DEEL 30
Ann tuurde in de felle gloed naar de Mord-Sith die
gebukt
over de drempel naar binnen stapte. Niet gewend aan zo-
veel licht, kon Ann eerst alleen maar de roodlederen kleding
en de blonde vlecht onderscheiden. Ze stond er maar liever niet bij
stil waarom er iemand van Meester Rahls elitekorps van martelaars
afdaalde naar de kerkers om haar te ontmoeten. Ze kende Richard. Ze
kon zich niet voorstellen dat hij dergelijke praktijken zou laten
voortduren. Maar Richard was er niet. Nathan leek de baas te
zijn.
Uiteindelijk zag Ann dat het de vrouw was die ze eerder had
gezien, Nyda.
Nyda nam Ann met koele blik op en stapte zonder iets te zeggen
opzij. Achter haar kwam er nog iemand binnen. Een lang been in een
bruine broekspijp stapte over de drempel, gevolgd door een gebogen
lijf dat zich door de opening bukte. Toen de gedaante de rug
rechtte, zag Ann met een schok wie het was. 'Ann!' Nathan spreidde
zijn armen, alsof hij haar wilde omhelzen. 'Hoe is het? Ik kreeg je
boodschap van Nyda. Je wordt goed behandeld, neem ik aan?'
Ann herstelde zich en beantwoordde zijn grijns met een vuile
blik. 'Ik leef nog, ja, niet bepaald dankzij jou.'
Ze wist natuurlijk nog hoe lang Nathan was, hoe breed zijn
schouders waren. Nu hij hier voor haar stond, met de volle bos
grijs haar op zijn hoofd bijna tegen de beitelsporen in het
gesteente van het plafond, zag hij er nog langer uit dan ze zich
herinnerde. Zijn schouders, die zoveel plaats in de kleine ruimte
innamen, leken
nog breder. Zijn broekspijpen staken in hoge laarzen, en hij
droeg een wit hemd met ruches en daaroverheen een open vest. Aan
zijn rechterschouder hing een elegante groenfluwelen mantel, en aan
zijn linkerzij glom in het lantaarnlicht een sierlijke
zwaardschede. Zijn gezicht, zijn knappe gezicht, zo expressief, zo
apart en uniek, deed Anns hart oplichten.
Nathan grijnsde zoals alleen een Rahl kon grijnzen; een grijns
waarin vreugde, verlangen en macht waren samengebald. Hij keek
alsof hij op het punt stond een deerne in zijn sterke armen te
nemen om haar tegen haar wil te zoenen.
Nonchalant wuifde hij haar cel rond. 'Maar hier ben je veilig,
lieverd. Zolang wij voor je zorgen kan niemand je iets doen. Kan
niemand je lastig vallen. Je krijgt goed te eten - af en toe wat
wijn. "Wat kun je je nog meer wensen?'
Met gebalde vuisten langs haar lichaam deed Ann een bruuske
stap naar voren. Dat bracht de Agiel in de hand van de Mord-Sith,
ook al bleef ze waar ze was. Nathan bleef staan, bleef grijnzen, en
keek haar aan.
'Wat kan ik me nog meer wensen?' schreeuwde Ann. 'Wat denk je
dat ik wil? Ik wil eruit! Dat kan ik me nog meer wensen!' Nathans
fijne, veelbetekenende glimlach sneed haar door haar ziel.
'Inderdaad,' zei hij, een enkel woord van aanklacht. Staande in de
stenen stilte van de kerker staarde ze hem aan, omhoogkijkend, niet
in staat een argument naar voren te brengen dat hij niet tegen haar
kon keren. Ann wendde haar woedende blik op de Mord-Sith. 'Wat voor
een boodschap heb je hem gegeven?' Nathan antwoordde voor haar.
'Nyda zei dat jij me wilde spreken.' Hij spreidde zijn armen. 'Hier
ben ik, zoals gevraagd. Waar wilde je me over spreken,
lieverd?'
