26

Dageraad bij de poort

 

NETFEED/NIEUWS: cosmetische dilemma’s

(beeld: jonge man met twaalf vingers)

COMMENTAAR: De internationale Vereniging van Cosmetisch Chirurgen heeft in Monte Carlo een ongewoon roerige jaarvergadering achter de rug. Cosmetische genese, mogelijk gemaakt door de vooruitgang in het kweken van stamcellen, is al een aantal jaren vooral door jongere chirurgen toegepast. Een recente doorbraak maakt het nu echter mogelijk niet alleen extra vingers of tenen te laten groeien, maar ook complete armen en benen en zelfs staarten of andere niet-menselijke lichaamsdelen.

(beeld: artistieke impressie van net jongen met rugvin en hoorntjes)

COMMENTAAR: Sommige artsen en ethici zijn van mening dat de jongste tienerrage niet het echte probleem is.

(beeld: dr. Lorelei Schneider tijdens haar voordracht)

SCHNEIDER: ‘Er zijn al verontrustende berichten over arbeiders in arme landen die onder druk worden gezet om niet slechts vingers, maar zelfs handen en armen te laten aanzetten. Wie weigert komt op de arbeidsmarkt in een zeer ongunstige positie te verkeren...’

 

Z

e waren door de poort gegaan, maar er was iets veranderd. Er was veel veranderd.

Renie stak haar hand uit naar de stenen muur om zichzelf overeind te houden maar ook om iets vertrouwds te voelen. Boven de verlaten tuin, boven de tegelpaden en de lege vijver, boven Renie en haar verwarde metgezellen flonkerden de sterren, even verschillend van de vage vlekjes boven het huis als een wolf van een schoothond. Maar over de nieuwe sterren maakten ze zich geen zorgen.

‘Ik... ik ben een man,’ zei Renie. ‘Allemachtig! Wat is er gebeurd, Martine?’ Ze betastte haar lichaam en voelde de harde borstspieren onder haar wollen kleed, haar stevige dijen... en dat vreemde ding tussen haar benen. Haar hand trok zich terug alsof hij een eigen wil had en er niets voor voelde dit zo onbekende terrein verder te verkennen. ‘Heb jij dat gedaan?’

‘Is iedereen meegekomen?’ vroeg Florimel. De Duitse zag er in elk geval nog herkenbaar uit met het bloederige verband om haar hoofd en met haar gerafelde kleren, hoewel haar gezicht niet meer hetzelfde was. ‘Zijn we er allemaal?’

‘O god, natuurlijk. Sorry.’ Renie begon de hoofden te tellen, hoewel ze zich nauwelijks kon voorstellen dat deze vreemden werkelijk haar vrienden waren. ‘!Xabbu? Ben... ben jij dat?’

De slanke jonge Griek lachte. ‘Ik geloof dat mijn gebed verhoord is. Het is... vreemd om weer rechtop te lopen.’

‘Hoe kan...’ Renie dwong zichzelf haar vraag in te slikken. ‘Nee, laat ik eerst dit afmaken. T4b, dat ben jij, zeker?’ vroeg ze aan een lange knaap die als enige was toegerust voor deelname aan de Trojaanse oorlog, met wapens en een harnas die je doorgaans alleen in een museum of op klassieke vazen kon zien. Hij knikte en Renie richtte haar blik op de kleine figuur die aan zijn voeten op de grond zat. Emily had haar eigen gezicht behouden, maar ze had langer en krullerig haar. Haar boerenschort was vervangen door een lange witte jurk. Aan haar gesnik te horen was de gedaanteverwisseling niet gepaard gegaan met een verandering van karakter. ‘Wat is er?’ vroeg Renie.

‘Ze huilt al sinds we hier zijn,’ zei T4b hulpeloos. ‘Het lijkt wel of het steeds erger wordt.’

‘Het doet pijn!’ jammerde Emily.

‘Kan het een beetje zachter?’ Renie knielde neer en boog zich over het meisje heen om haar op haar gemak te stellen. Ze leken de donkere tuin voor zichzelf te hebben, maar als dit echt het belegerde Troje was zou het lawaai niet lang onopgemerkt kunnen blijven.

‘Maar het doet echt pijn!’ snikte het meisje. ‘Elke keer als jullie me meenemen!’

‘Wat doet er dan pijn?’

‘Ik wil hier niet zijn. Ik hoor hier niet!’

Renie haalde haar schouders op en ging staan, Emily aan de zorgen van T4b overlatend. De laatste van het groepje zat aan de rand van de droge vijver, eveneens gekleed in een licht gewaad. ‘Martine?’

De vrouw reageerde niet onmiddellijk, alsof ze in gepeins verzonken was. ‘Ja, ik ben het, Renie.’

‘Wat is er gebeurd? Waarom ben ik een man?’

De blinde Française schokschouderde even. Haar gezicht was in het licht van de sterren moeilijk te zien, maar ze leek uitgeput te zijn. ‘Ik moest iets uitkiezen,’ antwoordde ze slechts.

‘Zijn we echt in Troje?’

‘Ik geloof het wel. Jij kan zien wat voor kleren we dragen, ik niet. Klopt het?’

Renie wierp een blik op de versierde helm van T4b. ‘Het lijkt me wel, ja.’

‘Het was anders dan de vorige keer,’ zei Martine langzaam. ‘We moesten niet alleen een poort openen maar ook deze simulatie zien te bereiken. Weet je nog dat we probeerden de centrale index van het netwerk te vinden? We moesten de lijst hebben met de... met de...’

‘Adressen?’ opperde Renie.

