DEEL 60

Met gekruiste benen zat Richard op de houten vloer, oog in oog met Nathan. Er stonden geen meubels in de kale ruimte. Nathan had gezegd dat er geen meubels nodig waren, dat ze op de grond konden zitten. Niet ver van hen vandaan zat Ann. Hoewel Richard enigszins verbaasd was dat Nathan haar liet meekijken, had hij er geen vragen over gesteld. Het kon zijn dat hij haar hulp nog bij iets nodig had. De anderen stonden buiten te wachten. Cara had geprotesteerd omdat ze niet bij Richard mocht blijven. Hij had haar bezorgdheid echter weggenomen door te zeggen dat hij zich veiliger zou voelen en zich beter op het herstellen van zijn gave kon concentreren als hij wist dat ze buiten de wacht hield. De luiken voor de twee ramen waren gesloten, zodat er slechts diffuus licht en bijna geen geluid binnendrong. De profeet zat met zijn handen op zijn knieën, rechtte zijn rug en haalde diep adem, alsof hij een aura van gezag om zich heen trok. Van Nathan had hij het eerste onderricht in zijn gave gekregen. Van hem had hij gehoord dat hij als oorlogstovenaar anders was dan de andere tovenaars. In plaats van de kern van hun kracht van buiten naar binnen te trekken, putten oorlogstovenaars die uit zichzelf door hun emoties op het doel te richten.
Het was moeilijk geweest dit concept in zijn volle omvang te begrijpen. Nathan had Richard verteld dat zijn kracht door zijn woede werd geactiveerd.
'Verlies jezelf in mijn ogen,' zei Nathan zacht. Richard wist dat hij zijn bezorgdheid om Kahlan opzij moest zetten.
Regelmatig ademend om niet te gaan hoesten, tuurde hij in Nathans half geloken diepe donkere azuurblauwe ogen. Nathans blik trok hem naar binnen. Hij kreeg het gevoel of hij omhoogviel in een helderblauwe lucht. Zijn ademhaling was onregelmatig; hij had er geen vat meer op. De gezaghebbende stem van Nathan drong tot hem door zonder dat hij de woorden bewust hoorde. 'Roep je boosheid op, Richard. Roep je woede op. Roep je haat en razernij op.'
Het duizelde Richard. Hij spande zich in om zijn boosheid op te roepen. Als hij bedacht dat Nicholas nu Kahlan in handen had, kostte het hem geen enkele moeite zijn woede naar boven te halen.
Hij bespeurde een andere kracht in hem, alsof hij verdronk en iemand probeerde zijn hoofd boven water te houden. Hij dreef af, alleen, naar een donkere en stille plek. Tijd had geen betekenis meer. Tijd.
Hij moest op tijd bij Kahlan zijn. Hij was de enige die haar kon redden.
Richard sloeg zijn ogen open. 'Nathan, het spijt me, maar...' De profeet baadde in het zweet. Ann zat naast Richard en hield zijn linkerhand vast, Nathan zijn rechterhand. Hij vroeg zich af wat er was gebeurd.
Richard keek hen beurtelings aan. 'Wat is er misgegaan?' Beiden zagen er somber uit. 'We hebben het geprobeerd,' fluisterde Nathan. 'Het spijt me, maar we hebben het echt geprobeerd.' Richard fronste zijn wenkbrauwen. Ze waren nog maar net begonnen.
'Hoe bedoel je? Waarom geven jullie het zo snel weer op?' Nathan wierp een zijdelingse blik op Ann. 'We zijn al twee uur bezig, Richard.' 'Twee uur?'
'Ik ben bang dat we niets voor je kunnen doen, mijn jongen.' Aan de klank van zijn stem was te horen dat hij het meende. Met zijn vingers streek Richard zijn haar naar achteren. 'Ik begrijp er niets van. De vorige keer zei je dat ik alleen maar naar een tovenaar hoefde te gaan als dit probleem zich voordeed. Volgens jou was het voor een tovenaar doodeenvoudig om de gave weer in harmonie te brengen.'
'Ja, dat zou zo moeten zijn, maar jouw gave heeft zich tot een onontwarbare knoop verstrengeld waarin je hopeloos verstrikt dreigt te raken.'
'Maar jij bent een profeet, een tovenaar, en Ann is een tovenares. Samen weten jullie waarschijnlijk meer van magie dan wie dan ook in de afgelopen duizend jaar.'
'Richard, iemand zoals jij is in de afgelopen drieduizend jaar niet meer geboren. We weten niet precies hoe jouw bijzondere gave werkt.' Zwijgend duwde Ann de losgeraakte grijze strengen terug in de haarwrong in haar nek. 'We hebben het geprobeerd, Richard, ik zweer het, we hebben allebei ons uiterste best gedaan. Nathan kan je niet meer helpen met je gave, zelfs niet als ik mijn vermogen inzet om zijn kracht te vergroten. We hebben alles toegepast wat we wisten en zelfs nog een paar andere dingen geprobeerd. Niets werkt. We kunnen je niet helpen.' 'En wat nu?'
