DEEL 14

Kahlan dook opzij om een veilig heenkomen te zoeken, en Richard trok zijn zwaard. Het kenmerkende gerinkel van staal dat uit boosheid wordt getrokken, versmolt met Toms waarschuwingskreet die nog in de omringende heuvels nagalmde en haar huid deed tintelen van schrik. Terwijl ze in de lege duisternis van de omhullende nacht staarde, wilde ze instinctief naar haar eigen zwaard grijpen, maar dat had ze in de wagen gelegd in plaats van het bij zich te dragen. Zo wekte hun aanwezigheid geen argwaan - in de Oude Wereld droegen vrouwen geen wapens.
Bij het schijnsel van het vuur kon Kahlan Richards gezicht duidelijk onderscheiden. Ze had hem al ontelbare malen in verschillende situaties het Zwaard van de Waarheid zien trekken, vanaf die allereerste keer toen Zedd hem, nadat hij Richard het zwaard had gegeven, gebood het te trekken en Richard het voorzichtig uit de schede haalde, tijdens de keren dat hij het in het heetst van de strijd trok, en in situaties zoals nu wanneer hij er plotseling ter verdediging naar greep.
Wanneer Richard zijn zwaard trok, riep hij tevens de bijbehorende magie op. Dat was de functie van het wapen; de magie was niet zomaar gecreëerd om de ware eigenaar van het zwaard te verdedigen maar, wat belangrijker was, als projectie van zijn bedoeling. Het Zwaard van de Waarheid was niet eens een echte talisman, maar eerder een hulpmiddel van de Zoeker van Waarheid. Het ware wapen was de terecht zo genoemde Zoeker die het zwaard hanteerde. De magie van het zwaard gehoorzaamde hém.
telkens wanneer Richard het zwaard trok, zag Kahlan die magie gevaarlijk fonkelen in zijn grijze ogen.
pit was de eerste keer dat hij naar het zwaard had gegrepen en ze die magie niet in zijn ogen zag; die roofvogelblik die je reinste Richard was.
Hoewel het haar schokte dat Richard zijn zwaard oppakte zonder dat de begeleidende magie in zijn ogen te zien was, leek hij er zelf nog verbaasder over te zijn. Een ogenblik aarzelde hij, alsof hij geestelijk struikelde.
Nog voor ze zich konden afvragen wat Toms waarschuwingskreet had veroorzaakt, stormden er door de beschutting van de nabije bomen vanuit het duister plotseling schimmige gedaanten op hen af. Een onverwacht kabaal van ijzingwekkende kreten vulde de nacht terwijl mannen het kamp binnendrongen dat slechts door het vuurschijnsel werd verlicht.
Soldaten konden het niet zijn - ze droegen geen uniformen. Ook vielen ze niet aan met getrokken wapens, zoals soldaten dat zouden doen. Kahlan zag geen van de mannen met zwaarden, bijlen of zelfs maar messen zwaaien.
Wapens of niet, het waren een heleboel mannen en ze slaakten woeste strijdkreten alsof ze niets minder dan een bloedige slachting in de zin hadden. Kahlan wist echter dat de plotselinge schok van een oorverdovend kabaal een tactiek was om het beoogde slachtoffer hulpeloos van angst te maken, waardoor de vijand makkelijker te vellen was. Dat wist ze, omdat ze die tactiek zelf had toegepast.
Met zijn kling in de hand voelde Richard zich volkomen in zijn element; doelgericht, resoluut, met meedogenloze overgave - zelfs zonder de bijbehorende magie van zijn zwaard. Terwijl de aanvallers kwamen aanstormen, flitste het zwaard door de lucht, aangedreven door Richards toorn. Een flits van karmozijnrood licht van de vlammen van het vuur weerspiegelde over de gehele lengte van de kling, waardoor die kortstondig een rode gloed kreeg. In dat ene beladen ogenblik waarin de aanval werd beantwoord, was Kahlan heel even bang dat het zonder de magie van het zwaard gruwelijk mis zou gaan.
In het kamp waar eerst een onderhuidse spanning had geheerst, barstte terstond een tumult van jewelste los. Hoewel de aanvallers niet als soldaten waren gekleed, waren ze allemaal groot van
stuk, en toen ze binnenstormden was er over hun vijandige bedoelingen geen enkele twijfel mogelijk.