‘Met de adressen van de afzonderlijke simwerelden, ja. Toen ik die eindelijk had en de poort openging kreeg ik ineens een heel keuzemenu. Ik neem aan dat de leden van de Broederschap en hun gasten zo’n menu elke keer te zien krijgen, maar voor ons is het de eerste keer dat we zogezegd door de voordeur naar binnen gaan. In elk geval moest ik snel een keuze maken en dat heb ik gedaan. Ik wilde niet langer dan noodzakelijk in het centrale systeem blijven, want die aansteker is per slot van rekening gestolen van iemand van de Broederschap. Misschien wordt er zelfs naar gezocht en ik weet niet of het verstandig is om hem bij ons te houden.’

‘Maar het is ook niet verstandig om hem op te geven,’ zei Florimel vermoeid. ‘Het is de enige prijs die we tot nu toe hebben gewonnen. Zelfs als we hem ergens begraven weten we niet of we ooit nog de kans zullen krijgen hem weer op te halen.’

‘Dat kunnen we later allemaal wel bespreken,’ zei Renie. ‘Je zei dat je moest kiezen. Zijn we nu in Troje, in de stad zelf?’

Martine knikte. ‘Die verschijning, de Vrouw van de Ramen, zei dat we de anderen moesten zoeken bij de muren van Priamus. Zonder nadere gegevens moeten we dat maar letterlijk opvatten. Als we buiten de stad waren begonnen hadden we misschien nooit in de buurt van de muren kunnen komen.’

Renie trok een gezicht. ‘Ik zal niet beweren dat ik alles van de Trojaanse oorlog af weet, Martine, maar één ding herinner ik me wel. De Grieken bouwden een verdomd groot houten paard en brandden vervolgens de hele stad plat. Als we hier blijven wordt het onze dood!’

‘De oorlog duurde tien jaar, Renie,’ antwoordde Martine. ‘We hebben geen idee hoeveel jaar er zijn verstreken. Het is trouwens niet eens gezegd dat ze er hier ook tien jaar over doen.’

‘Martine moest nu eenmaal snel een besluit nemen,’ zei Florimel. Renie vatte het op als een verwijt aan haar eigen adres en ze kon de Duitse geen ongelijk geven.

‘Oké, het spijt me. Het is alleen een behoorlijke schok voor me dat ik ineens een man ben. Het is zo gek... Ik heb een... een penis!’

‘Die hebben veel mensen, wat ze er niet van weerhoudt een nuttig lid van de maatschappij te zijn,’ merkte Florimel op.

Renie lachte onwillekeurig. ‘Heb ik dat ook aan jou te danken, Martine?’

‘Ja, maar ook dat moest snel gebeuren.’ De blinde vrouw klonk alsof ze elk moment zittend in slaap kon vallen. ‘Ik heb geprobeerd er het beste van te maken. Ik zal je zeggen wat mijn overweging was. We weten niet wat we hier doen of wie ons hier verwacht. Als we geluk hebben heeft Sellars een manier gevonden om in het netwerk te komen en wil hij ons spreken, maar zelfs dan is het niet zeker dat we echt bij de muren zelf moeten zijn. Het kan overal in deze Trojaanse simwereld zijn, ook in de vlakte of in het Griekse kamp.’

‘Wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg Renie.

‘Dit is een stad in oorlog. Alleen mannen zullen toestemming hebben om zich buiten de muren te wagen, soldaten. Ik dacht zo dat jij wel met !Xabbu en T4b mee zou willen als zij ergens heen gaan.’

Martine bedoelde wellicht dat Renie zelf de leiding over zo’n belangrijke expeditie zou willen hebben of anders dat ze bij !Xabbu in de buurt wilde blijven; waarschijnlijk was het allebei waar. Renies ergernis maakte plaats voor schaamte. Martine had onder moeilijke omstandigheden snel en weloverwogen een beslissing genomen. ‘Ga verder.’

‘Florimel is er slecht aan toe en zelf kan ik me binnen de muren waarschijnlijk nuttiger maken dan in het tumult van een veldslag. Emily is een kind of stelt zich zo aan, terwijl ze ook nog eens in verwachting is. Het is beter om haar zo lang mogelijk uit de buurt van elk gevaar te houden. Om die reden heb ik ons drieën een vrouwelijke sim gegeven.’

‘Stellen we ook nog iemand voor?’ vroeg Renie. ‘Achilles of Paris of zoiets?’

‘Jij, !Xabbu en T4b zijn niet echt grote helden,’ antwoordde Martine. ‘Ik wilde niet al te zeer de aandacht op jullie vestigen. Ik heb van de Ilias voornamelijk onthouden dat de helden uit beide kampen elkaar met speren bestookten, waarbij er meestal een het leven liet. Als deze simulatie het verhaal op de voet volgt zou het risico veel te groot zijn. Als gewone soldaten kunnen jullie je zoveel mogelijk buiten het strijdgewoel houden.’

‘Dat is heel wijs gedacht, Martine,’ zei !Xabbu. ‘We mogen van geluk spreken dat we jou hebben.’

Ze zwaaide met haar hand, te moe om een compliment te verdragen. ‘Wij vrouwen maken deel uit van de koninklijke familie. Op die manier blijven we overal van op de hoogte en hebben we iets meer bewegingsvrijheid, want vrouwen uit het volk waren in het oude Griekenland niet erg onafhankelijk.’

‘Ik snap het niet,’ zei T4b opeens. ‘Wat voor soldaten lopen er nou op sandalen? Is dit net zo’n Heraklesfilm? Tegen wie vechten we eigenlijk?’

‘Jij bent een Trojaan,’ zei Florimel. ‘Dit is jouw stad, Troje. De Grieken proberen het te veroveren.’

