EEN BEZOEK VAN JIMMY
Toen het Philip duidelijk werd dat ik niet meer beneden zou komen, ging hij weg. Hij had een doos chocola voor me meegebracht en hij had Agnes gevraagd me die te geven met de boodschap dat hij me binnenkort zou bellen.
'Je broer was erg bedroefd,' zei ze. 'Zo'n aardige jongen.' Ze zuchtte en keek me hoofdschuddend en met een scherpe blik aan. 'Dat is geen optreden voor een welopgevoede jongedame,' zei ze berispend. 'Je grootmoeder hoopte zo, datje gedrag hier zou verbeteren.'
Ik beet op mijn lip en gaf geen antwoord. Ik had terug willen schreeuwen dat ze niet wist waar ze het over had, dat ze geen idee had wat voor verschrikkelijke dingen er met me gebeurd waren en dat als iemand haar gedrag moest verbeteren het grootmoeder Cutler was en niet ik. Het was grootmoeder Cutler die over haar hotel heerste alsof het een plantage was en wij haar slaven waren. Maar ik zei niets. In plaats daarvan ging ik mevrouw Liddy helpen omdat ik keukendienst had. Ik gaf haar Philips doos chocola, waar ze erg blij mee was.
Later in de middag was Agnes weer zichzelf. Ze fladderde rond in huis, opgewonden over een lunch die ze in het weekend zou bijwonen om de bijdrage van de Barrymores aan het theater te herdenken. Ze had allerlei verhalen over Ethel en John, en beweerde dat ze in twee stukken met Lionel Barrymore had gespeeld. En tegen de avond maakte ze zich alleen nog maar druk over de komst van de andere pensiongasten.
De volgende dag kwam eerst de Beldock-tweeling. Agnes riep Trisha en mij beneden om de tweeling en hun ouders te leren kennen. Ik wist dat de tweeling veertien was, maar toen Trisha me vertelde dat ze klein waren, had ik geen idee hóe klein. Het waren net poppen. Ze waren nog geen anderhalve meter lang. Maar het waren schatjes, met hun stompe neusjes en kleine, ronde mondjes. Ze hadden kastanjebruine ogen en goudblond haar, dat op hun schouders viel en met roze linten was vastgebonden. Ze droegen dezelfde roze met witte jurk en knoopschoentjes. Ik wist zeker dat als de een naar de ander keek ze het gevoel hadden dat ze in de spiegel keken. Zelfs de kuiltjes in hun wangen zalen op precies dezelfde plaats.
Ik vond het prachtig zoals ze eikaars bewegingen voorzagen en vaak eikaars zinnen afmaakten. Trisha had me al verteld dat Samantha door iedereen Sam werd genoemd en Beneatha Bethie. Ze speelden allebei klarinet, en zo goed, dat ze nu al vooraan zaten in het orkest.
Maar ik was nog meer gefascineerd door hun ouders, een jong, levendig echtpaar. De vader was knap met dat gezonde all-American, knappe gezicht en charmante optreden. Hij was bijna 1,90 meter en zijn door de zon gebruinde huid accentueerde zijn zilverblauwe ogen. Van hun moeder hadden ze kennelijk hun smalle gezichtjes en sierlijke handen geërfd. Ze had warme blauwe ogen en de glimlach van een tandpastareclame. Ik hield van haar zachte, melodieuze stem en de liefdevolle manier waarop ze de tweeling omarmde en kuste.
Ik benijdde hen hun gelukkige jeugd. Ze leken het perfecte gezin, veilig, gezellig en zorgeloos.Toen ik bij mama en papa Longchamp woonde, was er genoeg liefde in huis, maar de inspanning om genoeg te verdienen om ons te voeden en te kleden maakte papa Longchamp meestal knorrig en triest. En het enige wat ik me van mama kon herinneren was dat ze ziek of moe en gedeprimeerd was. En natuurlijk was de familie die ik nu had verre van volmaakt.
Hoe kwam het dat sommige kinderen boften dat ze in een gelukkig gezin werden geboren? Waren we als zaadjes in de wind? Vielen sommige op vruchtbare aarde, terwijl andere op dorre grond terechtkwamen vol schaduwen en duisternis, en zich omhoog moesten worstelen naar een straaltje zonlicht? Ik vroeg me af of iemand die me voor het eerst ontmoette, iemand als meneer of mevrouw Beldock, in één oogopslag zou kunnen zien hoe ellendig ik me voelde, hoe dor mijn grond was geweest en nog steeds was.
Trisha en ik hielpen de tweeling zich in hun kamer te installeren. Ze waren vol verhalen over de zomer.
'O,Trisha,' zei Sam. 'We zijn zo blij...'
'Dat we terug zijn,' vulde Bethie aan. 'Het is het enige waar we het over gehad hebben.'
'Onze terugkeer naar Bernhardt,'ging Sam verder, en knikte instemmend. 'En het is enig om een nieuwe leerling te ontmoeten,' zei ze met een blik op mij. Ik moest glimlachen om de manier waarop ze hun kleren opborgen. De een herinnerde de ander eraan welke laden ze vorig jaar hadden gehad en waar elk kledingstuk had gehangen.
Trisha en ik nodigden hen uit in onze kamer en praatten de rest van de middag over muziek en films en kapsels.
Agnes maakte zich oprecht zorgen over haar laatste pensiongast, Donald Rossi, omdat hij de hele dag niet kwam opdagen. Maar tijdens het eten werd er gebeld en ze stond op van tafel om hem te begroeten. Hij was gebracht door de chauffeur van zijn vader, omdat zijn vader, een beroemde komiek, ergens in een nachtclub in Boston optrad. De chauffeur bracht Donalds koffers naar de deur en ging weg. Agnes bracht hem naar binnen om hem aan ons voor te stellen.
Donald was een kleine, mollige vijftienjarige jongen met blond krulhaar en sproeten. Hij had een ovaal gezicht met opmerkelijk elastieken lippen, die hij in allerlei bochten wrong als hij sprak, meestal als hij een imitatie deed van een beroemde filmster als James Cagney of Edward G. Robinson.
'Ik ga dood van de honger,' zei hij en plofte naast Arthur neer, die zich gedroeg of er iemand aan tafel kwam die de pest had. Hij kromp ineen en schoof zijn stoel zover mogelijk naar links.
'Wil je niet liever eerst je koffers naar je kamer brengen, Donald?' vroeg Agnes.
