotte!' hoorden we Miss Emily krijsen in de gang. 'Ik heb je gezegd haar die dingen te geven en haar alleen te laten om de boel op te ruimen.'
Charlotte wilde zich omdraaien en weggaan, maar aarzelde toen en keek naar mij met een ondeugende en uitdagende uitdrukking op haar gezicht.
'Gisteren,' zei ze en holde weg.
Gisteren? dacht ik. Ik moest zelf bijna lachen. Charlotte had werkelijk geen idee van tijd. Maar betekende dat ook dat alles wat ze me verteld had fantasie was? En als ze ongehuwd zwanger was geweest, net als ik, had Miss Emily haar dan hetzelfde aangedaan? Miss Emily zou het me niet vertellen. Ik wist dat als ik zelfs maar vroeg of Charlotte zwanger was geweest, Miss Emily me een standje zou geven dat ik naar haar geluisterd had en haar gesterkt had in haar fantasieën.
Maar ik moest de waarheid weten, misschien voordat het te laat was voor mij en mijn baby, dacht ik.
In de achtste maand van mijn zwangerschap besloot Miss Emily dat ik te zwaar was. Ze besloot alles wat ik te eten kreeg te minderen. Soms had ik zo'n verschrikkelijke honger dat ik alles naar binnen schrokte wat ik te zien kreeg, zelfs oudbakken brood. Ik moest proberen stiekem voedsel te krijgen, want ze liet niets staan en maakte het niet gemakkelijk voor me om het te pakken te krijgen. Ik at mijn schrale maaltijd en moest aan tafel blijven zitten en toezien hoe zij en Charlotte verder aten. Ik kwam op het punt waarop ik alles at wat Charlotte op haar bord had overgelaten als ze me het bord gaf om af te wassen.
Hoewel mijn eten werd verminderd, werd het werk dat niet, en ik droeg de baby nu veel lager. Ik kon me niet bukken; ik moest knielen om dingen op te rapen. Op een ochtend in april besloot Miss Emily dat het tijd was om de dingen te luchten. Eerst begreep ik niet wat dat betekende, maar het drong al gauw tot me door.
Eerst wilde ze dat ik elk kleed in huis opnam en buiten uitklopte. Daarna wilde ze dat ik alle kussens van de stoelen en de banken naar buiten droeg en klopte. Toen ik wilde protesteren, beval ze Charlotte te helpen, en Charlotte wilde niets liever. Ze was blij dat ze een zinvolle bezigheid kreeg. Samen begonnen we het tapijt in de bibliotheek op te rollen. Charlotte deed het meeste werk, maar het naar buiten dragen kostte me enorme inspanning. Zelfs al deelden we het gewicht, toch was het kleed veel te zwaar voor me. Ik voelde de kramp in mijn buik. Aan de kant sloeg Miss Emily ons met haviksogen gade. We slaagden erin het kleed op de veranda te krijgen en over de leuning te hangen. Toen begonnen we het stof eruit te kloppen, maanden en maanden stof. De stofwolken verstikten me bijna.
'Ik moest vanmorgen vroeg op,' vertelde Charlotte me, toen we even pauzeerden om uit te rusten. 'De baby maakte me wakker.'
'Charlotte, hoe kan er nou een baby zijn? Je hebt me zelf verteld dat de baby naar de hel is.'
'Soms laat Emily hem terugkomen voor een bezoek. Ik weet het nooit voordat ik hem hoor huilen om zijn fles,' zei ze.
'Waar is hij vandaag, Charlotte?' vroeg ik weer toen ik zeker wist dat Miss Emily niet luisterde.
'In de kinderkamer. Waar anders?' zei ze en begon het kleed weer te kloppen, onder het zingen van een kinderliedje.
Ik nam een besluit. Vanavond, dacht ik, als ik zeker wist dat Miss Emily sliep, zou ik doen wat me verboden was. Ik zou op onderzoek uitgaan in de westelijke vleugel.