‘Gesnopen.’ T4b knikte. ‘Dan zal ik eens een paar Grieken te grazen nemen.’

‘Lieve help,’ zei Renie. ‘Is er geen eenvoudiger manier om de wereld te redden?’

 

Hoewel ze allemaal bekaf waren hadden Renie en haar vrienden veel te bespreken en daar ging al snel een uur mee heen.

‘We weten nog altijd niet waarom we hier zijn,’ merkte Florimel op. Van het hele gezelschap had zij het dringendst behoefte aan rust, want ze had duidelijk nog last van haar verwondingen, maar desondanks stond ze erop aan het gesprek deel te nemen; een vorm van zelfopoffering die Renie herkende. ‘Misschien is het Sellars helemaal niet die ons zoekt. Het kan wel een storing in het systeem zijn of zelfs een truc van onze tegenstanders. Martine heeft ons toch over dat Nemesisgeval verteld? We hebben geen idee wie ons allemaal zoeken en wat ze van ons willen.’

‘Ik denk niet dat onze vijanden ons zo gevaarlijk vinden dat ze al die moeite zullen doen,’ antwoordde !Xabbu. ‘Tot nu toe zijn we niet lastiger dan een vlieg voor ze geweest, nauwelijks de moeite waard om aandacht aan te besteden.’

‘We hebben onze echte vijanden nog helemaal niet gezien,’ zei Martine. ‘Alleen hun handlangers maar, de Tweeling... als de Tinnen Man en Leeuw dat tenminste waren, zoals Azador beweerde. En van de Slachter hebben we meer gezien dan ons lief is. Maar zijn meester en de andere leden van de Broederschap zijn nog steeds buiten ons bereik. Zoals Kunohara al zei, ze staan als goden boven deze wereld.’

‘We kunnen hier toch moeilijk blijven zitten tot er wat gebeurt,’ zei Florimel bars. ‘Dan komen we helemaal nergens.’

‘Weet jij dan iets beters?’ vroeg Renie. ‘En dat bedoel ik niet sarcastisch. We hebben weinig keus. We weten nog nauwelijks wat er allemaal aan de hand is. Dankzij de aansteker kunnen we ons vrijer bewegen, maar daarmee hebben we het systeem nog niet ondermijnd, net zomin als je met een sleutel een heel huis kunt afbreken.’

‘Er is nog meer aan de hand, denk ik,’ zei !Xabbu ineens. ‘Die Kunohara zei dat we in een verhaal zitten. Ik begrijp niet wat hij daarmee bedoelt, maar het zou weleens waar kunnen zijn. Misschien is “vertrouwen” het sleutelwoord: we moeten erop vertrouwen dat het vroeg of laat duidelijk zal worden.’

Renie schudde haar hoofd. ‘Dan zijn we weer terug bij wat Florimel bedoelde, dat we moeilijk kunnen gaan zitten wachten. Je weet dat ik jouw manier van denken respecteer, !Xabbu, maar ik zit anders in elkaar. Ik geloof niet dat de wereld mij zal redden of dat alles zin en doel heeft.’

Hij glimlachte treurig. ‘De wereld heeft in elk geval nooit veel bijzonders gedaan om mijn volk te redden, Renie, wat ze zelf ook geloofden.’ Zijn gezicht klaarde op en Renie besefte dat ze zijn menselijke glimlach al een tijd niet meer had gezien. Het was een prettig gezicht. ‘Maar je hebt misschien zelf al een oplossing aan de hand gedaan, Renie. Daarom lijk je op ons geliefde Stekelvarken.’

T4b had slechts met een half oor geluisterd, maar nu snoof hij luid en ook Florimel keek hem verbaasd aan. ‘Stekelvarken?’

‘De favoriet van Grootvader Sprinkhaan,’ zei !Xabbu. ‘Stekelvarken ziet dingen die anderen niet kunnen zien. Renie weet soms zelf niet hoe scherp ze ziet.’

‘Hou op!’ zei Renie verlegen. ‘Wat bedoel je met die oplossing?’

‘Je zei dat we de aansteker niet kunnen gebruiken om het systeem te vernietigen, net zomin als je met een sleutel een huis kunt verwoesten. Maar dat laatste kan wél. De sleutel maakt deuren open waardoor anderen naar binnen kunnen komen, mensen die het huis komen leegroven of alleen maar willen kijken wat er te vinden is.’

‘De politie, bedoel je?’ Ze kon hem niet goed volgen. ‘Als we hier levend en wel uit komen en dat apparaat nog hebben kunnen we het misschien aan iemand van de VN geven...’ Na het verraad van Del Ray had ze er niet erg veel vertrouwen meer in.

‘Het is maar een idee,’ zei hij. ‘Ik wilde vooral duidelijk maken dat er misschien toch nog hoop is. Of de afloop van ons verhaal nu al vaststaat of niet, we kunnen alleen op ons geluk vertrouwen en doen wat we kunnen. Maar hoop is altijd een welkome metgezel.’

Ze knikte. Voor het eerst sinds hun vertrek uit het huis had ze het gevoel dat deze nieuwe sim de !Xabbu was die ze kende en liefhad. Ze vroeg zich af hoe het zou zijn als ze altijd zo moesten leven, telkens in een ander lichaam. Zou het hun liefde makkelijker of juist gecompliceerder maken? Op dit moment voelde ze zich sterk tot hem aangetrokken op een manier die zijn uiterlijk als baviaan onmogelijk had gemaakt. Zijn nieuwe sim was jong en redelijk knap, terwijl de echte !Xabbu er toch voldoende in te herkennen was, maar haar verlangen uitte zich nu ze zelf het lichaam van een man had en dat was op een vreemde manier bijna net zo afstotend als het idee dat ze verliefd was op een aap.