'O, die kunnen wel wachten,' zei hij. 'Maar mijn maag niet,' ging hij lachend verder. Toen keek hij naar Arthur. 'Jij schijnt je koffers altijd voor te laten gaan,' zei hij, lachend om zijn eigen grap. Arthur keek even naar mij en bloosde. 'Dat herinnert me aan een grap die mijn vader me net vertelde,' zei Donald, en prikte snel zijn vork in een broodje, alsof hij bang was dat het weg zou springen. 'Twee mannen gaan dood van de honger in een woestijn, en komen bij een dode kameel. De eerste zegt: "Ik snak naar een kameelsandwich, maar ik kan niet over die stank heen." "Stank?" zegt de tweede man. "Ik kan niet over die bult heen."' En weer brulde hij van het lachen.
De tweeling staarde hem aan; hun monden hingen op dezelfde manier open. Arthur zuchtte en schudde zijn hoofd.
'O, hemel, Donald,' zei Agnes. 'Ik geloof niet dat dit de juiste plaats is voor dit soort humor, vind je wel?'
Donald keek op van zijn bord. Tijdens het vertellen van zijn mop had hij met de opscheplepels bergen aardappels en groenten op zijn bord geladen. Nu was hij bezig een kippepoot af te snijden.
'O, je wilt grapjes over eten, hè? Goed,' zei hij. 'Er ligt een rotte appel onderin de mand en een huisvrouw begint in de mand te graven, omdat ze denkt dat de beste appels onderin liggen, maar ze haalt alleen maar een handvol smurrie op, en...'
'Donald,' viel Agnes hem in de rede, 'dode kamelen en rot fruit zijn geen onderwerpen waarover we willen horen als we zitten te eten.'
'O.' Hij stopte het broodje in zijn geheel in zijn mond en kauwde een ogenblik aandachtig. 'Ken je die van de dwerg die sterft en naar de hemel gaat?' begon hij.
Er scheen geen manier te zijn om hem hel zwijgen op te leggen behalve hem neer te schieten. Ik keek naar Agnes. Ze haalde diep adem en schudde haar hoofd. Of we het leuk vonden of niet, onze kleine studentenfamilie was gevormd. De tweeling had een kamer, Arthur had zijn kamer, die van Donald lag gelukkig aan het eind van de gang, en dan hadden Trisha en ik natuurlijk onze eigen kamer.
Voordat de week ten einde was hadden Arthur en Donald ruzie, omdat Donald hem bleef plagen met zijn gewicht. Agnes kwam tussenbeide en er werd een wankele vrede gesloten, maar we verheugden ons minder op het avondmaal dan vroeger, want het was meestal slechts een kwestie van tijd voordat Arthur en Donald elkaar in de haren vlogen. Het begon weer in de week waarin Donald keukendienst had. Op de een of andere manier had hij in de keuken weten te komen zonder dat mevrouw Liddy het wist en had hij al het vlees van een stuk kip geschrapt. Hij serveerde Arthur de botjes met een theelepel aardappels en één erwt. Het was grappig en de tweeling en Trisha begonnen te lachen, maar Arthur werd woedend en stond op van tafel.
Agnes vroeg Donald naar boven te gaan om zijn verontschuldigingen aan te bieden.
'Er heeft altijd vrede geheerst hier in huis,' zei ze berispend. 'We zijn altijd een goed gezelschap geweest en een goed gezelschap kan geen goede opvoering geven als er onenigheid is.'
'Hé, voor de showbusiness doe ik alles,' zei hij, terwijl hij het puntje afknipte van een denkbeeldige sigaar en zich vooroverboog als Groucho Marx. Hij was onverbeterlijk, maar hij ging braaf naar boven. Even later kwam hij terug met de opmerking dat hij het niet erg vond tegen een deur te praten, als die deur tenminste piepte.
Later, toen ik Arthur alleen tegenkwam in de gang, raadde ik hem aan zich niet zoveel van Donald aan te trekken.
'Hij is een exhibitionist,' zei ik, 'die probeert zijn vader te imiteren. Negeer hem, dan houdt hij gauw genoeg op met plagen.'
'Ik dacht datje hem grappig vond,' snauwde Arthur.
'Soms, maar meestal is hij onuitstaanbaar. Ik hou er niet van als iemand geplaagd wordt en het doelwit wordt van andermans grapjes.'
Arthur’s gezicht verzachtte.
'Je hebt gelijk,' zei hij. 'Hij is het niet waard.'
Ik glimlachte en wilde weglopen.
'Dawn,' riep Arthur. 'Ik... eh... vroeg me af of ik je een dezer dagen misschien een paar van mijn gedichten kon laten lezen. Ik denk datje ze wel goed vindt.'
'Natuurlijk, Arthur. Ik wil ze graag lezen. Bedankt datje het me gevraagd hebt,' zei ik. Ik had zijn gezicht nog nooit zo snel zien opklaren. Zijn gewoonlijk zo sombere ogen begonnen te stralen.
'Oké,' zei hij.
Ik vertelde het niet aan Trisha, omdat ik wist dat ze me zou afraden me met hem te bemoeien, maar ik had medelijden met hem. Ik vond hem de eenzaamste en droevigste jongen die ik ooit had gekend.
Niet lang nadat het nieuwe schooljaar was begonnen, kreeg ik een brief van papa Longchamp. Hij zei dat mijn brief hem nieuwe moed had gegeven en hij me dankbaar ervoor was. Hij schreef dat hij me erg miste en dat in zijn eerste brief had willen zeggen, maar vond dat hij daar het recht niet toe had. De rest van zijn brief stond vol details over zijn appartement en zijn baan. Hij klonk hoopvoller omdat hij een paar nieuwe vrienden had gemaakt, onder anderen een weduwe die in hetzelfde flatgebouw woonde.
Ik besloot te proberen hem minstens tweemaal per maand te schrijven.
Op een middag, een paar dagen nadat Arthur me had gevraagd zijn gedichten te lezen, werd er op de deur van onze kamer geklopt. Trisha was nog op dansles. Ik zat op de grond met mijn rug tegen het bed mijn Engelse huiswerk te maken.
'Neem me niet kwalijk,' zei hij toen ik 'Binnen' riep. Arthur bleef op de drempel staan en durfde niet dichterbij te komen.
'Hallo, Arthur, wat kan ik voor je doen?' vroeg ik. Hij had een vreemde manier om me aan te kijken, met samengeknepen ogen en opgetrokken schouders, zodat hij eruitzag als een vogel.