Een man die naar voren rende, bracht zijn handen omhoog om Richard te grijpen voordat die zijn zwaard kon laten gelden. De zwaardpunt maakte bij het rondzwaaien een fluitend geluid, gedreven door een dodelijke overgave. De kling hakte een van de opgeheven armen van de man af voordat zijn schedel werd gekliefd. Een nevel van bloed, botten en brein vloog boven het vuur. Nog een man deed een uitval. Richards zwaard reet zijn borstkas open. In twee tellen waren er twee mannen dood. Eindelijk leek de magie in Richards ogen te springen, alsof die nu pas achter zijn bedoelingen aan kwam vliegen. Kahlan snapte niet wat de mannen van plan waren. Ze vielen aan zonder hun wapens te trekken, maar leken daardoor niet minder woest. Hun snelheid, aantal, hun forse postuur en de bedreigende aanblik die ze boden, waren genoeg om vrijwel iedereen van angst te doen beven.
Vanuit het duister kwamen nog meer mannen aangestormd. Cara mengde zich in het gevecht en haalde uit met haar Agiel. Mannen schreeuwden het uit van de gruwelijke pijn toen haar wapen hen raakte, waardoor de aanvallers even aarzelden. Met zijn mes in de hand worstelde Sabar over de grond met een van de kerels die hem van achteren had gegrepen. Jennsen dook weg voor een andere man die naar haar lokken graaide. Terwijl ze zich snel van hem afwendde, gaf ze hem met haar mes een jaap over zijn gezicht. Zijn gejammer voegde zich bij een schril koor van andere kreten.
Kahlan besefte dat het niet alleen de mannen waren die brulden, maar dat ook de paarden het angstig uitkrijsten. Cara's Agiel, die op een stierennek neerdaalde, veroorzaakte een ijzingwekkende gil. Mannen schreeuwden van inspanning en riepen bevelen die abrupt werden afgekapt wanneer Richards zwaard door hen heen scheurde. Al het geschreeuw leek te zijn gericht op de taak dit viertal te overweldigen.
Toen begreep Kahlan wat er aan de hand was. Dit was geen poging hen te doden, maar hen gevangen te nemen. Vergeleken bij wat de mannen van plan waren, zou de dood een grote zegen zijn. Twee van de potige kerels doken met gespreide armen over het vuur heen, alsof ze Richard en Kahlan zo wilden aanvallen. Cara
stak een hand uit en greep een hemd vast, waardoor een van de twee abrupt rondtolde. Door haar Agiel in zijn darmen te steken, dwong ze hem op zijn knieën. De andere man werd onverwachts met Richards zwaard geconfronteerd, dat aangedreven door een formidabele spierkracht regelrecht naar binnen werd gestoten. De schreeuw van dodelijke pijn was van korten duur, toen sneed het zwaard zijn keel af. Cara, die boven de knielende man stond, zette haar Agiel op zijn borst en gaf die een draai waardoor hij onmiddellijk neerviel.
Richard sprong al over het vuur heen om tot het middelpunt van de strijd door te dringen. Toen zijn laarzen met een bons neerkwamen, kliefde zijn zwaard de man boven op Sabar bijna in tweeën, waardoor zijn ingewanden zich over de grond verspreidden.
De man die van Jennsen een jaap had gekregen, stond op en maakte prompt hernieuwd kennis met haar mes dat door een wanhopige angst werd aangedreven. Ze sprong achteruit toen hij naar voren viel, de onderkant van zijn hals vastgrijpend waar ze zijn luchtpijp had doorgesneden. Cara nam een man te grazen die Jennsen niet had zien aanstormen. De Mord-Sith, met haar gezicht het toonbeeld van ongetemde vastberadenheid, hield haar Agiel tegen zijn keel gedrukt en viel samen met hem op de grond terwijl hij in zijn eigen bloed stikte.
Op dat ogenblik zag Kahlan bij de mannen op wie Richard inhakte messen te voorschijn komen. Hun mislukte poging om Richard onderuit te halen door hem te grijpen en te overweldigen, lieten de mannen varen. In plaats daarvan besloten ze hem aan het mes te rijgen. De bedreiging van de messen wakkerde Richards toorn echter alleen nog heftiger aan. Aan de blik in zijn ogen te zien, leek de magie van het zwaard nu volledig bij de strijd betrokken te zijn.
