Vijf

Simon zat beneden aan de keukentafel te ontbijten. Nikki had zich snel gewassen en aangekleed. Ze had de besmeurde nachtpon in haar rugzak gestopt. Ze wilde hem wassen als ze eens een keertje alleen was. Hoe kon ze aan Megan of aan wie dan ook verklaren hoe dat was gekomen? Begreep ze het zelf wel?

Simon keek op van zijn toast toen ze binnenkwam. Hij knikte even, keek toen weer in het tijdschrift dat hij las.

'Is het goed dat ik een kop koffie maak?'

Simon wuifde met zijn toast in de lucht. 'Ga je gang. Waar is Meg? Eigenlijk zou ze moeder moeten helpen.'

'Ze slaapt nog,' zei Nikki.

Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Net iets voor haar.'

'Misschien is het mijn schuld. Ik heb haar de halve nacht wakker gehouden. Ik had ...' Ze aarzelde. Simon gaf niet de indruk dat hij zat te springen om iets te horen over haar moeilijkheden. Hoe dan ook, hij zou misschien denken dat ze stapelgek was als ze weer begon over huilende kinderen en dolle achtervolgingen in het bos midden in de nacht.

'Wat had je?' vroeg hij.

Ze haalde haar schouders op. 'Niets.'

Hij trok zijn wenkbrauwen op en las verder.

Nikki zette de waterketel op de kookplaat. Toen ze zich omdraaide zat Simon naar haar te kijken.

Nikki zocht wanhopig naar een geschikt onderwerp. Simon was helemaal niet geweldig in het voeren van een gesprek en om de een of andere gekke reden kon ze zelf geen zinnig woord uitbrengen.

'Hoe gaat het met je tante?' flapte ze er toen maar uit voor de stilte te pijnlijk zou worden. Simon sloeg zijn ogen neer. Hij deed zijn tijdschrift dicht en veegde met de rug van zijn hand langs zijn mond. Hij stond op en liep naar de deur waar hij zijn kousenvoeten in zijn rubberlaarzen stopte. 'Hetzelfde als altijd,' antwoordde hij kortaf.

'Ik bedoel, ze is toch niet meer van streek ... door mij?'

Simon hees zich in zijn zware regenjas. 'Het gaat goed met haar... nou, zo goed als het kan gaan als je bijna negentig bent.'

'Ik had echt heel graag met haar gepraat,' zei Nikki.

'Je kunt maar beter uit haar buurt blijven,' zei Simon, net of ze de oude vrouw opzettelijk van streek had gebracht. Hij speelde wat met een knoop van zijn manchet. 'Ik weet niet waarom ze op die manier reageerde,' zei hij net alsof Nikki om een verklaring had gevraagd.

Nikki leunde met haar rug tegen het aanrecht.

'Heeft ze altijd hier gewoond?'

'Ja. Haar familie heeft dit land jaren en jaren bewerkt.'

'Is jouw vader de enige die nog overblijft behalve zij?'

'Hij zou de boerderij niet hebben overgenomen als dat niet zo was, hè.'

'Ik denk het niet.'

Het spijt me dat ik tegen je heb gepraat, was wat Nikki echt wilde zeggen. Het was zonneklaar dat Simon geprikkeld deed omdat ze hier was, hoewel ze zich niet kon indenken waarom.

Zijn hand lag op de deurkruk. Hij had kennelijk haast om weg te gaan.

'Als ik iets kan doen...' bood Nikki aan. 'Weet je, om je te helpen met je tante.' Ze stond op het punt om hem te vertellen hoe goed ze met oude mensen kon omgaan, maar ze bedacht zich. Dat was wel het laatste waarin hij geïnteresseerd scheen.

'Je kunt niets doen,' zei Simon nogal scherp.

Nikki werd een beetje boos. Waarom was Simon toch zo agressief? Ze had tenslotte toch niets gedaan. Goed, de oude vrouw mocht haar niet. Maar dat was niet echt haar schuld.

'Ik moet weg.' Simon graaide zijn muts van de kapstok. Hij trok hem achteloos over zijn blonde haar. 'Zeg tegen Megan dat Nipper er weer vandoor is.'

Het lag op het puntje van Nikki's tong om te zeggen, 'vertel het haar zelf, maar ze hield zich in.

Simon ging naar buiten zonder nog een woord te zeggen. Hij sloeg de deur achter zich dicht.

Nikki zuchtte en goot het kokende water in twee mokken.

Toen Nikki boven kwam sliep Megan nog steeds. Ze zette de koffie op het nachtkastje en schudde haar zachtjes wakker.