'Als je het niet te druk hebt vroeg ik me af of je misschien mijn gedichten zou willen zien.'
Hij had een schrift onder de arm.
'Natuurlijk,' zei ik. 'Graag. Kom binnen.'
Hij aarzelde even, keek achterom en kwam toen binnen.
'Ga zitten,' zei ik, en klopte op de grond naast me.
'Op de grond?'
'Natuurlijk. Waarom niet? Heel comfortabel, hoor.Trisha en ik zitten altijd op de grond als we ons huiswerk maken.'
Het duurde even voor Arthur zijn lange benen had opgevouwen, maar toen overhandigde hij me zijn schrift. Het was dik.
'Je hebt een hoop gedichten,' zei ik geïmponeerd.
'Ik schrijf ze al heel lang,' zei hij droog.
'Wie heeft ze nog meer gelezen?' vroeg ik, terwijl ik het schrift opensloeg.
'Niet veel,'zei hij. 'Er zijn maar weinig mensen die ik ze wil laten zien. Natuurlijk zijn er altijd mensen die hun neus in andermans zaken steken,' ging hij verder, en ik vermoedde dat hij Trisha bedoelde, die me had verteld dat ze zijn schrift met gedichten eens had doorgebladerd toen hij het op een tafel in de zitkamer had laten liggen.
Ik sloeg de pagina om en las. Trisha had gelijk. Al zijn gedichten gingen over akelige onderwerpen: stervende of in de steek gelaten dieren, sterren die uitbrandden en zwarte plekken werden die onzichtbaar waren in de avondlucht, en mensen die stierven aan een afschuwelijke ziekte. Maar ze moesten toch wel goed zijn, want ze gaven me een droevig en angstig gevoel en herinnerden me aan mijn eigen moeilijke tijd.
'Je gedichten zijn erg goed, Arthur,' zei ik. Hij draaide zijn hoofd om en keek me aan. Zijn ogen waren als donkere poelen, diep en zo stil dat ze bevroren leken. In Arthur’s ogen kijken was of je door een sleutelgat van een gesloten deur keek. Ik zag de droefheid en eenzaamheid erin en voelde de leegte. 'Ik weet dat ze goed zijn omdat ze me bedroefd maken en me doen denken aan de tijd dat ik me ongelukkig voelde.
'Maar als je zo goed kunt schrijven, waarom schrijf je dan geen gedichten die de mensen gelukkig maken?'
'Ik schrijf wat ik voel,' antwoordde hij, 'en wat ik zie.'
Ik knikte begrijpend. Toen ik het gedicht las over de mooie duif die zijn vleugels brak en op een bladerloze tak moest blijven tot zijn hart het opgaf dacht ik aan mama Longchamp die steeds zwakker werd na Ferns geboorte, tot ze op een mooie vogel leek die was gekortwiekt. Ik herinnerde me de dag waarop haar hart het opgaf en voelde weer de behoefte aan een moeder of vader, die me dicht tegen zich aan hield en me over mijn hoofd streelde als ik ziek of bang was.
De tranen rolden over mijn wangen.
'Je huilt,' zei Arthur. 'Niemand heeft ooit gehuild na het lezen van mijn gedichten.'
'Het spijt me, Arthur,' zei ik. 'Het is niet omdat je gedichten slecht zijn.' Ik gaf hem het schrift terug. 'Het is alleen moeilijk voor me om die dingen te lezen en niet aan mijn eigen moeilijke periodes te denken.'
Hij keek even verbaasd. Toen knikte hij langzaam en klemde begrijpend zijn dunne lippen op elkaar. Zijn uitstekende adamsappel wipte op en neer toen hij slikte.
'Je mag je familie niet, hè?' vroeg hij, en voor ik kon antwoorden ging hij verder: 'Ik weet het van die brief met leugens die je grootmoeder aan Agnes heeft geschreven.'
'Je bent ons die avond gevolgd en je hebt ons naar haar kamer zien gaan om hem te lezen, hè?'zei ik beschuldigend.
'Ja, ik weet dat je me die avond gezien hebt.' Hij staarde naar zijn handen met de lange vingers die in zijn schoot gevouwen lagen, en keek toen op. 'Ik heb aan de deur geluisterd en gehoord hoe kwaad jij en Trisha waren toen je hem gelezen had. Waarom heeft je grootmoeder zo'n hekel aan je?'
'Het is een lang verhaal, Arthur.'
'Ben je kwaad omdat ik je gevolgd ben en je bespioneerd heb?' vroeg hij, terwijl hij zijn adem inhield.
'Nee. Maar ik hou er niet van dat iemand me bespioneert. Het maakt dat ik me smerig voel en ik vind het griezelig.'
Hij knikte, en we zwegen allebei.
'Ik ben niet graag bij mijn ouders,' bekende hij. 'Ik zie er tegenop om naar huis te gaan en ik vind het vreselijk om met ze op vakantie te gaan.'
'Dat is heel erg, Arthur, om zoiets over je vader en moeder te zeggen. Waarom doe je dat?'
'Ze zijn altijd teleurgesteld in me. Ze willen met alle geweld dat ik beroepsmusicus word. Ik oefen voortdurend, maar ik weet dat ik middelmatig ben. Mijn leraren weten het ook. Ze tolereren me alleen omdat ze weten wie mijn ouders zijn.'
'Waarom vertel je ze niet gewoon hoe je erover denkt?' vroeg ik.
'Dat heb ik gedaan, tientallen keren, maar ze willen niet luisteren. Het enige wat ze zeggen is, blijf oefenen; er is oefening voor nodig. Maar er is meer voor nodig dan alleen maar oefenen,' zei hij nadrukkelijk. 'Er is ook talent voor nodig. Het moet in je zitten, anders bereik je niets. Mijn ouders begrijpen niet dat ze iets van me willen maken dat ik niet ben.'
'Je hebt gelijk, Arthur. Maar ze zullen het toch eens moeten inzien. Op een dag zullen ze dat heus wel doen, je zult het zien.'
Hij schudde somber het hoofd. 'Ik betwijfel het. Het kan me ook niet meer schelen.' Hij haalde diep adem, zijn smalle schouders gingen op en neer, en toen keek hij weer naar me met die glinsterende kraalogen van hem.