Het luchten van de kleden en kussens was het zwaarste werk wat ik de hele maand had moeten doen, maar ik kon in ieder geval buiten zijn en profiteren van de warme voorjaarsdag. Ik was bijna vergeten wat een gelukkig en blij gevoel de blauwe lucht en witte wolkjes je konden geven. Er stond een zachte bries, die speelde met mijn losse pieken. Ik dacht aan de gelukkige lentedagen in mijn leven, die helaas al te zeldzame maar fantastische dagen toen Jimmy en ik nog heel jong waren en niet helemaal begrepen hoe hard en moeilijk ons leven in werkelijkheid was. Ik tenminste niet. Ik geloof dat Jimmy het altijd had geweten en onze armoede haatte.
Het was zo lang geleden sinds hij van me had gehoord of ik van hem. Ik was bang dat hij zou denken dat ik hem was vergeten en niet langer om hem gaf. Een van de redenen dat ik ongeduldig op de geboorte van de baby wachtte en op mijn vertrek uit The Meadows, was dat ik mijn relatie met Jimmy weer wilde herstellen, als dat mogelijk was. Ik was bang dat als hij alles hoorde wat ik had gedaan en alles wat er gebeurd was, hij misschien niets meer met me te maken zou willen hebben.
'Hou op met dat dagdromen!' schreeuwde Miss Emily uit een raam.
Ik keerde terug naar de kussens van de bank en klopte het stof eruit dat zich zo lang daarin had opgehoopt.
Maar Miss Emily was kennelijk tevreden over het werk dat we hadden verzet, want na het eten zei ze dat ik zo vroeg als ik wilde kon gaan lezen of slapen. Ik ging naar de bibliotheek om een paar familiefoto's te bekijken die ik had ontdekt toen ik de planken had schoongemaakt. Ik sloeg de pagina's van het album om en staarde naar de foto's van grootmoeder
Cutler, Miss Emily en Charlotte als kinderen.
Grootmoeder Cutler was verreweg de knapste van de drie. Zelfs als kind had Miss Emily dat zure gezicht en die koude, harde ogen. Charlotte was mollig, maar ze had altijd die blijde, onschuldige blik van een kind. Er waren zelfs een paar foto's hier en daar waarop Luther te zien was op de achtergrond. Hij was vroeger een lange, flinke en zelfs knappe man. Op alle foto's van vader en moeder Booth zat vader Booth op een stoel, terwijl moeder Booth achter hem stond met haar hand op zijn schouder. Geen van beiden glimlachte - misschien dachten ze dat glimlachen de duivel zou aanlokken. De foto's van het terrein echter waren mooi, en ik begreep dat de plantage vroeger een opgewekt en rijk oord was. Onwillekeurig vroeg ik me af welke krachten en gebeurtenissen alles zo dramatisch hadden veranderd en deze familie zo afschuwelijk hadden gemaakt.
De gedachte aan al die mysteries herinnerde me aan mijn voornemen de westelijke vleugel te inspecteren. Ik ging naar boven naar mijn kamer om wat te rusten en te wachten tot het veel en veel later was en ik zeker wist dat Miss Emily zou slapen. Ik had echter niet voorzien hoe moe ik zelf was van het harde werken die dag, en ik viel in slaap zodra mijn hoofd het kussen raakte. Het was al bijna ochtend toen ik wakker werd, maar het was nog donker genoeg om met mijn onderzoek te beginnen.
Ik stapte mijn bed uit, stak de olielamp aan en liep door de donkere gang naar de westelijke vleugel, vastbesloten te ontdekken of er enige waarheid school in Charlotte Booths fantasieën.
Toen ik bij de trap kwam, aarzelde ik. Het leek bijna of er echt een onzichtbare muur was, een grens die ik moest overschrijden. En zodra ik dat deed liep ik het risico de volle toorn van Miss Emily over me heen te krijgen. De gang van de westelijke vleugel was pikdonker en ik had geen idee waar ik iets zou kunnen vinden. Maar ik bleef doorlopen, vlak langs de rechtermuur.