'Doe niet zo kleinerend, Nathan. Je weet heel goed waar ik je
over wilde spreken. Je weet waarom ik hier ben, in D'Hara - waarom
ik naar het Volkspaleis ben gekomen.'
Nathan sloeg zijn handen achter zijn rug in elkaar. Zijn
glimlach had eindelijk zijn nut verloren.
'Nyda,' zei hij over zijn schouder tegen de vrouw, 'wees zo
vriendelijk om ons even alleen te laten.'
Nyda wierp een taxerende blik op Ann. Meer was niet nodig. Ann
vormde geen bedreiging voor Nathan. Die was tovenaar - ongetwijfeld
had hij haar gezegd dat hij de grootste tovenaar aller tij-
den was - en hij bevond zich in de voorvaderlijke zetel van
het geslacht Rahl. Hij hoefde deze oude tovenares niet te vrezen -
nu niet meer, tenminste.
Met haar blik gaf ze Nathan te verstaan dat ze buiten de deur
op hem wachtte, en ze plooide haar volmaakte ledematen met
vloeiende gratie door de deuropening, zoals een kat moeiteloos door
een haag kon stappen.
Nathan ging in het midden van de cel staan, met zijn handen
nog steeds op zijn gestrekte rug, wachtend tot Ann iets zei. Ann
ging naar haar ransel, op de ene kant van de stenen bank die haar
bed, haar tafel en haar stoel was. Ze sloeg de klep terug en stak
er een hand in, rondtastend. Haar vingers vonden het koude metaal
van het voorwerp dat ze zocht. Ann haalde het te voorschijn en
bleef ermee in haar handen staan, het verbergend in haar
schaduw.
Ten slotte draaide ze zich om. 'Nathan, ik heb iets voor je.'
Ze hield de Rada'Han omhoog die ze om zijn nek had willen doen. Op
dat moment wist ze eigenlijk niet eens hoe ze dat voor elkaar had
willen krijgen. Maar het zou haar zijn gelukt, als ze het per se
had gewild. Ze was tenslotte Annalina Aldurren, priores van de
Zusters van het Licht. Of tenminste, dat was ze vroeger. Die taak
had ze overgedragen aan Verna voordat ze haar en Nathans dood in
scène had gezet.
'Moet ik die halsband om doen?' vroeg Nathan met kalme stem.
'Verwacht je dat ik dat doe?'
Ann schudde haar hoofd. 'Nee, Nathan. Ik wil hem aan je geven.
Ik heb veel nagedacht in de tijd dat ik hier zit. En ik heb vaak
gedacht dat ik hier misschien wel nooit meer uit kom.' 'Wat een
toeval,' zei Nathan. 'Dat heb ik zelf toen ook heel vaak
gedacht.'
'Ja,' zei Ann knikkend, 'dat geloof ik graag.' Ze gaf hem de
Rada'Han. 'Hier. Neem maar. Ik wil die dingen nooit meer zien. Ik
dacht dan wel dat ik er goed aan deed, maar ik vond het altijd
verschrikkelijk, Nathan. Ik vond het vooral zo erg om het jou aan
te doen. Ik ben gaan denken dat mijn leven één grote dwaling is
geweest. Het spijt me dat ik je ooit achter die schilden heb gezet
en je gevangen heb gehouden. Als ik het allemaal opnieuw kon doen,
zou ik het heel anders aanpakken. Ik verwacht geen clementie, die
heb ik jou ook nooit getoond.'
'Nee,' zei Nathan. 'Dat klopt.' Zijn azuurblauwe ogen leken zo
bij haar naar binnen te kijken. Daar had hij een handje van.
Ri-chard had diezelfde penetrerende Rahl-blik geërfd. 'Zo, dus het
spijt je dat je mij mijn hele leven gevangen hebt gehouden. Maar
weet je ook waarom dat een vergissing was, Ann? Ben je je eigenlijk
wel bewust van de ironie?'
Bijna tegen beter weten in hoorde ze zichzelf vragen: 'Welke
ironie?'
