63

Logan drukte zijn linkerarm tegen zijn borst en dook de gang in. Hij pro beerde de Vleesmeester en haar handlangster zo goed en zo kwaad als het ging in te halen. De brandende sensatie in zijn schouder en arm begon langzaamaan plaats te maken voor een verontrustende gevoelloos heid. Maar een gebroken of uit de kom geraakte arm was beter dan een gat in je handen of een slagersmes in je buik.

De klapdeuren aan het eind leidden naar de fabriekshal waar het grootvee werd verwerkt: een immense ruimte met opnieuw een lopende band die aan het plafond hing. Alleen waren er nu geen schapen die dertig centimeter boven de grond bungelden. Hier trokken, op een hoogte van drie meter, koeien aan Logan voorbij. Ze hingen met de kop naar beneden en waren vastgebonden aan hun hoeven. Hij had in de buurt van Aberdeen vaak genoeg koeien in het land zien grazen, maar nooit had hij zich gerealiseerd dat ze zó ontzettend groot waren.

Langs de bochtige route die de karkassen aflegden liep een hooggelegen, metalen gangpad. Mannen en vrouwen gekleed in blauwe en wit te overalls, rubberen laarzen aan en met metalen helmen op, waren overal druk in de weer met vreemde instrumenten. Het rook naar smeltend vet, verhit koper en rauw vlees. Uit ronde gaten in de vloer werd een kleverige stoom omhooggeblazen.

Hoewel er ook arbeidsvitaminenmuziek klonk, was niemand aan het werk; iedereen staarde naar Logan en zijn met bloed doordrenkte kostuum.

Er klonk een hydraulisch geluid en wat zacht geratel, waarna een enor me stier uit een gat in de muur op een kniehoog plateau tuimelde. Het dier schokte niet eens toen iemand met een lang groen schort aan hem aan zijn achterpoten vastbond en omhoogtakelde aan de lopende band.

‘Welke kant zijn ze op gegaan?’

Door het lawaai van de machines en het gezang van Tom Jones kon niemand hem verstaan.

Drie snelle bewegingen van het mes, en het bloed van de stier gutste over de vloer. Helder rood.

Logan probeerde het opnieuw: ‘WELKE KANT ZIJN ZE OP GEGAAN?’

De man met het groene schort wees langs de lopende band, voorbij het gedeelte waar de gevilde en uitgebeende koeien met behulp van een industriële kettingzaag werden gehalveerd, naar een kleine inham in de enorme grot des doods.

Logan zette het op een drafje.

De inham stond vol met plastic containers en metalen rekken en er hingen longen, levers en tongen aan roestvrijstalen haken. Hij gleed bijna uit op de metalen vloer, stuiterde tegen de muur en liep een stinken de nis binnen waar twee industriële centrifuges onverstoorbaar stonden te schudden. De verbaasde vrouw die bezig was een koeienmaag in een derde centrifuge te laden onderbrak haar droogklus en keek hem verbijsterd aan.

Verderop sloeg een deur dicht. Logan rende erheen en trok hem open, net op tijd om boven aan de trap een paarse pyjama te zien verdwijnen.

Hij haastte zich de trap op en toen hij de deur naar de overloop opende hoorde hij het donkere, metalen geluid van de beendermolens.

De Vleesmeester en de Pyjamavrouw hadden de volgende trap genomen, naar de bovenste molen, waarin ze het hoofd van Thomas Stephen hadden gevonden. Logan greep zich vast aan de reling en riep: ‘HALT! POLITIE!’

Meestal werkte het niet, maar nu wél: toen hij eenmaal boven aankwam stonden ze hem op te wachten.

O, shit!

Hij wilde zijn pepperspray pakken, maar zijn linkerarm functioneerde niet. Toen hij die probeerde te bewegen leek het alsof iemand kokend hete breipennen in zijn schouder stak. Hij probeerde de bus met zijn rechterhand te pakken en richtte hem, nadat het was gelukt, op het gezicht van de Vleesmeester. ‘U moet op de grond gaan liggen met uw gezicht naar beneden. Nú.’

De vrouw met de pyjama schudde haar hoofd. ‘Dat gaat niet.’

‘U ook. Ga op de grond liggen.’

‘Jimmy doet het alleen maar om ons rein te maken.’