Net als in mijn gang stonden er een paar meubels en hingen er veel oude schilderijen. Er waren twee grote portretten van vader en moeder Booth, die naast elkaar hingen. Net als op de foto's en andere schilderijen glimlachten ze niet; beiden keken kwaad en ongelukkig. Deze schilderijen sierden de muur recht tegenover de eerste deur. Ik bleef staan en luisterde. Was dit de kamer van Miss Emily of Charlotte? Ik draaide de knop langzaam om en duwde tegen de deur. Eerst bewoog hij niet, maar toen schoot hij plotseling open en viel ik bijna de kamer in.
Ik hield de lamp omhoog, bang dat ik in Miss Emily's verblijf was terechtgekomen, maar het werd me onmiddellijk duidelijk dat er al jaren niemand in deze kamer had gewoond, dus draaide ik de lamp hoger en keek om me heen. Het was een enorme kamer met een groot eikehouten bed. Het had pilaren die tot het plafond reikten en een enorme halvemaanvormige hoofdplank. Op het bed lagen nog alle kussens en dekens, maar met zoveel spinnewebben dat het duidelijk was dat hier in jaren niet was schoongemaakt.
Er was een stenen open haard van minstens zes meter lang met aan beide kanten grote ramen. Lange gordijnen waren stevig dichtgetrokken en zagen eruit of ze steunden onder een last van stof en vuil. Boven de haard hing een portret van een jonge vader Booth, dacht ik, of misschien van diens vader. Hij stond met een geweer in de ene hand en een stel eenden in de andere. Het was een van de weinige portretten in huis waar iemand min of meer glimlachte.
Er stonden een hoop donkere, mooie, antieke meubels in de kamer, en op het nachtkastje lag een exemplaar van de bijbel met een leesbril ernaast.
De kamer rook muf en bedompt en zag eruit of de bewoners ervan op een goede dag domweg waren opgeslokt, want de toilettafel was nog bedekt met borstels en kammen en potten crème. Sommige potten stonden nog open; de inhoud ervan was verdroogd en vervlogen. In de kasten hingen nog kleren en naast het bed stonden paren schoenen, een paar mannenschoenen aan de ene kant en vrouwenschoenen aan de andere kant. Ik had het griezelige gevoel dat ik het heiligdom van een paar geesten was binnengedrongen.
Langzaam liep ik de kamer van vader en moeder Booth uit en liep verder de gang door. Toen ik merkte dat de deur van de volgende kamer aan de rechterkant openstond, draaide ik de olielamp weer laag en liep er zo zacht mogelijk naar toe. Er kwam een heel vaag licht uit de kamer. Ik aarzelde en keek toen voorzichtig naar binnen.
Op een lang, smal bed, met een eenvoudig vierkant hoofd- en voeteneind lag Miss Emily. Ze lag erbij als een opgebaard lijk, want ze droeg een nachthemd als een lijkwade en in het licht van de kleine olielamp leek haar gezicht doodsbleek. Dus zij sliep met het licht aan, dacht ik. Interessant dat ze zichzelf wel toestond om verspillend te zijn. Ondanks haar staalharde gezicht en koude ogen leefde ze met angsten die haar bevreesd maakten voor de duisternis.
Snel liep ik haar open deur voorbij, door de lange gang, want de volgende deur was verder weg. Ook die deur stond open en toen ik naar binnen keek zag ik Charlotte liggen slapen in haar bed, haar lichaam opgerold in foetuspositie, haar vingers bij haar mond. Haar lange vlechten waren los en haar haar lag in een verwarde grijze bos om haar hoofd, wat een merkwaardig contrast vormde met haar kinderlijke gezicht.