'Oogjes open! Het zonnetje is al op!'

Megan gaapte en rekte zich uit. 'Hoe laat is het?'

Nikki keek op haar horloge. 'Acht uur.'

Megan zat meteen rechtop. 'Lieve hemel, ik moest mamma helpen bij het melken. We moeten haar helpen als Bill niet thuis is.'

'Ja, dat heeft Simon me verteld.'

'Nou, goed, ik zal haar morgen dan wel helpen.'

Megan streek haar haar uit haar ogen. Ze trok een gezicht. 'Simon zal haar vandaag dan wel helpen. Dat zal hij me nog wel inpeperen, maar dat kan me niet schelen.' Ze grinnikte. 'Doe nooit iets vandaag wat je tot morgen kunt uitstellen.'

Nikki lachte. 'O, en ik moest je vertellen dat Nipper er weer vandoor is.'

'Verdorie. Toch niet weer. Bill zal razend zijn als hij terugkomt.' Door dit nieuwtje scheen Megan meteen in actie te komen.

'We kunnen maar beter naar haar op zoek gaan... na het eten, natuurlijk.'

'Weet je waar ze ergens kan zitten?' vroeg Nikki toen ze een paar sneden toast naar binnen hadden gewerkt en zich naar het erf haastten.

'Zowat overal. Vorige keer hebben we haar in het bos gevonden.'

'Wat deed ze daar?' Nikki wist zo goed als niets over honden.

'Achter de konijnen aanzitten, denk ik. Dat doet ze nu waarschijnlijk ook. Ze is net zo'n lastpak als Simon.'

Megan nam forse stappen en Nikki moest zich inspannen om naast haar te blijven. Simon spreidde stro uit in de schuur.

'We gaan naar het bos om Nipper te zoeken,' riep Megan hem toe.

Net toen ze bij het hek waren kwam Hazel met haar armen vol was door de voordeur van Rebecca naar buiten.

Simon draaide zich om en werkte verder. Hazel haastte zich naar hen toe. Ze zag er geërgerd uit. 'Ze is weer eens in een echt aangenaam humeur vanochtend,' zei ze. 'Ik zal blij zijn als Bill weer thuis is.'

'Wat mankeert ze dan?' vroeg Megan.

Hazel haalde haar schouders op. 'Weet ik veel. Iets heeft haar van streek gemaakt.'

'Ik, denk ik,' zei Nikki.

Hazel fronste haar wenkbrauwen. 'Ja, Simon heeft er iets over verteld. En ze heeft me inderdaad gevraagd of je er nog was. Toen ik ja zei, deed ze...' Hazel zweeg plotseling.

'Dat is echt alleraardigst,' onderbrak Megan haar. 'Mijn eerste vriendin die komt logeren en kijk wat er gebeurt.'

Hazel sloeg haar arm om Nikki heen en knuffelde haar even. 'Vat het niet persoonlijk op, Nikki. Wij zijn blij dat je hier bent. Niemand van ons weet wat er in het hoofd van Rebecca omgaat.'

'Zijzelf ook niet,' zei Megan.

'Ze kan het niet helpen,' zei Nikki.

'Nee, je hebt gelijk, het spijt me.' Megan stak haar arm door die van Nikki. 'Kom, Nik, laten we die stomme hond gaan zoeken.'

Nikki had een sterk déjavu- gevoel terwijl ze naar het bos liepen. Ze keek naar de overhangende takken en haar hart bonsde van angst. Ze herinnerde zich heel levendig dat ze hier al eens was geweest. De enige verklaring die ze ervoor kon geven was dat ze had geslaapwandeld. Maar waarom? Wat had haar ertoe aangezet om zo wanhopig naar buiten te rennen om dat huilende kind te vinden? En wie had haar achtervolgd? Zelfs nu, terwijl ze met Megan door het bos liep in het veilige daglicht, kon ze de herinnering aan dat gevoel van angst niet van zich afzetten.

Ze leek het met zich mee te dragen als een voorteken dat het noodlot zou toeslaan. Voortdurend keek ze om, ze wist zeker dat ze die voetstappen hoorde die takjes deden knappen en het hijgen van iemand die buiten adem is. Een keer dacht ze zelfs dat ze een bewegende schaduw snel achter een boom zag verdwijnen, maar toen ze nog eens goed keek bleek het alleen maar een struik te zijn die in de wind stond te wuiven.

