Twaalf

In het vale licht van de vallende avond liep Nikki het hek door en sloeg het pad naar het bos in. Ze wilde een poosje alleen zijn. Ze wilde alles nog eens goed op een rijtje zetten.

Een zwerm spreeuwen was kwetterend en schetterend in de bomen neergestreken. Ze hielden zich stil toen Nikki erlangs kwam. Ze schopte de bladeren weg die op de grond lagen. Door de takken kon ze nog net de maan zien, een grauwe schaduw in een donker wordende lucht. De wind liet de takken niet met rust en ruisend zwaaiden ze boven haar hoofd heen en weer. Ergens in de verte jankte een vos, hij jankte nog eens, maar het geluid werd zwakker en zwakker tot Nikki het niet meer hoorde.

Met gebogen hoofd liep ze verder. Ze was zich nauwelijks bewust van het glibberige pad of van de koude wind die haar haar in haar gezicht blies en die haar ijskoude oren en handen bezorgde.

Plotseling had Nikki het enge gevoel dat iemand haar op de voet volgde. Was het de achtervolger uit haar dromen? Was hij er dan voortdurend, ook als ze klaarwakker was?

Ze draaide zich snel om. Niets, niemand, ze zag zelfs geen vage gedaante wegflitsen in haar fantasie.

Nikki haalde haar schouders op en draaide zich weer om. Er was helemaal niemand. De hele familie, Bill,

Hazel, Megan, Simon... ze zaten met zijn allen in de bungalow van Rebecca en neusden in haar spullen, allemaal herinneringen uit het lange leven van de oude vrouw. Nikki had er niets mee te maken. Ze was een buitenstaander, een indringer als het ware. Ze kwam uit een totaal andere wereld. Ze zou altijd een vreemde blijven hier op het platteland waar je door de geluiden om de tuin werd geleid en waar de schaduwen aan de rand van je gezichtsveld niets anders dan bomen bleken te zijn die in de wind stonden te zwaaien.

Ze kwam uit een stad waar lichten en mensen en straten met stoepen waren in plaats van modderige paden. Megan was geweldig en het klikte fantastisch tussen hen, maar ze zou zich hier nooit thuis voelen. Nooit.

Nikki stopte haar handen in haar mouwen tegen de kou en liep langzaam verder. Ze wist dat het donker werd maar om de een of andere reden vond ze dat niet erg. Ze moest verder lopen, ze moest de plek vinden waar Victoria was verdronken. Ze wilde die plek met eigen ogen zien. Dat gaf haar opeens het gevoel een doel te hebben en ze begon vlugger te lopen. Als Mary de baby naar het meer had gedragen kon het niet heel ver zijn. Natuurlijk was het pad beter geweest in die dagen. Niet overwoekerd, geen kluwen van onkruid en bramen die valstrikken spanden. Het zou wel een breed pad zijn geweest, waarover je met gemak een kinderwagen kon voortduwen. Kwam Mary misschien vaak hier met Victoria? Vroeger gingen de mensen altijd wandelen met hun kind in een kinderwagen. Na het middageten, brood en boter en misschien een zacht gekookt eitje.

Trek Victoria haar mooiste kleren aan.

Leg Victoria in haar kinderwagen.

Stop haar lekker in.

Een leuke wandeling op een zonnige middag. Ga met haar naar de dieren kijken op de boerderij, neem haar mee naar het bos, laat haar de bomen zien, de vogels, de bloemen.

Neem haar mee naar het meer...

Verdrink haar.

'Nee!' Nikki's schrille gil weerklonk door het bos. Ze werd vervuld van een gevoel van vreselijk onrecht. Alles wat over Mary werd verteld, dat ze onevenwichtig was en jaloers en dat ze het niet aankon. Niets ervan was waar. Er was iets vreselijk misgelopen. Mary had geschreeuwd, gesmeekt, maar niemand had willen luisteren naar die vreemde, naar dat meisje uit de stad van wie iedereen dacht dat ze gek was.

Onbewust had Nikki het op een rennen gezet. Ze ploeterde door plassen, ze baande zich een weg door het struikgewas, net of ze haar vreselijke nachtmerrie nog eens over wilde doen. Het was donkerder nu, de stammen waren maar vaag te zien en de afstand tussen de bomen werd steeds kleiner. Nikki rende maar verder, tot ze plotseling bleef staan. Alleen als ze bleef stilstaan kon ze ze horen.

De voetstappen achter haar.

De onzichtbare achtervolger die haar op de hielen zat.

Haar hart bonkte. Hortend haalde ze adem. Ze waagde het niet zich om te draaien. Ze moest van het pad af om die onzichtbare achtervolger te laten passeren. Misschien kreeg ze hem dan eindelijk te zien.