'Nou,' zei hij, schokschouderend, 'waar vechten we voor?'
'Nathan, je weet heel goed waar we voor vechten.' 'Ja, ik wel. Maar
jij ook? Zeg mij dan eens, wat proberen we zo goed en zo kwaad als
het kan te beschermen, te bewaren, in leven te houden?'
'Magie natuurlijk, de gave van de Schepper. We vechten om
ervoor te zorgen dat die blijft bestaan. We proberen degenen die
daarmee worden geboren in leven te houden, te laten leren hun
vermogen ten volle te benutten. We vechten ervoor dat iedereen dit
unieke vermogen kan ontplooien.'
'Dat vind ik best wel ironisch, jij niet? Waar jij zo hard
voor wilt vechten, is precies waar jij bang voor bent. De Imperiale
Orde verkondigt dat het niet in het beste belang van de mensheid is
dat een begaafd persoon magie bezit, en dat hem dit unieke vermogen
dient te worden afgenomen. Omdat niet iedereen dit vermogen in
identieke en gelijke mate bezit, beweren ze, is het gevaarlijk dat
sommigen het wel hebben. Die persoon moet het geloof afzweren dat
iemand zijn eigen leven mag leiden. Dat mensen die met magie zijn
geboren daarom uit de wereld moeten worden geholpen om die wereld
te verbeteren voor degenen die dat vermogen niet hebben. En toch
heb jij altijd onder die premisse gehandeld, volgens diezelfde
kwalijke opvattingen. Jij hebt me opgesloten vanwege mijn vermogen.
Jij zag datgene wat ik kan, wat anderen niet kunnen, als een
kwalijk geboorterecht dat niet onder de mensen mocht worden
gebracht.
En toch doe jij je best om in anderen te behouden wat je in
mij zo vreest - mijn unieke vermogen. Jij wilt ervoor zorgen dat
iedereen die met magie wordt geboren het onvervreemdbare recht
heeft zijn eigen leven te leiden, om te doen wat ze kunnen met hun
eigen vermogen... en toch heb je mij opgesloten om mij datzelfde
recht te ontkennen.'
'Als ik wil dat 's Scheppers wolven vrij moeten zijn om te
kunnen jagen, naar hun eigen aard, wil dat nog niet zeggen dat ik
best hun maaltijd wil worden.'
Nathan boog zich naar haar toe. 'Ik ben geen wolf. Ik ben een
mens. Jij hebt mij berecht en veroordeeld tot levenslang in jouw
gevangenis om wie ik ben, omdat je vreesde wat ik zou doen, gewoon
omdat ik het kon. En vervolgens suste je je geweten door van mijn
gevangenis een chique gevangenis te maken in een poging jezelf
ervan te overtuigen dat je mild was - en al die tijd liet je ons
geloven dat wij moeten vechten om toekomstige mensen te laten zijn
wie ze zijn.
Jij vond het een goede gevangenis vanwege de vele gemakken,
zodat je zelf niet meer hoefde te zien wat je nu eigenlijk wilde
bewerkstelligen. Kijk om je heen, Ann.' Hij zwaaide met een arm
naar het gesteente. 'Dit is wat je wilde bewerkstelligen voor
degenen van wie jij vond dat ze geen recht hadden op een eigen
leven. Je nam hetzelfde besluit als de Orde, gebaseerd op een
vermogen dat je niet aanstond. Jij besloot dat iemand vanwege diens
grotere potentieel moest worden geofferd ten gunste van de
minderen. Hoe je jouw kerker ook aankleedde, zo ziet hij er van
binnen uit.'
Ann zette haar gedachten op een rijtje en wachtte tot ze haar
stem kon vertrouwen voordat ze sprak. 'Ik dacht al dat ik zoiets
was gaan begrijpen in de tijd dat ik hier alleen zat, maar ik
begrijp nu dat ik het eigenlijk nog niet echt door had. Al die
jaren vond ik het erg voor je dat je zat opgesloten, maar ik heb
nooit echt mijn redenen daarvoor onderzocht.