'Ik ga een gedicht schrijven alleen voor jou, Dawn,' zei hij snel. 'Over jou. Omdat je anders bent,' en bloosde toen hij besefte hoe nadrukkelijk hij dat gezegd had. 'Ik... ik bedoel... je bent heel lief.' Hij stond zo snel op dat hij bijna struikelde en vooroverviel.
'Het is aardig van je om dat te zeggen, Arthur,' zei ik. 'Ik verheug me erop om het te lezen.'
Hij staarde me even aan en glimlachte toen voor het eerst. Een seconde later was hij verdwenen.
Ik schudde verbaasd het hoofd en veegde de laatste traan van mijn wangen.
De volgende dag toen ik uit school kwam wachtte me een verrassing. Jimmy had me geschreven om te vertellen dat hij de volgende week verlof kreeg en die tijd zou gebruiken om papa Longchamp op te zoeken en daarna mij. Hij zou in het weekend in New York zijn en me tegen twaalf uur komen afhalen om te gaan lunchen. Ik kon mijn opwinding niet bedwingen. Elke avond overlegde ik wat ik moest aantrekken. Ik vroeg me hardop af of ik mijn kapsel zou veranderen. Trisha zei dat ik haar gek maakte.
'Je zou denken dat er een filmster op bezoek komt,' zei ze. 'Ik ben nooit zo opgewonden geweest als mijn vriendje me kwam opzoeken,' voegde ze er een beetje jaloers aan toe.
'Het is al zo lang geleden sinds ik Jimmy heb gezien en er is zoveel gebeurd in die tijd. O,Trisha, misschien heeft hij wel zoveel knappe meisjes ontmoet dat hij mij nog maar een kind vindt bij hen vergeleken,' kreunde ik.
Ze lachte en schudde haar hoofd.
'Als hij werkelijk zoveel om je geeft als hij zegt, kan niets je gevoelens voor elkaar veranderen,' verklaarde ze.
'Ik hoop datje gelijk hebt.'
De volgende dag gingen we naar Saks Fifth Avenue. Ik bofte, want er waren twee modellen op de cosmetica-afdeling die de klanten aanwijzingen gaven hoe ze zich moesten opmaken. Ik koos een andere kleur lippenstift en kocht wat parfum. Het model liet me zien hoe ik eyeliner moest aanbrengen en blush en gaf me zelfs raad over mijn haar. Ik besteedde iets van het geld dat mijn moeder me had gestuurd om een nieuwe trui en rok te kopen die ik in een modeblad had gezien.
De dag waarop Jimmy zou komen zat ik op hete kolen vanaf het moment dat ik mijn ogen opendeed. Ik had geoefend met de make-up zoals het model had voorgedaan, en toen ik klaar was borstelde ik mijn haar heel lang tot het glansde. Ik trok mijn nieuwe trui en rok aan en keek toen zenuwachtig in de kleedspiegel. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik was zo opgewonden dat mijn wangen bloosden en mijn ogen straalden. De zachte, blauwe wol voegde zich soepel om mijn lichaam. Ik wist dat het verwaand was, maar ik vond dat ik er goed uitzag.
Ik was te zenuwachtig om te ontbijten. Hoewel het tot ver in september zomers en warm was gebleven, was de lucht bewolkt en somber. Ik vreesde dat het zou gaan regenen - ik had zoveel dagdromen en fantasieën gehad dat ik hand in hand met Jimmy door de stad zou lopen. Trisha ging naar de bibliotheek om wat boeken te halen die we nodig hadden voor onze scriptie. Toen ze terugkwam was het al over twaalven en Jimmy was er nog niet.
'Hij is zo laat!' riep ik uit. 'Misschien is er iets gebeurd en kan hij niet komen.'
'Dan zou hij toch wel gebeld hebben? Maak je niet zo ongerust. Reizen door New York is niet zo gemakkelijk, weetje. Je bijtje nagels af tot op het vlees,' zei ze. Ik haalde mijn vingers van mijn lippen.
'Hier,' beval ze en gaf me een van de boeken. 'Pakje schrift, ga naar de zitkamer en lees en wacht.'
'O,Trisha, dat kan ik niet,' kreunde ik.
'Het zal je helpen de tijd te verdrijven tot hij komt. Doe het,' beval ze. 'Ik kom bij je zitten.'
Ik ging naar beneden. De uren tikten langzaam voorbij en ik begon moedeloos te worden. Om de paar minuten haalde ik mijn spiegeltje te voorschijn en controleerde mijn uiterlijk en frutselde aan mijn haar. Arthur Garwood kwam terug van zijn muziekles en keek naar binnen. Zijn dunne lippen vertrokken tot een glimlach, maar toen hij zag dat Trisha bij me was, schoot hij terug of hij aan een enorm elastiek vastzat en liep naar boven naar zijn kamer. Eindelijk, toen we bijna vier uur gewacht hadden, hoorden we de bel van de voordeur. Trisha en ik keken elkaar aan. Agnes was winkelen met een paar vriendinnen en mevrouw Liddy was in de keuken.
'Zal ik opendoen?' vroeg Trisha.
'Nee, nee, ik doe het wel,' zei ik, en haalde diep adem. 'Hoe zie ik eruit?'
'Niet anders dan toen je het vijf minuten geleden vroeg,' zei ze lachend.
Ik stond op en liep naar de voordeur. Ik deed mijn ogen dicht en dacht even aan Jimmy in zijn schuilplaats in het hotel, toen we elkaar onze geheimste gevoelens en gedachten hadden toevertrouwd. Die momenten en die woorden leken nu in een droom thuis te horen, een fantasie. Hadden tijd en afstand onze gevoelens veranderd? Mijn hart begon te bonzen van verwachting. Ik deed de buitendeur open om hem te begroeten.
Jimmy leek langer in zijn uniform. Zijn gezicht had zijn onschuldige zachtheid verloren en was krachtig en rijper geworden. Zijn donkere haar was kortgeknipt natuurlijk, maar dat deed niets af aan zijn knappe uiterlijk. Het leek zijn lichtbruine ogen te accentueren, de ogen van mama Longchamp. Hij stond kaarsrecht, met zijn schouders naar achteren getrokken, en straalde zelfvertrouwen uit.Toen hij op me neerkeek zag ik de blik in zijn ogen verzachten, en een warme gloed trok door me heen.
'Hallo,' zei hij. 'Het spijt me dat ik zo laat ben, maar de bus kreeg pech onderweg en ik ben verdwaald. Je ziet er mooi uit.'