Maar ach, waar kun je als man beter op andere mannen vallen dan in het oude Griekenland?

‘Wie is daar?’ klonk plotseling een stem in het donker.

Renie sprong geschrokken overeind en verwenste haar eigen gelatenheid. Net als de anderen was ze bijna vergeten dat ze in een vreemde belegerde stad waren. Uit de schaduw aan de rand van de tuin kwam een lange en breedgeschouderde man en even dacht ze dat ze de sim van de barbaar herkende.

‘Orlando? Ben jij dat?’

De man bleef staan, nog net zichtbaar in het licht van de sterren. ‘Die naam ken ik niet, maar aangezien ik de edele Glaukos en mijn eigen zuster zie moet u weten wie ik ben. Kassandra, waarom ben je niet in het vrouwenverblijf? Onze moeder Hekabe maakt zich zorgen.’

Renie zag tot haar verbazing dat Martine opstond. ‘Dit... dit meisje had een nachtmerrie, mijn broer,’ zei ze, naar Emily wijzend die in elkaar gedoken op het tegelpad zat. ‘Ze was weggelopen en daarom zijn we haar gaan zoeken. Deze soldaten hebben ons geholpen.’

De man keek naar Renie en de anderen alsof hij het verhaal niet helemaal geloofde. ‘Dan moet ik je namens mijn familie bedanken, Glaukos,’ zei hij ten slotte tegen T4b, die er gespannen het zwijgen toe deed. ‘De Lyciërs doen voor niemand onder, zoals men zegt, en ze zijn de trouwste bondgenoten. Nu deze vrouwen getroost zijn zal ik ze weer onder mijn hoede nemen, zodat je kunt terugkeren naar je landgenoten bij de Skaïsche poort.’ Hij keek ernstig naar Renie en !Xabbu. ‘Gaan jullie ook naar je post, mannen. Het is weldra tijd om jullie wapenrusting aan te doen. Bij het opgaan van de zon zal bloedig slag geleverd worden en er valt grote eer te behalen.’

Renie voelde de moed in haar schoenen zinken. Een veldslag? En ze waren net een uur in Troje.

‘Grote... Hektor,’ zei Martine, aarzelend alsof ze niet zeker was van de naam, ‘zijn de Grieken de muren dan zo dicht genaderd? Hebben we zelfs geen paar dagen rust?’

Blijkbaar had ze zich niet in zijn identiteit vergist. ‘De Grieken slapen nog bij hun gewelfde schepen,’ zei hij, ‘maar de goden hebben gesproken en ons verteld dat de godgelijke Achilles in onmin met Agamemnon leeft en weigert te vechten. Dit is onze kans een grote strijdmacht in te zetten en ze terug te drijven naar de zee terwijl hun grootste held bij zijn zwarte schepen zit te kniezen. Maar ik heb genoeg gezegd. Het gaat niet aan in gezelschap van vrouwen veel over oorlog te spreken, dat jaagt ze maar angst aan.’

Martine en Florimel hielpen Emily overeind. ‘Ik hoor hier niet!’ zei het meisje, zwak en verward alsof ze het tegen zichzelf had.

‘Geen van ons kan zich verbergen voor de wil van de veranderlijke goden,’ zei Hektor op mildere toon tegen haar. ‘Kom, meisje, dan zal ik je veilig naar het vrouwenverblijf brengen.’ Hij stapte naar voren waardoor zijn gezicht beter te onderscheiden was in het sterrenlicht, zijn bleke voorhoofd en lange rechte neus onder gitzwart haar.

Dat moet een hoofdrolspeler zijn, dacht Renie onwillekeurig. Hij ziet er verdomd goed uit ook, althans in deze versie. Maar ik geloof dat hij aan het eind sneuvelt, dus wat heeft hij daaraan?

Hektor bracht de vrouwen door de tuin naar de gewelfde zijdeur van het paleis, waar hij zich omdraaide. ‘Glaukos!’ riep hij naar T4b. ‘Zeg de edele Sarpedon dat ik een uur vóór zonsopgang bij de poort zal zijn. Als je mannen nog wapenrusting nodig hebben, breng ze dan naar de wapenkamer bij de Skaïsche poort en laat ze alles nemen wat ze kunnen gebruiken. Elke man binnen de poorten van Troje moet gereed zijn om het tegen de harde speren van de Grieken op te nemen.’

Renie staarde nog naar de deuropening toen het groepje al uit het gezicht was verdwenen.

‘Waar sta je aan te denken?’ vroeg !Xabbu.

‘Aan dit systeem. Het is zo verbazingwekkend!’ Ze zuchtte. ‘Ik zou jaren nodig hebben om er iets van te snappen. Maar we kunnen beter die wapens gaan halen. Als de Grieken net zo stevig zijn als Hektor wil ik een zwaar harnas hebben, ook al zullen we voornamelijk voor het strijdgewoel op de vlucht zijn.’

 

Renie had zich afgevraagd of ze in het donker de weg wel zouden kunnen vinden, maar er waren nog meer soldaten op weg naar de poorten en Renie, !Xabbu en T4b lieten zich met de stroom meevoeren.