Wat was hier te vinden dat Miss Emily ertoe bracht me de toegang tot de westelijke vleugel te verbieden, behalve de kamer van hun ouders die een soort museum was? Ik hief de lamp op om voor me uit te kunnen zien. Ik zag dat er nog een kamer was aan Charlottes kant, met een kleinere deur. Ik bleef even staan om me ervan te overtuigen dat Miss Emily mijn voetstappen niet had gehoord en liep toen door. De deur naar deze kamer was gesloten. Ik probeerde de knop, maar de deur wilde niet open. Klemde hij, net als de eerste deur? Ik duwde nog harder en hij ging open, alsof er iemand achter had gestaan die plotseling had besloten niet langer tegenstand te bieden. Ik vloog praktisch de kamer in.
Deze keer, toen ik de lamp omhooghield en om me heen keek, liep er een rilling door me heen. Het was een kinderkamer. Charlotte had niet gefantaseerd. De muren waren bedekt met haar ingelijste borduurwerk, allemaal prachtige stukjes werk van dieren en de plantage, en simpele landschappen - weiden, bomen, bloemen. Er stonden ladenkasten en hangkasten, maar in het midden stond een wieg en het leek of er een baby in lag.
Mijn hart begon te bonzen toen ik dichterbij kwam. Er was een baby. Al die tijd... maar ik had hem nooit horen huilen en waarom werd hij geheimgehouden? Wiens baby kon het zijn?
Ik liep naar de wieg en hief de lamp omhoog. Toen trok ik zorgvuldig het zachte, roze dekentje weg van het gezicht van de baby... het was een pop!
'Hoe durf je hier te komen?' hoorde ik Miss Emily schreeuwen. Bijna liet ik de lamp vallen. Ik draaide me met een ruk om en zag haar in de deuropening van de kinderkamer staan. Ze droeg alleen haar nachthemd, haar haar hing los om haar schouders en deed haar nog meer op een heks lijken. Ze hield haar eigen lamp omhoog, zodat het licht op mij viel. 'Hoe durf je in deze vleugel te komen terwijl ik het je verboden heb!'
'Ik wilde zien waarom Charlotte het steeds maar over haar baby had. Ik wilde...'
"Je had het recht niet!' brulde ze. Ze kwam op me af. 'Dit gaat je niets aan,' siste ze, op ongeveer een meter afstand van me. Een wilde woede blonk in haar ogen, ze spande haar nek, zodat het leek of haar sleutelbeen door haar huid zou barsten. De dood zelf had er niet afschrikwekkender uit kunnen zien dan zij met het lichtschijnsel op haar venijnige gezicht, op haar huid die dezelfde kleur had als haar tanden, en haar rode ogen. Ik kon nauwelijks ademhalen, me nauwelijks bewegen. Mijn keel werd dichtgeknepen, het leek of mijn hart stilstond en een koude rilling steeg omhoog van mijn voeten, via mijn ruggegraat naar mijn achterhoofd.
'Ik... ik wilde u niet lastig vallen met het u te vragen, maar...'
'Maar je was nieuwsgierig,' zei ze knikkend, 'net zo nieuwsgierig als Eva naar de Boom van de Kennis, ook al was het haar, net als jou, verboden ervan te eten. Niets heeft je veranderd in al die tijd datje hier bent geweest, niet het werk, niet de zondagen in de kapel, niet mijn preken en lessen, niets; je bent watje bent en watje altijd zult zijn - zondig.' 'Dat ben ik niet,' protesteerde ik. 'Ik wilde alleen.
'Weten waar de duivel al eerder is geweest. Ik begrijp je belangstelling,' zei ze, en knikte opnieuw. 'Heel goed, geniet er maar van,' zei ze, met een gebaar om zich heen.
'Ik begrijp het niet,' zei ik.
'Hier hebben we het kind bewaard tot het stierf en naar de hel ging.'
'Stierf? Wat voor kind? Wiens kind?'
'Het kind van de duivel,' zei ze. 'Charlotte heeft het gebaard, maar het was het kind van de duivel.'
'Waarom zegt u dat?' vroeg ik.
'Omdat niemand anders dan de duivel zelf haar zwanger kon hebben gemaakt. Plotseling was ze op een dag zwanger, snap je?' zei ze, met waanzinnig opengesperde ogen. 'Eén blik was voldoende om het te zien.'