'Dank je,' zei ik. Ik bewoog me niet. Het was alsof we beiden een sprong van jaren vooruit hadden gedaan en bang waren elkaar te behandelen zoals vroeger toen we naast elkaar waren opgegroeid als broer en zus.
'Vraagje hem niet om binnen te komen?' vroeg Trisha, die vlak achter me stond.
'Wat? O, sorry. Trisha, dit is Jimmy. Jimmy, dit is mijn kamergenote Trisha.'
Jimmy deed een stap naar voren en gaf Trisha een hand.
'Hallo, hoe maak je het,' zei hij. Hij knikte naar mij. 'Dawn heeft me een heleboel over je verteld.'
'En zij mij over jou,' antwoordde Trisha. Ze keken me allebei aan of ik staatsgeheimen had verraden. 'Zullen we naar de zitkamer gaan?' vroeg Trisha.
'Wat? O, ja,' zei ik en liep met Jimmy naar binnen.
'Leuk huis,' zei hij. Hij ging op de kleine sofa zitten en keek om zich heen naar de foto's en souvenirs.
'Wil je iets drinken?' vroeg Trisha. 'Dawn schijnt haar manieren vergeten te zijn. Agnes zou het vreselijk vinden.'
'Nee, dank je,' zei Jimmy. Er viel een lange stilte en toen begonnen we allemaal tegelijk te praten.
'Hoe gaat het met papa Longchamp?' vroeg ik.
'Hoe gaat het op school?' vroeg Jimmy.
'Hoe is het in het leger?' vroeg Trisha.
We moesten alle drie lachen. Toen leunde Jimmy achterover, meer ontspannen. Hij leek zo anders, zo beheerst en sterk. Ik had me altijd veel jonger gevoeld dan hij, als zijn kleine zusje. Nu leek zijn kalme volwassenheid de afstand nog te vergroten.
'Ik hou van het leger,' zei hij. 'Zoals ze in het opleidingskamp zeggen, ik heb een nieuw thuis gevonden.'
Ik trok mijn wenkbrauwen op bij het horen van het woord 'thuis' en hij knipoogde naar me.
'Het is oké. Ik vind de jongens aardig met wie ik samen ben en ik leer veel over motoren en techniek, en dat kan me later goed van pas komen.' Hij draaide zich naar me om. 'Het spijt me dat ik zo laat ben. Ik zou met je gaan lunchen, maar nu zal het dineren moeten worden. Als dat tenminste kan,' voegde hij eraan toe.
'O... natuurlijk,' zei ik.
'Jullie zullen me een goed restaurant moeten noemen. Ik ben niet erg bekend in New York,' legde hij Trisha uit.
'O, je moet naar Antonio gaan op York en Twenty-eighth,' zei Trisha.
'Dat is te duur,' zei ik. We hadden er nooit gegeten, maar we waren er vaak voor blijven staan en het zag er erg duur uit.
'Maak je daar geen zorgen over,' zei Jimmy met die felle blik in zijn donkere ogen, die ik me zo goed herinnerde als hij zich in zijn trots gekrenkt voelde. 'Bovendien,'ging hij verder met een ondeugende schittering in zijn ogen, 'ben je niet gekleed om naar een goedkope tent te gaan.'
Ik bloosde hevig. Toen ik naar Trisha keek, zag ik die malle, voldane glimlach om haar lippen.
'Goed dan, laten we gaan,' zei ik. 'Ik sterf van de honger.'
'Dat geloof ik graag. Ze heeft de hele dag niets gegeten omdat ze te zenuwachtig was,' verried Trisha.
'Trisha!'
Jimmy lachte. We stonden op en liepen naar buiten.
'Veel plezier,' zei Trisha.
'Dank je,' zei Jimmy.
'Hij is erg knap,' fluisterde ze in mijn oor.
Toen we buiten kwamen zag ik dat er een taxi op hem stond te wachten.
'Waarom heb je niets gezegd, Jimmy?' riep ik uit. Ik wist wat dat moest kosten. 'De meter heeft al die tijd doorgelopen.'
'Maak je niet bezorgd,' zei hij. 'Na wat ik heb doorgemaakt heb ik het recht om de bloemetjes buiten te zetten. En dat doe ik met niemand liever dan met jou, Dawn. Je ziet er echt fantastisch uit,' ging hij verder, terwijl hij me naar de taxi bracht.
Plotseling piepte een stralend zonnetje door de sombere wolken en zette de bomen aan de overkant van de straat in een kleurige gloed. Het
verwarmde mijn hart, maar gaf me het gevoel dat ik een droom was binnengestapt.
Jimmy en ik, praktisch twee wezen, die waren grootgebracht in bijna totale armoede, en die zich gereedmaakten naar een duur Newyorks restaurant te gaan. Hoe vreemd en verwarrend waren de tijd en de gebeurtenissen geweest. Het was moeilijk uit te maken wat werkelijkheid en wat een droom was. Voorlopig, dacht ik, kon ik dat maar beter niet proberen. Het restaurant was even deftig als het eruitzag. Toen we binnenkwamen werd ons gevraagd of we gereserveerd hadden. Dat hadden we natuurlijk niet, maar de gerant keek in zijn boek en knikte toen. Ik denk dat het kwam door Jimmy's uniform.
'Ik heb wel een plaatsje voor u,' zei hij en ging ons voor naar een hoektafeltje. Het leek of iedereen in het restaurant naar ons keek toen we naar onze tafel liepen. Ik was zo zenuwachtig dat ik bijna mijn bestek op de grond gooide toen ik het servet eronder vandaan haalde om op mijn schoot te leggen. Een ober vroeg of we een cocktail wilden.
Een cocktail! dacht ik. Hoe oud dacht hij dat ik was.
'Nee, we willen graag meteen eten,' antwoordde Jimmy met een glimlach. 'We hebben ontstellende honger.'
'Heel goed, meneer,' zei hij, en liet de menu's bij ons achter. Toen ik de prijzen zag leek het of mijn hart stilstond.
'O, Jimmy, sommige dingen kosten evenveel als we vroeger voor de hele week uitgaven voor het eten.'
'Ik heb je gezegd dat je je geen zorgen moest maken,' zei hij. ik heb tot dusver nog geen cent van mijn soldij uitgegeven,' bekende hij. En toen vertelde hij vol trots dat hij papa Longchamp wat geld had gegeven.
