DEEL 32
Richard greep zich vast aan de rand van de opening om zichzelf
omhoog te trekken uit het gat in de steile rotshelling. Eenmaal
buiten veegde hij de scherpe korreltjes graniet van zijn handen en
draaide zich om naar de anderen. 'Het loopt door. Makkelijk is het
niet, maar het loopt helemaal door.'
Hij zag een vertwijfelde blik in Toms ogen en een van
consternatie in die van Owen. Betty had haar hangoren naar voren
staan in wat volgens Richard alleen maar een geitenfrons kon zijn.
Ze tuurde de smalle spelonk in en mekkerde. 'Maar volgens mij lukt
dat nooit,' klaagde Owen. 'Wat als...' 'We vast komen te zitten?'
vroeg Richard. Owen knikte.
'Nou, jij hebt het makkelijker dan Tom en ik.' Richard pakte
zijn ransel op van de plek waar hij hem had neergezet. 'Jij bent
niet zo groot. Als ik erdoorheen kan en weer terug, dan moet jij
dat ook kunnen, Owen.'
Owen zwaaide met een hand omhoog langs de steile klim rechts
van hem. 'En die kant dan? Kunnen we er niet gewoon omheen?' 'Ik
heb het ook niet zo op dit soort donkere, smalle gangen,' zei
Richard. 'Maar als we er rechts omheen gaan, moeten we via de
richels. En je hebt gehoord wat Cara heeft gezegd, die zijn smal en
gevaarlijk. Als het de enige weg was, was het een andere kwestie,
maar dat is niet zo.
Daar kunnen de razen ons zien, en nog erger, als ze ons
aanvallen, kunnen we makkelijk vallen of over de rand worden
geduwd.
Ik hou ook niet van dit soort spelonken, maar ik denk niet dat
ik graag op een winderige richel sta die niet breder is dan mijn
schoenzool als het honderden meters recht naar beneden is wanneer
je één verkeerde stap zet en je daar dan opeens wordt belaagd door
de razen met hun klauwen en scherpe snavels. Jij wel soms?'
Owen likte langs zijn lippen en boog zich vanuit zijn middel
om in de smalle doorgang te kijken. 'Nee, u zult wel gelijk
hebben.' 'Richard,' vroeg Kahlan op fluistertoon terwijl de anderen
hun ransel afdeden om makkelijker door het gat te kunnen, 'als dit
een pad was, zoals jij vermoedt, waarom is er dan geen betere
doorgang?'
'Ik denk dat dit enorme stuk berg ergens in de afgelopen paar
duizend jaar is losgebroken en omlaag gegleden en is blijven steken
onder deze hoek, met een smalle doorgang eronder.' Hij wees omhoog.
'Kijk maar. Ik denk dat dit hele deel hier vroeger daarboven zat.
Volgens mij ligt het precies waar het pad eens liep.' 'En de enige
weg is door deze grot of over de richels?' 'Dat zeg ik niet.
Volgens mij zijn er nog andere oude routes, maar dan zijn we het
grootste deel van de dag bezig om terug te gaan naar de laatste
aftakking die ik heb gezien, en dan nog weet je het niet zeker.
Maar als je per se wilt, kunnen we het proberen.' Kahlan schudde
haar hoofd. 'We hebben geen tijd meer te verliezen. We moeten dat
tegengif hebben.'
Richard knikte. Hij wist niet hoe hij een heel rijk van de
Imperiale Orde moest bevrijden teneinde het tegengif te krijgen,
maar hij had wel een paar ideeën. Hij moest het tegengif hebben; er
was geen enkele reden om dat te spelen volgens Owens regels - of
die van de Orde.
Kahlan wierp nog een blik door de smalle, donkere tunnel.
'Zitten er daar geen slangen?' 'Ik heb er geen gezien.'
Tom gaf Richard zijn zwaard. 'Ik ga als laatste,' zei hij.
'Als u erdoor kunt, kan ik het ook.'