Nathan wendde zijn azuurblauwe ogen af. 'Je gave zal je dood worden, Richard. Ik weet niet hoe het komt, maar ik ben bang dat hij een fase heeft bereikt waarin hij onbeheersbaar en fataal is geworden.'
Bij Ann stonden de tranen haar in de ogen. 'Richard... ik vind het zo erg.'
Hij keek van het ene bezorgde gezicht naar het andere. 'Ik denk dat het niet veel meer uitmaakt,' zei Richard. Nathan fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat wil je daarmee zeggen?' Steunzoekend tegen de muur kwam Richard overeind. 'Ik ben vergiftigd en het tegengif is weg... Er is geen remedie meer. Ik vrees dat ik nog maar korte tijd te leven heb. Het probleem van mijn gave is een lachertje vergeleken bij de kans dat het vergif me doodt.'
Ann stond op en greep hem bij zijn bovenarmen vast. 'Richard, we kunnen je nu niet helpen, maar probeer even uit te rusten. Intussen kunnen wij misschien iets bedenken om...' 'Nee.' Richard wimpelde haar bezorgdheid af. 'Nee, de korte tijd die me nog rest, wil ik niet verspillen. Ik moet en zal Kahlan terugkrijgen.'
Ann schraapte haar keel. 'Richard, in het Paleis van de Profeten hebben Nathan en ik lang naar jouw geboorte uitgekeken. We hebben hard gewerkt om alle belemmeringen op je pad, waarover
de profetie verhaalde, weg te nemen. De profetieën zeggen dat jij de man bent die de koers van de toekomstige wereld bepaalt. Ze zeggen in feite dat jij als enige die koers nog ten goede kunt keren; daarom hebben we jou nodig om ons in deze strijd aan te voeren.
We weten niet wat er fout is gegaan met je gave, maar dat kunnen we uitzoeken. Jij moet zolang hier blijven, want als we dan een oplossing hebben bedacht, kunnen we je kracht weer herstellen.'
'Voordat jullie mij kunnen genezen, ben ik al dood. Begrijpen jullie dat niet? Het vergif is bezig me te doden. Er zijn drie stadia en ik kom al in het derde stadium - blindheid. Daarom zal ik sterven. In de tijd die me nog rest, moet ik Kahlan terugvinden. Ik zal jullie niet kunnen aanvoeren, maar als ik Kahlan uit de handen van Nicholas kan bevrijden, zal zij in mijn plaats de strijd aanvoeren.'
'Weet je dan waar ze is?' vroeg Nathan.
Opeens schoot het hem te binnen. In de toestand van gerichte, geconcentreerde aandacht waarin hij was weggedreven naar die rustige plaats, toen Nathan had geprobeerd hem te helpen, had hij bedacht waarheen Nicholas haar waarschijnlijk had meegenomen. Hij moest daar zo snel mogelijk heen, in de hoop dat Nicholas daar nog steeds met Kahlan was. 'Ja, ik geloof van wel.'
Hij opende de deur. Cara, die vlak voor de deur had gezeten, sprong overeind. De verwachtingsvolle uitdrukking op haar gezicht verdween meteen zodra hij hoofdschuddend te kennen gaf dat het niet had geholpen.
'We moeten gaan. Onmiddellijk. Ik denk dat ik weet waarheen Nicholas Kahlan heeft meegenomen. Schiet op. We hebben haast.' 'Weet je waar ze is?' vroeg Jennsen die Betty kort aan het touw hield.
'Ja, dus we gaan meteen op pad.' 'Waar is ze dan?' vroeg Jennsen.
Richard wees in de verte. 'Owen, kun jij je nog herinneren dat je ons een keer hebt verteld over de versterking die de Imperiale Orde na de inval in Bandakar uit vrees voor hun eigen veiligheid heeft gebouwd?'
'Ja, u bedoelt het fort vlak bij mijn stad,' zei Owen.
Richard knikte. 'Inderdaad. Dat is de plaats waarheen ik denk dat hij Kahlan heeft gebracht. Het fort is zwaar beveiligd en daarom geschikt voor vrouwelijke gevangenen. Er zijn genoeg soldaten om Nicolas te beschermen. Bovendien is het gebouwd als verdedigingswerk, zodat het veel moeilijker is om erbij te komen dan bij deze legerplaats in het midden van de stad. 'Hoe gaan we dat proberen?' vroeg Jennsen. 'Dat zoeken we wel uit als we er zijn en het fort met eigen ogen zien.'
Nathan liep met Richard mee naar de deur. 'Ann en ik gaan ook mee. Misschien kunnen we iets doen om Kahlan uit handen van de Glij te krijgen. Tijdens de reis kunnen we verder werken aan het ontwarren van je gave.'