Voor haar uit drong de zon door het dichte gebladerte en wierp schitterende stralen op het pad voor hen. Megan liep voorop. Ze schopte de afgevallen bladeren omhoog. Ze draaide zich om. 'Schiet op, slome.' Opeens stak ze haar hand op. 'Luister!' Had ze Nikki's achtervolger ook gehoord?

Toen hoorde Nikki heel in de verte een hond blaffen.

Megan dook opzij tussen de bomen. 'Deze kant op, Nik. Ik wed dat ze een konijn probeert uit te graven. Verdomde hond! Vorige keer was ze erin blijven steken en hebben we haar moeten uitgraven.'

Nikki volgde haar. Het was een heel ander pad nu. Niet zo verwilderd. Het was breder en er waren diepe sporen van tractorbanden.

Maar nog steeds geen spoor van de hond.

Megan was hijgend op een omgevallen boom gaan zitten. 'Hoor je haar?'

Nikki luisterde ingespannen. 'Nee.' Het enige wat wel tot haar doordrong was het geronk van een vliegtuig in de verte. Er hing een mysterieuze stilte in het bos, zo'n stilte die er heerst voor er een storm losbarst.

Megan keek om zich heen. 'Zo diep ben ik nooit eerder in het bos geweest.' Ze streek haar haar met haar vingers naar achteren.

'Dat beest is echt hopeloos.'

Nikki zag de resten van een ruïne tussen de bomen. 'Wat is dat daar?' wees ze, 'op die open plek?'

'Dat is vast de oude kerk,' zei Megan. 'Bill heeft ons eens verteld dat er hier ergens een moest zijn. Nou, dan zijn we wel een heel eind van de weg afgedwaald.'

Ze liepen naar de open plek.

'Wow!' Nikki staarde gefascineerd naar de ruïne. 'Ik ga binnen eens een kijkje nemen.'

Ze liep door wat eens de gewelfde ingang was geweest. Ze keek om zich heen, haar adem stokte van verbazing. Waarom had hier midden in het bos een kerk gestaan?

Megan kwam haar achterna. 'Het is wel een vreemde plek om een kerk te bouwen.'

Er was nauwelijks iets van het gebouw overeind gebleven. Overal lagen hopen puin en ruwe steenbrokken. De trappen die eens naar het altaar hadden geleid waren bedolven onder een dik tapijt van mos en onkruid. Het enige overgebleven, vernielde raam leek naar de bomen te staren als een glazen oog. Het dak was ingestort. Stukken van zwart geschroeide houten balken lagen te midden van een hoop verbrijzeld pleisterwerk.

Plotseling schoof er een donkere wolk voor de zon. De lucht werd grijs en het dreigde weer te gaan regenen. Nikki voelde een rilling van onbehagen door zich heen gaan. Ze kon de geesten van de mensen die hier vroeger bij elkaar kwamen bijna voelen. Stemmen uit het verleden leken tussen de ingestorte muren te weerklinken. Plotseling ving ze een vreemde, zure geur op. Van aarde en vocht en van rottende dingen.

Megan liep rond en floot af en toe vol verbazing.

'Het is een fantastische plek voor vampiers,' riep ze. Haar stem weerkaatste tegen de stenen muren. 'Ik vraag me af of er ook graven zijn.'

Nikki was een van de muren van dichterbij gaan bekijken. Op borsthoogte was er een kleine, smalle opening in gemaakt. Ze boog voorover en keek erdoor. Buiten zag ze de resten van een begraafplaats. De oude grafstenen, bijna helemaal overwoekerd met gras en braamstruiken, stonden schots en scheef, net of iemand er met een zware hamer op los had geslagen.

'Hier konden de bedelaars door kijken om de dienst te volgen,' riep ze naar Megan. 'En mensen die de een of andere ziekte hadden. Die mochten niet naar binnen.'

Megan kwam naar haar toe. 'Hoe weet je dat?'

Nikki haalde haar schouders op. 'Ik zou het echt niet weten. Ergens gelezen, denk ik. En kijk...' ze wees naar een binnenmuur die in puin was gevallen. Stukken pleisterwerk met ingewikkelde figuren lagen kriskras door elkaar op een hoop. 'Daar was een zijkapel ter ere van de maagd Maria.'

Megan keek haar verbaasd aan. 'Hoe weet je dat?'

Nikki schudde verbluft haar hoofd. 'Geen idee. Ik weet het gewoon.'