Een ogenblik stond Kahlan als aan de grond genageld, bij de aanblik van Richard die zich zo meedogenloos voor zijn zelfverdediging inzette dat het doden een gracieuze kunstuiting werd - een dans met de dood. Vergeleken met Richards soepele bewegingen leken de mannen klunzige stieren. Zonder ook maar één verspilde beweging gleed Richard tussen hen in alsof het standbeelden waren, terwijl hij met zijn zwaard ongeremd geweld uitdeelde. Elke uithaal raakte een essentieel lichaamsdeel van de vijand. Elke
zwaai sneed door vlees en botten heen. Elke draai weerde een aanval af en drukte die de kop in. Geen gelegenheid bleef onbenut, geen slag werd gemist, geen uithaal ging te ver, geen misser die slechts licht verwondde. Elke keer dat hij razendsnel langs de uithaal van een kling tolde, een uitval beantwoordde, of zich naar een nieuwe aanval omdraaide, hakte hij er genadeloos op in. Kahlan was woedend dat ze haar zwaard niet bij zich had. Hoeveel mannen er verder nog waren, was niet te zeggen. Ze wist maar al te goed hoe het voelde om hulpeloos te zijn en door een groep mannen te worden overweldigd. Ze begon naar de wagen te sluipen.
Jennsen en Sabar werden allebei gevloerd door een potige vent die vanuit het duister op hen dook. Toen ze de grond raakten, belandde de man boven op hen waardoor ze naar lucht moesten happen. Zijn lompe knuisten hielden hun polsen tegen de grond gedrukt om hun messen uit de buurt te houden. Richards kling zwaaide bliksemsnel voorbij, reet de rug van de man open en sneed zijn ruggengraat door. Toen Richard zich had omgedraaid, ging hij op één knie zitten, flitste met zijn zwaard om zich heen en doorboorde nog een aanvaller, die op hem was afgestormd om hem te grazen te nemen voordat hij zich kon herstellen. De uitdrukking op het gezicht van de man was een toonbeeld van ontredderde verrassing toen hij in plaats daarvan tegen Richards zwaard opliep, dat zich tot aan het heft in zijn borstkas boorde. De zware man boven op Jennsen en Sabar verkrampte, niet in staat lucht te krijgen, toen ze hem van zich af wierpen. Nog steeds op één knie rukte Richard het zwaard los terwijl de dodelijk gewonde man naast hem neerviel.
Toen een andere man het kamp in stoof, rondkeek en probeerde zijn positie te bepalen, ramde Cara haar Agiel in zijn nek. Terwijl hij in elkaar zakte, bracht ze haar elleboog omhoog om op het gezicht te beuken van een man die de eerste naar binnen was gevolgd, en die haar van achteren probeerde te grijpen terwijl ze bezig was. Hij schreeuwde het uit, met zijn handen verbrijzeld bot en gutsend bloed bedekkend. Razendsnel draaide ze zich om en schopte hem in zijn kruis. Terwijl hij naar voren viel en zijn handen naar zijn lies bracht, brak ze met haar knie zijn kaak, draaide zich om en velde een derde man door haar Agiel in zijn borst te rammen.
Nog een aanvaller wierp zich op Sabar, die achteruit werd geduwd. Met zijn mes haalde Sabar uit waarbij hij iets stevigs raakte. Een andere man zag zijn kans en graaide Nicci's brief van de grond op. Kahlan dook naar de brief in zijn vuist, maar greep mis toen hij zijn hand terugtrok voordat hij wegstormde. Jennsen hield hem tegen. In het voorbijrennen weerde hij haar af. Jennsen wankelde van de stoot, maar herstelde zich genoeg om haar mes tussen zijn schouderbladen te steken.
Jennsen wist haar mes vast te houden en met kracht om te draaien, terwijl de man met een gesmoorde kreet van pijn zijn rug kromde, en daarna een woedende brul uitstootte die tot een geborrel verflauwde voordat de adem zijn longen helemaal had verlaten. Jennsens mes had zijn hart getroffen. Hij wankelde, struikelde en viel op het vuur. Sissend kwamen de vlammen tot leven toen zijn kleren vlam vatten. Kahlan probeerde de brief uit zijn vuist te grissen terwijl de man kronkelde van de afgrijselijke pijn, maar door de intense hitte kon ze niet dichtbij komen. Het was echter al te laat; de brief die zij en Richard slechts gedeeltelijk hadden kunnen lezen, flakkerde even op voordat hij in zwarte as veranderde, die uiteen viel en onder het gebulder van de vlammen de lucht in werd gevoerd.
Kokhalzend van de stank van brandend haar en vlees, dekte Kahlan haar mond en neus af. Ze werd door de hitte achteruit gedreven. Hoewel het leek alsof het gevecht uren had geduurd, was de aanval nog maar net begonnen. Overal lagen er al mannen dood, maar telkens mengden zich nog meer van die potige kerels in de strijd.
Terugdeinzend voor de vlammen, en geschrokken van haar vruchteloze poging om de kwijtgeraakte brief terug te krijgen, keerde Kahlan zich opnieuw naar de wagen, naar haar zwaard. Ze keek op en zag een kleerkast van een man regelrecht op zich afstormen en haar de weg versperren. Hij grinnikte toen hij zag dat hij een vrouw zonder wapen had ontdekt.