Richard knikte en hing de bandelier over zijn schouder. Hij
draaide de schede aan zijn heup zodanig dat die het gesteente niet
raakte en ging naar binnen. Met zijn ransel tegen zijn buik liep
hij gebukt door de kleine ruimte. De rotsplaat boven hem lag onder
een hoek zodat hij niet rechtop kon lopen, maar gebukt en
zijdelings
door het donker moest. Hoe verder hij naar binnen ging, des te
donkerder het werd. De anderen die hem door de smalle doorgang
volgden, blokkeerden veel licht waardoor het nog donkerder
werd.
Na de regen van de afgelopen dagen was het eindelijk droog,
maar het water liep in stralen langs de berg omlaag. Het gespetter
door enkeldiep water op de bodem van de spelonk galmde door de
smalle ruimte. Op de golven in het water weerkaatste schemerig
licht dat over de natte muren danste en in elk geval enige
helderheid bood.
Als hij een slang was, bedacht hij, zou hij zich hier best
thuis voelen. Ook schoot het door hem heen dat Kahlan, vlak achter
hem, het hem niet bepaald in dank zou afnemen dat hij haar mee naar
binnen had genomen als ze nu op een slang zou stuiten. Beesten
waarvoor je buiten schrikachtig was, werden heel anders als je je
nauwelijks kon bewegen en niet kon wegrennen. Op krappe plaatsen
lag de paniek altijd op de loer. Toen het donkerder werd, moest
Richard op de tast verder langs het koude steen. Op plekken waar er
water langs het gesteente sijpelde, waren de wanden slijmerig. Op
sommige plaatsen lag er modder, op andere was er een droge
rotsbodem om over te lopen. Maar meestal was het natte drab. In
veel kuilen in de onregelmatige bodem hadden zich sponsachtige
bladeren verzameld. Zo te ruiken lag er ook ergens in de zompige
grot een dood beest. Hij hoorde de anderen achter hem kreunen en
klagen toen ze de stank roken. Betty mekkerde ongelukkig. Jennsens
galmende fluisterstem zei de geit stil te zijn.
Zelfs het ongemak van de stank was vergeten toen ze verder
gingen onder het immense gordijn van rots dat gedrapeerd lag over
de zone waar het pad vroeger liep. Dit was geen echte grot, zoals
de ondergrondse grotten die Richard eerder had gezien. Het was
alleen maar een smalle spleet onder niets anders dan een groot stuk
steen. Er waren geen zalen en verschillende routes om je druk over
te maken; er liep maar één smalle holte onder het gesteente, dus ze
hoefden niet eens licht te maken. Hij wist ook dat het helemaal
niet zo ver was. Zo leek het alleen in het donker. Richard bereikte
de plek waar de weg verderop plots steil omhoog begon te lopen.
Terwijl hij de wanden rondom aftastte naar plekken om zich aan vast
te houden, begon hij aan de lastige klim.
Op sommige plekken moest hij zich met zijn rug tegen de ene
wand en zijn voeten tegen de wand ertegenover klem zetten, terwijl
hij zocht naar een richel of een spleet in het gesteente om zich
aan op te hijsen. Onderwijl moest hij zijn ransel op zijn schoot in
evenwicht houden en ook nog zien te voorkomen dat zijn zwaard klem
kwam te zitten. Het ging erg traag.
Eindelijk kwam Richard op de vlakke rand waar de rotspartij
van af was gegleden. De holte onder de berg van steen liep
overwegend horizontaal, zoals daarnet. Het steen lag tegen het
grootste deel van de rand, maar op één plek was er ruimte genoeg om
doorheen te kruipen, over de rand heen en dan naar binnen onder de
plaat erboven. Eenmaal op het vlakke stuk hing hij zo ver mogelijk
omlaag en stak een hand uit om Kahlan te helpen. Hij hoorde het
gekreun van de inspanning waarmee Kahlan en de anderen uit hun
kleine gezelschap door de verticale doorgang omhoogkwamen.