Nikki dook naar de kant. Ze baande zich een weg door de varens. Het was vochtig, een vunzige, zure geur steeg uit de grond op terwijl ze struikelend verder liep. Haar broek was al doorweekt en haar gympen maakten bij iedere stap die ze zette een soppend geluid.

Ze dook in elkaar en maakte zich zo klein als ze kon. Ze voelde een eerste steek van paniek. Het gedreun in haar borst werd zo luid dat het in het hele bos weerklonk. Het wilde ritme echode tussen de bomen als een waarschuwing.

Nikki wachtte. Geen voetstappen. Ze hoorde alleen maar het gejammer van de wind en het ruisen van de bladeren. Ze hield haar adem in. De achtervolger was heel dichtbij geweest, hij zou er nu toch al moeten zijn.

Nikki voelde de knagende angst wegebben. Maar ze werd wel heel ongeduldig nu. Ze sprong op. Ze kon niet eeuwig blijven wachten.

Nikki rende verder. Plotseling had ze een idee. Als de droomgedaante haar nog steeds op de hielen zat, zou ze hem misschien klem kunnen zetten als ze ineens stilhield. Abrupt bleef ze staan. Met ingehouden adem draaide ze zich vlug om. Er was geen spoor van een vluchtende schaduw, geen voetstappen, niets.

Nikki probeerde zich te oriënteren. Ze moest weer aan het draaihek denken. In haar droom was ze erover geklauterd en van daar was ze naar het meer gerend. Er moest een weg zijn door die ondoordringbare muur van struikgewas waar Megan en zij voor hadden gestaan. Maar eerst moest ze dat draaihek vinden. Nikki dacht dat ze haar doel zou bereiken als ze recht naar de maan toeliep. Ze herinnerde zich dat die in haar droom ook recht voor haar aan de hemel stond. Voor de grote, donkere wolk ervoor was geschoven en alles in een volkomen duisternis werd gehuld. Nikki brak een tak van een struik en begon er zich een weg mee te banen. Ze was helemaal doorweekt nu, haar trui en haar spijkerbroek waren gescheurd door de takken en de doorns. Ze veegde met haar hand over haar gezicht en haastte zich voort. Voortdurend was er iets of iemand die haar scheen te roepen. Hoe moeilijk het ook was, ze moest verder. Ze bleef hijgend even staan, boog voorover en steunde met haar handen op haar knieën om op adem te komen.

Op dat moment hoorde ze ze weer. De voetstappen achter haar.

Ontzetting greep haar aan. Ze was als het ware in een deken van panische angst gehuld. Het was hopeloos, ze zou er nooit aan kunnen ontkomen.

Ze slaakte een kreet en zette het op een lopen. De gedaante voorzag iedere beweging die ze maakte. Waar ze ook liep, hij was vlak achter haar en joeg haar voortdurend op.

Nikki stormde verder, terwijl ze schichtig achterom keek. Plotseling botste ze hard tegen iets aan. Ze werd achteruit gegooid en belandde met een pijnlijke plof op de grond. De wereld begon voor haar ogen rond te tollen, ze zag een caleidoscoop van donkere kleuren voor haar ogen. Haar broek scheurde ter hoogte van haar knie. Ze voelde bloed langs haar been druipen. Ze lag hijgend op haar rug, met haar ogen dicht. Overal om haar heen hing een geur van ontbinding, van aarde en van rottende bladeren. Ze hoorde iets ritselen in het struikgewas. Nikki's ogen vlogen open. Een levend wezen staarde haar aan. Ogen die haar vanuit het struikgewas schenen toe te gloeien. Ze hoorde gesnuffel en gesnuif en toen verdwenen de ogen. Nikki hoorde takjes knakken terwijl het dier ervandoor ging.

Ze slaakte een zucht van verlichting. Een das. Ze had nog net zijn zwart-witte pels kunnen zien terwijl hij wegliep. Ze lachte even, opgelucht. Ze had zichzelf in een hysterische toestand gebracht. Er was helemaal niets om bang voor te zijn. Ze moest zich leren beheersen.

Nikki kroop overeind. Haar adem floot tussen haar tanden. Ze had haar enkel verzwikt. Wat nu? Ze kon hier toch niet blijven zitten tot het licht werd.