Achter de man zag Kahlan Richard staan. Hun blikken ontmoetten elkaar. Hij had zijn zwaard op het leeuwendeel van de aanvallers losgelaten, om te proberen hen in te dammen voordat de anderen erbij betrokken zouden raken, om er een eind aan te maken voordat de anderen gedeerd konden worden. Hij kon niet overal tegelijk zijn.
Hij was te ver weg om op tijd bij haar te kunnen zijn. Dat weerhield hem er echter niet van het toch te proberen. Nog terwijl hij dat deed, had Kahlan het al opgegeven. De afstand was te groot. De poging was zinloos.
In de ogen van de man van wie ze zo zielsveel hield zag ze oprechte razernij; ze wist dat Richard een gezicht zag waarvan niets was af te lezen - het uitdrukkingsloze gezicht van een Belijdster, zoals haar moeder haar dat had geleerd. En op dat moment kwam de vijand tussen hen in gestormd, waardoor hen het zicht op elkaar werd ontnomen.
Kahlans blik richtte zich op de man die op haar af kwam. Zijn armen kwamen omhoog als bij een beer die zich in een wilde aanval stort. Zijn tanden waren vastberaden op elkaar geklemd. Een grimas verwrong zijn gezicht terwijl hij woest poogde haar te grazen te nemen voordat ze opzij kon springen, voordat ze kon ontkomen.
Ze wist dat hij te dichtbij was voor die ontsnappingsmogelijkheid, en daarom verspilde ze geen moeite aan een nutteloze poging. Deze man was de dood ontsprongen. Hij had Jennsen en Sabar ontweken. Hij had zijn aanval uitgekiend, zodat hij Richards kling omzeilde en langs Cara's Agiel glipte toen zij zich op een andere man stortte. Hij was er niet wild op ingesprongen zoals de rest; hij had lang genoeg gewacht om precies het juiste moment voor zijn aanval te kiezen.
Deze man wist dat hij op het punt stond te krijgen wat hij wilde. Hij was nu vlak bij haar, hij kwam in volle vaart op haar af. Kahlan hoorde Richards schreeuw net op het moment dat ze de donkere ogen van de man zag fonkelen.
De man slaakte een woedende kreet en haalde naar haar uit. Hij sprong door de lucht op haar af. Zijn gemene grijns verried zijn zelfvertrouwen.
Kahlan kon zijn voortand over zijn gespleten onderlip zien, de donkere tand van de bovenste rij, tussen zijn andere gele tanden, het witte haakje van een litteken, alsof hij een keer met een mes had gegeten en zich per ongeluk in zijn mondhoek had gesneden. Zijn stoppels leken op ijzerdraad. Zijn linkeroog kon niet zo ver open als zijn rechter. In zijn rechteroor zat bovenaan een grote V-vormige keep. Het deed haar denken aan de manier waarop boeren soms hun varkens oormerkten.
In zijn donkere ogen kon ze haar eigen spiegelbeeld zien toen haar rechterarm omhoogkwam.
Kahlan vroeg zich af of hij een vrouw had, iemand die voor hem zorgde, hem miste, naar hem verlangde. Ze vroeg zich af of hij misschien kinderen had, en zo ja, wat een man als hij zijn kinderen zou bijbrengen. In een flits dacht ze dat het afstotend moest zijn om dit beest boven op zich te voelen, zijn weerbarstige stoppels over haar wang te voelen schrapen, zijn gespleten lippen op de hare, zijn gele tanden over haar hals te voelen schuren terwijl hij zich verloor in datgene waarnaar hij verlangde. De tijd stond stil.
Ze stak haar arm uit. De man knalde tegen haar op. Ze voelde het grove weefsel van zijn donkerbruine hemd toen haar handpalm hem midden in zijn borstkas raakte.
De paar seconden die haar restten voordat hij boven op haar lag, waren nog niet afgelopen. Richard had nog geen enkele onbesuisde stap kunnen nemen.
Het gewicht van die beer van een man tegen haar hand voelde alsof het slechts de ademtocht van een baby was. Het scheen Kahlan toe alsof hij vóór haar in de ruimte bevroren stond. De tijd was van haar. Hij was van haar.
De deining van de strijd, het geschreeuw, het gekrijs, het gebrul; de stank van zweet en bloed; het geflikker van staal, het worstelen van lichamen; het gevloek en gegrom; de angst, de ontzetting, de beklemmende vrees... de razernij... voor haar bestond het allemaal niet meer. Ze bevond zich in een geluidloze wereld, helemaal van haar alleen.