Megan keek haar vreemd aan en liep weg. Nikki ging naar de zijbeuk. Ze had het vreemde, onverklaarbare gevoel dat ze hier al eerder was geweest. Of in ieder geval op een plek die er erg op leek. Ze pijnigde haar hersens en probeerde zich alle oude kastelen die ze had bezocht weer voor te stellen. Ruïnes van kloosters, oude huizen. Maar niets van wat ze zich kon herinneren leek op deze puinhoop.

Ze liep langs een vernielde grafsteen. Ze betastte zacht de harde, grijze steen. Hij was helemaal door mos bedekt, met een patroon van kleine gele en groene sterretjes. Er was een inscriptie aan de zijkant geweest die door jaren en jaren van wind en regen was uitgewist. Ze vroeg zich af van wie die grafsteen kon zijn. Van een oude ridder misschien? Van een rijke landeigenaar?

Toen drong het tot Nikki door dat ze heel goed wist van wie die steen was. Het was de grafsteen van een dichter die hier in de omgeving had gewoond, hoewel ze er geen flauw idee van had hoe hij heette.

Ze fronste haar wenkbrauwen. Hoe kon ze dat in vredesnaam weten? En al die andere bijzonderheden over deze plek?

Megan was over de puinhopen naar de overkant geklauterd. Nikki volgde haar. Daar was de een of andere gedenkplaat in de muur gemetseld. Ze gingen ernaar kijken.

'Wat staat erop?' vroeg Megan.

Nikki bekeek hem van dichterbij. 'Ik kan er niet veel van maken.'

Megan haalde haar zakdoek uit haar zak en wreef ermee over de inscriptie. Zo kon Nikki geleidelijk lezen wat er stond.

Ter herinnering aan Victoria Ann Seyton - een jaar oud

Ze was het. licht in onze duisternis

Megan spuwde op haar zakdoek en begon weer te wrijven. 'Ik vraag me af in welk jaar het was.'

Maar er stond geen datum bij. Het was alleen maar een gedenkplaat voor een klein meisje dat dood was gegaan. Het leek wel alsof de familie er niet aan herinnerd wilde worden wanneer dat was gebeurd.

En ging plotseling er een schok door Nikki heen. Weer hoorde ze de woorden van het zigeunermeisje:

Er komt licht in je duisternis...

Ze moest heel bleek zijn geworden want Megan staarde haar verbaasd aan.

'Wat is er Nikki? Heb je soms een geest gezien?'

Zo voelde ze zich inderdaad. Ze keek op. 'Dat is bijna woordelijk wat het zigeunermeisje heeft gezegd,' zei ze. 'Weet je nog wel...'

Megan lachte een beetje onzeker. 'Dat zal dan wel stom toeval zijn.'

Maar Nikki wist zeker dat het meer betekende. Ze begon er meer en meer van overtuigd te raken dat iemand, ergens, haar iets probeerde te vertellen. Al die vreemde gebeurtenissen hadden op de een of andere manier iets met elkaar te maken. De vage gedaante op de weg, de spookachtige geluiden op de zolder, de droom van de dolle ren door het bos. Het leken stukjes van een puzzel. Als ze maar wist hoe ze in elkaar pasten, dan zou ze het raadsel misschien kunnen oplossen.

Ze hoorde iets en keek vlug op. Haar adem stokte. Haar hart sloeg over. Ze had een glimp van iets opgevangen... een schim... ze wist het niet zeker. Een grijze nevelsliert leek om haar heen te draaien en te kronkelen en begon een bepaalde vorm aan te nemen... Alles om Nikki heen leek te schitteren en te sidderen net of het op het punt stond om een totale gedaanteverwisseling te ondergaan. Ze draaide zich snel om. Ze had iets gehoord. Een stem... een stem die haar riep...

Nikki...

Nikki...

Het was dezelfde stem die ze had gehoord toen ze onderaan de trap stond. Dezelfde fluisterstem die ze in haar droom had gehoord. Of was het alleen maar een luchtstroom die langs de hoeken en gaten van die ingestorte muren ruiste?

Nikki wist het echt niet zeker. Ze haalde diep adem en probeerde zich te beheersen. Deze plek, de geur die er hing en de mysterieuze sfeer begonnen haar parten te spelen.

Megan was naar buiten gelopen om naar de grafstenen te gaan kijken. Nikki zag hoe ze naar de inscripties staarde, die de tijd bijna had uitgewist. Toen keek ze ineens op.

'Nik,' riep ze. 'Ik hoor Nipper. Ze is niet ver weg. Schiet op, voor we haar weer kwijt zijn.'

Nikki knipperde met haar ogen en de schaduw met zijn fluisterende stem was verdwenen.