‘Ik ben vooral benieuwd hoe die Poppen zijn geprogrammeerd.’ Ze sprak op zachte toon, hoewel het groepje soldaten vlak voor hen liep te zingen alsof ze wilden bewijzen dat ze niet bang waren, een of ander aangeschoten lied over de hellingen van de berg Ida. ‘Je kon merken dat Hektor aan Martines verhaal twijfelde, ook al zei hij onmiddellijk dat ze zijn zus was. Ze moeten dus flexibel genoeg zijn om op veranderingen in te spelen. Het gaat in wezen om de vraag of dit netwerk op kwantummechanische beginselen is gebaseerd. Als er geen mensen van buiten kwamen, zoals wij of leden van de Broederschap, zou de simulatie dan telkens opnieuw worden afgespeeld? Treden veranderingen alleen op als er echte mensen komen? Of is het een turbulent systeem, zo ingewikkeld dat er nooit twee keer precies hetzelfde kan gebeuren, zelfs als er geen mensen in het spel zijn?’

‘Wat zou het?’ bromde T4b. ‘Die Poppen willen ons afmaken, niet dan? Dus moeten wij ze voor zijn, meer hoef je niet te weten.’

‘Je wilt toch zeker wel weten hoe het systeem in elkaar zit?’ Renie voelde zich bijna persoonlijk aangesproken, hoewel daar geen reden voor was. ‘Dat is misschien onze enige kans om hier weer uit te komen.’

T4b haalde zijn schouders op en toonde verder geen belangstelling meer. God, wat is hij nog een kind, dacht Renie.

‘Ik geloof dat ik je wel begrijp, Renie,’ zei !Xabbu. ‘Maar ik vraag me af of er nog wel sprake is van een... hoe moet je dat noemen? Van een gesloten omgeving. Het hele systeem verandert voortdurend als er figuren zijn zoals de Tweeling die volgens Azador van de ene naar de andere simulatie gaan, terwijl de leden van de Broederschap en mensen als Kunohara overal kunnen binnenkomen.’

Renie knikte. ‘Dat is waar. Ik vraag me af of dat iets te maken heeft met die storingen waardoor het hele systeem vastloopt. Misschien is het gewoon te ingewikkeld geworden en gebeuren er allerlei onvoorspelbare dingen.’

‘In dat geval zou Anderland erg op de echte wereld lijken,’ zei !Xabbu. Hij glimlachte niet.

 

De wapenkamer was een grote opslagplaats naast een even grote smidse aan een binnenplaats tegenover de massieve, in schaduw gehulde Skaïsche poort. Op dit late uur was het het enige verlichte gebouw in de omgeving, de gloed van de ovens veel feller dan de kampvuren van de soldaten die zich bij de poort hadden verzameld. Bij hun binnenkomst werden ze begroet door wolken stoom en de geur van zweet en gesmolten metaal. De zaal, ongeveer zo groot als een sporthal, was de droom van elke archeoloog, een schitterende verzameling van alle mogelijke oorlogsattributen: onttakelde strijdwagens, stapels speren waarvan de schachten waren versplinterd, zwaar gedeukte helmen die hun oorspronkelijke eigenaars vermoedelijk nooit meer zouden beschermen. Renie kreeg weinig tijd om alles in zich op te nemen. De smeden en hun helpers, bijna allemaal oud of mank en om die reden vrijgesteld van krijgsdienst, staakten hun werkzaamheden en keken met grote ogen naar de nieuwkomers. De oorzaak blikkerde in het toortslicht.

‘Waarlijk,’ zei een van de oudste wapensmeden met een eerbiedige blik op T4b, ‘de wapenrusting van de edele Glaukos is zonder evenknie.’

T4b keek verwonderd omlaag. Zijn gewelfde borstpantser, arm-stukken en scheenplaten waren van glanzend goud gemaakt. Het netwerk had zijn oorspronkelijke uitrusting blijkbaar aangepast bij de overgang naar de Trojaanse simwereld. De smeden verdrongen zich rond de knaap alsof ze een handtekening van hem wilden hebben.

‘Is dit hetzelfde harnas dat uw grootvader Bellerophon droeg toen hij tegen de monsters streed?’ vroeg een eenarmige man.

‘Glaukos heeft een zwakke stem,’ verzon Renie snel. ‘Hij is aan zijn keel gewond geraakt... bij het worstelen.’

T4b wierp haar een dankbare blik toe.

‘Als zijn arm nog maar sterk is,’ antwoordde de eerste smid. ‘Bij zonsopgang zal er veel bloed en gehuil zijn. Moge vader Zeus geven dat de Grieken het meest zullen lijden.’

De werklieden haastten zich om de metgezellen van de befaamde Glaukos van Lycië in een passende uitrusting te steken. Renie onderging het passen en meten zo gelaten mogelijk in het besef dat ze hier een man was. Er werd een soort gevoerde linnen mat voor haar borst vastgemaakt en daaroverheen kwam een tweedelig bronzen kuras dat met riemen werd bevestigd. Toen ze haar armen probeerde op te tillen en zich afvroeg hoe ze met dat zware geval ooit voor de strijd kon vluchten, kreeg ze ook nog een bungelende buikplaat en met linnen afgezette bronzen scheenplaten aangemeten. !Xabbu liet zich geduldig dezelfde behandeling welgevallen en Renie keek bewonderend naar zijn slanke, atletische gestalte. Ja, hij zag er veel beter uit dan als baviaan! Hij zag haar kijken en glimlachte vermaakt.

Hou toch op, mens, dit is menens, vermaande ze zichzelf. Het doet er niet toe hoe hij eruitziet of hoe jij eruitziet, het doet er niet eens toe datje hier ook nog een vent bent. Buiten die poort staan ze klaar om je met pijlen te doorboren en je hoofd er met een bijl af te hakken.