Vanaf zijn plek boven op de stenen rand kon Richard eindelijk
licht zien, van verderop en van boven. Hij had de route verkend en
wist dat ze nu bijna aan de andere kant waren, maar eerst moesten
ze nog over het vlakke stuk waar de plaat maar weinig ruimte voor
hen overliet. Het was er onbehaaglijk krap. Richard hield niet van
krap, maar een andere doorgang was er niet. Over dit stuk had hij
zich de meeste zorgen gemaakt. Benauwend was het, maar gelukkig was
ook het einde in zicht. 'We moeten hiervandaan op onze buik verder
kruipen,' zei hij tegen Kahlan. 'Houd mijn enkel vast. Laat
iedereen achter je hetzelfde doen.'
Kahlan tuurde in de richting van het licht dat door de opening
viel. Door de gloed was het moeilijk de zijkanten te zien.
'Richard, dat ziet er veel te klein uit. Het is maar een spleet.'
Richard duwde zijn ransel verder over het gesteente. 'Het gaat. We
zijn er bijna uit.'
Kahlan haalde diep adem. 'Goed dan. Hoe eerder, hoe beter.'
'Luister,' riep hij in het donker naar achteren. 'We zijn er
bijna.' 'Als we langs nog meer dooie beesten moeten, krijg je een
pak rammel van me,' riep Jennsen terug. Iedereen lachte. 'Dat hoeft
niet meer,' zei Richard. 'Maar er volgt nu een lastig stuk. Ik ben
erdoorheen geweest, dus dat kunnen we allemaal. Maar je moet naar
me luisteren en doen wat ik zeg. Kruip op je
buik en duw je ransel voor je uit. Houd de enkel vast van
degene die voor je kruipt. Zo gaan we allemaal achter elkaar aan,
de goede kant op.
Verderop kun je licht zien. Maar daar moet je niet naar toe.
Dat is de uitgang niet. Het plafond zakt te ver, en de helling van
de berg loopt links naar beneden. Als je daar wegglijdt, wordt het
nog krapper en kun je er niet meer uit. We moeten om het lage stuk
in het plafond heen. Dat moet langs de rechterkant, waar het donker
is maar niet zo laag. Heeft iedereen dat begrepen?' Vanuit het
duister klonk galmend instemming. 'Richard,' riep Jennsen met een
klein stemmetje, 'ik kan hier niet tegen. Ik wil eruit.' In haar
stem klonk een zweem van paniek. 'Ik hou hier ook niet van,' riep
hij terug. 'Maar ik ben er al aan de andere kant uit geweest. Ik
ben erdoorheen en weer terug gegaan. Je redt het best. Kom gewoon
achter mij aan, dan gebeurt er niets.'
Haar stem zweefde vanuit de duisternis omhoog. 'Ik wil
terug.'
Richard kon haar niet terug laten gaan. De richels, waar ze
ten
prooi konden vallen aan de razen, waren te gevaarlijk.
'Hier,' zei Kahlan tegen haar, 'kom jij maar voor mij. Pak
Ri-
chards enkel, dan ben jij er na hem als eerste uit.'
'Ik zorg er wel voor dat Betty je ziet en achter je aan komt,'
bood
Tom aan.
Dat leek haar uit haar impasse te helpen. Jennsen klom omhoog
naar de richel en gaf haar ransel aan. Liggend op zijn buik in de
lage kier van de rand, pakte Richard haar hand om haar omhoog te
helpen.
Toen ze in het licht zag hoe laag en krap het was en dat
Richard op zijn buik moest liggen, begon ze te trillen. Richard
hielp haar verder omhoog, en toen haar gezicht vlak bij het zijne
kwam, zag hij in het flauwe licht haar tranen.
Haar blauwe ogen namen in zich op hoe laag het verderop was.
'Alsjeblieft, Richard, ik ben bang. Ik wil daar niet onderdoor.'
Hij knikte. 'Dat weet ik, maar het is niet ver. Ik laat je hier
niet achter. Ik zorg ervoor dat je eruit komt.' Hij legde een hand
op haar wang. 'Dat beloof ik je.' 'Hoe weet ik nou dat jij je aan
je belofte houdt?' Richard glimlachte. 'Tovenaars houden zich
altijd aan hun beloften.'