Je hebt gelijk, Nathan. Ik dacht alleen aan de schade die je
aan kon richten. Ik had je moeten helpen begrijpen wat juist was,
opdat je verstandig kon handelen in plaats van uit te gaan van het
ergste en je op te sluiten. Het spijt me, Nathan.' Hij zette zijn
handen in zijn zij. 'Meen je dat echt, Ann?' Ze knikte, kon hem
niet aankijken omdat haar ogen vol tranen liepen. Ze had altijd van
iedereen eerlijkheid verwacht, maar zelf was ze niet eerlijk tegen
zichzelf geweest. 'Ja, Nathan, dat meen ik echt.'
Klaar met biechten ging ze naar haar bank en zakte erop neer.
'Bedankt voor je komst, Nathan. Ik zal je niet meer lastig vallen
met een verzoek om te komen. Ik zal mijn terechte straf
zonder
klagen ondergaan. Als je het niet erg vindt, dan wil ik nu
graag liever alleen zijn om te bidden en na te denken over het
gewicht op mijn hart.'
'Dat doe je later maar. Blijf daar niet op je kont zitten,
maar sta op en pak je spullen. We hebben dingen te doen, en we
moeten aan de slag.'
Met gefronst voorhoofd keek Ann op. 'Hè?' 'We hebben
belangrijke dingen te doen. Kom op, mens, dit is tijdverspilling.
We moeten aan de slag. Wij staan aan dezelfde kant in deze strijd,
Ann. Zo dienen we ons ook te gedragen. We moeten samenwerken om ons
doel te bereiken.' Hij boog zich over haar heen. 'Tenzij je hebt
besloten de rest van je leven hier te blijven zitten. Zo niet,
laten we dan gaan. We zitten met problemen.' Ann sprong van de
stenen bank. 'Problemen? Waarmee dan?' 'Met profetie.'
'Profetie? Zijn er problemen met een profetie? Wat voor
problemen? Wat voor profetie?'
Met de vuisten in de zij keek Nathan haar boos aan. 'Daar mag
ik je niets over vertellen. Profetie is niet bedoeld voor
onverlich-ten.'
Ann tuitte haar lippen, op het punt hem linksom en rechtsom de
oren te wassen, maar toen zag ze de glimlach zachtjes aan zijn
mondhoeken trekken. Ze moest er zelf van lachen. 'Wat is er
gebeurd?' vroeg ze op de toon die vrienden bezigen als ze besluiten
dat de oude misverstanden uit de weg zijn geruimd en de neuzen nu
dezelfde kant op wijzen.
'Ann, je zult het niet geloven als ik het vertel,' klaagde
Nathan.
'Het is die jongen weer.'
'Richard?'
'Welke andere jongen ken jij dan die kan zorgen voor de
problemen die Richard zich altijd op de hals haalt?' 'Nou, ik zie
Richard niet meer als een jongen.' Nathan zuchtte. 'Dat zal wel
niet, maar op mijn leeftijd valt het niet mee om iemand die nog zo
jong is als man te zien.' 'Maar dat is hij wel,' verzekerde Ann
hem. 'Ja, ik geloof van wel.' Nathan grijnsde. 'En een Rahl ook
nog.' 'Welke problemen heeft Richard zich ditmaal op de hals
gehaald?' Nathans goede humeur verdween. 'Hij is van de rand van
profetie gelopen.'
Ann trok rimpels in haar gezicht. 'Wat zeg je nou? Wat heeft
hij gedaan?'
'Ik zeg je, Ann, die jongen is zomaar van de rand van profetie
gelopen, zomaar ergens heen gegaan waar profetie niet eens
bestaat.' Ann zag wel dat Nathan zich ernstig zorgen maakte, maar
wat hij zei sloeg nergens op. Voor een deel was dat de reden dat
mensen vaak bang voor hem waren. Vaak wekte hij de indruk dat hij
onzin uitkraamde als hij sprak over dingen die alleen hij kon
begrijpen. Soms kon alleen een profeet ten volle begrijpen wat hij
zag. Met zijn ogen, de ogen van een profeet, zag hij dingen die
niemand anders kon zien.