Richard greep Nathan bij zijn schouder. 'Er zijn geen paarden in dit land. Als jullie snel genoeg lopen om ons bij te kunnen houden, zijn jullie welkom, maar ik kan me niet veroorloven om voor jullie de pas in te houden. Veel tijd heb ik niet meer, en Kahlan ook niet. Waarschijnlijk blijft Nicholas niet lang met haar in dat fort. Mocht hij, na een kort oponthoud om uit te rusten en de voorraden aan te vullen, Bandakar verlaten, dan wordt het nog veel moeilijker hem te vinden. De tijd dringt. We zullen zo snel mogelijk moeten reizen.' Teleurgesteld sloeg Nathan zijn ogen neer. Ann trok Richard naar zich toe om hem kort te omhelzen. 'We zijn veel te oud om jonge mensen als jullie te voet bij te houden. Zodra je Kahlan hebt bevrijd van de Glij, kom je terug; dan doen wij ons best je te helpen. In de tijd dat jij Kahlan uit zijn klauwen haalt, kunnen wij een oplossing voor je probleem bedenken. Als je terug bent, hebben we die vast gevonden.' Richard wist dat hij niet zo lang te leven had, maar het had geen zin om dat te zeggen. 'Goed. Wat kunnen jullie me over een Glij vertellen?'
Met zijn duim langs zijn kin strijkend overpeinsde Nathan de vraag. 'Een Glij is een zielensteler. Daar bestaat geen afweer tegen. Zelfs ik kan daar niets tegen doen.'
Meer hoefde Richard niet te weten. 'Cara, Jennsen, Tom, jullie
gaan met me mee.'
'En wij dan?' vroeg Owen.
Anson, die naast hem stond en keek alsof hij dolgraag mee wil-
de, knikte instemmend. Er waren nog meer mannen die op wacht hadden gestaan bij het gebouw waar Nathan met hem bezig was geweest. Al die mannen hadden dapper gevochten. Om Kahlan terug te krijgen, kon hij de hulp van een aantal mannen goed gebruiken.
'Als jullie willen helpen, graag, maar de rest kan beter hier bij Nathan en Ann blijven. De inwoners van Doornstad zullen jullie hard nodig hebben. Jullie moeten hun alles uitleggen en vertellen wat jullie hebben geleerd. Om zich aan te kunnen passen aan de wereld die nu voor hen openligt, zullen ze eerst moeten veranderen.' Toen Richard aanstalten maakte om te vertrekken, greep Nathan hem bij zijn mouw. 'Voor zover ik weet is er geen verweer tegen een zielensteler, maar er schiet me één ding te binnen uit een oud boekwerk afkomstig uit de gewelven van het Paleis van de Profeten.'
'Vertel het maar.'
'Soms treden ze uit hun lichaam... dan sturen ze hun eigen geest naar buiten.'
Met een vinger over zijn wenkbrauwen strijkend dacht Richard diep over Nathans woorden na. 'Dus zo heeft hij me gadegeslagen en gevolgd. Ik vermoed dat hij me bespiedde door de ogen van de reusachtige vogels die hier zijn, de zwartpuntrazen. Als het klopt wat je zegt, dan doet hij dat door uit zijn lichaam te treden.' Richard keek Nathan vragend aan. 'Wat kan ik met die kennis doen?'
Nathan boog zich dichter naar hem toe en keek hem schuins aan met een van zijn azuurblauwe ogen. 'Op dat moment is een Glij kwetsbaar - als hij zich buiten zijn lichaam bevindt.' Richard tilde zijn zwaard een paar centimeter op om zich ervan te vergewissen dat het los in de schede zat. 'Enig idee hoe ik hem dan te pakken kan krijgen?' Hij liet het zwaard weer terugvallen. Nathan rechtte zijn rug. 'Helaas niet.'
Toch dankbaar voor de tip knikte Richard en stapte naar buiten. 'Owen, hoe ver weg is dat fort?'
'Een stuk terug, achter het pad dat naar de grens loopt.' Daarom had Richard de versterking niet gezien. Ze hadden de eeuwenoude route genomen die Kaja-Rang indertijd nog had gebruikt. In een normaal tempo zou het een tocht van een week zijn, maar zoveel tijd hadden ze niet.
Nauwlettend nam hij alle gezichten op die naar hem toe waren gekeerd. 'Nicholas heeft een behoorlijke voorsprong op ons en hij zal zich haasten om snel met zijn buit te kunnen ontsnappen. Als we snel reizen en onderweg niet stoppen, maken we een kans om hem in te halen tegen de tijd dat hij bij de versterking komt. Maar dan moeten we nu gaan.'
'We wachten alleen nog maar op u, Meester Rahl,' zei Cara. En Kahlan wachtte ook.