‘Jimmy bestaat niet, dat is een…’ Toen besefte Logan plotseling waarom de vrouw hem zo bekend voorkwam. ‘Heather Inglis…? Kom maar naar mij toe, Heather. Het is voorbij. Hij… zij kan je nu geen kwaad meer doen.’ En opnieuw tegen de Vleesmeester: ‘Op de grond. NU!’

Op dat moment dook de Vleesmeester achter Heather en tilde haar over de vettige reling die langs de rand van de molen liep. Heather kromp ineen en klampte zich eraan vast.

Logan keek omlaag in de enorme, V-vormige trechter. Hij was bijna leeg; hij zag hoe onderin de laatste beenderen werden vermalen tot hapklare brokken, waarna ze in de volgende bak vielen.

Hij stak verzoenend zijn handen omhoog. ‘Het is voorbij, Elizabeth. Morgenochtend wordt je foto vertoond op alle televisiezenders en afgedrukt in alle kranten. Je kunt je nergens meer verschuilen.’ Hij liep naar voren. Voorzichtig, stapje voor stapje, terwijl zijn ogen koortsachtig zochten naar de noodschakelaar.

‘Toe nou, Elizabeth. Je wilt Heather toch geen pijn doen? Ze heeft het vlees toch gegeten? Dus nu is ze rein.’

De Vleesmeester bracht een trillende hand omhoog naar het masker en trok het omlaag. Het was Elizabeth, maar tegelijkertijd ook weer niet. Haar gezicht zag er anders uit dan de vorige keer. Dat kwam niet alleen omdat haar neus was gebroken en bloedde, of omdat haar linkerwang was opgezwollen. Het leek alsof het rubberen masker niet het enige masker was dat ze droeg.

Ze gooide het gezicht van Margaret Thatcher in de vleesmolen. Logan keek hoe het tegen de metalen wand stuiterde en vervolgens tussen de ronddraaiende tanden terechtkwam, die erdoorheen kliefden alsof het een sneetje nat brood was.

‘Kom nou, Elizabeth, dit wil je toch niet écht doen?’

Er viel een lange stilte. ‘Nee.’

Heather draaide zich om en keek haar aan. Ze liet de rand van de reling met één hand los om Elizabeth over de wang te aaien. ‘Maar ik wél, Kelley. Ik doe het voor jou.’

Logan deed opnieuw een klein pasje naar voren. ‘Heather, doe nou alsjeblieft geen domme dingen. Je hebt te veel doorgemaakt om nu alles weg te gooien.’

Elizabeth leunde voorover en kuste haar op de wang. En toen sprong Heather.

SHIT!’ Logan vergat de kleine pasjes, stoof naar voren en slaagde erin een stuk van haar pyjama vast te pakken. Door het gewicht van haar vallende lichaam raakte hij uit balans en werd hij naar voren getrokken. Hij kwam keihard met zijn met littekens bezaaide maag tegen de reling terecht. De pijn was hevig en onverbiddelijk. Hij opende zijn mond om te schreeuwen, maar kwam niet verder dan een amechtige piep.

Geen kracht in zijn vingers.

Logan probeerde haar met zijn linkerhand vast te houden; ergens in zijn lichaam werd een schakelaar omgezet en zijn schouder stond in brand.

Ze gleed weg.

Hun blikken ontmoetten elkaar. Heather zag er merkwaardig vredig uit toen ze omlaagviel in de ongeveer vier meter diepe molen. Haar voeten raakten de schuine wand en klapten opzij. Ze sloeg met haar rug tegen de andere kant. Haar linkervoet schoot de lucht in. En viel daar na tussen de ronddraaiende tanden.

Het leek alsof het geluid van de aandrijving plotseling werd versterkt.

Voet. Enkel. Scheenbeen. Toen begon Heather te schreeuwen. Ze zette haar overgebleven voet tegen de schuine wand en haar handen zochten steun bij het gladde metaal. Haar pyjama raakte doordrenkt met vers bloed.

De deur beneden vloog open: Jackie, met haar handen gekromd tegen de borst. Ze bleef als aan de grond genageld staan en keek met open mond naar de stukken onderbeen die in de lagergelegen bak vielen.

Logan dwong zichzelf overeind te komen, liep wankelend naar de noodschakelaar en sloeg zijn handpalm tegen de rode knop. Het gierende, malende geluid stopte.

Hij klom over de reling en liet zich omlaagglijden, naar Heather. Hij mobiliseerde zijn laatste restje energie en riep: ‘HAAL EEN AMBULANCE!’

De Vleesmeester was verdwenen.