Hoewel ze met de ontzagwekkende kracht was geboren en die altijd in de kern van haar wezen voelde zitten, leek die kracht vanbinnen in veel opzichten ondoorgrondelijk, onvoorstelbaar, ondenkbaar, op een afstand. Ze wist dat het zo zou lijken totdat ze haar zelfbeheersing liet varen. Dan zou ze opnieuw worden verenigd met een kracht van zo'n adembenemende omvang dat die pas volledig kon worden doorgrond tijdens het ervaren ervan. Ook al had ze die vaker ontketend dan ze zich kon herinneren, en ook al was ze er nog zo goed op voorbereid, ze stond altijd weer versteld van de buitengewone gewelddadigheid ervan.
Ze bekeek de man voor haar met een koelbloedige berekening, gereed voor die gewelddadigheid.
Toen hij op haar afkwam, had de tijd aan de zijde van deze man gestaan.
Nu was dat omgekeerd.
Ze kon de garens van de stof van zijn hemd voelen, en zijn kroezige borstharen eronder.
De verlammende schok van de plotselinge aanval, de gewelddadigheid ervan, was nu verdwenen. Nu bestonden alleen nog maar deze man en zij, voorgoed verbonden door wat er stond te gebeuren. Onbewust had deze man zijn eigen lot bepaald door hen aan te vallen. Ze wist wat haar te doen stond, en ze zou zich daar door haar gevoelens niet van laten weerhouden. Ze onderging ook geen gevoelens - geen vreugde, zelfs geen opluchting. Geen haat, zelfs geen afkeer. Geen medelijden, zelfs geen verdriet. Kahlan schudde die gevoelens van zich af om plaats te maken voor de golf van kracht, om die de vrije loop te laten. Nu maakte hij geen kans. Hij was van haar.
Het gezicht van de man was vertrokken van de bedwelmende, verkneukelende vreugde van zijn overtuiging dat hij de glorieuze overwinnaar was die haar zou bezitten, dat hij nu degene was die over haar leven zou beslissen, dat alleen hij haar kon beroven van al wat ze had.
Kahlan ontketende haar kracht.
Door haar bewuste bedoeling veranderde de ondergeschikte staat van haar geboorterecht onmiddellijk in een overweldigende kracht, die zelfs de aard van het bewustzijn kon ombuigen. In de donkere ogen van de man verscheen een sprank van argwaan; er was iets wat hij niet kon doorgronden en dat was onherroepelijk in gang gezet. En toen kwam het verhelderende inzicht dat zijn leven nu voorbij was. Alles wat hij had gewild, alles waarover hij had nagedacht, waarvoor hij had gewerkt, waarop hij had gehoopt, waarom hij had gebeden, wat hij had bezeten, wat hij had liefgehad en had gehaat... was tot niets verworden. In haar ogen zag hij geen genade, en dat boezemde hem bovenal een panische angst in. Gedonder zonder geluid schokte de lucht.
Op dat ogenblik was de gewelddadigheid ervan even ongerept,
even mooi, even uitgelezen als afschuwelijk. Die paar seconden die Kahlan had voordat hij zich op haar stortte, waren nog altijd niet afgelopen.
In de ogen van de man kon ze aflezen dat het nu zelfs te laat was om te denken. Inzicht werd voorbijgestreefd door brute magie die door zijn geest raasde, en die de man die hij ooit was geweest voor eeuwig vernietigde.
De kracht van de botsing schokte de lucht. De sterren trilden.
Vonken van het vuur striemden over de grond terwijl de schokgolven zich in een ring naar buiten toe verspreidden, stof voor zich uit duwend. Bomen schudden toen ze door de klap werden geraakt, naalden en bladeren verliezend terwijl de razende golf voorbij vloog. Hij was van haar.
Zijn volle gewicht dat naar voren vloog, sloeg Kahlan een eindje naar achteren toen ze zich opzij draaide. De man vloog haar voorbij en smakte op de grond, plat op zijn gezicht. Zonder zich ook maar een seconde te bedenken, krabbelde hij overeind in een knielende positie. Zijn handen kwamen in een vrome smeekbede omhoog. Tranen vulden zijn ogen. Zijn mond, die een ogenblik eerder nog zo vertrokken was van ontaarde verwachting, was nu verwrongen door de foltering van pure angst. 'Alstublieft, Meesteres,' jammerde hij, 'beveel mij!' Voor het eerst in zijn nieuwe leven bekeek Kahlan hem met gevoel - verachting.