Na deze zelfkastijding liet ze zich naar een stapel oude helmen brengen. Ze kreeg er een die helemaal niet op de enorme gouden helm van T4b leek. Het was een soort kap van stijf leer met lange oorkleppen, helemaal bedekt met rijen uitgeholde ever tanden die op het leer waren genaaid. Ze hoopte dat de tanden niet alleen voor de sier bedoeld waren.

‘Je hebt geluk,’ zei de eenarmige man tegen haar. ‘Dat is een mooi stuk vakwerk.’

Nadat ook !Xabbu een leren helm had gekregen konden ze een keus maken uit een berg ronde en achtvormige houten schilden, bedekt met ossenleer en afgezet met brons. Renie nam een van de kleinere ronde schilden in de hoop dat ze daardoor minder in haar bewegingen zou worden belemmerd. !Xabbu volgde haar voorbeeld. Vervolgens kregen ze allebei een kort steekzwaard en werden ten slotte naar een klein bos van speren geleid, stuk voor stuk twee keer zo lang als zijzelf. Renie voelde zich in haar nieuwe wapenrusting niet beter beschermd, maar juist zwaar en opgesloten. Het kuras schaafde nu al langs de huid van haar ongewoon platte borst. Het zien van de bronzen speerpunten deed haar denken aan al de Griekse soldaten die haar met soortgelijke wapens zouden aanvallen en ze kreeg een wee gevoel in haar maag.

We horen hier helemaal niet te zijn. We zitten weer eens diep in de nesten.

‘Mag ik vragen, edele Glaukos,’ zei een oude man tegen T4b terwijl hij Renies zwaardschede aan haar riem hing, ‘waarom uw vrienden geen eigen wapenrusting hebben? Hoe is dat mogelijk? De Grieken roven vaak wapens als oorlogsbuit, maar niet zonder de bezitter te doden.’

T4b had zitten dagdromen terwijl Renie en !Xabbu werden uitgerust en hij keek verrast op.

Denkt de man soms dat we lafaards zijn? dacht Renie. Het kost een eeuwigheid om overal achter te komen, maar wij vallen altijd overal midden in. Ze probeerde een aannemelijke verklaring te bedenken. ‘Onze... onze paarden zijn er met onze uitrusting vandoor gegaan.’ Met uitzondering van broeder Factum Quintus hadden alle Poppen tot nu toe elke uitleg aanvaard en hopelijk gold dat ook voor deze slaven en handwerkers.

De oude man stelde haar niet teleur. ‘Zonder paarden moet het een zware reis uit Lycië zijn geweest.’ Hij knikte met een ernstig gezicht. ‘Maar we zijn blij met jullie komst. Zonder Lyciërs, Dardaniërs en andere bondgenoten zou Troje al jaren geleden zijn gevallen.’

‘We doen ons best.’ Renie keek veelzeggend naar T4b, die met enige moeite begreep wat ze bedoelde en hen wenkte hem te volgen. De wapensmeden verzamelden zich weer bij de deuropening om afscheid te nemen en een laatste blik op zijn gouden harnas te werpen.

Het kamp bij de Skaïsche poort was enorm uitgestrekt en Renie kreeg weer wat meer vertrouwen in de goede afloop. Ook al was het Griekse leger net zo groot, in alle drukte zouden zij en haar vrienden toch uit de buurt van de frontlinie moeten kunnen blijven.

Een schildwacht herkende T4b en bracht het groepje naar Sarpedon, die blijkbaar een bloedverwant van Glaukos was. De aanvoerder van de Lyciërs was ook al een echte filmheld, weliswaar niet zo indrukwekkend als Hektor maar toch lang en gebouwd als een olympische worstelaar. Zonder iets te vragen accepteerde hij Renies uitleg over T4b’s zwijgzaamheid.

‘Zolang je arm maar sterk is, edele Glaukos.’ Hij gaf T4b een klap op zijn schouder die de jongen deed wankelen. ‘Bij het opgaan van de zon zal bloed vloeien en de Grieken zullen niet met je willen spreken voordat ze hun stevige speren tegen je gebruiken.’

T4b glimlachte bleekjes, maar Sarpedon was al op weg naar het volgende kampvuur om zijn Lycische troepen moed in te spreken. Renie begon meer dan genoeg te krijgen van de Trojanen en hun gespierde edelen. Ze wilde geen woord meer horen over het bloed dat bij zonsopgang zou vloeien.

Ze sloten zich aan bij een groep van tien of twaalf soldaten die rond een van de vuren zat. T4b knikte zwijgend en ging zitten met zijn mantel over zijn glanzende pantser geslagen. !Xabbu hurkte bij Renie neer en keek naar de flakkerende vlammen alsof die hem aan de kampvuren in de woestijn deden denken. Renie was voor het eerst in de gelegenheid de soldaten te bestuderen die als bondgenoten naar Troje waren gekomen. Sommige mannen staarden in het vuur, anderen zaten zacht te praten. Wat haar eerder was ontgaan zag ze nu maar al te duidelijk aan hun sombere oogopslag en hangende schouders: ondanks alle opwekkende taal van aanvoerders als Hektor en Sarpedon waren deze gewone voetsoldaten doodsbang voor wat de ochtend zou brengen.

 

‘C

ode Delfi, begin.

Afgezien van Emily, die sinds onze komst redeloos heeft zitten snikken, is het nu stil in het vrouwenverblijf. Ik begin zelf erg slaperig te worden, al zijn er zoveel raadsels op te lossen dat ik er wel elke minuut aan zou willen besteden. Ik ben te moe om iets anders te doen, daarom zal ik de tijd gebruiken om deze gedachten vast te leggen.