Maar zij had haar hele leven al met profetie gewerkt, en
daarom kon zij, misschien wel beter dan enig ander, enigszins
begrijpen wat hij zag, hoe hij dacht. 'Hoe kun je iets weten van
zo'n profetie, Nathan, als die niet bestaat? Dat snap ik niet. Leg
eens uit.' 'Er zijn hier, in het Volkspaleis, bibliotheken met
enkele waardevolle boeken over profetie die ik nog nooit heb kunnen
inzien. Ik had wel redenen om te vermoeden dat dergelijke
profetieën konden bestaan, maar ik heb het nooit zeker geweten, en
ik heb ook nooit geweten wat die zouden verkondigen. Ik zit ze al
te bestuderen sinds ik hier ben, en ik heb verwijzingen gezien naar
andere bekende profetieën die we hadden in de gewelven van het
Paleis van de Profeten. Deze profetieën hier vullen belangrijke
leemten op in de profetieën die we al kenden. Maar wat belangrijker
is, ik heb een geheel nieuwe tak van profetie gevonden die uitlegt
waarom ik blind ben geweest voor sommige gebeurtenissen. Door die
splitsingen en omkeringen van deze tak te bestuderen, ben ik
erachter gekomen dat Richard een reeks schakels heeft genomen langs
een bepaald pad van profetie dat leidt naar vergetelheid, naar iets
wat, voor zover ik kan zien, niet eens bestaat.'
Met één hand in zijn zij en met de andere onzichtbare lijnen
in de lucht tekenend, ijsbeerde Nathan tijdens het spreken door de
kleine ruimte. 'Deze nieuwe schakel zinspeelt op dingen die ik nog
nooit heb gezien, takken waarvan ik altijd heb geweten dat ze er
moesten zijn, maar die ontbraken. Die takken zijn buitengewoon
gevaarlijke profetieën die hier altijd geheim zijn gehouden. En ik
begrijp ook waarom. Want zelfs ik zou ze misschien verkeerd hebben
geïnterpreteerd, als ik ze jaren geleden had gezien. Deze
nieu-
we takken verwijzen naar een soort leegten. Aangezien het
leeg-ten zijn, kan er verder niets over bekend zijn. Zo'n
tegenstelling kan niet bestaan.
Richard heeft zo'n leeg gebied betreden, zo'n leegte waar
profetie hem niet kan zien, hem niet kan helpen, en erger nog, ons
niet kan helpen. Maar het is niet alleen dat we hem niet zien
middels profetie, het lijkt wel alsof de plek waar hij is en de
dingen die hij doet, niet bestaan. Richard heeft zich ingelaten met
iets wat in staat is een einde te maken aan alles wat we kennen.'
Over zoiets zou Nathan nooit overdrijven, wist Ann. Ze mocht dan
niet precies weten waar hij het over had, maar de strekking van
zijn woorden bezorgde haar koude rillingen. 'Wat kunnen we eraan
doen?'
Nathan wierp zijn handen omhoog 'We moeten hem daar gaan
halen. We moeten hem terughalen naar de wereld die bestaat.' 'Je
bedoelt, de wereld waarvan de profetie zegt dat die bestaat.'
Nathans boze blik was terug. 'Dat zeg ik toch? We moeten hem zien
terug te krijgen op de draad van profetie waar hij verschijnt.' Ann
schraapte haar keel. 'Want anders?'
Nathan pakte de lamp op en griste haar ransel. 'Want anders
maakt hij niet langer deel uit van te verwezenlijken lijnen van
profetie en staat hij voorgoed los van de dingen van deze wereld.'
'Je bedoelt, als we hem niet terughalen van de plek waar hij nu is,
gaat hij dood?'