'Hoe gaat het met hem, Jimmy,' zei ik toen we hadden besteld. Jimmy's ogen versomberden en zijn mondhoeken verstrakten zoals vroeger als hij zijn woede of droefheid wilde onderdrukken. Hij staarde naar de tafel en speelde met het bestek.
'Hij leek een stuk kleiner en ouder. Waarschijnlijk komt dat door de gevangenis. Zijn haar was grijzer, zijn gezicht smaller, maar toen hij me zag keek hij een stuk opgewekter. We hebben een lang gesprek gehad over alles wat er gebeurd was en hij legde uit waarom mama en hij het gedaan hadden, dat ze dachten dat ze juist handelden omdat je echte mama en papa je niet wilden en omdat hij en mama zonder succes hadden geprobeerd nog een baby te krijgen.'
Jimmy keek snel op, zijn ogen waren vochtig.
'Natuurlijk zegt hij nog steeds dat het verkeerd is geweest, en het spijt hem verschrikkelijk dat hij ons zoveel verdriet heeft bezorgd, maar ik had meer medelijden met hem dan met mezelf. Het heeft hem gebroken en nu mama er niet meer is, heeft hij eigenlijk niets meer.'
Ik was niet zo sterk als Jimmy; de tranen rolden over mijn wangen. Hij
glimlachte en boog zich over de tafel heen om mijn tranen weg te vegen.
'Maar hij voelt zich nu gelukkiger, Dawn, en ik moetje de hartelijke groeten van hem doen. Hij heeft nieuwe vrienden gemaakt, en zijn nieuwe baan bevalt hem goed.'
'Dat weet ik. Dat heeft hij me geschreven.'
'Maar ik wed dat hij je niet verteld heeft dat hij een vriendin heeft,' zei Jimmy met een droog glimlachje.
'Een vriendin?'
'Ze kookt voor hem en ik kreeg de indruk dat ze veel meer voor hem doet, maar ze wilden nog niet dat ik het al wist,' zei hij met een brede glimlach.
Natuurlijk was ik blij dat papa Longchamp gezelschap had gevonden en niet langer eenzaam zou zijn. Ik wist wat het betekende om eenzaam te zijn, zodat je gedeprimeerd raakt en zelfs een zonnige dag somber en donker lijkt. Maar ik moest denken aan mama en dat maakte het pijnlijk om te horen over papa Longchamp en een andere vrouw. Mijn verwarring moest duidelijk op mijn gezicht te lezen zijn geweest, want Jimmy reikte over de tafel heen en nam mijn hand in de zijne.
'Maar hij heeft me verteld dat niemand mama ooit in zijn hart kan vervangen,' zei Jimmy snel.
Ik knikte en probeerde het te begrijpen.
'Papa heeft beschreven hoe hij zijn best heeft gedaan om Fern op te sporen,' zei Jimmy, 'maar hij kan niet achter bijzonderheden komen. Het schijnt dat iedereen geheimhouding heeft moeten zweren. Ze hebben hem verteld dat het was om het gezin te beschermen dat haar heeft opgenomen en om te voorkomen dat Fern later problemen krijgt.'
'Maar hij is haar echte vader!' protesteerde ik.
'En een man die in de gevangenis heeft gezeten,' bracht Jimmy me in herinnering. 'Die geen geld heeft, geen goede baan en geen vrouw om hem te helpen een kind op te voeden. Natuurlijk hoopt hij nog steeds dat op een goeie dag...'
'We zullen haar vinden, Jimmy. En we zullen het gezin weer bijeenbrengen,' zei ik vastberaden.
Jimmy glimlachte en knikte. 'Zeker, Dawn.'
Pas toen ons eten werd gebracht begonnen we over onszelf te praten. Jimmy vertelde over zijn opleiding, zijn vrienden, en dingen die hij had gezien en gedaan. Ik vertelde hem over de school, over Madame Steichen, nog meer over Trisha, en beschreef de andere leerlingen in ons studentenhuis, vooral de arme Arthur Garwood. Na een tijdje leek ik de enige te zijn die aan het woord was, terwijl Jimmy met grote ogen zat te luisteren.
'Dit is wel heel iets anders dan alle andere plaatsen waar je bent geweest,' zei hij tenslotte. 'Maar ik ben blij datje bij mensen bent die zien hoeveel talentje hebt.'
Toen kwam hij met het slechte nieuws: hij was eigenlijk alleen in New York omdat hij morgenmiddag naar Europa werd verscheept.
'Europa! O, Jimmy, wanneer zie ik je weer terug?'
'Het zal minder lang zijn dan je denkt, Dawn, en ik zal vaak schrijven. Kijk niet zo ongerust,' zei hij glimlachend. 'Er is geen oorlog. Alle soldaten moeten ergens hun dienstplicht vervullen. Op deze manier krijg ik iets van de wereld te zien en Uncle Sam betaalt het voor me.
'We hebben niet veel tijd samen, Dawn,' ging hij verder met een ernstige blik in zijn ogen. 'Ik wil niet dat we één moment ervan ongelukkig zijn, oké?'
Wat klonk hij verstandig. Tijd en tragedie hadden hem veranderd. Ik besefte dat Jimmy eigenlijk op zichzelf aangewezen was geweest sinds de politie die ochtend in ons appartement in Richmond was verschenen en had verklaard dat onze vader een ontvoerder was. Jimmy had geen andere keus gehad dan snel volwassen te worden.
Ik drong mijn tranen terug en forceerde een glimlach.
'Laten we een eindje gaan wandelen,' zei ik, 'dan kan ik je mijn school laten zien.'
Jimmy haalde zijn portefeuille te voorschijn en betaalde de gigantische rekening zonder met zijn ogen te knipperen, waarna we weggingen. Hij was verbaasd dat ik zo goed de weg kende in de stad. Ik legde uit dat Trisha en ik vaak met de bus en de ondergrondse naar een museum gingen of naar een matineevoorstelling.
'Je groeit snel op, Dawn,' zei Jimmy, maar hij leek er niet blij om te zijn. 'En je wordt zo cultureel wereldwijs dat ik je waarschijnlijk niet meer zal herkennen als ik terugkom. En jij zult waarschijnlijk niets met mij te maken willen hebben.'
'O, Jimmy, dat mag je niet zeggen!' riep ik uit, terwijl ik op het trottoir bleef staan, ik zal nooit denken dat ik beter ben dan jij. Het is afschuwelijk om zoiets te zeggen.'
'Goed, goed,' zei hij lachend. 'Het spijt me.'