'U hebt haar verteld dat het kind puntoren had, hè?'
'Die had het,' zei ze. 'Gelukkig is het niet blijven leven.'
'Wat hebt u gedaan?' vroeg ik. Mijn hart ging zo tekeer dat ik nauwelijks hard genoeg kon praten om me verstaanbaar te maken.
'Niets anders dan dag en nacht ervoor bidden,' antwoordde ze met een verre blik in haar ogen. Ze bleef heel lang zwijgen en herinnerde zich toen weer waar ze was.
'Maar mijn pathetische halfzuster begreep het niet, kon het niet begrijpen. En dus... heb ik haar deze fantasie laten behouden.'
'Dat is wreed.' Ik staarde naar haar van afgrijzen vervulde gezicht. 'U vindt mijn baby ook slecht, hè? Daarom hebt u geprobeerd me een miskraam te laten krijgen, door me zo hard te laten werken en me te veel wonderolie te geven en me half te laten verhongeren. U bent krankzinnig,' zei ik. Het was eruit voor ik besefte wat ik zei.
"Zoiets moet jij zeggen! Verdwijn!' beval ze. Ik liep naar de deur. Ze kwam dreigend op me af.' Verdwijn! Ga terug naar de plaats waar je thuishoort!'
'Dat zal ik doen. Ik hoor hier niet,' schreeuwde ik terug. 'Ik wil weg, waarheen dan ook... en u kunt me niet tegenhouden.' »
Toen ik bij de deur kwam draaide ik me om en begon te hollen, met het beeld van haar ogen vol haat voor me.
'Ga heen, satan!' schreeuwde ze. Ik ging nog harder hollen, maar ik maakte de fout dat ik omkeek toen ik aan het eind van de westelijke vleugel was, en ik struikelde. Ik gilde en draaide rond en sloeg tegen de muur voor ik op de grond viel. Als door een wonder viel de lamp niet kapot, maar het licht ging uit en liet me achter in het donker. Ik kreunde. Deze keer ging de pijn in mijn buik gepaard met een intense contractie.
O, nee, dacht ik. O, nee... Ik gilde van pijn.
Langzaam liep Miss Emily de gang in, de lamp voor zich uit. Ik drukte mijn handen tegen mijn buik.
'Help me,' riep ik. 'Er gebeurt iets...' Ik keek tussen mijn benen en besefte dat ik helemaal nat was.' Het vruchtwater is gebroken!1 schreeuwde ik.
Langzaam liet ze de lamp zakken en zag dat het waar was.
'Sta op,' beval ze. 'Gauw.' Charlotte, die eindelijk wakker was geworden, kwam achter haar staan.
'Wat heeft ze, Emily?' vroeg ze. 'Waarom ligt ze op de grond?'
'Help haar overeind,' beval Miss Emily, en Charlotte kwam naar voren.
De tocht naar mijn kamer was de moeilijkste en pijnlijkste die ik ooit had gemaakt. De pijn werd steeds erger en mijn buik verkrampte steeds meer. Ik viel op mijn rug op bed. Miss Emily kwam kalm binnen en zette de lamp op tafel.
'Ga Luther wekken,' zei ze tegen Charlotte, 'en zeg dat hij een emmer warm water brengt.' Ze keek me kwaadaardig aan en haar gezicht vertrok in een minachtende glimlach. 'Ze heeft de dingen een beetje verhaast.' Ze draaide zich om naar de verbijsterde Charlotte die zwijgend naar me bleef staren. 'Schiet op,' beval ze.
'O, God,' riep ik. 'Het doet zo'n pijn.'
'Hoe zondiger je bent, hoe meer pijn het doet,' antwoordde Miss Emily voldaan.
Ze schoof mijn jurk omhoog en liet me mijn knieën buigen. Toen legde ze haar hand op mijn buik. 'Je hebt weeën,' zei ze glimlachend. 'Nu zullen we eens zien of je sterk genoeg bent om de last van je schuld te dragen.'