Nathan keek haar verbaasd aan. 'Sta ik soms tegen de muur te
praten? Natuurlijk gaat hij dan dood! Als die jongen niet in
profetie is, als hij alle schakels verbreekt met profetie waarin
hij een rol speelt, dan vernietigt hij al die lijnen van profetie
waarin hij bestaat. Als hij dat doet, dan worden die lijnen valse
profetie en zullen de takken waarin hij wordt genoemd, nooit worden
verwezenlijkt. In geen van de andere schakels wordt er naar hem
verwezen - want in de oorsprong van die schakels gaat hij eerst
dood.'
'En wat gebeurt er met de schakels waar hij niet in zit?'
Nathan pakte haar bij een hand en trok haar naar de deur. 'In die
schakels valt er een schaduw over iedereen. Over iedereen die
leeft, tenminste. Dan wordt het een erg lang en erg donker
tijdperk.' 'Wacht.' Ann hield hem tegen, liep terug naar de stenen
bank en zette de Rada'Han in het midden. 'Ik heb de macht niet om
hem
te vernietigen. Misschien moest dat ding maar achter slot en
grendel verdwijnen.'
Nathan knikte goedkeurend. 'We zullen de deuren sluiten en de
bewakers opdragen dat hij hier dient te blijven, achter de
schilden, voorgoed.'
Ann duwde hem een waarschuwende vinger onder de neus. 'Maar
denk maar niet dat ik enig wangedrag tolereer, ook al draag je geen
halsband.'
Nathans grijns keerde terug. Maar hij zei er niet meteen iets
op terug. Voordat hij door de deur ging, draaide hij zich naar hem
om. 'Trouwens, heb je via je reisverslag nog met Verna gepraat?'
'Ja, een beetje. Ze zit in het leger en heeft het nu druk. Ze zijn
bezig met de verdediging van de passen naar D'Hara. Jagang is zijn
beleg begonnen.'
'Nou, voor zover ik heb gehoord van militaire aanvoerders hier
in het paleis, zijn de passen ontzagwekkend. Die houden het wel,
een tijdje, tenminste.' Hij boog zich naar haar toe. 'Maar je moet
haar wel bericht sturen. Zeg haar dat als er een lege wagen aan
komt rijden, ze die door moeten laten.' Ann trok een gezicht. 'Wat
houdt dat in?'
'Profetie is niet bedoeld voor de onverlichten. Zeg het haar
nou maar gewoon.'
'Nou, goed dan,' zei Ann, naar adem happend toen Nathan haar
door de smalle deuropening trok. 'Al zal ik er maar niet bij
vertellen dat jij dat hebt gezegd, want dan zal ze het
hoogstwaarschijnlijk naast zich neerleggen. Ze denkt namelijk dat
jij knetter bent.'
'Ze heeft gewoon nooit de kans gehad mij goed te leren kennen,
dat is alles.' Hij keek achterom. 'Doordat ik ten onrechte zat
opgesloten, en zo.'
Ann wilde zeggen dat Verna hem misschien maar al te goed
kende, maar ze bedacht zich op dat moment. Toen Nathan zich weer
omdraaide naar de buitendeur greep Ann hem bij een mouw. 'Nathan,
wat heb je me nog meer over die profetie te vertellen? Die profetie
die jij hebt gevonden, waarin Richard in de vergetelheid
verdwijnt.' Ze kende Nathan goed genoeg om aan zijn onrust te
merken dat hij haar niet alles had verteld, dat hij dacht galant te
zijn door haar de zorgen te besparen. 'In die vork van profetie zit
een Glij.'
Met gefronst voorhoofd keek Ann peinzend omhoog. 'Een Glij.
een Glij,' mompelde ze, als om zich die term te herinneren. 'Een
Glij... Ze knipte met haar vingers. 'Een Glij.' Haar ogen werden
groot. 'Goede Schepper.'
'Ik denk niet dat de Schepper daar iets mee te maken heeft
gehad.' Ann zwaaide ongeduldig met een arm. 'Dat kan niet. Er moet
iets mis zijn met die profetie die je hebt gevonden. Die kan nooit
kloppen. Glijen werden gemaakt tijdens de grote oorlog. Er kan
nooit een Glij in deze schakel van profetie zitten. Snap je wel?