We zijn in Troje. Ons groepje is opnieuw verstrooid, maar dat is ditmaal door mijn eigen toedoen. Ik heb zo zorgvuldig mogelijk een afweging gemaakt, maar elk besluit dat zo haastig moet worden genomen en zulke ernstige gevolgen kan hebben moet wel twijfelachtig lijken. Toen Emily, Florimel en ik door de grote Hektor, de leeuw van Troje, werden weggeleid vreesde ik al dat ik een grote fout had gemaakt. Ik heb Renie en de anderen met de zwaarste last opgezadeld: over een paar uur zullen ze meedoen aan een uitval tegen de Grieken buiten de muren. Ik voel me net een bijzonder klein godinnetje dat over leven en dood kan beschikken zonder te weten wat ervan komt.

Ondanks mijn angstige voorgevoel verbaas ik me opnieuw over de complexiteit van deze simulatie. Ik kan Hektor en zijn vrouw of zijn ouders niet zien zonder aan hun bekende gruwelijke lot te denken en aan de duizenden jaren die ze al in de menselijke traditie bestaan. In zekere zin weet ik te veel. Misschien is T4b er nog het beste aan toe van ons allemaal omdat hij geen jota van de geschiedenis afweet... en trouwens ook nauwelijks iets van zijn eigen tijd. Hij kan rustig afwachten wat er gebeurt en daarop reageren. Maar ik kan mijn geheugen niet uitschakelen, niet doen alsof ik geen ander leven heb geleid voordat ik in dit vreemde, vreemde netwerk terechtkwam.

Hektor bracht ons naar het vrouwenverblijf in het paleis. De gangen waren donker en verlaten, afgezien van een paar toortsen en bewakers. Voor het eerst sinds enige tijd vond ik het jammer dat ik blind ben. Mijn andere zintuigen hebben ons hier onschatbare diensten bewezen, maar ik had graag de wandschilderingen willen zien. Afgaand op de details die ik hier wel kan waarnemen heeft de Broederschap ervoor gezorgd dat de fresco’s zo getrouw mogelijk zijn uitgevoerd. Als kind vond ik de muurschilderingen uit het paleis van Knossos op Kreta al zo mooi met hun springende dolfijnen, vogels en stieren, in prachtige kleuren afgebeeld in een boek van mijn ouders. Ik had graag gezien hoe de muren van dit paleis waren beschilderd.

Hektors vrouw Andromache en zijn moeder Hekabe zaten gespannen te wachten. Ze maakten zich zorgen om mij, of liever gezegd om Kassandra, de vrouw die ik hier speel. Als ik me niet vergis was Kassandra een koningsdochter die van Apollo de gave der profetie had gekregen, hoewel de god later voorspelde dat niemand haar zou geloven. Misschien was het een keuze waar ik nog spijt van zal krijgen, maar voor zover ik weet speelt Kassandra slechts een ondergeschikte rol in de Trojaanse oorlog.

Andromache verheugde zich nog meer over de terugkeer van haar man Hektor. Ze hoopte duidelijk dat hij zou blijven, maar ondanks zijn romantische silhouet is zijn manier van doen kortaf en zakelijk. Nu hij ons veilig en wel had afgeleverd ging hij terug naar het Trojaanse leger bij de poorten. Zijn vrouw probeerde haar teleurstelling te verbergen en tilde hun zoontje Astyanax naar hem op, maar Hektor had zijn bronzen helm met de grote paardenstaart al opgezet en het kind schrok van de vreemde aanblik die zijn vader daardoor had gekregen.

Ik schrok zelf ook, want dit is een van de meest dramatische momenten uit de Ilias, zij het in een iets andere omgeving. Behalve ikzelf wist misschien alleen Florimel dat de lange, dappere Hektor nooit meer zou terugkeren en dat zijn lijk voor de ogen van zijn vrouw en kind beschimpt zou worden. Die wetenschap verdrong elk besef dat dit Poppen waren, geprogrammeerde acteurs. Hektor knielde neer en nam de helm af om zijn zoontje te troosten. Ik kon nauwelijks geloven dat zo’n menselijk gebaar, hoe vaak ook bezongen, uitsluitend aan een algoritme van een programmeur te danken is.

Ik ben moe, erg moe, maar dat ogenblik laat me niet met rust. Ik weet niet wat erger zou zijn, dat Hektor en zijn gezin deze tragedie als echte mensen moesten meemaken of dat ze net als de zondaren bij Dante gedoemd waren het zonder uitzicht op verlossing telkens opnieuw te moeten beleven.

Het is onzinnig zoveel aandacht te schenken aan de geesten die deze mensen eigenlijk zijn, vooral nu er zoveel te doen is voor mijn echte, levende vrienden. Het is de uitputting die maakt dat ik dat tafereel steeds weer voor me zie, Hektor die neerknielt, de helm met de wuivende pluim afneemt en zijn armen uitsteekt naar het huilende jongetje dat nog steeds niet weet of het echt wel zijn vader is, Andromache en de bejaarde Hekabe die grimmig toekijken, misschien beseffend dat het kind eerder zou moeten huilen omdat de dood in het huis aanwezig is.

Het is een lange dag geweest, een dag die in een andere wereld is begonnen. Ik weet niet wat ik nog meer kan zeggen. De vrouwen zijn allemaal gaan slapen. Florimel ligt naast me te snurken. Zelfs Emily huilt niet meer, hoewel ze onrustig ligt te woelen. Ik weet zeker dat er meer met haar aan de hand is dan je aan haar onvolwassenheid kunt toeschrijven. Sinds Renie en de anderen mij hebben bevrijd heeft ze zich niet normaal gedragen, maar ik kan er nu niet over nadenken. Mijn gedachten lopen door elkaar heen, even verward als de gebeurtenissen in deze stad die door de onberekenbare goden ten dode is opgeschreven.