'Zoiets mag je zelfs niet eens denken. Ik ga net zo lief van school af.'
'Dat laat je wel uit je hoofd, Dawn. Je wordt een ster. Dat weet ik zeker,' zei hij vol overtuiging. Toen pakte hij mijn hand vast, en hand in hand liepen we samen verder.
Toen ik hem de school had laten zien met het kleine park ernaast, vertelde hij me over zijn hotel.
'Het is niet deftig, maar ik heb een mooi uitzicht over de stad, omdat ik op de achtentwintigste verdieping zit.'
'Waarom laatje het me niet zien,' zei ik. ik ben nog nooit in een hotel in New York geweest.'
'Wil je het echt zien?' vroeg hij. Hij leek onzeker, aarzelend, en even
dacht ik dat hij iets wilde zeggen. Toen veranderde zijn gezicht.
Een seconde later had hij een taxi aangehouden en waren we op weg naar zijn hotel.
Het was natuurlijk geen Plaza of Waldorf, maar het zag er aardig uit. Zijn kamer was klein, maar hij had gelijk wat het uitzicht betrof. Over de gebouwen en straten heen kon ik in de verte de zee zien. Jimmy stond naast me en hield mijn hand vast en we keken stil uit het raam.Toen liet ik mijn hoofd op zijn schouder rusten en ik sloot mijn ogen en probeerde het brok in mijn keel weg te slikken. Ik kon mijn tranen niet bedwingen.
'Het spijt me, Jimmy,' zei ik, 'maar ik kan het niet helpen dat ik me alles herinner. Ik moet steeds weer denken aan de kleine Fern, hoe ik haar vasthield en te eten gaf en haar zag lachen en kruipen. En ik moet aan mama denken toen ze nog gezond en mooi was.'
ik weet het,' zei hij. Hij streelde mijn haar en gaf me een zoen op mijn hoofd.
'En ik moet ook steeds weer denken aan de tijd toen we samen in het hotel in Cutler's Cove waren,' zei ik.
'Ik moet daar ook altijd aan denken,' bekende hij. Ik haalde mijn hoofd van zijn schouder en keek hem aan. Zijn donkere ogen keken diep in de mijne. 'Dawn,' fluisterde hij, 'als je wilt uithuilen, doe dat dan rustig. Ik begrijp het. En huil dan ook maar voor mij.'
Hij keek zo bedroefd toen hij dat zei, dat er geen traan bij me te voorschijn kwam. Ik stak mijn hand uit en raakte zijn wang aan. Langzaam, alsof we alle tijd en afstand inhaalden die tussen ons waren gekomen bewogen onze lippen zich naar elkaar toe en we kusten elkaar zachtjes. Ik draaide me naar hem om en onze kus werd hartstochtelijker. Toen hij zich terugtrok, zag ik de tranen in zijn ogen glinsteren.
ik kan niet helpen dat ik me innerlijk nog steeds zo verward voel,' zei hij. ik denk aan je, droom over je, verlang naar je, en dan zie ik je opgroeien als mijn zuster en lijkt het zo verkeerd om op een andere manier aan je te denken.'
'Ik weet het,' zei ik. 'Maar ik ben je zuster niet.'
ik weet niet wat ik moet doen,' bekende hij. 'Het lijkt of er een muur tussen ons staat, een muur die we niet mogen aanraken.'
'Spring er dan overheen,' zei ik. Ik verbaasde me over mezelf dat ik zo agressief was.
Ik nam zijn hand in de mijne en streek ermee over mijn borst. Ik drukte zijn palm ertegen en hield die daar. Hij kuste me opnieuw en toen liepen we kalm naar het bed. Eerst zaten we er alleen maar, streelden elkaar teder. Toen kwam hij dichterbij, zodat zijn hoofd op mijn voorhoofd lag. Ik voelde zijn warme adem in mijn gezicht. Ik bewoog me, zodat mijn hoofd achteroverging en mijn hals zich welfde. Zijn warme lippen kusten de holte van mijn keel en bleven daar. Ik hield mijn adem in. Heel lang wachtte ik tot hij weg zou gaan. Ik voelde de tinteling overgaan in een warmte die door mijn hele lichaam sloeg.
Ik kreunde en liet me achterovervallen op het kussen. Hij boog zich over me heen, met zijn armen langs mijn zij en glimlachte.
'Je bent zo mooi. Ik moet wel van je houden. Er zal nooit een ander voor me bestaan dan jij, en al zal het jaren duren om over die muur heen te komen, ik zal het doen,' zwoer hij.
'O, Jimmy, spring nu over die muur,' smeekte ik. Ik kon niet geloven dat ik het was die dat zei. Het was of een ander in me die woorden zei. Hij werd ernstig, zijn ogen werden donkerder, kleiner.
Toen ging hij rechtop zitten, trok zijn legerjasje uit en knoopte zijn hemd los. Ik keek naar hem zonder me te verroeren.Toen hij zijn broek liet zakken, trok ik mijn trui over mijn hoofd en ritste mijn rok los. Hij sloeg het dek terug van het bed en ik kroop eronder, in mijn bustehouder en slipje. We omhelsden en kusten elkaar. Zijn vingers vonden de sluiting van mijn beha en maakten die open. Toen hij die met mijn hulp had uitgetrokken, drukte hij zijn gezicht tegen mijn borsten en kuste me.
'Wat ben je mooi,' zei hij met een zucht. 'Ik herinner me nog hoe je vroeger was. Je was zo verlegen over je lichaam, je wilde altijd wijde truien dragen, zodat ik niet kon zien datje borsten had. En als we elkaar per ongeluk aanraakten...'
Zijn herinneringen brachten de jaren terug waarin we als broer en zus hadden geleefd. De muur tussen ons rees weer omhoog toen ik me de keren herinnerde waarop we elkaar per ongeluk intiem hadden aangeraakt en ik me zo schaamde. Het was moeilijk die beelden en gevoelens te verjagen.
Toen hij zijn lid tegen me aanduwde, ging er een rilling door me heen, van opwinding en van schuldbesef. Maar waarom moest ik me schuldig voelen? vroeg ik me af. Jimmy is mijn broer niet. Hij is het niet!
Jimmy voelde mijn lichaam verstijven en hij hield op met me te zoenen en keek naar me.
'We gaan te snel, Dawn,' zei hij. 'Dit gaat onze liefde bedreigen, niet bestendigen. Ik verlang naar je, meer dan naar wat ook ter wereld, maar ik wil niets doen datje van me kan verwijderen.