'En je zei dat je niet veel van toveren wist.' 'Maar ik weet
wel hoe ik me aan mijn beloften moet houden.' Eindelijk stemde ze
in en liet zich verder naar boven helpen. Toen hij haar helemaal op
de rand van de bergwand trok en ze aan den lijve voelde dat het
plafond haar geen ruimte bood om overeind te komen en ze gewoon op
haar buik moest blijven liggen, nota bene met het stenen plafond op
slechts enkele centimeters boven haar rug, begon ze te trillen van
doodsangst. 'Ik weet hoe je je voelt,' zei hij. 'Echt waar,
Jennsen. Ik kan hier ook niet tegen, maar we hebben geen keus. Het
is niet gevaarlijk als je gewoon achter me aan komt naar de plek
waar er ruimte is. Kom gewoon achter me aan, dan zijn we eruit voor
je er erg in hebt.'
'En als de boel instort en we worden verpletterd? Of als het
alleen maar een stuk omlaag komt zodat we vastzitten en geen adem
meer krijgen?'
'Dat gebeurt niet,' zei hij beslist. 'Het ligt hier al eeuwen
zo. Er komt niets naar beneden. Echt niet.'
Ze knikte, maar hij wist niet of ze hem wel had gehoord. Toen
hij zich omdraaide om haar de weg te wijzen, begon ze te
jammeren.
'Pak mijn enkel,' riep hij naar haar. 'Hier, duw je ransel
naar mij, dan zorg ik er wel voor. Dan hoef jij je alleen nog maar
vast te houden aan mijn enkel en achter me aan te komen.' 'En als
het te krap wordt en ik geen lucht meer krijg? Richard, wat als ik
geen lucht meer krijg?'
Richard liet zijn stem kalm en zelfverzekerd klinken. 'Ik ben
groter dan jij, dus als ik erdoorheen pas, pas jij ook.' Ze knikte
slechts, nog steeds trillend. Hij stak zijn hand naar achteren en
moest haar nogmaals zeggen haar ransel naar voren te schuiven
voordat ze dat deed. Toen hij haar ransel had, bond hij de riemen
aan de zijne vast en duwde ze beide vooruit. Ze greep zijn enkel
alsof die het enige was dat voorkwam dat ze in de armen van de
Wachter van de onderwereld viel. Maar hoe hard ze ook kneep, hij
zei er niets van; hij wist hoe bang ze was. Richard duwde de
ransels naar voren en kroop erachteraan, zo min mogelijk denkend
aan het ruwe gesteente van het plafond op slechts een handbreedte
boven zijn rug. Het zou nog krapper worden voordat ze buiten waren.
De rotsrand liep iets omhoog en
naar rechts, het donker in. Het licht was links, omlaag. De
makkelijkste weg naar buiten leek recht vooruit in de richting van
het gat. Het was niet ver. Maar in plaats daarvan moesten ze omhoog
het donker in, langs de versmalling in de spleet naar een plek waar
ze wel doorheen pasten. Het voelde verkeerd om omhoog te gaan, het
donker in, waar het krapper en benauwder aanvoelde, in plaats van
naar het licht van de opening, maar hij had die route al verkend,
en hij wist dat zijn gevoel hem hierover bedroog.
Dieper het donker in ging hij, om het te krappe stuk in het
midden van de open ruimte heen, en bereikte de plek waar het
rotsplafond zakte. Verder naar binnen kwam het gesteente zo laag
dat het tegen zijn rug drukte. Hij wist dat het niet ver meer was,
nog maar een meter of drie, maar zonder de mogelijkheid om diep
adem te halen was die nauwe doorgang beangstigend. Richard duwde de
ransels verder en schoof er kronkelend achteraan. Hij moest zich
vooruit duwen met de punten van zijn tenen. Met zijn vingers
tastend naar elk houvast dat hij maar kon vinden, moest hij zijn
borstkas erdoor trekken, zich dwingend het donker in te gaan, weg
van het licht.
Jennsen had zijn enkel in een ijzeren greep. Dat vond Richard
best, want dan kon hij haar achter zich aan trekken. Hij wilde haar
kunnen helpen als ze op de plek kwam waar haar borstkas bekneld
raakte.
En toen liet ze plotseling zijn enkel los.