Ik moet gaan slapen. Morgen kunnen we proberen verder te komen. Slapen...

Code Delfi, einde.’

 

H

et was een vreemde droom geweest, zo’n droom die je alleen krijgt als je onrustig slaapt. Stephen was vastgebonden aan de hals van een groot houten paard en riep dat hij alles kon zien, zelfs hun flat in Pinetown en zijn school. Renie sprong keer op keer tevergeefs omhoog om bij hem te komen en hem los te maken.

Ze gaan dat paard gebruiken, dacht ze. Ze willen er de poort mee rammen en Stephen zal verpletterd worden...

Terwijl ze half ontwaakte besefte ze dat het niet klopte. Nee, wacht, het paard zal onze redding worden, want wij zijn de enigen die ervan weten. We kunnen erin schuilen en ontsnappen.

Maar het lukte niet: het paard stond buiten de muren met in zijn buik boze kinderen met klauwen en donkere gezichten, maar Renie en de anderen zaten in de stad en moesten machteloos toezien...

Ze snakte naar adem en deed haar ogen open. !Xabbu boog zich over haar heen met een bezorgde uitdrukking op zijn nog onbekende gezicht. ‘Je maakte vreemde geluiden,’ zei hij. ‘In je slaap, bedoel ik. Alsof je een nachtmerrie had.’

Ze keek om zich heen en probeerde zich te oriënteren. De grond was vochtig van de dauw. Het was nog donker en de meeste kampvuren smeulden alleen nog. De befaamde Trojaanse poort stak hoog de lucht in, nog nauwelijks zichtbaar, met aan weerskanten de wachttorens die zich als grote vierkante grafstenen verhieven.

‘Ik... ik droomde van Stephen.’ Ze schudde haar hoofd. Nog meer mannen rond het vuur leken onrustig te slapen; T4b was een van hen. ‘Het was maar een droom.’

Ze spraken enkele ogenblikken zachtjes met elkaar over hun nieuwe sims en probeerden te doen alsof er niets bijzonders aan de hand was, maar ze wisten allebei dat hun toestand allesbehalve normaal was. Lopers haastten zich van de ene naar de andere groep om de soldaten te wekken. In het oosten gloorde het eerste flauwe licht van de dag.

T4b werd wakker. Hij was gesloten en somber, en van zijn eerdere bravoure was weinig meer over. Renie vond het wel zo prettig: nu zou hij in zijn jeugdige onbezonnenheid misschien niet zo gauw een stommiteit uithalen.

‘Moeten we daarboven vechten?’ vroeg hij met een blik naar de hoge stadswal. Zijn ogen waren groot, het wit duidelijk zichtbaar.

‘Dat denk ik niet. Ik geloof dat we een uitval naar de vlakte doen.’ Ze fronste haar voorhoofd. ‘Trouwens, wat mij betreft ga je helemaal niet vechten. Heb je me gehoord, Javier? En trek maar niet zo’n gezicht, ik heb genoeg met je meegemaakt om je bij je echte naam te mogen noemen.’

Hij haalde zijn schouders op.

Ze keek naar !Xabbu. ‘Het wordt daar levensgevaarlijk. In tegenstelling tot die soldaten zijn wij geen Poppen, dus we moeten in leven zien te blijven. Laat je niet meeslepen door al dat gepraat over eer en heldendaden, dat is maar voor de schijn. Hebben jullie me begrepen?’

!Xabbu glimlachte flauw en T4b knikte aarzelend. ‘Ben je... bang?’ vroeg hij zacht.

‘Reken maar.’ De soldaten bij het volgende kampvuur werden gewekt en Renie hoorde ze de dauw van hun wapenrusting slaan. Het hele leger kwam tot leven. ‘Ik ben doodsbang. Die speren en pijlen zijn voor ons net zo gevaarlijk als ze in het echt zouden zijn. Zoek altijd dekking achter je schild. We moeten bij elkaar blijven en elkaar helpen. Verlies de anderen vooral niet uit het oog!’

Hun eigen groep werd gewekt. Renie ging staan, zette de helm op haar hoofd en pakte haar zware speer en schild.

Jammer dat ik nooit aan vechtsport heb gedaan, dacht ze neerslachtig terwijl ze in de richting van de poort liepen. Nu wordt het een harde leerschool.

!Xabbu stak een hand uit en kneep in haar arm onder de bronzen schouderbedekking. Naast haar zag ze T4b in zichzelf mompelen alsof hij liep te bidden, zijn gouden pantser nog altijd verborgen onder zijn mantel.

Hektor stond als een levend monument op een grote steen bij de poort. Zijn speer was drie keer zo lang als hijzelf, maar hij hanteerde hem even vlot alsof het een hengel van bamboe was.

‘Trojanen, Dardaniërs en al onze bondgenoten, het uur is gekomen!’ riep hij. ‘Laat ons de Grieken terugdrijven naar het strand en hun zwarte schepen in brand steken. Laat ons wraak nemen voor alle steden die ze hebben geplunderd, voor de vrouwen en dochters die ze ons hebben geroofd. Laat iedere man de dood dapper onder ogen zien, zodat de goden zelf geroerd zullen worden bij de aanblik van de Trojaanse moed!’

Terwijl de opgetrommelde soldaten in een luid gejuich uitbarstten verhief de zon zich boven de heuvels in het oosten en onmiddellijk werd het plein door een oogverblindend licht beschenen.

De Skaïsche poort zwaaide open, de zware hengsels krijsend als roofvogels, en het Trojaanse leger stroomde uit over de vlakte.