'Laten we gewoon in eikaars armen blijven liggen,' zei hij met een wijsheid die groter was dan de mijne.
Hij sloeg zijn arm om mijn schouderen trok me dichter naar zich toe, zodat mijn hoofd op zijn borst rustte. Lange tijd bleven we zo zwijgend liggen. Onze bonzende harten bedaarden en een heerlijke rust maakte zich van ons meester. Door het raam zagen we de zon ondergaan boven de stad. Even later begonnen de duizenden en duizenden lichtjes te fonkelen die de skyline van New York zo opwindend maken.
Hij deed zijn ogen dicht en ik volgde zijn voorbeeld, en we vielen in
eikaars armen in slaap.
Toen ik mijn ogen opendeed was ik even in de war. Jimmy sliep nog. Ik draaide me zachtjes om, zodat ik hem niet wakker zou maken en deed het lampje aan op het nachtkastje. Ik keek op de klok en het was of mijn hart stilstond. Dat kon toch niet waar zijn?
'O, Jimmy,' riep ik uit, terwijl ik overeind schoot.
'Hè?' Zijn ogen gingen open.
Ik gooide de dekens van me af en begon haastig mijn kleren aan te trekken.
'Het is twee uur. Agnes zal razend zijn. We moeten in het weekend uiterlijk om twaalf uur binnen zijn en op weekdagen om tien uur.'
'God, ik weet niet wat er gebeurd is,' zei hij. Hij kwam overeind en trok zijn broek aan.
We renden de kamer uit naar de hal van het hotel. Het was zo laat dat er niemand in de receptie was. Het duurde een tijdje voordat we eindelijk een taxi hadden gevonden en het was bijna drie uur toen we bij het huis van Agnes kwamen.
'Zal ik met je mee naar binnen gaan om het uit te leggen?' vroeg Jimmy.
'Wat uitleggen? Dat we samen in je hotelkamer in bed in slaap zijn gevallen?'
'Het spijt me,' zei Jimmy weer. 'Het laatste wat ik wilde wasje moeilijkheden bezorgen op school.'
ik bedenk wel iets. Bel me morgenochtend op. O, het is al ochtend,' zei ik. 'Waag het niet naar Europa te vertrekken zonder me nog een keer gezien te hebben, Jimmy. Beloof het,' zei ik.
'Ik beloof het,' zei hij. ik kom om een uur of elf.'
Ik gaf hem een zoen en sprong de taxi uit. Natuurlijk was de voordeur op slot, zodat ik aan moest bellen. Jimmy staarde naar me in de taxi. Ik wenkte dat hij door moest rijden en hij gaf de chauffeur opdracht hem terug te brengen naar het hotel. Een paar minuten later deed Agnes de deur open. Ze was in haar ochtendjas en haar haar hing los. Zonder de vele lagen make-up zag ze er bleek en jaren ouder uit.
'Weetje hoe laat het is?' vroeg ze voor ze me binnenliet.
'Het spijt me, Agnes. We hebben niet op de tijd gelet en toen we keken...'
ik heb de politie niet gewaarschuwd, maar ik heb je grootmoeder moeten bellen,' zei ze. ik hoef je zeker niet te vertellen dat ze erg van streek was. Ik wist niet dat die jongen die je kwam halen een jeugddelinquent is die in het hotel gearresteerd was.'
'Dat is niet waar!' riep ik uit. 'Ze liegt over Jimmy, zoals ze over alles heeft gelogen in de brief die ze je heeft geschreven.'
'Als hier iemand liegt, dan ben jij dat, denk ik,' zei ze streng. Ze speelde een rol, dacht ik. Het had weinig zin om tegen te spreken. 'Je hebt me bedrogen, en dat terwijl ik je vertrouwde. Hoe denk je dat dit op mij afstraalt en op mijn reputatie op school? Je grootmoeder wilde een klacht indienen bij het bestuur, maar ik heb haar beloofd dat dit nooit meer zou gebeuren en je die jongen nooit meer zou terugzien.
'Bovendien,' zei ze, terwijl ze haar armen onder haar borsten over elkaar sloeg en veranderde in een standbeeld, 'heb je zes maanden huisarrest. Je moet om zes uur thuis zijn, zelfs in de weekends, en je mag alleen uitgaan als je iets op school moet doen en pas als ik het heb goedgekeurd. Is dat duidelijk?'
Dat is onrechtvaardig, dacht ik, maar ik slikte mijn ergernis in en knikte. Ik vond het niet erg dat ik niet meer uit mocht. Jimmy ging morgen toch naar Europa.
'Goed dan,' zei Agnes, en deed een stap achteruit om me te laten passeren. 'Ga meteen naar je kamer en doe het heel zachtjes om de anderen niet te storen.
'Ik ben erg teleurgesteld in je, Dawn,' riep ze toen ik langs haar liep. Haastig liep ik de trap op. Zodra ik onze kamer binnenkwam, schoot Trisha overeind.
'Waar was je?' vroeg ze. 'Agnes is razend.'
'Ik weet het.' Ik ging op haar bed zitten en begon te huilen. 'Ik heb zes maanden huisarrest. Daar heeft grootmoeder Cutler voor gezorgd.'
'Maar waar ben je geweest?'
Ik vertelde haar dat we naar Jimmy's hotelkamer waren gegaan en in elkaars armen in slaap waren gevallen.
'Wauw,' zei ze.
'Er is niets gebeurd, Trisha, zo was het niet,' zei ik, maar ik zag de sceptische blik in haar ogen. 'Je moet me morgen helpen,' zei ik, toen ik me herinnerde dat Jimmy morgenochtend langs zou komen. 'Ik moet hem zien voor hij naar Europa gaat.'
We maakten een plannetje dat zij buiten zou wachten en me zou gaan halen als hij kwam. Jimmy en ik zouden samen naar het park gaan. Daar zouden we afscheid nemen. En dan zou ik teruggaan naar het studentenhuis en me begraven in mijn schoolwerk en mijn muziek en proberen de tijd en de afstand te vergeten die ons gescheiden hielden.
Ik ging slapen en droomde over de dag dat hij terug zou komen en we samen ons eigen leven zouden kunnen leiden, bevrijd van grootmoeder Cutler en gemene mensen. Ik zou voor ons beiden een hoop geld verdienen met mijn zang en mijn muziek.
Was ik nog steeds een kind, dat ik die hoop koesterde?