Die profetie moet uit fase zijn, al lang geleden achterhaald.' 'Hij
is niet uit fase. Denk je niet dat ik dat eerst ook dacht? Zie je
me soms aan voor een beginneling? Ik ben de chronologie wel honderd
keer door geweest. Ik heb alle kaarten en berekeningen doorgenomen
die ik ooit heb geleerd, ook een paar die ik daarvoor heb
uitgevonden. Ze kwamen allemaal uit op dezelfde wortel. Alle
schakels kwamen in volgorde te voorschijn. De profetie is in fase,
in chronologie, en alle aspecten komen overeen.' 'Dan is het een
valse schakel,' hield Ann vol. 'Een Glij was een getoverd wezen. Ze
waren steriel. Ze konden zich niet voortplanten.'
'Ik zeg je nogmaals,' snauwde Nathan, 'er zit een Glij op deze
vork bij Richard, en het is een levensvatbare profetische schakel.'
'Die kan nooit zo lang zijn blijven leven.' Daar was Ann zeker van.
Nathan had meer verstand van profetie dan zij, dat stond buiten
kijf, maar op dit gebied wist ze precies waar ze het over had. Op
dit gebied was zij de deskundige. 'Glijen konden geen kinderen
krijgen.'
Hij keek haar aan met zo'n blik die haar niet aanstond. 'En ik
zeg je dat er weer een Glij rondloopt.'
Ann klakte met haar tong. 'Nathan, zielstelers kunnen zich
niet voortplanten.'
'De profetie zegt ook niet dat hij is geboren, maar dat hij is
wedergeboren als Glij.'
Ann kreeg kippenvel. Geruime tijd staarde ze hem aan voordat
ze haar stem hervond. 'Er is in drieduizend jaar maar één tovenaar
geboren met beide kanten van de gave, en dat is Richard. Het
bestaat gewoon niet dat iemand...'
Ze zweeg. Hij keek haar aan terwijl het eindelijk tot haar
doordrong wat het moest zijn. 'Grote Schepper,' fluisterde
ze.
'Ik heb je al gezegd dat de Schepper hier niets mee te maken
heeft gehad. De Zusters van de Duisternis hebben hem
voortgebracht.' Geschokt tot in het diepst van haar wezen wist Ann
niets uit te brengen.
Erger nieuws had ze niet kunnen krijgen. Er bestond geen
verweer tegen een Glij. Iedere ziel was weerloos tegen de aanval
van een Glij. Buiten de tweede deur stond Nyda in de gang te
wachten. Haar gezicht stond grimmiger dan ooit, maar niet zo
grimmig als dat van Ann. Het was donker in de gang, en het enige
licht kwam van de stille vlammen van een paar kaarsen. Geen zuchtje
wind haalde het ooit tot zo diep in het paleis. De enige kleur
tussen het donkere gesteente dat dat kleine beetje licht
absorbeerde, was het bloedrood van Nyda's rode leer.
Meegetrokken aan de hand en deinend op de golven van haar
emoties, boog Ann zich naar de vrouw en wierp haar een blik vol
opgekropte woede toe. 'Jij hebt hem gezegd wat je hem van mij moest
zeggen hè?'
'Uiteraard,' antwoordde Nyda en sloot achter hen tweeën aan.
Zich half omdraaiend schudde Ann met een vinger naar de Mord-Sith.
'Ik zal zorgen dat je daar spijt van krijgt.' Nyda glimlachte. 'Dat
lijkt me sterk.'
Ann wierp een geërgerde blik omhoog en wendde zich weer tot
Nathan. 'Trouwens, waarom loop jij met een zwaard? Jij, nota bene -
een tovenaar. Wat moet je met een zwaard?' Gekwetst keek Nathan om.
'Nou, Nyda vindt anders dat ik er fantastisch uitzie met
zwaard.'
Ann vestigde haar blik op de donkere gang verderop. 'Dat zal
best.'