Ze veegde de blaadjes en takjes van haar kleren. Ze huiverde. De maan was verdwenen en het was moeilijker dan ooit om te zien waar ze liep. Ze strompelde in de richting waarvan ze dacht dat het de juiste was. Haar ogen speurden wanhopig de duistere omgeving af. Als ze eerlijk wilde zijn tegenover zichzelf moest ze bekennen dat ze er geen idee van had waar ze was. Ze kwam bij een kleine open plek en bleef staan. Ze keerde zich vlug om. Er was niets of niemand achter haar te zien. Ze zuchtte opgelucht. Eindelijk leek het erop dat ze haar achtervolger kwijt was. Ze draaide zich naar alle kanten terwijl ze probeerde haar pijnlijke enkel te sparen. Welke kant moest ze uit? Ze kon haast geen hand voor ogen zien. En wat ze wel kon zien herkende ze niet. Alles leek op elkaar. Ze zat gevangen in een donkere, eindeloze wirwar van struiken. Ze zou haar doel nooit bereiken. Ze was verdwaald, hopeloos verdwaald.

Nikki haalde diep adem. Het beste wat ze kon doen was blijven lopen. Het bos kon niet zo heel groot zijn. Uiteindelijk zou ze toch de rand bereiken. Was dat wel waar? Ineens wist ze het niet meer zo zeker. Ze zou in een kringetje rond kunnen dwalen. Rond en rond tot ze totaal uitgeput was en als ze dan niet meer wist waar ze was zou ze nooit meer uit het bos kunnen komen. Ze dwong zich om aan de familie te denken. Megan... haar ouders. Ze zouden naar haar op zoek gaan, net zoals ze naar Rebecca op zoek waren gegaan.

Ze slaakte een gedempte kreet van angst en draaide zich weer om. Alles scheen tegen haar samen te spannen. De bomen, de bramen... verhinderden haar te komen waar ze wilde zijn. Die gedachte vervulde haar ineens met een vlaag van wanhoop. Ze probeerde uit alle macht de opkomende tranen terug te dringen.

'Kom op, Nikki,' sprak ze zichzelf moed in. 'Toe nou...'

Ze wilde zich niet gewonnen geven. Ze moest het meer vinden. Ze wist dat ze daar het antwoord kon vinden, dat ze daar zou ze te weten komen wat Mary van haar verlangde.

Gesterkt door dat nieuwe voornemen ging Nikki verder. Ze vergat de pijn aan haar enkel. Ze hoorde geritsel, gekraak. De achtervolger zat haar weer op de hielen. Het hielp allemaal niet, ze zou hem nooit kunnen ontlopen. Ze was bijna aan het eind van haar krachten. Ze zag geen middel om eraan te ontsnappen.

Nikki begon aan een laatste, wanhopige ren. Ze sprong van de ene kant naar de andere om niet weer tegen een boomstam aan te botsen. Haar enkel leek weer in vuur en vlam te staan. Het was harder gaan waaien en het was begonnen te regenen. De grond werd gladder en gladder. Af en toe voelde ze haar voeten onder zich wegglijden. Een keer viel ze op haar knieën en in een poging om overeind te blijven stak ze haar handen uit en greep zich aan een braamstruik vast. Ze voelde de doorns in haar handpalmen dringen. Maar ze stond alweer op en rende verder voor haar achtervolger haar te pakken kon krijgen.

Nikki probeerde wanhopig om zich te oriënteren. Het regende nu pijpenstelen. In de verte kraakte een donderslag boven de wind uit die door de bomen huilde. Nikki trok haar schouders op en rende nog steeds zo hard ze kon. Er liep water in haar ogen en in haar mond. Geërgerd veegde ze het weg.

Plotseling zette een bliksemflits de hemel in vuur en vlam. De hele omgeving stond in een fantastisch licht, elk stom twijgje, elke tak scheen tot leven te komen. Nikki's haar werd gevangen door een rank van een braamstruik die aan een tak hing. Ze snikte wanhopig en ze kromp in elkaar van pijn toen ze probeerde de rank los te maken. Maar hij scheen zich dichter en dichter om haar heen te wikkelen. Ze kromp weer in elkaar en met een laatste ruk was ze eindelijk vrij.

Er volgde een enorme donderslag. Een verblindende bliksemflits spleet de donkere nacht. Plotseling ontplofte als het ware een dikke tak van een boom vlak bij haar en vloog in brand. Met een oorverdovende klap stortte hij op de grond. Een regen van vonken dwarrelde door de lucht. Nikki schreeuwde het uit toen de hitte haar gezicht schroeide. Ze sprong achteruit, met haar arm voor haar ogen. Toen ze weer durfde te kijken zag ze dat de hele tak nog steeds hevig brandde. En in het felle oranje licht zag ze het. Daar vlak naast het pad. Het draaihek. Met voorover gebogen hoofd stormde ze erheen, met een triomfantelijke kreet schoot ze uit het struikgewas. Ze klauterde erover.

Ze was er...

Ze was er bijna.